Gunstige berichten.
„Waar de schoen eigenlijk wrong", enz.
Het Essenisme.
Het Socialisme in de Kerk.
den, het andere is thans het meer offieieele
orgaan der Friesche Kerken en wordt uitge
geven door de Handelsdrukkerij „de Motor"
te Sneek. De Kerken in Friesland, in synode
vergaderd, wilden met den Uitgever van de
Kerkbode een contract sluiten, dat deze niet
aannam. Van het zeggenschap en van de
eventueele winsten zou, volgens het contract,
een deel aan de Friesche Kerken moeten wor
den afgestaan, en wjjl men het daarover niet
eens werd, bood de Handelsdrukkerij te Sneek
aaD, overeenkomstig het door de Synode
der Kerken aangeboden contract wekelijks
haar Bode te zijn, door het doen drukken en
uitgeven van het door haar gewilde „Friesche
KerkbladIn overleg met de Provinciale Sy
node werden Ds. Bouwman te Hallum en Ds.
Kuilman te Garijp hare redacteuren. De Kerk
bode van den heer Jongbloed bleef onder re
dactie van Ds. de Geus en Ds. J. Dekker
voortbestaan. Dientengevolge en sinds zjjn er
twee Kerkbladen.
En de Friesche Kerken hebben dus thans
over haren Bode meer zeggenschap en voor
haren eigen belangrijken arbeid een niet te
versmaden voordeel. Zooals het Kerkblad ons vóór
veertien dagen zelf mededeelde, werd reeds het
verloopen eerste jaar f400 voor den arbeid
der Kerken in den soeialistischen Oosthoek
van Friesland uitgereikt. Van elk abonné,
die het Blad in Friesland heeft, wordt door
den Uitgever ieder jaar 25 cent aan de kas
ten behoeve van dien arbeid afgestaan.
Dewijl dit geschiedde, blijkt, dat het Blad
reeds dit eerste jaar zestienhonderd abon-
nenten heeft, 't Is nu, naar men ons vóór
eenige weken in 't Noorden zeide, nog be
langrijk vermeerderd. Tegelijk werd ons mee
gedeeld, dat er ook in de provincie Groningen
stemmen opgaan en gewerkt wordt, om het
met hun Bode, zoo mogelijk, ook dien koers
uit te sturen.
In Amsterdam, Rotterdam, en den Haag
gaat het al jaren op dergelijke wijze.
Littooij.
Omtrent onze Theologische School kwamen
de laatste dagen verschillende berichten zoo
hier en daar voor, die alle op vooruitgang wijzen
en moedgevend mogen heeten.
In de eerste plaats kwam er een alleszins
verkwikkend bericht in aangaande het klimmend
getal beide van de studenten in de Theologie
en van de leerlingen op het Gymnasium. Dat
getal blijkt aanmerkelijk versterkt te zijn en te
zullen worden. Zelfs schijnt er gegronde hoop
te zijn, dat de nieuwe cursus beginnen zal met
een gezamenlijk getal van bjjna tachtig Theo
logen en Gymnasiasten. In hoeverre hierin van
vooruitgang mag gesproken worden, gevoelt een
ieder, die zich herinner.1", dat zij nog niet zoo
lang geleden ternauwernood de zestig konden
halen. Een vooruitgang, daarom te treffender
en verblijdender, wijl bij velen juist het getal
Theologen en Gymnasiasten de meeste zorg
baarde.
In de tweede plaats luidde ook al gunstig,
wat ons van de laatstgehouden Curatorenver
gadering werd meegedeeld. In „De Bazuin"
lazen we er van: „De vergadering had een
aangenaam verloop. Vele zaken konden spoedig
worden afgedaan. Waartoe zeker ook veel bij
droeg, dat de zaken aan School en Gymnasium
den afgeloopen cursus een goed verloop mochten
hebben". En daarna volgde nog de mededee-
ling, dat besloten werd, de onderhandelingen
met het Bestuur der Nationale Yereeniging aan
gaande eventueele overneming van het Gym
nasium te heropenen. Dat gaat goed. Het
scheen aanvankelijk, dat de zaak afspringen
zou op verschil van inzichten omtrent de be
doeling der Synodes van 1902 en 1905. Waar
de schoen eigenlijk wrong, bleek niet onduide
lijk in de Amsterdamsche Kerkbode, toen deze
het betreurde, dat de vereeniging te Groningen
de onderhandelingen met de Curatoren afbrak.
