voor Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland, Onder Redactie van: Ds. L. BOUMi, Bs. H. V. LIMAN en Ds. i. LITT001J. I UIT HET WOORD. 5e Jaargang. Vrijdag 28 Juni 1907. No. 1. A. UIT HET het gees- Ge weet toch, wat het water des levens is, de kerk haar vruchtbaar makende Met medewerking van onderscheidene Predikanten. als hetzelfde vuur, waarmee thans gearbeid is, blijvend werkzaam was, om allen te dringen in het land van rivieren, van wjjde stoomen een plaats te zoeken. G. Doikes. der natie zijn de helden des geloofs, die het meest van de wateren des levens genieten. Arm dus en onvruchtbaar is het volk, welks predikers niet den vollen stroom des Evange lies laten afvloeien van den hemel. Arm en onvruchtbaar de menigte, die het hart houdt buiten bereik van deze wateren, die thuiszitten terwijl de gemeente opgaat naar het bedehuis. Arm en onvruchtbaar de hoorders, die zich wel zetten aan de rivier, maar de wateren week aan week laten vloeien langs hun dorre ziel heen, maar zonder daders des Woords te worden. PRIJS DER ADYERTENTIEH van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. ARONNEMENTSPR IJ S per*haif jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers 3 cent. We beleven gelukkige tijden. Het lieflijk geklater van de Godsrivier door trilt weer Neerlands bodem met helderder klank. Het nabruischen van de versche be roering door de Reformatie der vorige eeuw doet nog weldadig aan. Het Woord is weer in eere. De dorst naar het levenswater is weer gewekt. En men hoort nog spreken van wat God aan de ziel gedaan heeft. De Kerk, vernieuwd door den adem des Geestes, na afwerping van allen dwangjuk, deed de wijde stroomen over de landouwen golven en bracht nieuwe veerkracht en energie op alle terrein. Doch laten we bidden en waken, dat de rijke vloed niet spoedig inkrimpe tot een drabbige beek. Met werkt Eerste des Geestes dienaren der duisternis tot kin deren des lichts, zoekers van eigen eer tot predikers van de eere Gods, voorwerpen van Gods toorn tot toonbeelden van Gods liefde. Het is de hamer in Zijn hand, om harde harten te vermorzelen. Het slijk aan Zijn vinger, om der blinden oogen te openen. Het zaad dat gestrooid wordt ten leven. Het licht op het pad en de lamp voor den voet in bet donker dezer wereld. De spijze der ziel, om den hon ger te stillen, maar ook met krachten aan te gorden voor de levenstaak naar Gods ordinantie. Het vormt getrouwe mannen en vrouwen, die in heel hunne levensopenbaring naar den wille Gods wenschen en trachten te leven. De beste christen is de beste burger, de voortreffelijkste huisvader en moeder, de degelijkste patroon en de trouwste arbeider. Het wekt eerbied voor het gezag. Hier is het zout, dat het voortwoekerend bederf der revo lutie vermag te keeren. Het baart lijdzaamheid in bet hart onder kruis en tegenspoed. Het Woord leert dragen wat God oplegt en beiden, waar de Heere vertoeft. Maar het leert ook strijden tegen de zonde en den geest der eeuw. Het geeft vurigheid van geest en kloekheid van gemoed. De kern t jg andere niet veel te verwijten. Over der natie ziin de helden des ireloofs. die het Drukker*HItgeYer D. LITTOOIJ Az. MIDDELBURG. waarvan kracht ontleent? Het Woord Gods is de rivier van telijk Jeruzalem. En machtig is de werking, die er van uitgaat op de velden van het hart. Dat Woord reinigt en verkwikt, verblijdt en versterkt Sions burgers. Het is de rivier van Gods wederbarende vertroostende en bezielende genade. Gelijk een rivier, telkenmale wanneer zij buiten hare oevers treedt, niet ledig weder keert, maar een heilzame sliblaag achterlaat, evenzoo keert naar de onfeilbare belofte onzes Gods ook zijn Woord niet ledig weder, wan neer getrouwe dienstknechten het prediken. Het maakt onder de toepassende werking EEN PLAATS VAN RIVIEREN. Het zal zijn een plaats van rivieren, van wijde stroomen. Jes. 33 21. Wat een land, wat een volk aan zijne rivie ren te danken heeft, is stellig aan geen Nederlander onbekend, maar wel allerminst aan eenigen Zeeuw, wiens woonplaats een land van wijde stroomen heeten mag. Het kind op school weet alree, dat de vette, vruchtbare kleigrond aan de boorden van rivieren is te zoeken. In de nabijheid van wijde stroomen is de dorheid van het woestijnzand ondenkbaar. Deze beteekenis als bron van vruchtbaarheid wordt dan ook op meer dan ééne plaats in het heilig Woord aan de rivieren toegekend. In de teekening van Edens schoonen lust hof, larin het eerste menschenpaar in onge acht y?,** glorie voorsmaken des eeuwigen leve^rUg’Tilieten mocht, vinden we ook gewag gemaakt van de vier rivieren Pison, Gihon, Hiddekel en Frath, welker wateren de lustige zoomen met regen drenkten. Hoe voorts het welig Eg.ypteland, dat zijne spreekwoordelijke vruchtbaarheid (zie Gen. 13 10) aan de rivier den Njjl dankte, blijkt behalve uit Ezech. 