Kerk- en Schoolnieuws. Verantwoording van Liefdegaven. BOEKBEOORDEELING. plaats gaat innemen. Dat teekent een ontzettenden, gevaarlijken toestand. Het schip in de wateren drijvende en door woedende golven bestookt, kan de worsteling met het geweld van wind en golven lang vol houden. Maar zoodra de wateren in het schip binnendringen om allengs meer de ruimte te vullen, is het reddeloos verloren. En is het voor tegenspraak vatbaar, dat het Socialisme, dat Gode en Zijnen Gezalfde gram is en het op de verwoesting en den ondergang van Zijne Kerk toelegt, op onrustbarende wijze het Hervormde Kerkgenootschap bi enen dringt om op den eenen kansel na den anderen beslag te leggen? Nog onlangs, toen er in de Hervormde Kerk van de hoofdstad onzer provincie een vacature was, werd tot het kiescollege aldaar door een niet onbelangrijk aantal socialistische leden het verzoek gericht, ter voorziening in die vacature een Socialistischen predikant te be roepen en het was hun niet moeilijk, meteen reeds een zestal Socialistische predikanten voor te stellen, die allen reeds in onze provincie in den kansel eener Hervormde Kerk een niette versmaden propagan da-middel voor het Socia lisme hadden gevonden. Te Bolsward en te Britswerd, te Bergum en te Drachten, te Kollum en te Stiens genoot immers de Gemeente reeds het voorrecht, een Socialistisch predikant te bezitten, die Zondag op Zondag aldaar den kansel mocht beklimmen om aan de vergaderde menigte het Evangelie van de roode vaan te verkondigen En nu zou men zoo gaarne een van die apostelen der revolutie den kansel in Fries- lands hoofdstad zien innemen. 't Heeft echter niet mogen baten. Het kiescollege heeft het verzoek van de hand gewezen. Bijzonder consequenterg getrouw aan het eenmaal ingenomen standpunt, komt ons die weigering niet voor. Wanneer men eenmaal het standpunt in neemt, dat er in de Kerk moet nagisten wat er gist in het volkdat men elke richting in het Kerkgenootschap te dulden heeft, van de orthodoxie tot het puur modernisme toe en dat men zelfs de Bahlers met hun onverholen uitgesproken voorliefde voor het heidendom, voor het Boedhisme niet bemoeilijken moet dan vatten wij niet) waarom men een predi kant aan de Socialistische leden-groep en al- zoo «voldoening aan de godsdienstige behoef ten" dezer broeders en zusters onthou den kan. Dat lijkt ons niet bijzonder billijk. Tamelijk willekeurig. Maar met dat al openbaart zich toch meer en meer de desolate (wanhopige) toestandwaar in het Hervormde Kerkgenootschap verkeert. Het is een ontroerende gedachte, dat onder scheiden kansels in ons gewest, van welke eenmaal de vrome vaderen .koorden prediken het Evangelie der genade van onzen Heere Jezus Christus, naar de Belijdenis, die met het bloed der martelaren geschreven is, tegenwoordig dienen als spreekgestoelten om propaganda te maken voor de goddelooze leer der revolutieom Zondag op Zondag het gif van het Socialisme te druppelen in de aderen onzes volks, om de lichten aan den hemel uit te dooven en één zwarten nacht over ons arme volk te doen nederdalen. En toch is het te verwachten, dat het Socia lisme in het Hervormde Kerkgenootschap in de naaste jaren nog menigen kansel veroveren zal. Want het valt niet te ontkennen, dat er in den laatsten tijd al meer eene toenadering komt tusschen het Modernisme en het Socialisme. Op de voor eenige weken gehouden verga dering van moderne theologen te Amsterdam kwam dat duidelijk uit. Een der Friesche Socialistische predikanten, de heer S. K. Bakker te Bolsward, verdedigde aldaar openlijk het Socialisme. En hoe zwak de bestrijding was, die hij van zijn moderne collega's ondervond, kan reeds daaruit blijken, dat hij de beant woording der sprekers begon met de opmer king, dat h\j „iet of wat verlegen was wat hij zeggen zou, daar geen der sprekers iets heeft ingebracht tegen de grondenwaarmee hij zijn oordeel over de zedelijke beteekenis van het Socialisme trachtte te motiveeren". En een der sprekers oordeelde zelfs, dat de heer Bakker niet ver genoeg gingmen moest niet den weg der Sociaal-democratie op, maar der Anarchie\ Uit alles is wel duidelijk, dat er onder de moderne predikanten een opschuiving naar het Socialisme plaats