Kerk- en Schoolnieuws. Officiëele .Berichten, Verantwoording van Liefdegaven. INGEZONDEN STUKKEN. van een Geref. Kerk naar zijn uiterlijken wan del te rekenen bijzonder vroom en godzalig leefde, zoodat hij schier alle andere leden van zijn kerk in getrouwheid van plichtsbetrachting overtrofja, dat hij een voorbeeld was in zijn opgaan naar Gods bedehuis, in het gebruik maken van het H. Avondmaal, en vooral in milddadigheid en ijver, in een woord in geheel zijn optreden, handel en wandelen dat dan van achteren bleek, dat heel die getrouwe en voorbeeldige plichtsbetrachting, slechts ten doel had gehad om een schandelijke, heimelijke zonde (veelal tegen het 7e gebod) te verbergen voor het oog der menschen. 't Is gebeurd, dat zelfs mannen van betee- kenis op kerkelijk terrein, zich aan zulk een allerschandelijkste praktijk van grof zondigen en schijnheiligheid, hebben schuldig gemaakt. We zouden er voorbeelden van kunnen aan halen. Voorbeelden van mannen en vrouwen, van wie we evenwel mogen gelooven, dat ze genade bezaten, wijl ze later tot oprechte schuldbelijdenis kwamen. Maar omdat het aan halen van zulke voorbeelden meer ontstichten dan stichten zou, zullen we het niet doen. Het is ons alleen maar te doen om aan te toonen, hoe schrikkelijk ook kinderen des Hee- ren zich kunnen bezondigen. Ook bij hen is er soms een godzaligheid uit berekening, een vroom doen uit winstbejag, n.l. om een goeden naam te behouden, terwijl men weet, dat men een slechten verdiend heeft. En van hen is dat zooveel te meer te verfoeien, omdat ze niet blindelings, gelijk onbekeerde menschen, maar ziende zoo schrikkelijk zondigen. En behalve dat men nu bepaald grove zon den met den mantel der schijnheiligheid tracht te bedekken, komt het ook voor, dat men de eene of andere boezemzonde of het een of ander karaktergebrek wil laten schuil gaan achter wat bijzondere vroomheid. Ach, het komt immers meermalen voor, dat leden der kerk, van wie men toch wel gelooft, dat ze genade bezitten, hunne gemelijke, korze lige en netelige natuur geen baas kunnen, zoo dat ze voor de huisgenooten onaangename personen zijn. Nu is dit reeds droevig. Maar wat nog meer ergert en stoot, is, dat diezelfde personen dan toch zoo lief en vroom kunnen wezen tegenover anderen. Komt een ander hen bezoeken of komen zij bij anderen, dan kunnen ze zoo mooi en vroom praten, gelijk er maar weinigen zijn. Onwillekeurig denkt men, als men zulke personen ontmoet, dat zij buitenshuis of bij anderen zoo lief en vroom zjjn om daarin een vergoeding te hebben voor hunne vervelendheid in huis. Ze hebben zoo iets van menschen, waarvan men in overdreven taal zegt, dat ze in huis duivels en buitens huis engelen zijn. Uit dit alles blijkt wel, hoe schrikbarend de zelfzucht zich ook by God3 volk kan openbaren. En dit mag ons wel een oorzaak van veroot moediging zijn. Ach, wat zijn we toch name loos slecht, en hoe boos en bedorven is ons hart, dat ons telkens bedriegt. Ja, bedriegt, want men schen, die handelen, gelijk we boven omschreven, hebben er soms zelf geen erg inof beseffe n althans niet genoegzaam hoe verkeerd zy han delen. Door de arglistigheid van hun hart, kunnen ze soms meenen, dat hunne bijzondere uit wendige vroomheid inderdaad eenige vergoe ding biedt voor hun z ondig bedrijf, dat ze zooveel mogelijk vergoelijken. Maar is ons hart zoo boos en arglistig, zoo dat we eer we het weten soms in de strikken der op, en spotten met den godsdienst, en een ge niepig plagen, waar hij maar kan, dat begint my, meer dan ik wel zeggen kan, tegen te staan. Indien hy een van de jongens uit de fabriek was, dan gaf ik hem een tik om de ooren, doch nu gaat dat toch niet, tenzy ik er een formeele vechtpartij van zou willen maken, en dat acht ik in elk geval verre beneden my. Indien hy open en rond voor den dag kwam en maar duidelijk zeide: Hoor eens, Lammerts ik wilde wel dat ge maar ontslag nam, want onze gevoelens komen in botsing met elkander, en dit moet op den duur toch tot een uitbars ting komen en kan onmogelijk goed gaan", dan zou ik hem te