31 wel allerduidelijkst uit de trek in Farao’s bekenden droom, dat de koeien uit de rivier opkwamen. En dezelfde gedachte vinden we ook vertolkt in Psalm 65, waar de vruchtbaarmakende regen in des dichters taal ,de rivier Gods* wordt geheeten. Wanneer dus de profeet Jesaja de Kerk des Nieuwen Verbonds een plaats van rivieren, van wjjde stroomen noemt, dan doelt hij daar mee kennelijk op hare buitengewone vrucht baarheid. Op de geheiligde erve is een bloeiend en tierend leven. Daar verkondigen welige vruch ten den veelvuldigen lof van den hemelschen Landman. Dat zegt niet alleen de belofte, maar ook de vervulling. De geschiedenis wijst het uit, vooral ook de geschiedenis van ons eigen vaderland. Waar Gods Kerk haar gewijde tent opsloeg, volgden zegen en welvaart op den voet. De landen der heidenen zjjn in elk opzicht een doodsche woestijn gelijk, dor en mat en zonder water. Maar van de Kerk ging allerwege een rijkgezegenden invloed uit, die alle terrein met nieuwe levenskracht bezwangerde. Veilig mag daarom gezegd, dat de bloei van ’s Heeren Kerk en de welvaart van een geheel volk in het allernauwste verband met elkaar staan. Als de Njjl niet met vollen stroom de bedding schuwde en de velden overgolfde, zonk gansch Egypteland in den staat des verkwjj- nens neer. En evenzoo zal dorheid en on vruchtbaarheid ons doen zuchten, wanneer de wateren der Godsrivier in ’s Heeren Kerk niet krachtig voortrollen. KEBK, BELIJDENIS, ZENDING. »E ANTITHESE. Jan. Het is in orde. Ik heb mijn buurman meegebracht. Eerst had hij wel niet veel lust, maar na eenig praten was hij bereid. Kees. Wel dat is goed. Wij kunnen beproe ven om de zaak tot eene beslissing te brengen. Dirk. Het is zoo, alsJanzeide. Veel lust had ik niet, want wij worden het toch niet eens, waarbij nog komt, dat de stemming weer tot het verleden behoort. Jan. Het laatste is waar, en ik ben blij, dat die drukte weer achter den rug is. De men- schen toch hebben in de laatste dagen nergens anders hart en oor voor. Op den duur wordt het vervelend. Kees. Dat ben ik met je eens. En ging het dan altijd maar, zooals het behoorde. Maar dit laat wel eens veel te wenschen over. Dirk. Ge behoeft niet te verwachten, dat ik dat tegenspreken zal. Doch de eene partij heeft en weer gebeuren er dingen, die aan de hitte van den strfld toegeschreven moeten worden. Jan. Dat zal wel zoo wezen. Maar het ver keerde mogen wjj niet goedkeuren. Niemand mag ook niet in den strijd oneerlijk spelen. Kees. Naar ik hoor zjjn er hier bij de her stemming dingen gebeurd, waarvoor de schul digen zich wel diep schamen mogen. Dirk. Daarover zouden wij niet handelen. Ik ben er althans niet voor gekomen. Kunnen wjj niet beginnen over de kwestie Jan. Dit is zeker het beste. Het liefst over de antithese. Dirk beweert, dat het een uit vinding van dr. Kuyper is, terwijl Kees dit beslist ontkent. Kees. Wij kunnen dit punt bespreken en daarom aan Dirk eerst de gelegenheid geven zich daarover uit te spreken. Dirk. Nu dat kan ik zeer gemakkelijk en spoedig doen. Ik heb dat gezegd en dat meen ik ook. Kees. Daaraan twjjfel ik niet. Maar kunt ge nu ook de gronden aanwijzen, waarop deze meening steunt. Jan. Ja, nu moet ge maar eens uit den hoek komen, geljjk ge dat onlangs tegenover mjj gedaan hebt. Dirk. Wel dat is al zeer eenvoudig. Alle bladen schrijven het zoo, en dit zouden zij niet doen, als het zoo niet was. Kees Alle bladen zegt ge. Dit is natuur lijk een vergissing. Ge moet zeggen alle liberale bladen, en zjj alleen. Er is geen enkel blad van de rechterzijde, dat deze voorstelling huldigt. Jan. Nu ben ik waarlijk benieuwd wat ge daarop antwoorden zult Dirk, want als ik het goed begrijp, dan beweert enkel de liberale pers het. Dirk. Dat kan wel zoo wezen. Ik lees alleen liberale bladen. Dat was bjj mjjn ouders zoo en dat blijft ook bij mij zoo. Kees. In elk geval moet ge voortaan niet meer zeggen, dat alle bladen het verklaren. Maar het verwondert mij niet. Wjj zijn aan derge lijke