FEUILLETON- KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Het strijdlied van Gods volk. Twee ITamiliën Het zaad zal Hem dienen, Uitredding en nieuwen druk. Het Essenisme. „De psalmen zjjn in hoogen zin voor 's Heeren volk strijdzangen. Er wordt een worsteling gestreden alle eeuwen door tussehen het Ko ninkrijk van onzen God en de onheilige machten die de komst van zijn Koninkrijk weerstaan. Een worsteling tussehen zonde en heiligheid, tussehen dorst naar geluk en ellende, tussehen leugen en waarheid, tussehen de kinderen des Lichts en de kinderen der duisternis, tussehen Satan en den heerlijken God.* „Nu vraagt alle worsteling om een zang. Onze vaderen grepen dien in 't Wilhelmus, de geest der omwenteling vond dien in de Marseillaise, nu weer heft 't socialisme zijn eigen strijdzang aan. Zulk een zang vereent, verheft, bezielt, verhoogt den moed en helpt ter overwinning. Dat voelen we, als we Da Costa's: „Zij zullen ons niet hebben" nazingen". „Maar boven Da Costa's lied, en boven 't Wilhelmus klinkt voor ons als strijdzang hoog en heerlijk het psalmlied uit. Israël tegenover de volken is één met onze worsteling tegen de goden dezer eeuw. En het is, dank zij onze psalmen vol geestdrift, vol heilige jaloerschheid, vol ijver voor de eere onzes Gods, dat eeuw na eeuw, dat onder volk na volk de heirscharen des levenden Gods in den strijd tegen den geest uit de diepte stand hielden, juichend in den dood gingen, en hoe bitter ook soms uiteen geslagen elkaar altoos weer terugvonden onder de banier van het kruis." „Vandaar dat in tijden van slapte en geeste lijke verwelking de liefde voor die psalmen er uitging; maar zoo kwam die hitte der ver volging niet weer op, of al het volk greep weer naar den ouden psalmbundel en Gode psalmen zingend, trok het weer den bangen strijd te gemoet.* „Houd daarom onwrikbaar,o volk des Heeren, aan uw psalmen vast. Zij zijn 't lied uws levens zij kunnen voor u het lied der victorie worden. OF door PEKAH. HOOFDSTUK V. En de daad bij het woord voegende, schreef Berend een brief aan den Commissaris van Politie te Hoogstad met opgave van leeftijd en zijn laatste betrekking en verzocht vriende lijk ook in aanmerking te mogen komen. De brief werd gesloten en ter plaatse bezorgd waar hii behoorde. De victorie ook in die worsteling met den laatsteu vijand die in 't eind u wachten zalig hij, die, als dan 't sterven nadert, „zingende en Gode psalmende in zjjn hart" de eeuwigheid mag ingaan*. Wij ontleenden het bovenstaande aan de laatste meditatie in „de Heraut" en wij twijfelen niet i of onze lezers zullen het evenals wij met ge noegen ontvangen. Onder de lezing ervan dach ten wij aan een oogenblik, dat nu reeds lang geleden is, en het zij ons vergund het even in herinnering te brengen. Vóór ruim zeventig jaar was een jeugdig predikant naar Drogeham gekomen, over wien weldra in die omstreken druk gesproken werd. Hij bracht er de oude waarheid en dat was voor dien tijd iets zeldzaams. De een keurde het af en de ander juichte het toe. Er werd heftig zelfs gestreden. De gemoederen raakten in onrust. In herbergen en op de markt te Leeuwarden, aan den huiselijken haard en in familiekringen was het aan de orde van den dag. Ondertusschen groeide het aantal hoorders eiken Zondag aan. De kerk was altijd vol, zelfs van Britsum, Stiens en andere plaatsen, die uren ver verwijderd waren, kwamen zij. Zoo gebeurde het, dat de kerk veel te klein was. Eiken keer moesten velen buiten staan. Dit kon niet langer. Goede raad was echter duur. Hoe het mocht, was eerst niemand duidelijk, totdat iemand op de gedachte kwam om het in de open lucht te beproeven. Een hooiwagen werd uit een boeren-sehuur gehaald en naar het kerkhof gereden. Dominé klom er op en sprak tot de breede schare, die vol aandacht luisterde naar de woorden des levens. Wat werd er in zulk een samenkomst genoten. Er was honger naar de waarheid. Menigeen