Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. W. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. 5e Jaargang. Vrijdag 2 Augustus 1907. No. 6 UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. 1B0NHEMENTSPRIJS Drukker-Uitgever A. D. LITTOOIJ Az. MIDDELBURG. PRIJS DER iD YERTERTIEH De GoddelQke ingeving der Heilige Schrift. „Hoe komt het dat er voor de Friesche Gereformeerde Kerken twee bladen z{]n?" Zeeuwsen Kerkblad. per half jaar franco per post Enkele nummers 70 cent. 3 cent. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. DE ROEPING DE EENIGE GRENS. En allen, die verre zijn, zoovelen a'.s er de Heere onze God toeroepen zal. Hand. II 39. Het was een groote schare, welke in den tempel bijeen was. Uit vele landen waren zij gekomen beide Joden en Joden-genooten. In woners uit Azië, Afrika en Europa waren er tegenwoordig. Maar hoe gering was hun aan tal, als gij hen vergelijkt met de menigte der volken, die nog allen verstoken waren van het licht des Evangelies. Maar dit zou zoo niet blijven. De Apostel verzekert het. Bij God waren er ook gedachten des vredes over die allen, die nu nog verre waren. Tot hen zou ook uitgaan de roepstem wendt u tot Mij, gij einden der aarde, want Ik ben God en niemand meer. Het licht van den heugeljjken Pinksterdag zou zijn sehijnsel laten vallen tot in de meest afgelegen streken der aarde en zij die verre wonen zouden zieh daarover ver blijden. Daaruit blijkt ons, dat de Geest des Heeren het hart rein maakt en verlost van alle bekrompenheid. Dat is nog altijd zoo. Een christen heeft een oog voor de zonde en de ellende der volken, maar ook voor het liefelijke der belofte, dat de heidenen vergaderd zullen worden rondom de Banier van den Koning, die door God gezalfd is over Sion, den berg Zijner heiligheid. Ruim is alzoo de kring, waarin het heil ge noten zal worden. De eenige beperking welke de Apostel er op geeft, is dezezoovelen als er de Heere onze God toeroepen zal. Het is niet in 's menschen macht gesteld, hoe groot het aantal zijn zal, die uit de volkeren komen zul len om te aanbidden voor 's Heeren aangezicht evenmin is het overgelaten aan het toeval. Er heerscht ook hier niet de geringste willekeur. Geen creatuur kan de grens bepalen, binnen welke de zaligheid gemaakt zal worden. De Heere heeft het in Zijn eigen macht gesteld. Hij beslist daarover, Hij alleen. Zoovelen als er de Heere onze God toeroepen zal. Geen enkele meer, maar ook geen enkele minder. Wat is dit een voorrecht. De gemeente heeft de roeping om Gods deugden te verkondigen, Zijn lof te verbreiden en Zjjn heil te bood schappen van de zee tot aan de zee, van de rivieren tot aan de einden der aarde. Maar hoe traag is zij menigmaal en hoe licht geeft zij zich aan een vadsige rust over. Wanneer ergens goud in de aarde ontdekt wordt, dade lijk zijn er vele mannen vol wilskracht gereed om er heen te snellen, hoe groot de afstand ook moge zijn en al zijn er talrijke bezwaren aan verbonden. Als het geldt een nieuw af zetgebied te "vinden vooï de vele voortbreng selen der nijverheid, steeds zijn er die vol moed er op uitgaan en zich de grootste inspanning getroosten om het voorgestelde doel te berei ken. Maar helaas hoe klein is het aantal van hen die door de gemeente gezonden worden naar verre landen om de heidenen te doen weten, dat zij menschen zijn. Daarom is het zulk een geluk, dat de Heere het zelf in Zjjne eigen hand houdt, er zelf voor zorgt, dat die velen kennis krijgen van de volle verlossing, welke daar is in