Het heette toch, dat die vereeniging met hare
denkbeelden geheel overeenkwam met de ge
dachte, welke de Generale Synode van Arnhem
en van Utrecht beide als leiddraad voor even
tueele overeenkomst met eene vereeniging heeft
vastgesteld.
Nu de onderhandelingen hervat zullen wor
den en er dus nieuwe hope is op een mogelijke
overeenstemming, constateeren we slechts het
geschil zonder meer en verblijden ons over de
heropening der besprekingen tusschen de Cu
ratoren en de vertegenwoordigers der Nationale
Vereeniging.
Voorts wijzen we op een derde verschijnsel,
dat moedgevend heeten mag. Er is een inkrim
ping van het tekort. Het boekjaar 19051906
sloot met een nadeelig slot van f 6000.terwijl
in het laatste jaar de uitgaven slechts bijna
f 5000.— de ontvangsten te boven gingen. Het
tekort verminderde dus met een ronde som van
f1000.Ook alweer een niet te versmaden
vooruitgang, die hope biedt voor de toekomst.
Afgedacht nog van de mogelijke ontlasting van
het Gymnasium, is bij dezen gang van zaken
te wachten, dat het tekort geleidelijk tot een
minimum gereduceerd zal worden. Wat meer
trouw bij de Kerken die maar eenmaal collec
teeren en een weinigje ijver bij de classicale
en plaatselijke correspondenten tot verhooging
van de contributiën en we zijn er.
En eindelijk zij nog gewezen op de poging
van het Curatorium in zijn circulaire uitgedrukt,
om eenerzijds het bestaande tekort te dekken,
geheel of ten deele, door een extra collecte, en
anderzijds voor het volgend jaar reeds een tekort
te voorkomen door een verzoek aan de corres
pondenten, om enkele nieuwe contribuanten te
werven.
Er is alzoo stof tot danken en moedig voort
gaan. G. Doekes.
Ds. Doekes hebbe dank voor het zenden van
deze „gunstige berichten". Ik zag en zie in
het „wegsterven" een oorzaak van wrevel tot
in geslachten, omreden hetgeen daartoe leiden
kan, op de wegschaal van de loyaliteit gewogen,
lichte steeën heeftik zou het daarom diep
betreuren doch, omdat mij nu sinds jaren bleek,
dat de tweeheid der opleiding voortdurend de
gewenschte, zoo noodige, zegenrijke, door onzen
God gewilde samenleving in den weg staat,
wenschte ik dat wij eenpariglijk ons voor den
Heere verootmoedigen, arbeiden en bidden, tot
de weg der gemeenschappelijke opleiding ge
vonden is.
Ik dank ds. Doekes voorde „berichten" ook,
omdat er weer iets meer licht door ontstoken
wordt, en wel door een bestuurslid van de
Nationale Vereeniging, over hetgeen dusver
oorzaak was dat de onderhandelingen inzake
het overdoen van het Gymnasium niet gelukten.
Op het ontvangen van meer licht hebben de
leden van de Kerken en van de Nationale, wijl
het hunne zaken geldt, naar het mij voorkomt,
recht.
Als altijd zal dat zeker, als de tijd daarvoor
gekomen is, hun gegeven worden.
Slechts ééne opmerking acht ik mjj verplicht,
naar aanleiding van het schrijven van br. Doe
kes te maken, ze is deze, dat het voor de lezers
van ons blad thans den schijn kan hebben, dat
zij de verledene week door mij verkeerd zijn
ingelicht, toen ik schreef:
„Een geruimen tijd was het velen niet duide
lijk aan wie het te wijten was, dat het Gym
nasium niet overging aan de Nationale Ver
eeniging. Langzamerhand werd het duidelijk
waar de schoen wrong. Het Gymnasium aan
de Kerken teruggeven als het niet ging, wilden
de vertegenwoordigers der Nationale, maar dit
wilde, mij dunkt terecht, het Curatorium niet.
