Geregeld Catechisatie bezoek.
Nog jeugdig in den grijzen ouderdom.
J. P. Tazelaar.
Bloemen aan de buitenkant.
iterk- en Schoolnieuws.
Offlciëele .Berichten,
CLASSIS ZIERIKZEE.
g^Uit het verslag van „Filippus" nemen we
over de volgende „leerrijke,^.beschamende erva
ring", door den voorzitter, Prof. L. Lindeboom,
medegedeeld
„P., een jong meisje, was in dienst by
een Jodin en verzuimde dikwijls de Catechi
satie. Daarover ondervraagd verklaarde zij,
dat haar juffrouw haar nu en dan geen tijd
gaf, om de Catechisatie te bezoeken. Nu
werd eens bij de juffrouw geinformeerd en
wat bleek toen? Dat P. in plaats van naar
de Catechisatie te gaan, ging wandelen. De
juffrouw verklaarde, dat haar eigen kinderen
eiken dag twee uur godsdienstonderwijs ontvin
gen, en dat van haar dus niet te verwachten
was, dat haar dienstmaagd niet een enkel
uur per week er aan besteden mocht"
Dat meisje verzuimde dus niet alleen de
Catechisatie, maar loog en belasterde ook nog
haar mevrouw. Dat zijn treurige dingen en
zij zijn niet zeldzaam. Menig predikant kan er
van getuigen. Ongeregeld Catechisatiebezoek,
om allerlei nietigheden wegblijven, er niets
voor doen, er zich nog oneerbiedig en slecht
gedragen ook, het komt al te veel voor.
En dat ook in gemeenten, waar de jongelui
maar een maand of drie, vier catechiseeren.
Als men, zeg van 15 of 16 maal, ook nog 4,
5,8 keer wegblijft, geeft zulk catechiseeren niets.
Het is de waarheid dat de kinderen der
Joden en der Roomschen veel meer en geregel
der onderwezen worden in hunnen godsdienst,
dan de meeste kinderen der Protestanten, zelfs
van Gereformeerde ouders, in de leer, die zij
belijden.
Wij woonden eens eene Catechisatie bij in
een Roomsche kerkeen jeugdig priester
catechiseerde ongeveer een 100 kinderen van
1012 jaar. En 't was wat vorm, methode,
orde aangaat m. i. volmaakt. Beschaamd gingen
wij heen. Konden wij zóó met onze kinderen
geregeld catechiseeren, welk een zegen zou
het afwerpen
Laten toch ook de ouders medewerken en
doen wat ze kunnen, dat hunne kinderen (ook
de grooten) geregeld de Godsdienstoefeningen
en niet minder de eateehisatie's bijwonen. Zij
hebben het bij den Doop hunner kinderen
beloofd en 't is voor God nooit te verantwoor
den, wanneer zij hierin nalatig zijn. Hij zal
het zoeken. De Wachter.)
Het schoonste tijdperk van ons leven, dat
der jeugd, is zeer vergankelijk. Gelijk een bloem
des velds alzoo bloeit de mensch. De frissche
bloei eener geurende roos is schoon, maar duurt
slechts zeer kort. En toch is er een macht, die
ofschoon de lentetijd des levens spoedig voor
bijgaat, de lentefrischheid en bloei vermag te
bestendigen, zelfs tot in den hoogsten ouderdom.
Deze macht is het geloof in den Christus
Gods. Dat geloof heeft een heerlijke kracht,
een verjeugdigenden invloed. De zonde put uit
en mat af. Zij veroudert en verwoest. Menig
jongeling, die lichtzinnig in den stroom der
ongerechtigheid zich stortte, is als een ver
molmde boom, ofschoon zijn jaren nog slechts
een laag cijfer tellen. Ge kent ze zeker ook,
die droeve toonbeelden van de slavernij der
zonde, welke «den frisschen kraehtigen jonge
ling ten prooi maakt van allerlei booze ziekten
en schrikkelijke ellende. Menig kind van God
daarentegen is nog jong en frisch in de dagen
zijner grijsheid. En de bron van dien besten
digen bloei ligt alleenlijk in zijn geloof.