Christus Jezus. Hij zal Zijn raad ook in dezen volvoeren, en Zijn welbe hagen zal door de hand des Middelaars voor spoedig voortgaan. Eens zal het blijken, dat er niets aan de uitvoering heeft ontbroken. Meer kon de Apostel er toen niet van zeg gen. Welke volken de Heere eerst en welke Hij later zou roepen, was Hem onbekend. Geen profeet kon dit van te voren bepalen. Maar dit blijft niet in 't donker schuilen. Op Zijn tijd en Zijn wijze doet de Heere het zien. Roepen toch is een daad, waarvan de gevolgen in 't licht treden. Het is geen kracht, welke in 't goddelijk wezen verborgen blijft. Zjj gaat van Hem uit, zij treedt naar buiten, zjj ver toont zich in het werkelijke leven, zij grijpt in en heeft uitwerking. Zy geschiedt door de verkondiging des Evangelies. In weerwil van alle zondige traagheid Zijns volks zorgt de Heere er voor, dat Zijn Woord uitgaat en tot de verste volken komt. Heel de zendingsge schiedenis getuigt er van. Zjj verhaalt ons, langs welke wegen en door welke middelen God Zjjn Woord heeft doen komen tot hen, die oorspronkelijk verre waren, en zij laat ons op die wijze zien de trouwe zorg, waarmede Hy altijd ijverig is geweest voor de komst van Zy'n rijk. Doch dit is enkel de uitwendige zijde van Zjjne roeping. Achter die uitwendige schuilt nog een inwendige. Misschien is het beter en nauwkeuriger, als wij zeggen, dat dit roepen Gods niet enkel tot het oor van den mensch komt, maar doordringt tot in zijn hart. De stem des Heeren is met kracht. Dit geldt ook hier. Zjj doet hen, die verre zijn, luisteren, stilstaan op hun weg, zij doet het oog open gaan over de ellende, zjj wekt de begeerte naar het heil, zij verandert het hart, en zij doet den voet terugkeeren tot den sprinkader des levens Waar zij tot den heiden komt, daar doet zy Hem kennen den Algenoegzamen en Volzaligen God, in Wiens gemeenschap alle onze zaligheid bestaat. Ofschoon hy tot dusver verre van God leefde, steeds dieper wegzonk in zyn zonde, en alleen bedacht, wat zyn bedorven hart kon streelen, toch zal hy door deze roeping dadeljjk alles loslaten, wat hy hoogachtte en beminde en zoeken den vrede door het bloed des kruises. Even won derlijk als krachtig is deze roeping. Niemand kan haar wederstand bieden, niemand zich aan haar invloed onttrekken. Zj werpt alle macht ter neder, die zich verheft tegen de kennis van Christus. Over eiken tegenstand triumpheert zy, alle moeielykheden overwint zy. Wie zou haar kunnen tegenhouden op haar weg en by haar werk Wij moeten dan ook nooit meenen, dat wij de heidenen kunnen verrijken. God alleen kan het en daarom be hoort ons gebed om de verbreiding van Zyn Woord onder de heidenen te vermenigvuldi gen, in de overtuiging, dat hier alle schep selen-hulp lichter dan de ydelheid zelve is. Er vloeit nog iets uit voort, 's Heeren roe ping gaat door in de geslachten van hen, die door Zyn macht uit de duisternis van het hei dendom gerukt werden en een plaats kregen op de erve van Zyn koninkrijk. Maar die roe ping gaat niet door in allen en om die reden moeten wjj voor ons zelf toezien, of zy ons ook heeft bereikt. Tot allen komt het Evan gelie in ons land, maar bjj velen doet het geen nut, omdat het niet met het geloof is gemengd Voor velen zelfs is het een reuk des doods ten doode, en is dit niet ontzettend. Zie dan toe, dat er niet in u zy een ongeloovig hart om af te. wyken van den levenden God. Behoor niet tot hen, die zich tot hun eigen verderf onttrekken, maar geloof tot zaligheid uwer ziel. De verantwoordelijkheid, welke gy