woord staan maar nu hy op allerlei geniepige en kwajongens-achtige wijze het my lastig maakt, wil ik geen woord spreken dat aanleiding tot een twist zou kun nen geven. Allicht zou ik dan in drift een of ander zeggen, dat beter gezwegen was of waarin hy aanleiding zou kunnen vinden om my, door zyn invloed bij het bestuur, te ontslaan. Ik heb tot nu toe nog altyd gezwegen, hoewel het my somtijds verbazend veel moeite kostte, doch of ik op den duur zal kunnen blijven zwijgen, begin ik al meer te betwijfelen. Toen ik de vorige week myn gewoon wekelijksch overzicht gereed gemaakt had van de geleverde melk, met de nauwkeurige opgave van het vetgehalte der melk door de verschillende leveranciers ge zonden verward kunnen zitten, dan mogen we met David wel bidden Doorgrond my, o God en ken myn hart; beproef mij, en ken mijne gedachtenen zie, of by my een schadelijke weg zy en leid my op den eeuwigen weg". K. oüssoren. Het eerste en groote gebod. Wat is het eerste en het groote gebod dat boven alles gaan moet? „Gy zult liefhebben den Heere uwen God" antwoordt de Bybel. De eere van Zyn naam zy uw hoogste doel wit, de komst van Zyn koninkrijk uw hoogste ideaal, de eerbieding van Zyn wil en wet het richtsnoer van uw leven. Maar de geest dezer eeuw geeft een heel ander antwoord. Het modernisme weet het beter dan de Heere Jezus en schuift de tweede tafel der wet op den voorgrond. Met geestdrift heeft het de banieren van naastenliefde ontplooid, wanend aldus heel het menschdom in broeder schap samen te binden en dus de wereld te vewinnen en te herscheppen. Yan naastenliefde vloeien de kinderen dezer eeuw over. De mensch gaat voor en boven alles. Wat godsdienst niet vermocht, zal naastenliefde tot stand brengen. Wie nog niet geheel den eerbied voor den godsdienst heeft uitgeschud, erkent ook nog de waarde van de eerste tafel, maar dan alleen als een privaatzaak, waarover een ieder denken nrsg zooals hy wil. Het is goed dat men den godsdienst betracht, maar een gebod is het toch niet. Tenminste niet het eerste en groote gebod. De eereplaats heeft de menschenliefde. En voorzooverre het gebod der tweede tafel nog betracht wordt, hebben we daarin de ge nadewerking Gods te erkennen en te roemen die het verbasterd Christendom nog niet ge heel aan zichzelven overliet. Het is een uit stralen van de spranken der oorspronkelijke heerlijkheid der menschen, die de Heere het gevallen schepsel nog liet behouden. De teugel des Geestes houdt den algeheelen afval tegen. Wel is de naastenliefde, los van het eerste en groote gebod, niet veel meer dan een afge plukte bloem, die het oordeel en beginsel der versterving en verwelking in zich draagt, doch die bloem toont toch haar herkomst uit het paradijs, en kleur en geur spreken van de overblijfselen van het beeld Gods. Maar dit alles doet niet af aan het droeve feit, dat de Heere moet wijken voor den mensch. De orde wordt omgekeerd. Wat de Heere Jezus het eerste en groote gebod noemt, wordt op den achtergrond gedrongen. Voor's menschen eere wordt geijverd, terwijl Gods eere en recht tevergeefs erkenning vraagt. Velen, die niet kunnen dulden dat een mensch in zyne vrij heid belemmerd of in zyn loon bekort wordt, zien lydelyk aan, dat Gode onthouden wordt wat Hem toekomt. En daarbij komt een tweede droeve waar heid. De hooggeroemde naastenliefde heeft geen levenswortel en is dus ten doode opgeschreven. Een afgeplukte bloem mag nog een paar dagen geuren, maar ze ontkomt eene geleidelijke ver welking niet. Hoe weinig vastigheid die wortellooze men schenliefde heeft, is reeds duidelijk merkbaar in de behandeling die de belijder van Christus van hare predikers en beoefenaars ondervindt. Naastenliefde o ja, dat is de godsdienst, dat is het ideaal, dat is de verheven roeping van bracht, kwam hy op 't kantoor en smeet er de inktpot over. Het heette natuurlijk „per ongeluk", maar het was klaarblijkelijk moed wil. Even te voren had hy myne berekeningen die ik voor dat overzicht in orde gemaakt had en waaraan ik het meeste werk heb, genomen en in snippers