FEUILLETON. UIT HET LH3VE1T. Beeldendienst Twee Eamiliën Het zaad zal Hem dienen, In de Boterfabriek. Onze zelfzucht. voor jaren Dr. Kuyper Sr., onder tegenspraak van vele ethischen. Wy schreven toen en zeggen nogJa wat de autoriteit, wat het gezag der H. Schrift aangaat, moeten zy wegvallen. In den zin dus, waarin Z.H.G. het gewis bedoelde, namelijk, dat wy in de Heilige Schriften, die ons het Woord van God zyn, niet hen, maar God moeten beluisteren, met hetgeen zij schre ven dus tot God moeten opklimmen, Hem er voor moeten danken en er door tot het geloof in Hem moeten gebracht worden. In de overdreven beteekenis, waarin ik vóór eenige jaren deze uitspraak, op een examen in de classis Walcheren, tegenover een examinan dus hoorde bezigen en uitleggen, toen deze sprak van hetgeen Paulus en van hetgeen Jesaja had gezegd, mag Dr. Kuyper's uitspraak niet gebruikt worden. Deze examinandus toch beweerde, dat Paulus' en Jesaja's naam zelfs niet mochten genoemd worden, zoo moesten zy wegvallen. Doch met de overdreven bewering „De schrijvers moeten wegvallen, gelyk Dr. K. heeft gezegd", keurt men af, wat Jezus menig maal deed en, onder de leiding des H. Geestes, de apostelen en de evangelisten vaak hebben gedaan. Immers ook voor het dragen en geven van den onwaardeerbaren schat, ons gegeven door de H. Schriften, gebruikte de Heere de aarden vaten, en kende en schreef Hy zelf aan hen zeer veel toe, gelyk dikwerf ook in het werk der bekeering geschiedt. De mensehelyke zyde, die de Heere in Zyne wijsheid, liefde en goed heid aan Zyn woord geven wilde, mag niet ontkend en miskend worden. Littooij. Er zyn vereerders van den eenigen en waar- achtigen God, die de beelden niet eeren en God onder geen gelijkenis dienen, en die toch diep schuldig staan tegenover het tweede gebod der wet van God. Ook zonder beelden te ge bruiken, kan men een beeldendienaar zyn. Om dit te verstaan, moet men de grondge dachte van dit wetwoord hebben begrepen. Het tweede gebod richt zich niet gelyk het eerste tot de afgodendienaars, die andere goden hebben voor Gods aangezicht, maar tot de ver eerders van den levenden Goden tot dezen komt het met de hartdoorzoekende vraagGy, die niet de afgoden maar den eenigen en waarachtigen God zegt te dienen, hoe dient ge Hem? Dient ge Hem, zooals Hy het in zyn heilig Woord u beveelt, of dient ge Hem, zoo als gij meent, dat het goed is, naar de lust van uw hart? Als we het tweede gebod in dit licht bezien, hoezeer staan dan ook zy, die den beelde geen eere aandoen, schuldig tegenover dit stuk der heilige wet onzes Gods. Hoe dient gy God? Dient ge Hem overeenkomstig Zyn Woord, of naar het goeddunken van uw hart? Eigen willig of in kinderlijke onderwerping Ook de Catechismus wyst daarop, als hy zegt, dat wy God op geenerlei wyze zullen afbeelden, en op geen andere wijze vereerendan Hij in Zijn Woord bevolen heeft. Doch zie nu eens rond op het erf van Chris tus' kerk, en doorzoek nu boven alles eens eigen huis en eigen hart, en wie zal dan al de afdwalingen verstaan Wat is er dan een eigenwilligheid in onzen Christelyken gods dienst! Wat gaat er dan veel voor godsdienst door, dat inderdaad geen godsdienst isWat zyn er dan een knieën die voor den Heere buigen, op door PEKAH. HOOFDSTUK VI. Dit een en ander was oorzaak dat er een gespannen verhouding ontstond tusschen den Directeur en Berend. De eerste dacht op allerlei middelen om het den laatste moeilijk te maken, doch Berend verrichtte zynen arbeid