hebt, is groot, de tyd uws levens zoo kort, de roe ping des Evangelies zoo ernstig, bedenk dan wat tot uwen eeuwigen vrede dient, en benaar- stig u om uwe roeping en verkiezing vast te maken, want dat doende zult gy nimmermeer struikelen. Zoo gy Zyn stem dan heden hoort, Gelooft Zyn heil en troostrijk woord, Verhardt u niet, maar laat u leiden. Bouma. VARIA, Ons tweede artikel over dit onderwerp ein digden wy de verledene week met de woorden „Let toch lezers op dit veelzeggend, machtig groot verschil". Dit verschil gold het belijden der Ethischen die zeggen het Woord Gods is in den Bijbel, en het beljjden der Gerefor meerden, die in navolging van Paulus geloo- ven en leeren, dat „al de Schrift" (2 Tim. 3 16), d. w. z. de gansche Schrift van God in gegeven isdus, dat niet slechts Gods Woord in den Bybel is, maar, dat de gansche Bijbel Woord van God is. Het is van Genesis 1 vs. 1 tot het laatste vers van de Openbaring van Johannes „Hoort wat de Geest tot de gemeente zegt". Door hetgeen de Ethischen ten dezen leeren wordt alle zekerheid, wat in den Bijbel Woord van God is, weggenomen.WatWoord van God is, waarop wy arme zondaren, die niets zyn en niets hebben, ons ontwijfelbaar in leven en in sterven verlaten kunnen. Op ethisch standpunt, moeten menschen, op wie wy niet vertrouwen kunnen en mogen, ons dat zeggen. Ja, zy moeten ons zeggen wat in den Bybel Woord des Heeren is. Doch hierover denken zjj niet gelijk, maar loopen zy uiteen. Wat dus in den geheelen Bybel Woord des Heeren is, het woord waarop wjj in alle omstandigheden van het leven, voor den tyd en de eeuwigheid gerustelyk kunnen afgaan, weten wjj niet, zelfs niet met mensche- lyke zekerheid, en wy moeten het met Godde lijke zekerheid weten. Op het standpunt der Ethischen moeten wjj het ten slotte, omreden zjj onderling verschillen over hetgeen tot het Woord Gods in den Bybel behoort, zei ven uitmaken. Zeggen zy neen, zoo is het niet, want de Geest Gods maakt dat in en voor ons uit, dan luidt ons antwoord Maar de leeraars, de eerst aangewezenen, hebben, als zy de rechte leeraars zjjn, toch ook den Geest ontvangen, en kunnen zy ons nu niet gelijkluidend, als uit eenen mond, dus eenpariglyk zeggen wat het God delijk Woord in den Bijbel is, hóe zal ieder eenvoudig lid der gemeente dat dan voor zich zeiven vaststellen Den toetssteen ons, naar wij gelooven, in de. Heilige Schrift door God ge geven, missen wij dan. Het is dan niet„Tot de wet en de getuigenis". De Heilige Schriften zyn de norm, de xegel, de maatstaf niet. 't Is dan in laatste instantie niet: „Wy hebben het profetisch woord, dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op een licht, schjjnende in eene duistere plaats, totdat de dag aanlichte en de morgenster opga in uwe harten". - .De., ervaringen, ons kennen en weten, ons gevoel en besef gaat dan boven het Woord Gods, het subjectivisme viert op dit standpunt zjjn hoogtjj. Er is dunkt my reden om te vreezen, dat de Ethischen ondanks zichzelven met en door deze hunne leer den weg banen voor het spiritua listische pantheïsme. En dat ik by de kenschetsing van het ethische gevoelen inzake de Goddelijke inge ving niet overdrijf, dat komt in de uitgegeven leerredenen van Dr. Cramer te 's Gravenhage genoegzaam uit. Bijvoorbeeld waar hy sprak en schreef„Gij zult moeten toestemmendat wij van geen enkel woord en van geen enkele daad van Jezus met volkomene zekerheid kunnen zeggenZóó heeft Jezus gesprokendat heeft Hij gedaan Gy gevoelt en stemt toe dat hier alle zeker heid weg