Het kon en mocht znlk £en aecoord niet aan
gaan, dewijl de Synode het dit niet in opdracht
gaf."
Ik herhaal het kan schijnen, dat zij door
mij verkeerd zijn ingelicht, wijl nu ds. Doekes
schrijft: Het scheen aanvankelijkdat de zaak
afspringen zou op verschil van inzicht omtrent
de bedoeling der Synodes van 1902 en 1905.
De laatste woorden zijn op één woord na
ook door mij gebezigd, doch aan eene ander©
oorzaak vastgemaakt, daarom kan de vraag
gedaan worden, of ik dan de lezers verkeerd
heb ingelicht. Omdat dit niet het geval is, sprak
ik zooeven reeds van meer licht". Dat de schoen
wrong, waar ik zeide, heeft ©en Curator uit
Zuid-Holland mij gezegd, maar wat nog meer
zegt, dat deelde ook de Curator onzer eigene
provincie in zijn officieel verslag op de Prov.
Synode ons mede en dat schreef, zonder dusver
tegengesproken te worden, ook ééne onzer
couranten. Gewis, het sprong ook om die reden af.
Doch ik denk, dat deze hierop en gene daarop
den nadruk legt.
Hoofdzaak is, dat de broeders, het ook in
dezen eens worden. Moge dat wezen 1
Littooij.
UIT HET LEVEN.
IV.
We hebben tot dusver het Essenisme leeren
kennen als een eigenaardig verschijnsel in het
leven des Joodschen volks. Vanzelf komt
thans de vraag bij ons op, hoe dit verschijnsel
is te verklaren. Is er samenhang met de
omgeving, waarin we het vinden, of ontbreekt
alle verband
Er zijn drie mogelijkheden. Het Essenisme
zou kunnen wezen een zuiver Joodsch ver
schijnsel. Het zou ook kunnen zijn van
vreemden oorsprong, overgeplant van vreemden
bodem op den Israelietischen grond. Ook zou
het kunnen wezen, dat het deels Joodsch, en
deels van uitlandschen oorsprong is geweest.
Dit laatste is het meest waarschijnlijk.
Een ernstige en aandachtige beschouwing
van deze secte wijst ons op veel, dat in het
wezen der zaak niet vreemd is aan het Joden
dom, en alleen vreemd schijnt door zijn over
drijving doch tevens ook op veel, dat inderdaad
vreemdsoortig is en ganschelijk niet uit
Joodsche gegevens is te verklaren.
Wie onbevooroordeeld deze secte gadeslaat,
wordt terstond getroffen docr het Joodsch-
phariseesche type, dat uit dezen bastaard
spreekt. Daar is allereerst hun streng-wettische
richting. Mozes stond in hooge eere. Evenzoo
de H. Schrift. Het voorzienigheidsgeloof der
Pharizeën was ook bij hen nog sterker geaccen
tueerd aanwezig. Dat er een vergelding na
dit leven was, stond bij hen vast.
Nog krachtiger getuigt het rigoristisch
Sabbathdienen voor hun Joodschen landaard.
En wat vooral hen als Joden kenteekent is hun
angstvallige zorg voor de lichamelijke reinheid
met haar symbolische beteekenis. Wie nu
weet, hoe juist in Mozes' wetgeving de voor
schriften aangaande den Sabbath en de Levie-
tische reinheid een groote plaats innemen
wie ook weet, hoe door de rabbijnen deze beide
onderdeelen der wet op de meest subtiele
wijze zijn bewerktwie bovendien weet, hoe
vooral de priesters streng onderworpen waren
aan Sabbaths- en reinheidswet en de Esseërs,
naar 't schijnt, bedoelden een algemeen pries
terdom te zijndie zal zeker niet in den
vreemde gaan zoeken, wat zoo van nabij te
vinden is.
Alleen dit kunnen we zeggen het Essenisme
is een ultra van het wettisch Jodendomhet
is overdreven pharizeïsme. De Joodsche massa,
die tegenover het heidendom zijn trots en
roem in de wet stelde, is de positief. Doch
die massa zelf had weer in het pharizeïsme
haar comparatief. Het pharizeïsme sprak van
de massa als de schare, die de wet niet kent.