dankte in stilte met een traan in 't oog, dat God aan zijn volk gedacht en althans hier en daar weer een die naar zond, die niets voorgenomen had te weten dan Jezus Christus en dien gekruisigd. Na de prediking en het dankgebed gaf dominé een gezangvers op, wat toen in de Hervormde Kerk verplichtend was. Alleen de hoofdonderwijzer, die voorzanger was, zong. De anderen verlieten hun plaats, zetten hun hoofddeksel op en be gonnen zich te verwijderen. Opeens riep de do miné gij moet niet heengaan, wacht nog even, dan zingen wij nog met elkander. Zoodra de meester het laatste woord gezongen had, gaf dominé op De Heer zal opstaan tot den strijd, Hij zal zjjn haters wijd en zijd, Verjaagd, verstrooid doen zuchten. Allen zongen nu uit volle borst en met geestdrift. Ver in den omtrek werden de psalm- toonen gehoord, en eens verzekerde mjj een oude vrouw, die deze samenkomst bijgewoond had, dat zij nooit zóó had hooren zingen. Het is niet noodig er meer aan toe te voe gen. Deze eenvoudige gebeurtenis staaft, wat er zoo overschoon in de meditatie gezegd is. Bouma. UIT HET LEYEN. III. Een tweede belangrijk verschijnsel is hun sociale levenhetwelk zijn karakteristiek heeft in een volstrekte gemeenschap van goederen. Wie tot de orde toetrad, stond aan haar zjjn gan- sche vermogen af. Men had samen één bezit. Onderlinge koop en verkoop was verboden. Men gaf elkaar, wat men behoefde. Elkander dienen was plicht. van had dat hij ook had gesolliciteerd. Eerst wilde hjj daarvan natuurlijk niets aan zijn vrouw zeggen, maar op den duur kon hij er toch niet van zwijgen. En toen hij haar zijne veranderde gedachten hieromtrent meedeelde, zeide zijn vrouw„Och bekommer u daarover maar niet; want ge zult toch zeker niet be noemd worden." „Maar 't zou toch kunnen gebeuren", ant woordde Berend„zou het dus maar niet het beste zijn, dat ik mjjn sollicitatie introk?" „Dat zou ik niet doen", hernam zijn vrouw; „deze betrekking zult ge toch wel niet krij gen, en dat hoop ik maar ook, want ik kan nog niet gelooven, dat ge daartoe de geschikte persoon zjjt. Doch men kan nooit weten. Er kon later eens een andere betrekking vacant komen, en als ge nu uwe sollicitatie intrekt, denkt men allicht, dat ge zeer onstandvastig zijt, en zelf niet weet wat ge wilt. Neen, als ik in uwe plaats was, liet ik alles maar zooals het is, en zou ik nu maar geduldig de uit komst afwachten; en nog eens: ik geloof er niets van dat ge in aanmerking zult komen." Berend geloofde ook dat dit in de gegeven omstandigheden het beste was, en wachtte nu maar geduldig af de dingen die komen zouden. Na verloop van een groote week echter las Berend in de Hoogstadsche Courant onder Stadsnieuws" het volgende Uitstekende mannen werden gekozen om de inkomsten te innen en de opbrengst van den akker te ontvangen. Ieder stond zjjn loon af aan de publieke kas. Priesters bereidden voor de gansche huishouding brood en spjjzen. Voedsel en kleeding waren gemeen goed. Men had mantels en andere kleedingstukken in voorraad voor winter en zomer, „'t Mjjn en dijn" kende men hierbjj niet. Ieder schoot de jas aan, die hem paste, morgen wellicht een andere dan heden. Niemand schreef zjjn naam in zjjn hoed. Men leefde in volle, vaste ge meenschap van dak, leeftocht en tafel. Ziekenfondsen, pensioenregeling, levensver zekering, ongevallenwetten vonden er geen aanleiding burgerrecht te vragen, want kran- ken, ouden en hulpbehoevenden konden zonder zorg den ouden dag zien komen; ze werden onderhouden van de algemeene inkomsten. Reizende ordeleden vonden een gastvrjj onthaal. Streng geregeld was het dagwerk. Men be gon met gebed, daarna toog men aan den ar beid. Hierop volgden de gemeenschappelijke wasschingen, en ging men ten elf uur aan den maaltjjd, werkte dan weer door tot den avond en besloot met een nieuwen maaltjjd het dageljjksch program* Akkerbouw was de hoofdtak hunner njjver- heid. Ook deden zjj aan