is't Is ten hemelschreiend Omtrent hetgeen waarop het zelfs in de eerste plaats aankomt, hebben wij, volgens de Ethischen geene vastigheid. Leeraren en Onderwijzers, die deze Ethische Schriftbeschouwing zyn toegedaan en leeren, nemen het geloof in den Bybel, als in het Woord onzes Gods weg en doen weldra aan alles twijfelen. Is aan onze kinderen dat onderwijs te geven, niet in stry'd met deDoopsbelofte, met de belofte, dat wij ze zullen onderwjjzen en doen onder wijzen in de leer, die in het Oude en Nieuwe Testament geleerd wordt? Onze derde stelling luidde 't Is evenwel mogelijk te belijden, dat het Woord Gods in den Bybel is, zooals de Ethischen doen, omreden zy, als wij, gelooven dat de Heere op boven natuurlijke wijze zich heeft geopenbaard aan de Vaderen, aan de Profeten, de Evangelisten en Apostelen, ja dat Hy aan hen en door hen aan ons den geheelen weg des heils heeft be kend gemaaktm. a. w. zy gelooven wel aan de revelatieaan de Goddelijke openbaring, maar niet aan de inspiratieaan de Goddelijke ingeving der Heilige Schrift. Gevolg van het niet gelooven dat al wat de Heere hun geopenbaard heeft, onder Zijne ge heel eenige leiding is opgeschreven, móet wezen, dat de belijders van God en Christus nooit onvoor waardelijk hebben kunnen gelooven dat het geen door Mozes, door de Profeten, de Evan gelisten en de Apostelen, op last van God, schreven en in den Bijbel bewaard is, Woord van God is. De Ethischen beweren en leeren dan ook dat zeer veel in gewoon menschelijk- dichterljjke inkleeding ons is verhaald. Gevolg van dit geloof en beweren is, dat zelfs met het oog op de autografische, de oorspron kelijke Schriften, byv. van de geboorte-, de lydens-, de opstandings-, de hemelvaartsge- schiedenis van Jezus, alsmede van de Pinkster feestgeschiedenis geene zekerheid bestaat, dat het alzóo geschied is, als het ons in het Woord onzes Gods is meegedeeld. Wijlen professor Dr. Gunning heeft dat dan ook vóór eenige jaren in geschrifte uitgesproken, betoogd en verde digd, gelijk dat nu Dr. Cramer heeft gedaan. Doch dat men, helaas, aan alles gewent, is weer geblekenwant de ontsteltenis en beroering was toen door gehèèl Nederland en dermate, dat, nadat Dr. A. Kuyper Sr. daartegen min zaam maar met kracht en klem was opgekomen, Dr. Gunning de reeds gedrukte en aan de in- teekenaren gezonden exemplaren van dit zyn geschrift terug liet vragen. Doch in hetgeen in plaats daarvoor verscheen, was de bewering, inzake de dichterlijke inkleeding der N. Testa- mentisehe gebeurtenissen, wel verzacht, minder op den voorgrond tredend, doch in wezen was ze behouden gebleven. Myne vierde stelling is dan ook Wanneer niet geloofd wordt aan de Inspiratie der H. Schrift, d. w. z. dat de schrijvers onder de geheél eenige leiding des Heiligen Geestes schre ven, hebben wy, om het even of men al of niet spreekt van dichterlijke inkleeding, geen waar borg dat juist is weergegeven hetgeen de Heere hun heeft geopenbaard, sterker, dan ligt het veeleer voor de hand, dat deze bovenna tuurlijke waarheden en gebeurtenissen niet juist weergegeven zyn. Littooij. (Wordt vervolgd.) Nu wy in dezen komkommertijd en omreden verscheidene schrijvers vacantie hebben, uit de beide Friesche Kerkbladen met instemming wat kunnen en moeten overnemen, beantwoor den wy vooraf de boven ons gedane vraag. Het eene heet de Friesche Kerk bode, het andere het Friesche Kerk Wad. Het eerstge noemde is van de firma Jongbloed te Leeuwar-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1907 | | pagina 1