voor
Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Bs. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ.
4e Jaargang.
Vrijdag 24 Mei 1907.
No. 48.
I
UIT HET WOORD.
Drukker-UHgever
I
70 cent.
3 cent.
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
A. D. LITTOOIJ Az.
MIDDE .BURG.
1
PRIJS DER ADVERTENTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
nu nog eens gaan over
datzelfde land, dat overal de sporen der ver
woesting vertoont, nadat ge het licht dezer
voorzegging er op hebt laten vallen, en niet
waar, groot is de verandering, want gij weet,
zooals dit woord het aankondigt, zoo zal het
eenmaal zijn, en uit de historie van Kanaan
na de ballingschap kunt ge dan ook duidelijk
de stipte vervulling aantoonen. Ja, zoo is het
geschied, zoo hebben de geslachten der terug
gekeerden het gezien, zoo is het vele jaren
nog den Heere tot een Naam geweest.
Maar dit is de volledige vervulling niet ge
weest. Reeds de uitdrukking „tot een eeuwig
teeken, dat niet uitgeroeid zal worden* roept
het u toe. Kanaan moge lange tijden heerlijk
en schoon geweest zijn, het moge eeuwen
achter elkander den roem des Heeren verbreid
hebben, het moge zelfs nu nog de sporen dra
gen van vroegere vruchtbaarheid, sedert de
Romeinen het vertreden en Jerusalem ver
brand hebben, heeft het nooit duurzame wel
vaart meer gekend. Het teeken, in dit land
de ballingschap, is reeds lang
Van al die planten ging eene sprake uit,
welke opwekte om Hem te loven, die aan den
hysop zoowel als aan den ceder het aanzijn
had gegeven. Wij weten het niet, welk eene
buitengewone groeikracht zich vertoonde in
de planten, zoolang Gods vriendelijk aanschijn
zich naar de aarde wendde, en daarom kunnen
wij ons ook niet voorstellen, welk eene ont-
zaehlijke omkeering er plaats had, nadat de
mensch, die aan het hoofd der aardsche schep
ping geplaatst was en van uit haar midden
punt haar beheersehte, gevallen was. Wij
weten alleen, dat God Zijn aangezicht ver-
bergde en in toorn zich keerde tegen onze
aarde, over haar den vloek uitsprak, en dat
woord drong krachtig in de aarde in en zette
de
de
en
de
egd, want anders zou elke vruchtboom
elke sehoone bloem verdwenen zijn,
onnauwkeurigheden, die wellicht daaraan zijn
toe te schrijven, dat hij meer is afgegaan op
wat van de zijde der Ref. Church over de han
deling van ’49 en van ’57 is geschreven, dan
op wat in de officieele stukken hieromtrent te
vinden is.
1. Dr. B. zegt, dat de eerste kolonisten zich
bij de Dutch Ref. Church voegden „na voor
zichtige en ernstige onderhandelingen.” Feit
is dat zonder voorafgaande kennisgeving, één
man, zegge één man, Dr. Wyckoff, niet eene
commissie of deputatie, namens den Board der
Inw. Zending in het midden van ’49 by Dr.
Van Raalte aankwam met de vraag of de Hol
landers zich niet bij de Ref. Church zouden
willen aansluiten. Dr. Wyckoff was op reis naar
Wisconsin en had haast. Terstond werden naar
de verschillende nederzettingen boden gezonden
met het verzoek zich naar stad Holland te be
geven, ten einde deze zaak te bespreken. Op
deze vergadering, welke geen wettige kerkelijke
vergadering was, al spreken de notulen van
de Syn. der Ref. Ch. ook van eene classicale
vergadering, kon Wyckoff het niet verder bren
gen, dan dat de vergaderden toestemming gaven,
om bij zijn terugkomst in het Oosten te rappor-
teeren, dat zjj voor vereeniging waren op voor
waarde van terug te kunnen keeren, indien zij
tot de ontdekking kwamen, dat deze vereeni
ging „in strijd was met hunnen godsdienstigen
bloei en genot.”