veefokkerjj, bjjenteelt en die handwerken welke kunsten des vredes zjjn. Handel, winkelneering en scheepvaart verfoeiden ze, wjjl voedsel gevend aan hebzucht en begeerlijkheidze vielen buiten het kader van gezonden arbeid. Oorlogstuig vervaardig den ze niet. Ze waren mannen des vredes. Op reis alleen mochten ze gewapend zjjn tot lijfs behoud. Hoogst belangrijk is ten derde hun zedelijk leven. Hun zeden en gewoonten kenmerken zich door den grooUten eenvoud. Zinnelijke lust was volgens hen zonde, en het wezen der deugd achtten ze gelegen in matigheidin het vrij zijn van hartstocht. Spijs en drank mochten slechts als voedsel gebruikt, nooit als genot middel gezocht. Schatten ophoopen van goud en zilver was als luxe verboden. Kleederen droeg men niet tot sieraadze mochten dan ook alleen worden afgelegd als ze totaal on bruikbaar waren. Versletenheid, niet kaal heid, was de term voor hun emeritaat. Enkele gebruiken zijn bijzonder opvallend. Ze waren beslist tegen slavernij, want immers had de natuur alle menschen op dezelfde wjjze gebaard, gevoed en tot broeders gemaakt. Na de orde-eed te hebben afgelegd, zwoeren zij nooit weerhun woord was een eed. Zich zalven met olie deden ze nimmer. Wel was het baden in koud water schering en inslag, ja zelfs een beginsel der orde. Vóór iederen maaltijd, na het verrichten van den nooddruft, bij de minste aanraking met een noviet of een vreemde, nam men een bad. Deze baden had den symbolische beteekenis. Ze scheidden den Esseër af van de wereld en hare onreinheid. Bjj den maaltijd en op den Sabbath droeg de Esseër een wit kleed onder den arbeid dekte hem 's zomers een dun gewaad, 's winters een haren mantel. Het schaamtegevoel werd bjj de secte zeer sterk ontwikkeld. Ze spuwden nooit vooruit of naar rechts. Bjj het baden dekten ze de lendenen. Bjj het verrichten van hun nood druft deden ze als de poes, die eerst graaft en dan toedekt. Hierbjj diende hen het schopje. Ze sloegen een mantel om en gingen daarna baden. Op Sabbath was deze gansche werk zaamheid verboden. „Naar men uit vertrouwbare bron ver neemt hebben zich tweehonderdzeven zegge 207 personen aangemeld om bjj het politiepersoneel te dezer stede geplaatst te worden. Nauwelijks had Berend dit gelezen of hjj wierp de Courant op de tafel, en van zjjn stoel opspringende liep hjj naar zjjn vrouw die in het keukentje was, en riep haar toe: „Geluk kig, vrouwer is geen gevaar meer. Er zjjn meer dan tweehonderd sollicitanten, dus ik heb als vreemdeling en onbekende te Hoogstad geen de minste kans om aangesteld te worden. Ik weet ook waarljjk nog niet, wat ik be gonnen was, naar die betrekking te sollieiteeren". ,'k Heb het u wel gezegd", antwoordde zjjn vrouw, „dat dit te vergeefs zou zjjn. Voor dergeljjke betrekkiugen zjjn tegenwoordig lief hebbers genoeg te vinden, en allereerst worden gewoonlijk er de bekenden uitgezocht en men schen, die voorspraak hebben, wat ik in dit geval ook zeer gelukkig achtwant om u de waarheid te zeggen, zag ik u niet graag politieman". ,Ik wilde het ook zoo graag niet, vrouw hernam Berend, maar het is toch beter, dan ten prooi te worden aan gebrek. Maar weet ge waar ik over gedacht heb Ik heb nu toch niets te doen en van die politiegeschie- denis komt nu toch niets ik wil myn oudste Merkwaardig zjjn vooral hunne beschouwin gen over het huweljjk. De groote meerderheid was er tegen. En wel om tegenover het sehoone geslacht niet zeer hoffeljjke redenen. De vrouwen waren evenals de slaven bron van wanordeljjkheid. Ze zjjn uitgelaten en het viel zeer te betwijfelen, of ze wel waarljjk trouw konden zjjn. Het karakter van den man bederven zeze zjjn voor hem de machtige verleiding. De vrouw is een geboren actrice. Als er kinderen komen, wordt ze hoogmoedig en brutaal en maakt op sluwe wjjze den vrjjen man tot haar slaaf. Anderen gingen niet zoover. Wel schenen ze voor de vrouwelijke lieftalligheid niet zoo veel te gevoelen, maar