Officiëele JBericliten, Kerk- en Schoolnieuws. INGEZONDEN STUKKEN. BOEKBEOOBDEELING. Dit gewoonterecht wordt later door Mozes gesanctioneerd, gelijk uit wat met Zelafeads dochters geschiedde duidelijk blijkt. En dat komt ons nu juist vreemd voor. Was het geen onrecht als dochters geen erfenis ont vingen Er was in de schijnbare leemte zeer goed voorzien. Voor haar onderhoud werd zorg ge dragen en de weg tot het huwelijk stond open. Zelfs was er iets gezonds in, waardoor in onze maatschappij dikwijls allerlei ellenden ontstaan, nl. diteen zoogenaamd geldhuwelijk was niet mogelijk, en daardoor was de weg tot velerlei maatschappelijke zonde gesloten. Zelfs kan hier nog dit aan toegevoegddeze toestand hand haafde de gedachte: de man is het hoofd der vrouw. En wanneer eenmaal ieder een vrouw huwde alleen om de vrouw kon er van achter staan geen sprake zijn. Slechts eene moeielijkheid kon zich voor doen. Als een man stierf zonder zonen, aan wie viel dan het erfdeel Toen deze leemte ontdekt werd, vulde Mozes ze terstond aan. De dochteren van Zelafead ontvangen wat hun toekomt. Gij kent de uitkomst van 't geding „wanneer iemand sterft en geen zoon heeft, zoo zult gij zijne erfenis op zijne dochter doen komen. En indien hij geene dochter heeft zoo zult gij zijne erfenis aan zijne broederen geven. Indien hij nu geen broederen heeft zoo zult gij zjjne erfenis aan de broederen zijns vaders geven. Indien ook zijn vader geene broederen heeft zoo zult gij zijne erfenis geven aan zijn nabestaande, die de naaste van zijn geslacht is, dat hij het erfelijk bezitte. Dit zal den kinderen Israels tot eene inzetting des rechts zijn." Num. 27:811. Later wordt daarbij nog bepaald, dat deze erfdochters niet mogen huwen met een man uit een anderen stam, opdat de erfenis altoos aan denzelfden stam verblijven zou. En ge beurde het uit grooten nood, omdat er in den stam geen huwbaar man gevonden wierd, dat zij met een uit anderen stam een huwelijk sloot, dan kwamen de kinderen niet op naam van den vader, maar van den schoonvader. Een voorbeeld daarvan vinden wij in het huwe lijk van een Priester met een der dochters van Barzillai, Ezra 2 61 en Neh. 7 63. Ook meldt ons 1 Kron. 284 dat een vader om zijn geslacht voor uitsterven te bewaren zijne erfdochter aan een Egyptischen lijfeigene ten huwelijk gaf. De noodzakelijke uitzonderingen op den ge wonen regel ontbreken niet. En ofschoon de kinderen deelen in de goederen door de ouders verworven staat veel meer dan bij ons op den voorgrond de gedachte, dat de vader uitdeeler is van zijn goed. Van een testament wist geen Hebreër. Eerst later by de Grieken en Romeinen kwam dit in gebruik. De Israëliet „gaf bevel van zijn huis." Er werd volstrekt geen formeel testament gemaakt, maar de laatste wilsbeschikking van den vader werd uit ware piëteit stipt geëer- biedigdj Bovendien gebeurde 't meermalen, dat een vader nog in leven zynde, zijne goederen verdeelde en zijne kinderen er mede hielp. En wij zien niet in waarom deze handelwijze zou af te keuren zijn. Wat winst wy hier uit kunnen trekken, zien wy een volgende maal. Zw. Hoek. Zondag 30 Juni nam onze geliefde Herder en Leeraar Ds. H. J. Heida voor een talryke zy steunde ook alleen op dat uiterlijke, en nooit heb ik iets by haar kunnen ontdekken van waarachtige godsvrucht. Menigmaal heb ik haar er op gewezen, dat de Heere met