verscheurd, natuurlijk ook weer „per ongeluk" want hy zeide, dat hy dacht, dat het een waardeloos stuk papier was. Ik had echter het voorrecht, dat ik kalm bleef, althans voor het uitwendige, maar inwendig kookte ik van woede. Een van de knechts, die er by tegenwoordig was, zeide later: „Als hy het my gedaan had, had ik hem uit het kan toor geschopt." Zonder iets te zeggen maakte ik echter opnieuw myne berekeningen in orde en sloot die in myn lessenaaren den volgen den morgen schreef ik myn wekelyksch over zicht weer over, en bracht het toen zelf dadelyk bij den Secretaris van het bestuur. Deze vroeg my toen, waarom dit een dag te laat kwam en waarom ik dit zelf bracht. Ik antwoordde, dat de Directeur er een on geluk mee gehad had. „Een ongeluk, Berend zoo vroeg hy veel beteekenend. (Wordt vervolgd.) ons allen. Alleen de „fyne" mag in onze liefde niet deelen, Hem lief te hebben is te veel gevergd. Is daarom niet duidelijk merkbaar, dat in den grond der zaak de naastenliefde van onzen tyd tegen alle hoogere liefde overstaat. De tweede tafel der wet wordt uitgespeeld tegen de eerste. Naastenliefde moet er zyn. Maar om Godswil alleen. Als uitvloeisel van de liefde tot Hem, uit Wien en door Wien en tot Wien alle dingen zyn God liefhebben boven alles dat zy en blyve het eerste en het groote gebod. En op dien wortel zal ook de echte naastenliefde bloeien. G. Doekes. De Kerk als organisme. De conversatietaal in onze Kerkelijke wereld vertoont hedendaags verschijnselen, die onwille keurig doen denken aan de spraakverwarring by Babels torenbouw, die tot staking van den gemeenschappelyken arbeid noopte. Er worden woorden gesproken en uitdrukkingen gebezigd, die als geijkte termen opgeld doen, maar niettemin nog altoos nadere verklaring eisehen. Dit geldt niet het minst de bovengenoemde uitdrukking de Kerk als organisme. Wie naar een verklaring van dezen term vraagt, kry'gt vaak zeer onderscheiden ant woorden te hooren. De een vereenzelvigt het begrip „Kerk als organisme* met wat onze vaderen gewoon waren de onzichtbare Kerk te noemen. Een ander meent weer, dat het een onder scheiding is in de zichtbare Kerk, en zegt dus, dat „organisme" en „instituut" twee onderscheiden openbaringsvormen zyn van het Lichaam van Christus. En nog een derde is van oordeel, dat de Kerk als organisme bestaat uit de verkorenen Gods, gelijk ze eens zullen openbaar worden in den dag van Christus. Een staaltje van die spraakverwarring werd dezer dagen weer gegeven door de Geldersche Kerkbode, in de verklaring van het Huwe lijksformulier. In eene overigens schoone beschrijving van de taak en de beteekenis der vrouw in den heiligen huwelijken staat als hulpe tegenover den man, kwam onder meer deze verklaring voor „Zy moet hem helpen God te dienen. In Mal. 2 vers 14 wordt de vrouw zoo treffend genoemd „uwe levensgezellin, en de huisvrouw uws verbonds". Zy moet hem bystaan de ordinantiën van het Verbond te volvoeren in een leven der godzaligheid. Eerst door de schepping der vrouw ontstaat de Kerk des Heeren, de gemeenschap der heiligen. Door het Woordlk zal hem een hulpe maken, stempelt God de Heere het huwelijk ook tot een geestelijk Verbond. „Het huwelijk is de kleinst, maar tevens fijnst denkbare vorm van de Kerk als organisme*. De schrijver zal zeker niet verwachten, dat een dergelijke zinsnede voor de lezers duide lijk is zonder nadere omschrijving van wat hy onder de Kerk als organisme verstaat. Zooals het daar staat, geeft het zeker alweer nieuw voedsel aan de spraakverwarring. En de behoefte wordt er te sterker door, dat over een dergelijke gewichtige zaak meer klaar heid kome. Dr. Wagenaar heeft er in de Zuider Kerk bode een enkel woord aan gewijd, dat we hier overnemen, om de volgende week, zoo de Heere wil, een opmerking onzerzijds er aan vast te knoopen. Van de uitdrukking in de Geldersche Kerk bode zegt Dr. Wagenaar, dat het schoon ge zegd, maar onjuist gedacht is. „Van de Kerk als organisme is toch Chris tus het hoofd en zyn leden Gods uitverkorenen. Kan dit nu van het huwelyk worden gezegd