En nu komt het Essenisme als superlatief en
zegtde pharizeërs gaan nog niet ver genoeg,
ze mijden de schare slechts we moeten om het
ideaal der gerechtigheid en heiligheid te be
reiken ons afzonderen. We separeeren We
treden buiten de samenleving. We haten en
ontvlieden het profane volk. Hun afscheiding
van de wereld vloeit dus voort uit hun stelsel,
dat ze radicaal volgen.
Het dragen van het witte kleed, de groote
kieschheid bij het verrichten van hun nood
druft en hun krachtig ontwikkeld schaamte
gevoel staan met dit reinheidsstreven in nauw
verband en vinden in de rabbinistische litera
tuur niet alleen, maar ook in de kanonieke
boeken des O. Testaments talrijke aanknoo-
pingspunten.
Dit streven naar reinheid, dit puriteinsche
standpunt, zoo sterk doorgedreven, leidde
natuurlijk tot buitensporigheden en ontaarding,
zoodat de overeenkomst "vergroeide tot menig
groot verschil. Als een zaadkorrel door blijft
groeien, krijgt men misgewas. Een reus van
drie meter lang is wel een mensch, maar hij
past toch niet al te best in onze samenleving.
Zoo leidde hun streven naar reinheid aller
eerst tot separatie, en deze separatie weer tot
gemeenschap. Ze organiseerde zich, werden
één gezin met één ideaal, de heiligheid, en om
dat ideaal te bereiken moesten ze vanzelf leven,
en om te leven moesten ze werken, doch niet
om de spijze, die vergaat. Ze legden zich
heiligheid op als een schaten hadden daarom
geen behoefte aan rijkdom en weelde. Voor
privaat bezit was bij hen geen plaats. Uit
wettische motieven vergaderden zij geen
schatten op aarde, maar in den hemel.
Een andere buitensporigheid was hun afkeer
van het huwelijk. Hierin is niets Joodsch,
zou men zeggen. De Joden huwden vroeg en
vaak. Salomo met zijn duizend vrouwen ware
een slecht Esseër geweest. Toch is ook dit
verschijnsel vrucht van doorgroeiing van
Joodsche principes. Immers zegt de wet, dat
de huwelijksgemeenschap verontreinigt en een
levietisch bad noodzakelijk maakt. Wie dus
den hoogsten graad van heiligheid wil berei
ken, moet dan ook niet huwen, redeneert de
Esseër. Hij late dit over voor den gemeenen
hoop.
Dezelfde puriteinsche trek speelde ook in
hun maatschappelijk leven door. Eenvoud
was hun sieraad. Op hunne wijze spraken ze
reeds van de „goddelooze inrichting" der
maatschappij. De cultuur was bedorven na
tuur. En Rousseau's zinspreuk was in wezen
reeds de hunne„laat ons wederkeeren tot de
natuur". Daarom verwierpen ze de slavernij
het eedzwerenhet zalven met olie, en de weel
derige inrichting des levens. De eenvoudige
akkerbouw had hun voorliefde. De boerenstand
had de oudste brieven. Het landelijk leven
was 't minst bedorvene.
Van eigenlijke ascese worden we bij hen
niet zooveel gewaar. Vasten) kastijding en
onthouding van vleesch en wijn zijn verschijn
selen van het ascetisme. Wat de onthouding
van vleesch en wijn betreft, hebben we gezien,
dat met zekerheid het vóór noch tegen blijkt.
Al wordt over net vasten niet gesproken, ons
dunkt, dat hun pharizeesch standpunt het als
vanzelf sprekend meebrengt. Over de kastij
ding kan niets met zekerheid worden gezegd.
Hun zedelijk karakter wordt beter geteekend
met den naam van ethisch radicalisme dan van
ascetisme. Slechts de natuurlijke en allereen
voudigste behoeften mochten bevredigd worden.
Vandaar hun afkeer van den handel, die heb
zucht kweekt en de begeerten prikkelt. In
den communistischen staat, werkt ieder voor
allen, en mag de een niet rijk worden ten
koste van den ander.