dien hy te verrichten had, evenals tevoren, zonder ook maar in een enkel opzicht te toonen, dat by het dryven van den Directeur volkomen be greep. Niets minder toch was de bedoeling van den Directeur dan deze: het Berend zóó lastig te maken, dat hy zyn ontslag zou aan vragen. Een of andere klacht tegen Berend in te dienen, vermocht hy niet. En hiervoor waren vooral tweeërlei redenen. Vooreerst deze, dat Berend volkomen stipt volgens zyn in structie ten uitvoer bracht, alles wat daarin was omschreven. De tweede reden was deze De fabriek was eigendom van de verschillende landbouwers van Grensdorp, en onder deze had Berend juist zyne vrienden op godsdienstig zonder dat het hart voor Hem gebogen ligt! Wat gaan er dan velen in vormen op, roemende God met den mond, maar Hem weerstrevende en tegensprekende met hunne daden Laat ons toch goed verstaan, wat de Heere in dit tweede gebod van ons eischt. Het kan in één woord worden samengevat. Hy eischt van ons gehoorzaamheidstrikte, stipte, volko- mene, gewillige, vreugdevolle gehoorzaamheid, gehoorzaamheid aan zyn Woord. Meer vraagt Hy niet, maar minder ook niet- Geen gehoor zaamheid in sommige dingen, maar in alles. Geen gehoorzaamheid voor een tyd, maar voor eeuwig. Geen gehoorzaamheid in beloften en woorden, maar in daden en blijken. Gehoor zaamheid, dat is de ware, zuivere en onbevlekte godsdienst. Al waren onze vormen en uiterlijkheden ook nog zoo plechtig, ze zyn van nul en geener waarde, wanneer de gehoorzaamheid ontbreekt in dingen, die de Heere bepaaldelijk van ons vordertwanneer ontbreekt het leven en wan delen naar Gods Woord by elke schrede, die wy doen, en op elk pad, dat wy betreden. De Heere vertoornt zich schrikkelijk over mensehen, die zeggen, dat ze Hem dienen, maar ondertusschen doen, wat hun behaagt evenals Hy over Israël toornde, dat roemde in zyn God, die het uit Egypte verloste, maar dat onderwijl danste om het gouden kalf. God dienen is God gehoorzamen, en al wie zegt, dat hy God dient en hy gehoorzaamt Hem niet, die is evengoed een beeldendienaar als de man, die de knieën buigt voor het beeld zyns Gods. Zoo beschouwd, wie zal dan ten opzichte van het tweede gebod kunnen zeggenik ben rein van overtreding en wasch myn handen in onschuld Wie onzer is Gode in alles gehoorzaam en leeft in alles overeenkomstig het Woord zyns Gods? Wie onzer ziet zyn beeld niet in één van de twee zonen uit de gelijkenis Een vader, zoo lezen we daar, had twee zonen. En by zeide tot den eenen zoon ga en doe dat werkEn de zoon zeide vader, ik ga en zal het doen. Doch hy ging niet en deed het niet. Zyn wy menigmaal ook niet alzoo. Wy zeggen, dat we God dienen, en hoe vaak doen we niet Zijn wil, maar onzen wil, met duizend verontschuldi gingen, met allerlei schoonschijnende redenee ringen, met allerlei vrome voorwendsels en bedekselen, met allerlei o zoo billijke gronden voor ons doen, maar ondertassehen doen we. niet Zijn wil maar den onzen en gaan nochtans door met bidden en psalmgezang en het bren gen van offers, zoo stichtelijk mogelijk, en we zingen De Heer is God, erkent dat Hy Ons heeft gemaakt, en geenszins wy, Tot schapen, die Hy voedt en weidt, Een volk tot zynen dienst bereid. Zyn we geen beeldendienaars, dienaars Gods, maar op onze manier Gy wilt, dat ik voor beelden noem? Waartoe? Kan men met een emmer de zee leegscheppen Ge leeft in een Christenland, te midden van menschen, die zeggen, dat ze God dienen, den waren God, den eenigen God, die het Woord