uitwendig vertoon niet waarlijk gediend wordt, maar dat er ook moet wezen een innerlijk gebedsleven. Ik wist toen hiervan zelf nog te weinig om dat eens duidelijk te maken. Wat ik er van wist, wist ik alleen uit indrukken, die in my over gebleven waren uit kracht van opvoeding door een godvreezende moeder. Familieleden en vrienden, die tijdens hare ziekte haar bezochten, spraken daarover in 't geheel niet, omdat zy, of geheel vreemd waren van het leven dat uit God is, óf zelfs vijandig daartegen zich betoon den. De predikant, die ook wel eens een enkele maal haar bezocht, scheen met die oppervlak kigheid tamelijk tevreden. Zoo gaarne had ik gewild, dat die eens wat meer ontdekkend met haar gesproken had. Maar of hij dit niet wilde, dan of hy tegen ons opzag en dit niet durfde, ik weet het niet, doch in elk geval, hy deed het niet. Toen ik wel zag, dat de dood nabij was, heb ik eens gewaagd haar te vragen„Vrouw zyt ge er nu wel zeker van dat ge naar den hemel gaat En toen antwoordde ze schijnbaar ge raakt: „Waarom zou ik daar niet zeker van zijn? Ik heb immers onberispelijk geleefd en barmhartigheid jegens ellendigen geoefend En schare afscheid van de Geref. Kerk alhier, naar aanleiding van Rom. 15 5, 6 waarna ZEW. door een der ouderlingen hartelijk werd toe gesproken en door de Gemeente staande toe gezongen Ps. 121 4. Stelle de Heere dezen Zynen dienstknecht tot een rijken zegen voor de Geref. Kerk te Halfweg en gedenke Hy in gunst ook aan deze Zyne Gemeente te Ierseke. Namens den Kerkeraad, A. M. Steketee, Scriba. P. S. Verzoeke beleefd stukken voor den Kerkeraad te zenden aan den Scriba boven genoemd. BEROEPEN te Baarnds. J. E. Vonkenberg te Barendrecht te Avereestds. B. J. Lambers te Enumatil te Hoofddorp ds. J. Zyp te Zwartsluis te Huizends. H. Kajan te Woubrugge te De Bildt: ds. A. Mulder te Stryen. BEDANKT voor Harderwijk en voor Mijdrecht: ds. A. Hoeneveld te Kockengen voor Leksmond, Tholen (B) en Schoonhoven (A) Cand. W. Veder te Rotterdam. AANGENOMEN naar BreukelenCand. W. Veder te Rotterdam. De heer J. E. Westerhuis is, na afgelegd praeparatoir examen, door de Classis Groningen toegelaten tot het predikambt en alzoo be roepbaar gesteld. Aan de Vrije Universiteit zyn geslaagd voor het Doet. ex. in de Theol. Fac. dhr. B. H. Kuyper; voor het Cand. ex. de heeren J. D. Speelman en J. Oosterveenvoor het semi cand. ex. de heeren Joh. Kruger en D. Rumpff. Tot doctor in de Heilige Godgeleerdheid promoveerde de heer F. W. Grosheide. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) Het komen tot Jezus. Geachte Redactie Wie het nu waarlijk om Jezus te doen is, mag niet alleen, maar moet zelfs komen, en heeft zelfs zonder nog geholpen te zyn, reeds de verzekering door de belofte maar, want dat is juist de groote vraag, is het waarlijk om de beloofde hulp te doen, of is het maar in beelding. Ik vrees altijd er zyn er niet zoo veel gewillig en begeerig om zalig te worden als er zich dit inbeelden en er zich voor uitgeven, maar in wier hart nu door de onwederstande- lyke werking des H. Geestes de tegenstand ge broken is, en die waarlijk van onwillig gewil lig gemaakt is. Dat is misschien voor sommigen nog te sterk uitgedrukt, ik wil lager afdalen en zeggen, die gewillig is om gewillig gemaakt te worden. Voor dezulke is geen sprake meer van een wagen, van eenkom ik om, zoo kom ik om, neen een