De mensch wil niet gaarne oud zijn. Velen
komt een pijnlijke trek op het gelaat, als gij
hen ouder schat dan zij werkelijk zijn. Onze
jaren vliegen daarheen. Wij kunnen het niet
verhinderen, dat het cijfer onzes levens aldoor
klimt. En toch beproef t menigeen, als hij ouder
wordt, zijn jeugd te vernieuwen. IJdele naturen,
die gansch vervreemd zijn van den ernst en
van de bezadigdheid, die den man van rijperen
leeftijd betaamt en siert. IJdele naturen, die,
ofschoon zij den tijd der jeugd reeds verre ach
ter zich lieten, toch er zich op toeleggen in
kleeding en manieren „het jonge volkje' na
te doen. Niets is meer verachtelijk dan zulk
bedrijf. Het wreekt zich dan ook spoedig. Want
als die mensch bemerkt, dat hij, ondanks al
zijn kunsten, oud is en steeds ouder wordt,
stort plotseling al zijn veerkracht in, en de
eerst zoo luchthartige en hoogmoedige is op
eens een suffe en morrende grijsaard geworden.
Er is slechts één macht, die de jeugd des
menschen vernieuwen en duurzaam kan maken,
't Is de macht van het Christelijk geloof. De
Schrift spreekt dat duidelijk uitDe vreeze
des Heeren', zoo zegt de Spreukendichter,
„vermeerdert de dagen, maar de jaren der god-
deloozen worden verkort'. Het gras, dat spoe
dig tot hooi wordt, is het beeld van den god-
delooze. Maar de geloovige is den altijd groe
nen cederboom gelijk. De goddeloozen zijn als
stoppelen, voor het vuur bestemdmaar de
kinderen Gods zijn de cederen, waarmee de
tempel des Heeren wordt gebouwd. De godde
loozen groeien als het kruid. Zij groeien soms
sneldoch 't is het snel voorbijgaand groenen
der weide. „Maar de rechtvaardige zal groeien
als een palmboom", zoo zingt de Psalmist.
„Hij zal wassen als een cederboom op Libanon.
Die in het huis des Heeren geplant zijn, dien
zal gegeven worden te groeien in de voor
hoven onzes Gods. In den grijzen ouderdom
zullen ze noch vruchten dragen. Zij zullen vet
en groen zijn, om te verkondigen, dat de Heere
recht is: Hij is mijn Rotssteen en in Hem is
geen onrecht."
En vanwaar nu deze heerlijke, vernieuwende
invloed van des Christens geloof, waardoor hij,
ook al draagt hij den last van vele jaren op
de vermoeide schouders, nog frisch en helder
van geest kan zijn?
De Christen is, door het geloof, één plant
met Christus. Hij staat en leeft in vruchtba
ren grond. Zijn levensbodem is Christus, de
Bron, de Vorst des levens. Dat is het geheim
van zijn duurzame jeugd. De dienaar dezer
wereld is geworteld in het moeras van zonde,
en aan poelen van ongerechtigheid. Hier is
geen gezonde, krachtige groei mogelijk. Hier
is, na misschien een korte poos van weelderig
uitbotten, niets dan kwijnen en versterven te
wachten. Maar de geloovige is als een boom,
die aan waterbeken is geplant. Hij groeit en
bloeit aan de Godsrivieren. Rivieren van ver
giffenis, rivieren van genade, rivieren van be
loften, rivieren van leven en heil. En daarom
is vruchtbaarheid en bloei een onmisbare hoe
danigheid van het leven des geloofs. Want de
geloovige is geplant aan de beken des heils.
En dat zijn beken, die overvloeien. Uitdrogen
doen ze nooit.
Heeft de Heiland het niet uitdrukkelijk ge
zegd „Die in mij blijft, die draagt veel vrucht
Gemeenschap met den stam schenkt vrucht
baarheid aan de takken. De geloovige is ge
plant in de voorhoven Gods. Daar schiet hij
zijn wortelen nederwaarts, en daar verheft zich
de rijke vrucht, aan de groene takken des ge
loofs en des gebeds, vriendelijk omhoog.
Door de gemeenschap met Christus groeit
en bloeit de geloovige, te midden van de dor
heid en droogte der woestijn dezer wereld.