heeft. Te verwonderen is dat niet. Het Modernisme voelt zijn armoe. Het heeft geen vat meer op het volk. Het preekt de Kerken leeg. Maar ziet het Socialisme bekoort de schare. De Socialistische predikanten zijn in trek. Het volk stroomt naar de Kerk, waar zij optreden. Is het dan wonder, dat de moderne predi kant, zich aanpassend aan onzen materialisti- schen tijd, door Socialistische preeken den verloren invloed op het volk tracht te her winnen Vooral voor diegenen, die, gelijk ons on langs een modern predikant verzekerde, alleen door gehechtheid aan het Oranjehuis en aan het privaatbezit nog van het Socialisme wer den teruggehouden, is de overgang tot wat meer naar den geest dezer eeuw en het Evan gelie der toekomst schijnt, waarlijk niet zoo moeilijk. Maar ondertusschen moet de toeneming van Sociaal-democratische predikanten, d. i. van eene richting dat, waar deze leer ingang vindt, alle religie gebannen zal zyn het hart van wie een oog heeft voor het ontzettend drei gend gevaar, met diepe smart vervullen en de bede naar de lippen dringen„o God, ont ferm U over ons arm volk!" (Friesch Kerkblad.) Bouman." Armenzorg door de Kerk. Sedert den zondeval zijn er altjjd armen ge weest, d. w. z. menschen die in hunne drin gendste levensbehoeften niet konden voorzien. Armoede is een van de vele droeve gevolgen der zonde, die over heel het menschelijk ge slacht zijn gekomen. Het is met armoede als met ziekte. Een mensch kan door eigen schuld ziek, en ook door eigen schuld arm worden. Maar hij kan het ook worden buiten zijn eigen persoon lijk toedoen. Doch hoe het zij, al of niet door eigen schuld, wie arm is moet geholpen wor den, zoo wel als wie ziek is. Nu is het niet zoo gemakkelijk, juist te be palen wanneer iemand arm is, en wanneer hij het nog niet is. Ook daarin komen armoede en ziekte veel met elkaar overeen. Wat de een „normale levensomstandigheden" noemt, zal door den ander als een „behoeftige toestand" worden aangeduid. Het begrip „menschwaar dig bestaan" is zoo'n vaag begrip ieder maakt er van, wat hij wil. De H. Schrift spreekt van „voedsel en deksel," waarmede we vergenoegd zullen zijn. (1 Tim. 6 8). Laat ons het be grip „deksel" nog uitbreiden tot „woning". Zoo komen wij tot een duidelijker voorstelling van het peil, onder hetwelk de armoede te vinden is. „Het brood des bescheiden deels", waarom Agur bad, is nog het meest begeerlijke. Als ge nu alleen met het stoffelijke rekent, alleen met het lichaam, dan komt gij tot de stelling, dat alle menschen vrij wel hetzelfde noodig hebben, en met het zelfde zouden toe kunnen. De een mag dit deel wat grooter be- geeren of bepalen dan de ander, maar allen komen toch tot één eenvoudige norm, dien zij „menschwaardig bestaan" noemen. Gaat ge echter ook met het geestelijk be staan des menschen rekenen, en met de ver houding waarin het stoffelijke tot het geeste lijke staat, dan komt gij tot de erkentenis van de grootste verscheidenheid, en wordt het for muleeren van het normale zoo bezwaarlijk. Wat voor de een levensbehoefte is, wordt, bij deze beschouwing, voor den ander overtollige weelde. En daar wij nu toch zeker den mensch nog beschouwen als bestaande uit ziel en lichaam, is het voor ons onmogelijk, om in ééne for mule het levenspeil voor te stellen, onder het welk de armoede begint. Praktisch genomen, springt het in het oog, dat het „menschwaardig bestaan" voor een burgemeester, voor een onderwijzer en voor een boerenarbeider niet gelijk is. Die ongelijkheid ligt niet in het verschil op stoffelijk gebied, maar vindt hare verklaring op geestelijk terrein Daarom kan het best wezen, dat een „arme" onderwijzer nog heel wat meer inkomen heeft dan een „arme" kleermakersknecht, en dat een gewoon werkman een „armen" dominé „rijk" schat. Sprekende over „armen", krijgen wij het dus te doen met zeer velen, die bij alle onderscheid dit gemeen hebben, dat zij „zorg", d.w. z. ver zorging, noodig hebben er ontbreekt wat aan hun bestaan, en zij kunnen zeiven niet in dat gebrek voorzien. Wie moet er dan in voorzien Yóór deze vraag moet een andere vraag gaan behoort daarin voorzien te worden? Gij zult zeggendat spreekt vanzelf. Maar niet voor iedereen spreekt dat van zelf. De