Zal een trouw historie-schrijver deze hande
ling van ’49 beschrijven als „na voorzichtige
en ernstige onderhandelingen Er zijn geen
„onderhandelingen* geweest, slechts ééne sa
menkomst. Van de zijde der Ref. Church was
het zeker niet in orde, om slechts één persoon
af te vaardigen om kerkelijke aansluiting te
vragen van pas gearriveerde emigranten, die
men weinig meer dan bij naam kende. Van de
zijde der voorgangers in de kolonie was het
een eigenaardige handeling, om zonder samen-
spreking met en goedkeuring van de gemeente
eene provisioneele, zij het voorwaardelijke, aan
sluiting te bewerken. Van beide zijden geen
„voorzichtige en ernstige onderhandeling* maar
eene „onvoorzichtige, onvoorbereide en on
kerkelijke handeling.*
2. Dr. Bavinck veroorlooft zich de uitdruk
king zoo kwam het allereerst te Grand Rapids
tot scheuring en verder: over het recht dier
scheuring onthouden wjj ons thans van een
oordeel. Had Dr. B. het woord „scheiding*
gebezigd, we zouden het kunnen billijken, wjjl
hij de beweging van ’34 in Nederland ook door
dit woord aanduidt. Door dit woord onthoudt
Dr. B. zich niet van een oordeel. Maar „scheu
ring* past niet op wat in ’57 bij ons plaats
had. Het was eenvoudig terugkeer tot het stand
punt van ’49, zooals letterlijk in de acte van
den kerkeraad van Graafschap wordt gezegd.
En dat op grond van de door Dr. Wyckoff ge
geven voorwaarden*.
Het komt ook den ondergeteekende voor, dat
er op de woordenVoorzichtige en ernstige on
derhandeling en* aanmerking kon en mocht ge
maakt worden, dat zij m. a. w. de nadere histo
rische toelichting wensehelijk maakten, die
gegeven werd.
Maar dat dr. Bavinck met het woord „scheu
ring* een zoo ongunstig oordeel, als zij meenen*,
over hunne „scheiding* wilde uitspreken, ge
loof ik niet.
Hij toch schrijft onmiddelijk na het woord
„scheuring* gebruikt te hebben„Over het
recht der scheuring onthouden wij ons thans
een oordeel*.
Zooveel logica, d. i. zooveel van de kunst
om goed en geregeld te denken en dienvolgens
niet te doen in den eenen volzin waarvan Z.
II. G. in den anderen zegt zich te onthouden
mogen en moeten wjj toch wel aau dr. Bavinck
opgericht na
uitgeroeid.
Wy zullen dus wel doen, wanneer wjj een
meer nauwkeurig onderzoek instellen naar de
beteekenis, wjjl wjj eene vervulling mogen
verwachten, waarvan nooit meer iets ver
dwijnt. De door ons aangewezen vervulling
is slechts eene af beelding van het heil, dat
de eeuwen verduren zal.
Op de aarde, door God geschapen, waren
oorspronkelijk geen doornen en distelen. Zy
behooren niet by de schepping. Schadelijke
bestanddeelen bestonden er niet. Alles droeg
het kenmerk van ’s Heeren milde goedertie
renheid. Uitdrukkelijk zelfs wordt ons mede
gedeeld, dat er in het Paradjjs waren verschil
lende soorten van edelgesteente en goud. De
kostbare steenen en de edele metalen glansden
en schitterden en verbreidden op hunne wjjze
de heerlijkheid van hun’ Maker. Alle planten
waren ook goed en groeiden en bloeiden en
balsemden de lucht met heur welriekende geu
ren, terwjjl zjj door de kleur heurer sehoone
bloemen het oog bekoorden. Hoe schoon is
nu nog de roos en zoo menige andere bloem.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
levenskrachten om, waardoor instede van
sehoone en voordeelige plant de schadelijke
hatelijke distel en doorn ontstond. Zeker
vloek werd beteugeld en aan banden ge
en
en de
aarde zou eene onafzienbare woestenij gewor
den zjjn, maar sinds die ure groeide de distel
en tierde de doorn allerwege tot een levende
prediking voor den mensch, teneinde hem ge
dachtig te doen zjjn aan zyne zonde en hem
tot verootmoediging te brengen.