Gods eeuwige gedachten des vredes zijn het
ware tehuis voor 's Heeren kinderen, en daarom
zijn zij als een altijd groenende boom. Moge
het leven der natuur in hen verwelkenhet
leven der genade bloeit, in 't midden van zoo
veel, dat rondom hen verdwijnt en vergaat. In
de natuur ziet ge vruchten ten dage van ge
zondheid en kracht, en bij den geloovige bloeit
en bloesemt het, als zijn geloofsleven maar ge
zond en krachtig is. Zoo kan de godvruchtige
vet en groen zijn heel den tijd zijns levens door.
Zijn blad valt niet af; hij zal in schoonheid en
vruchtbaarheid toenemen, naarmate bij in tee-
derder gemeenschap met Christus leeft. Ge
meenschap met God, in Christus, is dus de
sleutel tot den hof, waarin de bloesem en frisch-
heid der jeugd onvergankelijk bloeien.
Zie het aan Mozes op honderd-twintig ja
rigen leeftijd beklimt hjj Nebo's bergtop. Hij
heeft geen staf noodig, om er op te leunen,
want zijn kracht is ten spijt van dien hoogen
leeftjjd niet verzwakt. Zijn oog is nog niet
verduisterd, maar overziet met scherpen blik
de vlakte, die zich daar als een paradijs voor
hem uitbreidt. Vanwaar nu die ongebroken
kracht, die jeugdige frischheid, en dat in zoo
hoogen ouderdom? Zijn levensweg was toch
niet zoo effen, en zijn levenstaak niet zoo ge
makkelijk geweest! En toch wuift d© ceder
nog steeds zijn machtige, altijd groene takken,
want immers hij heeft niet met klachten en
zuchten van Israel afscheid genomen, maar met
een lied vol geestdrift en kracht.
Hij wandelde met God. Hij had gemeen
schap met Jehova. Gelijk een man met zijn
vriend, alzoo sprak de Heere tot Mozes. En
die gemeenschap met God was de onledigbare
bron, waaruit steeds jongheid en frissche kracht
hem toevloeide.
„Die in den Zoon gelooft", zegt de Schrift,
„die heeft het eeuwige leven". Hij zal het niet
maar ontvangen hij heeft het reeds. Dat eeuwige
leven is goddelijk leven. Het wordt door den
H. Geest, in den geloovige gewerkt als een
nieuw levensbeginsel, dat niet in eens al zijn
volmaaktheid doet aanschouwen en gevoelen,
maar onder de leiding des Geestes, altijd meer
zich ontwikkelt. Dat goddelijk leven, 't welk
in den geloovige geplant, gekweekt en tot was
dom gebracht wordt, is de bron van den onver-
gankelijken bloei des geloofs. Het is een leven,
dat niet sterft. Door den natuurlijken dood heen
gaat het van heerlijkheid tot heerlijkheid voort.
Daarom verliest het kind Gods, ook waar het
verval zijner lichamelijke krachten intreedt, de
jeugd en de frischheid zijns geestes niet. Het
leven zijns harten is boven het wisselen en
vergaan der dingen verheven. Met goddelijk
leven begiftigd, met goddelijke genade bedeeld,
draagt hij den stempel der eeuwigheid aan zich.
Hij is in Christus volkomen onkwetsbaar voor
den dood. Het avondrood van dit aardsche
leven is voor hem tegelijk de morgenscheme
ring van den eeuwigen dageraad des heils.
Lezer, zoo kan het wezen by Gods kind.
En zoo moest het by hem zyn. Zulk een
frissche bloei en gezonde levenskracht behoorde
steeds van hem uit te gaan. Doch helaas,
maar al te zelden is het zoo. Niet minder
dan in de kracht zyns levens, moet er van den
Christen een getuigenis uitgaan, ook in zyn
ouderdom. En wel daardoor, dat hy vruchten
draagt, rijke en rype vruchten, tot Gods eer en
anderen tot zegen. Een jong Christen is als
een boom in de lente, die met schoonen bloe
sem is versierdmaar een gryze onder Gods
volks zy als een boom in den herfst, die met
goede vruchten is beladen. Kostelijke vrucht
van zachtmoedigheid, wijsheid, zelfverlooche
ning van helder inzicht in Gods Woord, van
geestelijke ervaring, van vertrouwen op God.