grootspraak gewoon. Dibk. Zoo. Noemt ge dit grootspraak Heel lief, dat moet ik zeggen. Jan. Ge moet niet boos worden. Het is toch waar. Om billijk te zjjn moet men beide par tijen hooren. Dirk. Dat is in dit geval niet noodig. Alle voorname bladen staan aan onze zjjde en zij die ze schrijven zjjn knappe mannen, die het weten. Kees. Daar hebt ge het al weer. De liberalen achtenswaardigen ijver is er weer ge- tot behoud van de meerderheid der Kamer. De debatzalen waren gevuld. Op het huisbezoek werd krachtig aangedrongen De politieke actie kwam tot volle machtsont plooiing en bleek schoone vruchten af te werpen. Dat alles is uitnemend. Maar er moet voor een blijvende actie nog iets anders gebeuren. Wie den welstand van het volk begeert, werke in de allereerste plaats mee aan den bloei van ’s Heeren Kerk. Laat ons vooral toezien op het fundament van het huis onzer hope voor Neerlands toekomst. Mogen de Kerken even vol zjjn als de meetingzalen Wie vóór de stembus zjjn krachten wjjdde door huisbezoek en dergeljjke aan de bewer king der kiezers, doe dat bjj den voortgang even ijverig, om ze te bewerken voor den dienst des Heeren. Meer dan hun stem is hun harte waard. Hoe schoon zou het zijn, als dezelfde actie de harten zocht te winnen voor Koning Jezus Het Essenisme. De eigenaardige gestalte van het Joodsche volksleven te kennen, zooals het zich tjjdens Christus’ kortstondige omwandeling open baarde, bljjft voortdurend een aantrekkelijk punt van onderzoek, en is daarbij ook ten zeerste dienstbaar aan het recht verstand der vier Evangelies. De Zoon des menschen was wel geen kind van zijn tijd, maar hij heeft toch geleefd in zjjn tjjd en den stroom van het leven zjjns volks in niet geringe beroering gebracht. De hebben de wjjsheid in pacht en de anderen tellen niet mee. Jan. Zooals jelui nu redeneert, bevalt het mjj niets. Op die manier wordt geen mensch wjjzer. Dat moet veranderen, ik zeg het vrij uit, anders vertrek ik. Dirk. Het komt uit, zooals ik dacht, wij worden het niet eens. Al dat redeneeren geeft niets. Kees. Zoo moet ge niet spreken. Wij be ginnen al te vorderen. En ik ben waarlijk in mjjn schik, dat wjj elkander zoo eens zeggen kunnen wat wjj denken. Jan. Het is mogeljjk. Maar wjj schieten zoo weinig op. Ik zou de nadere gronden willen kennen, waarop ieders meening rust, want dit is mjj duideljjk, dat niemand zich er mee af maken kan door te zeggenhet staat in de couranten. Dirk. Wat zoudt ge dan meer willen heb ben. Wjj hebben niet gestudeerd en die man nen wel en dan moet ge gelooven, wat zjj zeggen. Jan. Wat? Dus gjj gaat alleen af op wat een persman je voorhoudt. Nou dat is al te onnoozel. Het papier is geduldig en zjj schrij ven maar raak. Dirk. Het zjjn toch knappe lui. Zjj weten het beter dan wij. En als zjj bet nu allen zeg gen, moet ge het dan nog niet gelooven F Jan Welneen. Ge hebt toch gehoord dat alleen de liberalen het zeggen. Tegenover hen staat een breede rjj van mannen, die evengoed op de hoogte zjjn en daarom moeten wjj zelf kunnen oordeelen, alvorens den een of den an der geljjk te geven. Kees. Daar heeft Jan den spjjker op den kop geslagen. Wjj moeten het pro en het contra weten, en eerst als wjj kennen wat vóór en wat tegen een meening pleit, dan kunnen wjj er over oordeelen. Dirk. Maar dat is onmogeljjk voor een ge woon mensch, die eiken dag met zjjn eigen zaken de handen vol heeft. Hoe zou hjj tjjd hebben om alles zelf te onderzoeken. Kees. Dat behoeft ook niet. Maar als iemand niet bevoegd is om ergens over te oordeelen, dan moet hjj zich ook niet aanstellen, alsof hjj er over oordeelen kan. Jan. Hoogmoed komt vóór den val en nede righeid vóór de eere. Daaraan mag ieder wel denken. Maar de eigenlijke kwestie is nog niet opgelost, en dat spjjt mjj. Ik was hierheen ge komen met de verwachting, dat ik er nu wel het mjjne van vernemen zou. Kees. Wjj kunnen dit nu nog wel eens uitstellen. Als ge beiden nog eens komt, kun nen wjj verder zien. Maar dan mag Dirk in- tusschen wel beproeven om de gronden te loe ren kennen, waarop zjjn uitspraak rust. Anders valt het mjj al te gemakkeljjk haar te weer leggen. Dirk. Liever had ik gezien, dat ge thans naar uw eigen zienswijze hadt toegelicht. Jan. Hoe het ook zjj, wjj komen bjj welzjjn terug om eens te hooren, wat ge nog te zeggen hebt. Bouma. 7 I 1 en Zeeuwsch Kerkblad

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1907 | | pagina 1