consequente materialisten zeggendie arme lui moeten el kander maar verteren. Het sterke blijfthet zwakke gaat er onder, en hoe eer hoe beter. Gelijk in Sparta, naar men zegt, de zwakke en misvormde kinderen werden opgeruimd, alzoo moeten de maatschappelijk misdeelden ten on der gaan. Zulke ijskoude consequente menschen worden er gelukkig niet velen gevonden. Anderen zeggen weerer moet geen armen zorg zijn, armoede moet voorkomen worden, allen moeten van den Staat leven, en wie dan niet wil moet maar arm worden en sterven wie niet kan, houdt zijn recht op zijn deel en krijgt het ook. Dit antwoord wordt in onzen tijd veel gegeven door hen, die niets anders dan de stof rekenen, en het wordt, helaas met veel belangstelling en instemming aange hoord door menigeen, die toch waarlijk geen materialist wil heeten. Tot op den huidigen stond heeft de praktijk des levens geantwoord armen moeten verzorgd worden. Met alle materialistisch gephilosopheer gaat de armoede de wereld niet uit, en men kan de armen toch niet laten omkomen Dat de armen verzorgd moeten worden, leert ons heel de natuur. En dezelfde God, Die dit in de natuur ons leert, maakt het ons in Zijn Woord nog klaarder. Hij is het, Die arm maakt, en Die tot Zijn volk zeide: „de arme zal niet ophouden uit het midden des landsdaarom gebiede ik u, zeg gende gij zult uwe hand mildelijk opendoen aan uwen broeder, aan uwe bedrukten en aan uwe armen in uw land." (Deut. 15 11). Als Job zich boven de beschuldigingen zijner vrien den verheft, zegt hij ook„ik bevrijdde den ellendige, die riep, en den wees, die geen hel per had het hart der weduwe deed ik vroolijk zingen ik was den nooddruftigen een vader." (Job 29 1216). Op allerlei wjjs leerde de God des Yerbonds Zijn volk, zich den nood der ar men aan te trekken, En toen Israël onderging en de N. Testamentische Kerk opkwam, bleef het woord des Heeren steeds ruischen„de armen hebt gij altijd met u, en wanneer gij wilt, kunt gij hun weldoen." (Mark. 14 7). Het daarop volgende „mij hebt gij niet altijd" is oorzaak geworden voor de belijdenis, dat de Heere ons de armen in Zijne plaats nagelaten heeft, om hun wel te doen. Overal in Gods Woord wordt de verzorging der armen aangeprezen. Het woord van den Heere Jezushet is zaliger te geven dan te ontvangen (Hand. 20 35) is altijd een liefelijk woord geweest in de Kerk. Dat de Heere ook aan de aalmoezen denkt, en het werk der liefde aan Zijne armen met een genadeloon beloont, ja naar Zijn rechtvaardigheid kroont, is steeds geweest een scherpe prikkel tot de verzorging van de armen. Het is in den hof des Heeren, de Kerk van Christus, dat gij de welriekende plant der wel dadigheid jegens de armen moet zoeken. Bij de Heidenen zoekt gij er te vergeefs naar. De God der openbaring, die het gebed des nood druftigen hoort, leert ons de armen te verzorgen. Het is waar, dat ook die plant is verbasterd onder de poging om haar te veredelen. Chris tus onteerende eigengerechtigheid heeft haar genomen, om ze nog schooner te maken, echter met het gevolg dat zij verschrompelde en der versterving overgegeven werd. Maar hoe ook vaak verdrukt, in de Kerk des Heeren bloeit zij op 'tweligst. Daar in de Kerk des Heeren de verzorging der armen geschiedt om Gods wil, en niet om der armen wil, is het mogelijk dat de God- vreezenden soms zorge plegen voor dezulken die geen zorg moesten genieten, en zoo onge wild luiheid en ondeugd steunen. Daarom moet aan de deugd der liefdadigheid gepaard worden de deugd der voorzichtigheid, opdat alles strekke tot de verheerlijking van den Naam des Heeren, Het mag gerekend worden vast te staan, dat God wil dat de armen verzorgd zullen worden, en dat er in hun nood voorzien wordt." Friesche Kerkbode.) DRIETAL te Mijdrecht: ds. E. A. Groenewegen te West maas ds. J. van Loo te Winsum ds. J. Lugtigheid te Geesteren. BEROEPEN te Dirkshorn ds. J. D. Wielenga te De Leek te Charloisdr. J. Ridderbos te Oosterend te Paesensdr. F. W. Grosheide, cand. te Amsterdam te De Wilp ds. J. G. H. van Mourik te Wijchel. AANGENOMEN naar Sloterwegds. J. Dijk, rust. pred. te Amsterdam. BEDANKT voor Hoofddorpds. J. Zijp te Zwartsluis. Na bevestiging door ds. G. Wielenga van Delft, met eene leerrede over 1 Cor. 1 21, aanvaardde ds. J. J. Wielenga, van Zuid broek overgekomen, zijn dienstwerk te Wad dingsveen, met eene predikatie over 2 Cor. 4 5. Ds. R. K. M. Hummelen te Biezelinge nam naar aanleiding van Matth. 