Nog meer. Hier zyn die doorn en distel een
beeld van den zondaar. Wat uitnemende krach
ten en gaven waren aan den mensch geschon
ken. Doch de zonde drong in hem, verdierj
hem en bracht over hem den vloek. Hy bleef,
maar hy was dienstbaar gemaakt aan de zonde
en zyn gansche leven was misvormd en bedor
ven. Aan den doorn gelijk, hatelijk zjjnde en
zjjn’ naaste hatende. Dadelijk gereed om zjjn
evenmensch schade toe te brengen. Wie zich
niet op een’ behoorlijken afstand houdt zal
ervaren, hoe njjdig hjj is. Pynljjke wonden
veroorzaken kan hjj, maar van wonden te heelen
heeft hy geen verstand. Alle levenssappen wor
den verteerd in den dienst der zelfzucht. Op
eigen behoud is hjj enkel bedacht, als het
moet offert hjj anderer belang aan het zyne op.
In zyn zondigen staat blijkt hy een distel
te zjjn. Een woekerplant, die, tegen de bedoe
ling van den eigenaar in, de voeding, voor
andere planten bestemd, uit den bodem haalt
en daardoor de goede aarde uitput. Hjj belee-
digt het oog en ontsiert de omgeving waarin
hjj wild opgeschoten is. Wederrechtelijk neemt
hjj, wat hem niet behoort, zonder er zich over
te bekommeren. Het sehoone land maakt hjj
tot een wildernis, en niets goeds komt uit
hem voort.
Waarljjk, het is eene oorzaak van droefenis
en tranen, dat de mensch zoo diep gezonken
is, dat distelen en doornen afbeelden wat hjj
geworden is. Waartoe zou hy deugen? De
schadelijke gewassen roeit de landbouwer uit
en werpt ze in het vuur. Ziedaar, wat de mensch
heeft verdiend, wat hjj waardig is.
Het is niet vreemd, dat de mensch in zjjne
hoogheid er tegen opkomt. Deze voorstelling
is naar zjjne meening overdreven. Hoe zou hy
gelyk zjjn aan een doorn, aan een distel Neen,
dat is al te kras, zwartgalligheid kan alleen zoo
redeneeren. Doch de geschiedenis is ook eene
leermeesteres en zjj staaft op elke bladzjjde
deze waarheid der H. Schrift. Wat zien wy
dagelijks in onze omgeving, welke berichten
brengen ons de nieuwstijdingen, welk een strjjd
wordt er gevoerd. O wie met een open oog het
leven gadeslaat, wie nauwlettend acht geeft op
de uitgangen van zjjn hart, hjj wil het erkennen
en hy zal dan ook gedrongen worden zich zelf
te vernederen voor ’s Heeren aangezicht en te
smeeken vernieuw Gjj, o God, door uwen Geest
rny'n hart, want in mjj dat is in mijn vleesch
woont niets goeds. Zoek gy ook maar veel de
genade die daar is in Christus, opdat gjj u
VARNA.
De Christelijke Gereformeerde Kerk in
Amerika.
Met een enkel woord wenschen wjj terug te
komen op deze Kerk. Wjj doen dit met het
oog op hetgeen Dr. Bavinck in Hollandia schreef,
naar aanleiding van hare feestviering en hetgeen
de broeders in Amerika in De Wachter dien
tengevolge schreven.
Onder meer schreef Dr. Bavinck
„Kerkelyk waren al deze mannen en vrouwen
uit de Scheiding in Nederland afkomstig. Maar
in Amerika voegden zjj zich, (1) na voorzichtige
en ernstige onderhandelingen, by de Dutch
Reformed Church, die al van het begin der
zeventiende eeuw in Amerika bestond. Op de
Algemeens Synode te Poughkeepsi 5 Juni 1850
kreeg deze vereeniging haar beslag.
Maar langzamerhand bleek het, dat deze
vereeniging niet naar aller genoegen was. Onder
de kolonisten zelve was groot verschil van ge
voelen in onderscheidene zaken. Verwonderen
kan dit niet wanneer men bedenkt, dat zy uit
‘verschillende streken van Nederland kwamen
en hier door verschillende predikanten waren
onderwezen en geleid. Er waren Groningers en
Friezen, Hollanders en Zeeuwen ondersom
migen behoorden hier te lande tot de richting
van Brummelkamp, anderen tot die van Van
Velzen, nog anderen tot die van Ledeboer enz.