Zoo zal de geloovige in den ouderdom vet en
groen zyn, om te verkondigen, dat de Heere
recht is. Mochten er toch onder ons vele
Simeons en Anna's zyn, die in het huis des
Heeren zyn geplant, en wien het gegeven
wordt te groeien in de voorhoven onzes Gods.
Vele Simeons en Anna's, die in den grijzen
ouderdom nog vruchten dragen, en waardoor
vele jeugdigen van jaren mochten worden op
gewekt, om zich aan den Heere over te geven,
en hun leven te besteden in den dienst van
Hem, die de zijnen geleidt over heel den weg
huns levens, en ook als de ouderdom en grijs
heid daar is, hen niet verlaat.
Iedere tyd heeft zyn eigen karakter. Voor
eenige jaren hoorde men gedurig spreken over
den „hartstocht der werkelijkheid." In allerlei
boeken en romans werden de vuilste en meest
zedelooze dingen maar platweg by den naam
genoemd. Dat was naar den laatsten smaak.
De schrijvers doopten hunne pennen in mod
der en slyk/ En die boeken werden door dui
zenden verslonden. Prachtig vond men ze
Tegenwoordig doet zich naast wat wy noem
den weer een ander verschijnsel op. Men zou
het den „hartstocht der uitwendigheid" kunnen
heeten. Een der voornaamste afgoden der eeuw
is de schijn. Tallooze en zeer kostbare offers
worden hem gewijd. Een grooten dunk van
zich te geven, groot vertoon te maken is het
levensdoel van zeer velen. Men besteedt al zyn
kracht aan den buitenkant van het leven.
Mooie huizen met sierlijk bewerkte gevels en
slechte grondslagen. Boeken in prachtband
en verguld op snee, en de bladzijden vol
flauwiteiten, vol nietigheden, dikwijls bezwad
derd met vuile woorden en zedelooze gedach
ten. Flesschen met veelkleurige etiquetten,
maar vol vergif, dat ziel en lichaam verwoest.
't Zyn alle sodomsappelen, van buiten gaaf
en blozend, maar als gy de schil er afneemt,
stuift een giftige poeder u tegen. Doch dat
doet er niet toe, als de buitenkant maar
prachtig is.
Die hartstocht der uitwendigheid vervult het
leven met ydelen schyn en valsch bedrog. Dat
kunt gy overal zien. Tegenwoordig is alles
verguld, verzilverd, verkopert of vernikkeld.
Inwendig hol en leeg, maar van buiten gepo
lijst, beschilderd met vele kleuren. Oogver
blinding overal.
Aan den buitenkant slechts schitterende
bloemen, maar om de onreinheid, om het ver
derf, om de doodsbeenderen van binnen be
kommert men zich niet. Heel het leven gaat
hoe langer hoe meer op in het wufte spel
eener ijdele pralerij
En de wereld is gelyk aan een zaal met een
prachtig tapijt, waaronder een vuile en ver
molmde vloer zich verbergt.
Zoo is alles geheel het tegendeel van wat
God eischt in Zyn Woord! De Bybel legt
steeds den nadruk op het inwendige, op 's
menschen hart. De Heere heeft lust aan waar
heid in het binnenste. Die in den hemel woont,
de Heilige Israels, waardeert den mensch niet
naar de uiterlijke vertooning, maar naar de
innerlijke gesteldheid van het hart. In de
weegschaal Gods geworpen, weegt die wereld
met al haar vertoon, met al haar pracht en
praal lichter dan de ijdelheid zelve. Lezer,
wien wydt gij uw hart en leven toe.
Aan den afgod van den valschen schijn
Of aan den God der trouw en der waarheid
Weesp. J. P. Tazelaar.
TWEETAL
te Waarder: ds. R. W. de Jong te Noord wijk
aan Zee
ds. J. Sybesma te Hattem.
te Charloisds. A. Hoeneveld te Kockengen
dr. J. Ridderbos te Oosterend.