28 20 Zon dag afscheid van zijne gemeente. De consulent ds. v. d. Yeen te Goes sprak den scheidenden leeraar toe. De gemeente zong hem toe Ps. 121 4 en Ps. 134 3. Ds. Knotnerus, laatstelijk Herv. pred. te Zuidbroek, deed Zondag met den tekst Matth, 26 39b zijne intrede als predikant in de Geref. Kerk te Mildam. De bevestiger ds. J. Wester huis van Groningen, had tot tekst 1 Petrus 5 1-4. Ds. R. de Jager te Schipluiden, die het beroep aannam naar Baambrugge, heeft van zijne gemeente afscheid genomen met eene predikatie over 1 Thess. 5 28. Door de classis Zwolle werd, in hare vergadering van heden 1 Aug. 1907 de heer O. Boersma, candidaat aan de Theol. School te Kampen, praeparatoir geëxamineerd en met algemeene stemmen beroepbaar gesteld in de Geref. Kerken. De heer J. D. Speelman, cand. aan de Vrije Universiteit, te Apeldoorn, is na gehou den praeparatoir examen in de classis Apel doorn, beroepbaar gesteld. Zondag 14 Juli werden de ambten (ouder lingen en diakenen) bevestigd te Wemeldinge door Ds. v. d. Veen te Goes uit 2 Cor. 11—3. Ouderling C. Sinke sprak namens de moeder kerk (Ierseke), nam afscheid van dezelve en wenschte ze als zusterkerk Gods besten zegen toe. In de te Utrecht gehouden vergadering van de „Vereeniging voor gymnasiaal onderwijs op Gereformeerden grondslag", gevestigd te Zetten, is na een breede discussie op voorste van het curatorium, in beginsel besloten he gymnasium, behoudens eventueele onoverkome lijke bezwaren, met September a. s. over te plaatsen naar Arnhem, alwaar een uitnemende localiteit ter beschikking van de Vereeniging is gesteld en zich eene commissie heeft gevormd om aan elders wonende leerlingen een geschikt verblijf l0 verschaffen. Wegens den langen duur van deze besprekingen werd de benoeming van een drietal curatoren uitgesteld tot de eerst volgende vergadering. ZENDING. In dank ontvangen 2 Juli Zend. Vereen. Gapinge f 18,54, 14 Juli Geref. Kerk B Zaamslag f70,21 Juli Pinkster-collecte uit Kruiningen f 16 plus f 1 voor Soemba is door mij gezonden aan den heer de Moen te Doesburg, waar ze behoort. H. W. Laman. HET LEYEN VAN JAN EGBERTS BROE- KEMA door ds. J. Kok. Ds. Kok van Bedum heeft een open oog en een warm hart voor de groote daden die de Heere gewrocht en den rijken zegen dien Hij geschonken heeft door in '34 onze vaderen uit het diensthuis uit te leiden. Die helderheid van blik en die warmte van hart hebben hem ge maakt tot een kloekmoedig strijder, die, wan neer er (helaas!) een lans moet gebroken wor den voor de Eigene Inrichting der Kerken een der heerlijkste vruchten op den akker der Afscheiding gegroeid fier het vaandel om hoog heft waarin met duidelijke letter geschre ven staatDe Opleiding tot den Dienst des Woords voor de Kerk door de Kerk! Op dien akker der Afscheiding mag Ds. Kok gaarne vertoeven; daar gevoelt hij zich geheel thuis; Gods gangen in dat groote en heerlijke werk na te speuren, en verstandiglijk op Zijne daden te letten, is hem eene verlustiging der ziel nalezingen op dien akker te houden, is een arbeid dien hü met dankbare blijdschap des harten verricht. Vrucht van zulk eene „Nalezing op den akker der Afscheiding" is, dat eerst als feuilleton in „De Wachteren thans, op herhaald verzoek, in boekvorm verscheeneenige mededeelingen uit het merkwaardige leven van Jan Egberts Broekema, geboren te Garmerwolde, 26 Sept. 1809, en, op bijna 92-jarigen leeftijd, den lOen Juni 1901, te Woltersum overleden. In dezen Broekema wordt ons op zeer onderhoudende en aantrekkelijke wijze een beminnelijk type uit den tijd der Afscheiding geteekend wij leeren hem kennen als een ijverig onderzoekerdie, de Kerk en hare geschiedenis met zijn gansche hart liefhebbend, behalve in den Statenbijbel het meest thuis was in de schoone kerkgeschiedenis van Merle d'Aubigné, de Acta van de Dordtsche Synode, en de Synodale Verslagen der Afge scheidene Kerken. Vrucht van die studiewas,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1907 | | pagina 3