En deze kwamen in Amerika by elkaar en
moesten met elkaar leven in denzelfden kerke
raad. Het was goed te begrijpen, dat zy het
met elkander dikwerf niet al te best vinden
konden.
Zoo kwam het allereerst in Grand Rapids tot
scheuringen toen zjj daar eenmaal had plaats
gegrepen, breidde zy zich spoedig tot andere
gemeenten in Michigan en elders uit, en gaf zy
aan de „Christelijke Gereformeerde Kerk in
Noord-Amerika” het aanzjjn, die thans haar
vijftigjarig bestaan herdenken mag.
Over het recht dier scheuring onthouden wjj
ons thans van een oordeel. Genoeg is het, dat
de Chr. Geref. Kerk in Amerika in de vijftig
jaren van haar bestaan rykelyk door den Heere
gezegend is. Zjj telt duizenden van leden, tien
tallen van gemeenten, een bloeiende Theol.
School met een College te Grand Rapids, en
wint voortdurend aan invloed en beteekenis.”
De Wachter (in Amerika) nu zegt hierop
Dankbaar maar niet voldaan. In Hollandia
heeft Prof. Dr. H. Bavink van de Vrye Uni-
versiteit van Amsterdam, Ned., een artikel ge-
plaats naar aanleiding van het Halve Eeuw
feest onzer kerk. Elders in dit no. opgenomen.
Voor het alleszins harteljjk en waardeerend
woord van Dr. Bavinck zjjn we dankbaar. Als
Dr. Bavinck betuigt, dat hjj „van harte deelt
in onze vreugde en ons zijne oprechte geluk-
wenschen aanbiedt”, is dit niet een welvoege-
lijkheidsuitdrukking, maar de uitspraak van
het hart, waarin toegenegenheid woont.
Toch en dit doet ons leed toch zjjn
we niet voldaan. En dat wel over de wjjze,
waarop Dr. Bavinck zich uitlaat over de geschie
denis, die tot terugkeer tot het standpunt van
1849 leidde, en den naam, die hjj aan haar
geeft.”
Hierop volgt in De Wachter wat wjj boven
aanhaalden uit Dr. Bavincks schrijven.'
En daarop vervolgt De Wachter met te zeggen
„Met het oog op bovenstaande moeten we
zeggen niet voldaan. Wjj meenen recht te heb
ben Dr. Bavinck te mogen wyzen op een paar
(1) De cursiveering is van mjj, wjjl dit ge
cursiveerde betwist wordt. L.
Voor eenen doorn zal een denne-
boom opgaan, voor eenen distel zaj
een mirteboom opgaan en het za^
den Heere wezen tot een naam, to
een eeuwig teeken, dat niet uitge.
roeid zal worden. Jbs. 55 13.
I.
Het volk Israëls is weggevoerd in balling
schap het land, dat van melk en honig
vloeide, ligt verwoest. Wat een treurig gezicht.
De weiden, waarin de talrijke kudden graasden
en overvloed van malsehen klaver vonden, zyn
vertreden in de dalen, waar het rype graan
golfde groeit de doornop de heuvelen, waar
de druiven rjjpten, tiert de distel. Niemand
zou het sehoone land, dat een sieraad der
gansche aarde was, meer herkennen. Enkele
bewoners, die overgebleven zjjn, zien er have
loos uit, en nergens worden meer vreugde
liederen gezongen. Is het vreemd, dat het volk
des verbonds in treurigheid nederzit aan Babels
rivieren en de harp gehangen heeft aan de
wilgen Wie zal dit verslagen volk bemoe
digen en opheffen uit zyn leed Wie Dat
zal Abrahams God doen, die aan Zyn verbond
gedenkt, en nooit laat varen het werk Zjjner
handen. Immers tot dit volk gaat het woord
uit: „Voor een doorn zal een denneboom op
gaan, voor een distel zal een mirteboom op
gaan en het zal den Heere wezen tot een
naam, tot een eeuwig teeken, dat niet uitge
roeid zal worden.*
Laat uwe oogen
schaamt over uwe verdorvenheid en deel moogt
hebben aan wat de Heere zoo rjjk en mild hier
beloofd heeft. Bouma.
J
ilad.
Zeeuwsch Kerk