hooren van week tot week, die het lezen van dag tot dag, die de beelden hebben verbrijzeld en de knie alleen buigen voor God en hoeveel zien onze oogen en hooren onze ooren,dat nietis naar Gods Woord, maar dat enkel vrucht is van het eigenlievende en eigenwillige vleesch Hoe veel is er in ons persoonlijk leven, in ons huiselijk verkeer, in ons maatschappelijk be- gebied. Hierbij kwam ook nog dat de fabriek er sedert Berends komst te Grensdorp niet weinig op vooruit gegaan was. Verschillende verbeteringen waren door Berend aangebracht, zeer ten gerieve van het overige dienstperso neel der fabriek, en in het voordeel tevens ook van de eigenaars. Hiervan was de Directeur ook ten volle overtuigd, weshalve het dus voor hem een lastige zaak was, een oorzaak te vinden, om zich van Berend te kunnen ontslaan. En toch dit moest gebeuren. Hy had zich stellig voorgenomen het daarom Berend zóó lastig te maken, dat deze tengevolge daarvan zelf ontslag nemen zou. De diepste grond voor dit alles lag echter in de vrees, dat, hy zelf gevaar liep om ontslagen te worden, wyl hy genoegzaam bekend was met de goede ver standhouding tusschen Berend en de Grens- dorpsche landbouwers. Zoo verliep een geruimen tyd. Dit waren voor Berend moeielyke dagen. Elke geniepige daad van den Directeur merkte hy heel goed op, en toch wilde hy er niets van zeggen. Hy wist ook wel, dat wan neer hy alles wat er reeds tusschen hen beiden voorgevallen was aan het bestuur der fabriek meedeelde, het gevolg hiervan zou zyn dat de Directeur ontslag kreeg, en dat wilde hy liever niet. Nooit nog had hy met iemand een woord staan, in onze nering en hanteering, in ons kerkelyk leven, ja ook in dat kerkelyk leven hetwelk niet is naar den regel van Gods Woord, en dat ter wyl we zeggen, dat we God dienen. Ge wilt, dat ik voorbeelden noem Zie rondom u, zie binnen u, en ge vindt ze by menigte. Ge zegt, dat ge God dient, en hoe veel wordt er door u nagelaten, dat om Zynentwil moest worden volbracht, hoeveel wordt er volbracht, dat nooit moest worden gedaan, of anders gedaan, dan het gedaan wordt? Wat zegt uw geweten? Ge zegt, dat ge God dient, en hoe vaak komt het niet voor, dat ge klaar overtuigd zyt van uw roeping en plicht voor God, en nochtans doet ge niet uw roeping en plicht, omdat uw vleesch een andere begeerte heeft en die begeerte doet ge. Wat zegt uw geweten Ge zegt, dat ge God dient, en soms gehoorzaamt ge ook, maar hoe gehoor zaamt ge Met onlust, met onwil, met tegenzin, uit bedwang en vrees, vormelijk en koud, lusteloos en traag, niet met liefde en ijver. Wat zegt uw geweten Waartoe al de namen genoemd van bijzon dere zonden tegen het tweede gebod Ze zyn immers legio. Maar alle komen hierop neer, dat men zegt God te dienen en toch zyn wil niet doet; dat men den Heere offeranden en slachtofferen brengt, gebeden, psalmen, aal moezen, vormen van godsdienst, maar men ge hoorzaamt Hem niet, in hetgeen Hy bepaal delijk eischt, soms niet in de eenvoudigste en klaarste diugen. Om enkele voorbeelden te noemen, die het naast voor de hand liggen. Er zyn mensehen, die van jaar tot jaar nooit meer dan eens op een Zondag komen onder de verkondiging des Woords, niettegenstaande het hun weinig moeite zou kosten meermalen op te gaan. En als ze er dan op gewezen worden, dat men in Gods huis behoort te zyn, zoo vaak Gods Woord gepredikt wordt, dan zegt men het is goed en wel, maar ik heb er geen zin in, ik kan ook wel gesticht worden op een andere manier. Zulk