Esther's geloof komt hier niet te pas, want die was niet geroepen, maar gij en ik worden geroepen. Jezus staat aan de deur en klopt, ja zelfs aan het hart der verworpenen, denkt dus niet, dat gij stoute bedelaars zyt als u om beloofde goederen komt, van een gestolene Jezus kan nimmer sprake zyn. Het zou meer Bybelsch zijn als ongeloof eens meer als zonde van ongehoorzaamheid werd beschouwd, maar zal misschien iemand zeggen ik zou wel durven komen en hopen niet afgestooten te worden, is er niet geschreven Zalig zyn de barmharti- gen Waarom zou ik dan ook niet op de zaligheid mogen hopen En op dergelijke wyze sprak zy meermalen als ik op haar nabyzynd einde wees. Nooit echter heb ik van haar gehoord, dat zy steunde op de borggerechtigheid van Christus. Nooit heb ik van haar vernomen, dat de last harer zonden haar drukte of ter neder boog. Deze week nog hebt ge gelezen hoe Christen met het pak zijner zonden de stad „Verderf" ontvluchtte, en door de enge poort toegang verkreeg tot den smallen weg. Zie, daarover hoorde ik mjjne vrouw nooit spreken. En daarom vrees ik nog gedurig, dat zy behoorde tot dezulken die „van elders" ingeklommen zijn. En zoo is ze ook gestorven. Dezelfde predikant, die eenige malen in hare ziekte haar bezocht, bezocht mij ook toen zy gestorven was en troostte my met het zalig afsterven mijner vrouw. (Wordt vervolgd). maar ik vind onder al het nare twee wange- stalten in my zoo erg, dat ik ze niet durf te noemen, ik vermoed ze wel te kunnen raden: vooreerst, u kunt misschien niet breken met alle, voornamelijk met sommige, boezemzondengij durft niet zeggen de stryd er beslist tegen aan te binden, wel wenscht gy, dat de Heere de lust tot dezelve weg nam en de kracht derzelve verbrak, uw tweede wangestalte is misschien dezeu gevoelt de bondbreuk in Adam niet hartelijk over te nemen, u kunt niet recht onder God komen, ja dat het u om de gunste en ge meenschap van een zalig en algenoegzaam God te doen is, daar twijfelt gy wel niet aan, maar, en dat is juist uw bezwaar gy zoudt dit wagen en willen ja haast eischen, al ware het dan ook ten koste van Gods eer en recht. Waarlyk uw ziel is zeer misvormd, er is veel werk aan u te doen, maar wie heeft u die zelfkennis gegeven. Wie heeft u zulks tot smart gemaakt, vertrouw dan dat God, die het werk begon, het ook voleinden zal. Komt dus vry, zooals gy zyt, Om uw eigen zaligheid, Zoo zelfzuchtig en hoogmoedig, God alleen maakt toch ootmoedig. Waarom, ziel, zoudt gij niet mogen, Satan heeft er veel bedrogen Door de zielen vry te maken? 't Zijn voor u te groote zaken, Gij moet zoo en zoo eerst wezen, Neen, o ziel, het kan niet wezen Dat de Heer u toch verstoot, Als Hij komen zelfs gebood. Op een andere, ook myns inziens onware beschouwing, hiermede in verband staande, wil ik tegelijk de aandacht vestigenik heb na melijk wel eens hooren beweren en dat niet alleen in den laatsten tijd maar voor jaren al en veelmalen en niet alleen van zekere zijde maar het schijnt een vry algemeene beschou wing te zyn, namelyk dat men niet in waar heid en diep genoeg verootmoedigd is als men niet erkent en met Paulus meent te gevoelen niet alleen zondaar, maar de grootste te zyn ik zeg met opzet meent te gevoelen, want anders was het zéker onzin, want men kan niet in waarheid iets gevoelen wat niet bestaan kan en neemt men nu aan, dat het evenwel door diep