Verwart Ds. W. hier niet de gemeene en de bizondere genade?" Dat dit bezwaar van de Zuider Kerkbode niet zonder klem is, voelt zeker een ieder. Intusschen denke de lezer over de beide uit spraken maar eens na. G. Doekes. TWEETAL te Heemse (A)ds. N. P. Littooy te Nieuwe Pekela ds. J. Tonckens te Langeslag. BEROEPEN te Zonnemaireds. Nieborg van Bleiswyk. te Werkendam (A)ds. F. Rispens te Oenkerk te Westzaan ds. F. Kramer te Beverwijk; te Genderends. J. D. Wielenga te De Leek te Rhynsburgds. J. H. Landwehr te Rotter dam te Stellendamds. G. de Jager te Bruinisse te ZuidwoldeCand. J. E. Westerhuis te Gro ningen te Voorst: dr. F. W. Grosheide, cand. te Am sterdam. BEDANKT voor Dirkshornds. J. D. Wielenga te De Leek. Na bevestiging door ds. D. Hogenbirk, van Nederhorst den Berg, met eene leerrede over 2 Cor. 1 14 deed Zondag ds. R. de Jager, van Schipluiden overgekomen, zyne intrede te Baambrugge, met eene predikatie over Hand. 4 29b. Ds. R. Middelveld, die het beroep aannam naar Nieuw-Buinen, nam Zondag na een ruim 5-jarigen arbeid afscheid van zyne gemeente te Hyum met eene predikatie over Rom. 1513. KORT VERSLAG der class, vergadering, ge houden te Zierikzee, 14 Aug. 1907. Als praeses der roepende kerk van Oosterland opent ds. C. Staal de vergadering, na 't zingen van Ps. 84 3 en lezing van denzelfden psalm. Moderamen ds. Koolstra praeses, Laman scri ba en G. de Jager assessor. Br. Bastmeyer en Lette zien de afvaardiging na, waaruit blykt, dat alle kerken wettig ver tegenwoordigd zyn; Kamperland's dienaar is vertegenwoordigd door een opzienerOosterland zond een diaken, wien keurstem werd gegeven Nieuwerkerk zond slechts één afgevaardigde. De Notulen worden gelezen en goedgekeurd. Verslag wordt uitgebracht van de laatstge houden Prov. Synode by monde van ds. F. Staal. Instructie Oosterland verzoek om herziening en vermindering van het class, quotum in alle collectenaangenomen wordt een voorstel om niet aan het verzoek van O. te voldoen. By rondvraag naar art. 41 K. O. deelt Zonne maire mede een roeping te hebben uitgebracht op ds. Nieborg van Bleiswyk. Regeling vacaturebeurten GEERSDIJK. WISSEKERKE. ds. Koolstra, 1 Sept. ds. Baay, 1 Sept. ds. C. Staal, 6 Oct. ds. de Jager, 13 Oct. ds. Laman, 10 Nov. ds. F. Staal, 17 Nov. BROU WERSH AVEN. NIEUWERKERK. ds. F. Staal, 22 Sept. ds. C. Staal, 15 Sept. ds. G. de jager, 3 Nov. ds. Koolstra, 3 Nov. SCHARENDIJKE. ds. Laman, 22 Sept. ds. Baay, 10 Novemb. Volgende vergauonug medio JNoveinber roe pende kerk Scharendyke. Br. Mulder spreekt over het vergaderlokaal der classisdoor den kerkeraad van Zierikzee is een lokaal aangekocht, dat gebruikt kan worden door de classis tegen vergoeding van f 5 voor iedere vergadering. Nadat gezongen is Ps. 118 1 sluit de praeses de vergadering. Op last der classis, G. de Jageb, Assessor. ZENDING. In dank ontvangencoll. jaarfeest Geref. Jong. Vereen. „Eben Haëzer" te lerseke f 3,62Geref. kerk Arnemuiden f 10.Geref. kerkColyns- plaat f41,—. Laman. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) DE ZENDING. Vele lezers van ons Kerkblad, die de Zending een warm hart toedragen, zullen met instem ming gelezen hebben, wat ds. Oussoren van Baarland daaromtrent heeft geschreven. Met ZynEerwaarde zeggen wyheerschte onder het Zeeuwsche Gereformeerde volk meer algemeen de gloed der overtuiging, dat het onze dure roeping is onze gaven en krachten te wijden voor en aan' den dienst der Zending. Als er meer energie, geloof, liefde voor ware, zou het best kunnen, dat een missionaire dienaar van uit Zeeland gezonden werd naar ons Indië. O, Broeders en Zusters in het zoo ryk geze gende Zeeland, dat uwe gebedendie ge opzendt voor den nood der heidenen, gepaard gingen met uwe ryke gavendat uw hart ontsloten werd om geen offers te ontzien Wat heerlijke vruchten kon dit afwerpen voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk in onze Indische bezittingen. Welk een heerlijk ideaal, ons geld, onze aardsche schatten veil te hebben, met blyd-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1907 | | pagina 3