een godsdienst is beeldendienst en ligt onder den toorn. Er zyn menschen, wier kinderen zyn gedoopt in den naam des drieëenigen Gods, die het hebben beloofd hun zaad een Christelyke en Godzalige opvoeding te geven, en die er nau welijks aan denken hun kroost te zenden naar een Christelyke School. Ze houden zich voor verontschuldigd met allerlei voorwendsels, en meenen, dat het ook zonder dat onderwijs zeer best kan. God kan hun kinderen wel bewaren. Ook dat is beeldendienst, het volgen van eigen weg met versmading van den veiligen weg, door de Voorzienigheid Gods ons gebaand. Er zyn menschen, die zich openlijk scharen onder de belijders van den waren God, strijders voor de eere Gods, y veraars voor Christelyke politiek, maar die in hun nering en hanteering vergeten, dat men ook hier zyn pad moet zui ver houden by het licht van Gods Woord, dat ook in ons dagelyksch beroep de Heere gehoor zaamheid vordertdat het niet genoeg is Heere, Heerete roepen, maar dat men in alles den wil des Vaders moet doen, getrouw tot in het kleine. Zyn er niet vele beeldendienaars? Zyt ook gy niet één van die. Is dit stuk der wet ook niet een spiegel, waarin ge uw zonde aan schouwt, uw zonde tegen den hoogen God, die wel van ons gediend wil worden, maar dan ook naar Zyn wil, Zyn Woord? Die van ons gediend wil worden, niet zooals het ons lust, maar zooals het Hem behaagtniet eigenwillig, over het gedrag van den Directeur jegens hem, gesproken. Zelfs zyne vrouw wist er nog in 't geheel niets van. Toch had deze in de laatste dagen wel opgemerkt dat er iets aan haperde. Berend toch was veel stiller dan ge woonlijk. Op zekeren middag dat Berend van de fabriek thuis kwam geheel in zichzelven gekeerd en stil, merkte hy zelfs niets er van, dat zyn broer Hendrik bij zyne vrouw in de kamer was, met zyn broer Jacob van Nieuw-Zand- bergen. Nu was dit bezoek van Hendrik in den namiddag wel ongewoon, en het bezoek van Jacob wel geheel onverwacht, maar toch trok die stilheid van Berend dadelijk hun aandacht. „Jongen, Berend zoo sprak zyn broer Jacob, „gij schijnt al wonder veel in uw hoofd te hebben, dat ge niet eens opmerkt dat wy hier zyn. Ge hebt alleen een groet voor uwe vrouw, en niet eens voor ons". Berend schrikte bij het hooren van de wel bekende stem niet weinig op, en op zyne beide broeders toetredende en hun de hand gevende, sprak hy„Wel, hoe is 't mogelijk, dat ik u in 't geheel niet opgemerkt hadMaar ik heb tegenwoordig ook zóóveel in myn hoofd, dat het wel eens kan gebeuren, dat iets rondom mij gebeurt, dat ik niet opmerk". „Ja", zeide nu zyne vrouw, „er is zeker een maar gehoorzaam omdat gehoorzamen beter is dan slachtoffers, en opmerken dan het vette der rammen. Of er nog beeldendienaars onder ons Chris tenen zyn Alleen wie blind is, ontkent het maar wie verlichte oogen des verstands ont ving, die ziet ze, die ziet ze by menigte, maar die ziet tot zyn diepe schaamte er ook een in zichzelf, die erkent zichzelf ook schuldig tegen over dit heilig geboddie belydt het en zegt O myn God, schoon ik U diene, ik dien U niet goedhoezeer ik myn knie buig voor U, hoe weinig is myn hart nog gebogen voor Uhoe eigenwillig leef ik voor Uw aangezicht, omdat ik niet leef by Uw Woord, maar by de lusten, de opwellingen, de arglistigheden en drog redenen van myn harthoe vaak dien ik my zelf, terwijl ik denk, dat ik U dien. Duizenden, die het niet zien. Maar zalig, die het ziet, die het ziet met schaamte en smart, met drang tot bekeering, met