ingeleid te zyn in onze schuld en zondig heid in overdreven zin geloofd moet worden, dan meen ik: is die eiseh toch onbybelsch. En waarom nu de mate der verootmoediging zwaar der gesteld dan God ze stelt Alzoo plaatst men de verlegene zielen voor een onmogelijk heid, want onszelven kunnen wy niet in één enkele conditie van het genadeverbond brengen, en de Heere werkt wel wat Hy eischt, wanneer een ziel uit gevoel van gemis van de vereischte gestalten daarom vraagt en ook soms misschien wel ongevraagd, maar de Heere geeft nooit wat Hy niet vordert, althans daar mogen wy niet op staan en naar wachten en alzoo (en dit is het verschrikkelijke) houdt men de verlegene zielen op, en dit doet my altijd zeer ter wille van de eerstbeginnenden, maar dat neemt niet weg, dat men altijd waar moet zyn. Het zit er mijns inziens in deze kwestie hierinwelke beschouwing men heeft van den aard en 't ka rakter der zonde, of ze gekend en gevoeld wordt te zyn majesteitsschennis. Misschien zou in dit geval een beeld, ontleend aan overtreders der jachtwet de zaak op kunnen helderenik stel voor twee overtreders dier wet, de eerste een hartstochtelijk strooper met strik, geweer en lichtbak, by dag en nacht zich daaraan over gevende, wel wetende een overtreder der wet te zyn, maar evenwel niet overtuigd zynde van de billijkheid dier wethy vreest de politie wel, schuw als hy is vliegt hy op het gezicht der- zelve over haag en veld en water, en gevat zynde wetende wat hy al op zyn boekje heeft, en zich bewust niet tegen de wet aan te kunnen, roept hy als in wanhopige vertwijfeling uit in dienzelfden geest, schoon onder andere omstan digheden als eens Julianus de Afvallige op het einde zy'ns levens deed, „gy hebt het toch ge wonnen, gij Galileeër"dus veel vrees en veel schuld maar weinig ootmoed. Een tweede over treder is een zulke, die, erkennende de billijk heid der wet, evenwel op zekeren dag verlokt wordt, misschien om zyn vrucht te beveiligen, een haas te schieten, en juist die eerste maal wordt hy gevatverslagen en handelbaar stelt deze zich in handen der politie, zeggendegy zyt in uw recht; ik mocht het niet gedaan hebbendeze zou dus met den psalmist, schoon in andere omstandigheden, uit kunnen roepen 'k Erken mijn schuld, die u tot straf [bewoog, Uw doen is recht, uw vonnis ganseh [rechtvaardig. En nu weet ik wel, dat dit beeld niet in alles opgaat, maar men kan toch wel gevoelen wat ik er mee zeggen wil. En nu komt weer de vraag wie werkt dat ware schuldbesef Hoe komt men daar aan En dan is reeds boven gezegd dat werkt God, gevraagd of ongevraagd, en wanneer ik nu op den voorgrond stel, God werkt zulks als de zondaar Hem daar om vraagt, dan zal dit dunkt my sommigen bevreemden, en evenwel komt het my voor, dat dit niet zoo een ongewone weg is; ik stel my de zaak als volgt voorde Heere arresteert zijne ge- kenden, wordt ze te sterk, neemt de tegenstand weg (het doet er niet toe door wat middel of op wat wyze) de zondaar nu, van onwillig ge willig gemaakt zijnde, wordt geleerd wat er zoo al gekend en ondervonden moet worden, beziet zichzelven en bevindt alles te missen. Wat raad nu En dan is zeker de kortste en veiligste weg dezehy komt zooals hy is en zich ge voelt, en nu waag ik het mijn besliste meening uit te spreken dat het zou kunnen zyn ik zeg niet, dat zulks de gewone weg is, want de ondervinding leert dit