ze begrepen, dat het huweljjk noodig was ter voortplanting. Daarom zochten ze ook het huweljjk. De vrouw hunner keuze werd drie jaar lang nauw keurig bespied en voldeed ze daarna aan het ideaal van haren minnaar, dan werd het huwe ljjk voltrokken, en moest ze aan dezelfde voor schriften voldoen als de man. Erg poëtisch zal het in dien huweljjksstaat, waar alleen utiliteit de drijfveer was, niet zjjn toegegaan. De Esseërs waren van den tempel te Jerusa lem uitgesloten, dewjjl ze het dieroffer niet brengen wilden. Hun eigen offer achtten ze van meer waardjj. Het centrum van hun samenleving was ge legen in den gemeenschappélijken maaltijddie een godsdienstige plechtigheid was, en het karakter droeg van een offermaal. De spjjzen werden door de priesters bereid, met in acht neming van de voorschriften aangaande de Levietische reinheid. Andere spjjzen te eten was ongeoorloofd. Na het bad in den voor middag kwam men samen in een gebouw, waar niemand anders toegang had. Men ging de eetzaal binnen als een heiligdom. Nadat ieder zat, gaf de bakker elk op de rjj af een brood, en de kok een schotel met één gerecht. Een priester bad vóór en dankte na den maaltjjd. God werd als de gever geëerd. Het zwjjgend gebruik der spjjzen gaf aan de plechtigheid iets mysterieus. Over de vraag, of zjj vegetariërs en geheel onthouders zjjn geweest, wordt gestreden. Besliste getuigenissen bestaan niet. Er is veel voor en veel tegen te zeggen. De verwerping van het dieroffer, hun matigheid, hun ascetische neigingen pleiten vóór een vegetariaat. Hun veeteelt is er weer tegen. Hun overeenkomst met verwante richtingen, zooals Ebionieten, Thecapeceten en Pythagorëers spreekt er dan weer voor. 't Zou ons niet verwonderen indien ze het geweest zjjn. We kunnen nu van de verschijnselen wel afscheid nemen, als we echter nog even de aandacht vestigen op hunne leerZeer sterk is hun voorzienigheidsgeloof ontwikkeld. Wet en Wetgever staan in hoog aanzien bjj de secte. Mozes is bjjkans een heilige. Ze houden gods dienstoefeningen, lezen daar de H. Schrift en verklaren haar op allegorische wjjze. Buitengewoon streng is hun Sabbatviering. Daags te voren worden de spjjzen bereid 's Zondags mag geen vuur worden ontstoken. Dan gaan ze naar hun synagogen, waar één hunner de boeken leest en het gelezene alle gorisch verklaard wordt. Hoewel van den tem pel uitgesloten, zenden ze er toch geschenken henen en houden de priesterschap van Aaron bjj, die onbloedige offeranden brengt. Een vreemd element in hunne leer is de zonnever eer ing. Deze bestaat niet in adoratie, maar in invocatie. Voor zonsopgang richten ze broer Hendrik te Grensdorp eens gaan bezoe ken, en met hem eens spreken. Wellicht weet die in zjjne omgeving wel een plaats voor mjj, waar ik mjj weer als smid kan vestigen. En eer nu al ons geld op is, en ik mjj dus de benoodigdheden daarvoor kan aanschaffen, wil ik daar eens informeeren. Het is daar ook een eenvoudige bevolking als in onze geboorte plaats en eerljjk gezegd dat bevalt mjj toch ook beter dan in een stad". „En mjj ookliet zjjn vrouw er dadeljjk op volgen. „Als dat eens gelukken kon, zou het voor mjj ook een uitkomst wezen, indien we maar weer naar het buitenleven konden terugkeeren*. Na een paar dagen ging Berend reeds op reis naar zjjn broer Hendrik te Grensdorp en vertelde hem uitvoerig de omstandigheden, waarin hjj zich bevond, en het doel zjjner komst. „Jongen, Berendsprak zjjn broer, die bakker was, „ge komt juist eenige maanden te laat, anders hadt ge hier wel een goede smederjj kunnen overnemen. Maar nu weet ik in deze omgeving op 't oogenblik waarljjk niets voor u". Terwjjl echter Berend nog met zjjn broer over een en ander sprak, bezorgde de post hem een brief. Zjjn vrouw had dezen brief ontvangen toen hjj pas van huis vertrokken was, en hem onmiddellijk haren man nage-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1907 | | pagina 2