BEROEPEN
te Sloterdyk^: ds. J. Dyk, rost pred. te
Amsterdam.
AANGENOMEN
naar Avereerstds. B. J. Lambers te Enumatil
naar Huizen: ds. H. Kajan te Woubrugge.
BEDANKT
voor Baarn ds. E. Yonkenberg te Barendrecht.
Door de Partic. Synode van Zuid-Hol
land (Zuidelijk gedeelte) is benoemd tot curator
der Theol. School te Kampen ds. E. Douma
te Rotterdam en tot diens secundus ds. Sillevis
Smith te Rotterdam.
Ds. K. M. R. Veldman te Garrelsweer
is in den ouderdom van 45 jaar overleden.
Z.Eerw. was vanaf 1887 achtereenvolgens pre
dikant te Arum en te Garrelsweer.
De e.k. vergadering der Kerken in de Classis
Zierikzee zal gehouden worden op den 14en
Augustus, aanvang 11 uur, plaats van samen
komst de Geref. Kerk. Punten voor 't agendum
worden ingewacht vóór 7 Augustus, by den
praeses der roepende Kerk.
Namens den raad dezer Kerk,
Ds. C. Staal Fzn., Praeses.
Jao. Quaak, Scriba.
Oosterland, 25 Juli 1907.
KORT VERSLAG der Classis Goes, 11
Juli 1907.
Art. 1. Ds. Elffers opent de verg. met ge
bed, nadat gezongen is Ps. 90 't laatste vers
en gelezen is 1 Petr. 5.
Art. 2. Alle kerken wettig vertegenwoordigd.
Art. 8. 't Moderamen bestaat uit de br.
ds. Hummelen, Praeses, ds. Elffers, Assessor
ds. Koele wijn, Scriba. Notulen der vorige verg.
gelezen en goedgekeurd.
Art. 4. Rapport Wemeldinge. Ds. Humme
len rapporteert. Te Wemeldinge zyn onder
leiding der deputaten der classis twee ouder
lingen en twee diakenen gekozen. De bevesti
ging zal plaats hebben 14 Juli door ds.
v. d. Veen.
Art 5. Bezwaarschrift van een broeder te
Wemeldinge behandeld. De classis oordeelt
de bezwaren ongegrond.
Art. 6. Aan de Kerk te B. advies verleend
omtrent de toepassing van den tweeden trap
van censuur.
Art. 7. Ds. Elffers doet verslag van de
approbatie in 't ontslag van ds. Heida. Goed
gekeurd.
De kerk te lerseke ontvangt ds. Koelewyn
als Consulent. De classis geeft de kerk van
lerseke advies inzake 't beroepen van een
D. d. W.
Art. 8. De kerk te H. vraagt of mindering
der classicale kosten mogelijk is. De classis
antwoordt ontkennend.
Art. 9. De kerk te Biezelinge ontvangt
advies der classis naar Art 4 en 5 K. O.
Als consulent aangewezen ds. v. d. Veen.
De kerk te B. vraagt advies inzake een atte
statie van een zuster naar 's Gravenpolder
vertrokken. De classis besluit dat de kerk te
B. het attest zal zenden naar de zuster, terwijl
mededeeling zal worden gedaan aan den ker-
keraad van 's Gravenpolder.
Art. 10. Regeling der vacaturebeurten.^
Art. 11. De afgevaardigde ter Prov. Syn.
brengt verslag uit.
Art. 12. Benoemingen
Kerkvisitateursds. van der Veen, Oussoren,
Sec. Doekes.
Deputaten ad examina: ds. Oussoren en
Koelewyn.
Deputaten tot approbatieds. Elffers, Doe
kes en oud. C. de Schipper.
Classicale correspondent: ds. van der Veen.
Deputaat voor de Zending: ds. Doekes.
Deputaat naar art. 18 K. O.ds. Oussoren.
Correspondent Theol. School ds. Oussoren.
Art. 13. Besloten dit jaar geen kerkvisitatie
te houden, tenzij twee kerken dit verzoeken.
Art. 14. Ds. Hummelen ontvangt acte van
ontslag. Ds. Elffers spreekt hem toe, laat zin
gen Ps. 1843. Ds. Hummelen antwoordt.