Door al dergelijke voorstellingen en conse
quenties van het principe hebben ze zich
geïsoleerd van het burgerlijk en kerkelijk leven
van 't Joodsche volk, van maatschappij en
tempel.
Die breuke met hun volk werd nog grooter
door den invloed van vreemde elementen. Daar
zijn in hun leer en leven verschijnselen, die
met geen mogelijkheid uit het nationale leven
konden te voorschijn komen.
Ik wijs slechts op hun heidenschen zonne
dienstdie niet te rijmen is met hun overigens
Joodsch-monotheistische Gods vereering, en óók
op hun dualistische anthropologic, die het
lichaam beschouwt als den kerker der prae-
existente ziel.
Hier is de invloed van vreemde philosophie
onmiskenbaar. Maar van welke P Men heeft
gezocht in het Buddhisme, het Parsisme, het
Syro-palestijnsche, het Pythagoreïsme en in
andere Grieksche stelsels.
Welk resultaat van navorsching bevredigt
het meest? De meeste onderzoekers wijzen
met Josephus op den invloed van het Pytha
goreïsme. Er zijn onderscheidene punten van
overeenkomst. Het streven naar lichamelijke
reinheid en heiligheidde wasschingende
door en door eenvoudige levenswijze, de aan
beveling van den ongehuwden staat, de witte
kleeding, de verwerping van den eed en het
bloedige offer; de zonnevereering en vrèeze
om haar lichtglans te beleedigen en het
dualisme van lichaam en ziel.
Ü8 overeenkomst is groot. Essenisme en
Pythagoreïsme zullen elkaar hebben aange
trokken, juist omdat ze zooveel met elkander
gemeen hadden, als verwante zielen. De
vreemde bondgenoot was ouder dan 't Essenisme,
dat uit de 2e eeuw vóór Christus dateert. Doch
als we nu weten, dat sinds Alexander den
Grooten de Grieksche invloeden in Palestina
machtig hebben gewerkt, verwondert het ons
niet, dat beide richtingen elkander vonden en
huwden.
Absolute zekerheid ontbreekt natuurlijk,
't Pythagoreïsme zelf is zulk een vreemd
soortig verschijnsel. Het naast aan beide ver
want is weer het Parsisme. Zoowel in het
Joodsche Essenisme als in het Grieksche
Pythagoreïsme gloeiden vonken van Oostersch
vuur. Zonnevereering, engelenleer, magie en
het ethisch dualisme herinneren ons aan het
Parsisme.
Hoe nu de combinatie is ontstaan zal wel
een vraag blijven na zoovele eeuwen. Vóór-
Azië was in dien tijd de heksenketel, waarin
allerlei religieus© en philosophische ideeën
borrelden in rustelooze woeling. De stroomin
gen der cultuur kruisten elkaar en vloeiden
ineen in zulk een menigvuldigheid, dat het
oog zich in den doolhof verliest. We mogen
dankbaar zijn, indien de hoofdlijnen ons niet
ontglippen.
Deze Joodsch-Pythagoreïsche secte leefde nu
en bloeide in Israël tijdens Jezus' omwandeling.
(Wordt vervolgd). Lahan.
Bijna elke stembus brengt in de laatste
jaren aan het licht, dat de Sociaal-Democratie
gestadig wint. Ook de stemmingen, welke er
in de laatste weken gehouden werden voor de
verkiezing van leden der Provinciale Staten,
hebben ons dien gestadigen vooruitgang van
de mannen der roode vaan weer getoond.
En ofschoon dit nu met het oog op velerlei
dingen zeer wel verklaarbaar moge zijn, wie
eenigermate het beginsel, het doel en het
streven van dat Socialisme kent, kan in die
toeneming moeilijk anders dan een inderdaad
verontrustend verschijnsel zien en vraagt zich
gedurig met beving af, welke ontzettende wor
steling ons toch na korter of langer tijd wel
wachten moge.
Maar te schrikkelijker is het daarom, dat
de Sociaal-Democratie ook in het Hervormd
Kerkgenootschap als zoodanig steeds breeder