heimwee naar den waren dienst des waren Gods. Er is in den dienst des Heeren zooveel onoprecht heid, zooveel onwaarheid, zooveel schijn, zooveel geveiusdbeid en huichelarij, zooveel menschelyks dat men voor Goddelijk houdt. Zalig, die het ziet en belydt en zich bekeert tot Hem, die onze ongerechtigheden vergeeft en ons leven verlost ook van dit verderf om Christus wil, die alle gehoorzaamheid volbracht, die gehoor zaam was tot in den dood des kruises. Liman. XVI. By onze bespreking van de godzaligheid om het gewin, m. a. w. vroomheid uit berekening, hadden we bijna een belangrijk punt vergeten. We zagen totnogtoe, dat er eén vroomheid of een voorstaan van den godsdienst kan zyn uit de overweging, dat godsdienstigheid voor een volk toch wel nuttig is. Geen rustiger volk, en geen volk dat beter te regeeren is dan een godsdienstig volk. Maar hiernaast bestaat ook een vroomheid uit berekening, gelijk by de Farizeën. Het kan wezen, dat het aanhangen van den godsdienst of van een christelyke party onzen hoogmoed in het gevlei komt, doordat dan onze partyge- nooten ons op het gestoelte der eere brengen of houden. Daarom, en daarom alleen schaart men zich by een christelijke party of bij een christelijke gezindte. En ook kan het wezen, dat men naar chris telijke opvatting zyn leven, zyn handel en wan del, regelt en richt, alleen en uitsluitend omdat men van de straffen der hel wenscht bevryd te blijven, en daarentegen den hemel tot een eeuwige woonplaats hoopt te ontvangen. Maar zulk een vroomheid uit berekening, zy 't ook uit verschillend oogmerk, treft men 't meest by onbekeerde menschen aan, gelyk vanzelf spreekt. Toch moeten we niet meenen, dat zulk een berekeningsvroomheid by Gods kinderen heele- maal niet voorkomt. Dan zou men zich schrik kelijk vergissen. Ja, het moet zelfs gezegd, dat ze bij hen in haar meest schandelijken vorm voorkomt. Het gebeurt toch nog al eens, dat men in Gods kerk iemand aantreft, die plotseling bij zonder vroom begint te wandelen, veel vromer dan te voren, doch daarmee slechts een grove zonde wil verbergen. Het is meermalen voorgekomen, dat een lid of ander by Berend dat niet in orde is, want het is nu al eenige weken achtereen, dat hy veel stiller is dan gewoonlijk. Ik heb naar de oorzaak daarvan niet willen vragen, in de ge dachte, dat hy het my uit zichzelven wel ver tellen zou, doch „Men moet alles niet dadelijk vertellen", viel Berend glimlachend zyne vrouw in de rede „vooral niet als men tevoren weet, dat men toch geen afdoenden raad kan verwachten. Toeh is er volstrekt niets, dat ik u, en ook myne broers niet kan meedeelen. En my dunkt ook, dat het wellicht het best is, dat ik in 't kort U nu maar eens bekend maak met de oorzaak van mijn voor u wel ietwat onverklaarbaar gedrag. En nu vertelde Berend ongeveer het vol gende „Reeds sedert geruimen tyd schijnt de Directeur het er op toegelegd te hebben op aller lei wyze mij het leven lastig te maken. Nu eens maakt hy allerlei flauwe aanmerkingen op de administratie; dan weer keurt hy de wijzigingen, die ik in de fabriek aanbracht, en waarmee hy eerst zoo bizonder ingenomen was, geheel af, of dan weer heeft hy iets aan te merken op het personeel der fabriek waarvan hy my de schuld geeft. En nu is het wel waar dat ik my van zyne aanmerkingen niet zoo bijzonder veel aantrek, maar dat dit in de laatste dagen gepaard gaat met een gedurig schelden

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1907 | | pagina 2