anders, en wel omdat ons ongeloovig bestaan God in den weg staat om den kortsten en veiligsten weg met ons te bewandelen. Evenwel waag ik te veronder stellen, dat het niet onbybelsch is, als zulk een ontbloote zondaar niet alleen in ootmoed, maar ook in vertrouwen, ja in verzekering al is het niet in gevoelige, maar dan toch in ver standelijke verzekering tot God komt en mag komen om alles wat hem ontbreekt, zich ver heugende in de wetenschap, ofschoon staande aan het begin van den weg, en nog byna alles in belofte bezittende dat hy door de bewerking en leiding van een Drieëenig Ver- bonds-God in staat en gestalte eenmaal tot de volkomenheid zal geraken, latende, ofschoon daarom niet lijdelijk, latende, zeg ik, God zelve voor alles zorgen. Biggekerke. Job Wiss*. PHILIPPUS' KALENDER. Elk jaar grooter oplage, en elk jaar reeds vroeg uitverkocht. Wie een kalender wil hebben, denke er ditmaal om. Menigeen kon in de laatste jaren er niet een krijgen, die er om vroeg. Het schild hebben wy gezien, en vinden het sierlijk. By het overdenken van de geschiedenis van den Stokbewaarder heb ben wy ons altijd voorgesteld, dat de gevan genis, waarin Paulus en Silas geworpen waren, een naar donker, vunzig hol is geweest, maar de teekenaar heeft er vriendelijker licht over laten vallen. Of zyne voorstelling juister is dan de onze, willen wij niet uitmaken, maar het schild is er beter om. De inhoud van den Kalender zal wel weer even goed en degelijk zyn als vroeger. De naam van den Redacteur waarborgt het. Er wordt ditmaal ook weer een mooie premie by gegeven. Ieder kan voor weinig geld in 't bezit van een flink boek komen. Meer behoeven wy er niet van te zeggen. De Kalender is aan velen bekend, en by hen geliefd. Bouma. GEHEIME ZONDEN. Philippus heeft een klein boekje uitgege ven, waarin een groote vijand der jeugd ernstig bestreden wordt. De man die het schreef, heeft zyne vele gaven besteed aan het onderwijs der kinderen. Met zeldzame kiesch- heid is het onderwerp behandeld en met kracht wordt er tegen dit kwaad gewaarschuwd. Ouders, onderwijzers en allen, die belang stellen in het opgroeiend geslacht en door drongen zyn van de gedachte, hoe noodig het is, dat de kinderen hun pad zuiver zullen be waren, doen wel met dit kleine en goedkoope boekje te lezen en te laten lezen. HANDBOEK VOOR DE BEOEFENING DER BIJBELSCHE GESCHIEDE NIS van E. Stook e. a. Bewerkt door Ds. W. B. Renkema. Uitgave van D. A. Daambn. De zesde aflevering van dit leerzame, duide lijke en geschikte Handboek is verschenen en met genoegen vestigen wy de aandacht daarop. Ook deze aflevering getuigt van ernstigen arbeid. Bouma. HET RECHT DER VRIJZINNIGEN IN DE NED. HERV. KERK. By vernieuwing vestigen we de aandacht op de zeer interessante brochuren-reeks „Pro en Contra", die uitgegeven wordt door de Hol- landia-Drukkery te Baarn, en waarin allerlei vraagstukken van algemeen belang worden be handeld. Twee seriën van 10 nommers zyn reeds verschenen, terwijl serie III thans ge naderd is tot No. 5, waarin het Pro (voor) en Contra (tegen) bepleit wordt inzake het recht der Vrijzinnigen in de Ned. Herv. Kerk. Dr. Eerdmans, Hoogleeraar aan de Univer siteit te Leiden, beweert dat de vrijzinnigen recht hebben in de Ned. Herv. Kerk zoowel historisch en reglementair als moreel. Dr. Slote-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1907 | | pagina 3