voor
Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ.
4e Jaargang.
Vrijdag 17 Mei 1907.
No. 47.
Drukker-Uitgever
UIT HET WOORD.
I
A.
VARIA.*
willen.
70 cent.
3 cent.
theoretisch bezien, beaam ik
Maar de praktijk heeft ook
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
van De Heraut,
1.1. Vrijdag het
het dusverre regel, en we
ook in de toekomst zoo bly-
PRIJS DER ADVERTENTIES
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
4----
D. LITTOOIJ Az.
MIDDELBURG.
DE RECHTE PINKSTERBEDE.
Ontwaak, noordenwind en kom gij zuiden
wind, doorwaai mijnen hof, dat zijne
specerijen uitvloeien.
Hoogl. IV 16a.
Hoe dor, dof en doodsch kunnen de landen
zijn. Alle leven schijnt geweken. Zij liggen er
als verstorven. In korten tijd echter kan er
verandering komen, wy hebben dit kunnen
zien in de laatste dagen. Zoodra de luchten
zoel werden, en de zon haar helder licht uit
straalde, ruischte het leven weder. Onze velden
werden met het frissche gras als met een tapijt
bedekt, de bloemen gaven kleur aan ons land-
schap en onze fruitboomen waren versierd met
hun schoonen bloesem. Met welk een welge
vallen kon ons oog rusten op dien onnavolg
baar schoonen lentedos, en onwillekeurig roepen
wjj uit: Verbergt Gij uw aangezicht, dan
sterven zij. Zendt Gij uwen Geest uit, zoo
worden zij geschapen en Gij vernieuwt het ge
laat des aardrijks. Waarlijk, wjj merken het in
zulke dagen zoo, dat onze God alleen alles in
Zijne'hand heeft en dat alles afhankelijk van
Hem is.
Uit dit bewustzijn rees ook eenmaal de bede
van de Bruid omhoog. Aan een hof is de kerk
gelijk. Op haar erve kan het ook zoo dor, zoo
dof en zoo doodsch zijn. Er is wel beweging,
er wordt wel geploegd, wel gezaaid, wel ge
werkt. Maar het uitgestrooide zaad drijft zijn
kiemen niet door de harde en stugge aarde,
de planten staan er schier werkeloos, het is
alsof er nooit meer frisch en gezond leven ko
men zal. Niemand kan er verandering in bren
gen, niemand kan het gezaaide doen uitsprui
ten. Daarvan is de Bruid overtuigd en daarom
verwacht zij het dan ook niet van de heuvelen
en bergen. Maar tevens weet zij, dat de Heere
het in Zijne macht heeft om alles te vernieu
wen, om alles met een frisschen gloed te
overstorten, en alles met nieuw leven te be
zielen, waarom zy dan ook de eenzaamheid
zoekt, hare oogen en hare handen omhoog
heft en haar hart uitstort voor Zjjn aangezicht.
Hoor, hoe zy smeektOntwaak noordenwind
en kom gij zuidenwind, doorwaai mijnen hof,
opdat zijn specerijen uitvloeien. Wjj verstaan
die taal. Beiden de noordenwind en de zuiden
wind waren noodig om aan een hof in Kanaan
vruchtbaarheid te geven. Hier zjjn zij beelden
van dien Geest, die de adem des Allerhoogsten
genoemd wordt en die eenmaal broedend
zweefde over den woesten bajert om hem toe
te bereidrn tot een aarde, welke overal de
heerlijkheid des Scheppers vertoonde. Hare
begeerte is het, dat Hij met zijne helderheid,
met Zijn licht, met Zijn warmte tot de kerk
zal komen, opdat deze zich toonen moge in
hare onvergankelijke levenskracht.
Gy beluistert hier het verlangen van de kerk
der oude Bedeeling naar die dagen, waarin
Jehovah naar Zijne belofte Zjjnen Geest zal
uitstorten om Zijne Kerk tot een lof voor Zijn
Naam op de aarde te stellen, en met welk een
kracht leefde dat verlangen op in de jongeren,
nadat Jezus heengegaan was naar den Vader.
Op den dag van het Pinksterfeest zijn zij dan
ook met hun volk in den tempel samen ge
komen één van hart en één van ziel opziende
tot den Vader der lichten, van wien alle goede
gaven en volmaakte zegeningen nederdalen.
Hoe vurig is hun begeerte naar het beloofde
heil, en met welk een kinderlijk vertrouwen
zien zy op de toezeggingen des Heeren. Het
is ons, alsof wij nog eens de geheele kerk van
den ouden dag hier samen zien, geloovende,
dat God thans het eeuwenoude verlangen ver
vullen zal. De hof des Heeren had zulk een
dringende behoefte aan dien wind des Geestes,
want een groot gedeelte bracht niets anders
voort dan distelen en doornen en het scheen
we), alsof hjj alle zjjne beteekenis verloren had.
Daarom zijn zy zeer innig verbonden, daarom
leeft die begeerte zoo krachtig op in hun hart,
daarom smeeken zy zoo ootmoedig en dringend
om het heil des Heeren.
Ook nu blijkt het, dat de Heere de Ontfermer
Israels is, die overvloedig geeft wat wjj in den
Naam van Jezus verwachten. Immers Hjj ant
woordt. Daar is reeds het geluid als van een
geweldig gedreven wind, dat het geheele huis
vervult. Ieder scherpt zyn oor en vraagt zich
af, wat dit ongewoon verschijnsel mag zyn.
Daar zyn reeds de verdeelde tongen als van
vuur, die flikkeren boven de hoofden der apos
telen. De 'belangstelling klimt en de feestvie
rende menigjte verbaast zich. Daar is reeds de
Geest dés -Vaders en des Zoons, die het hart
der apostelen tot zyne woonstede gekozen heeft
en het geheel vervult. De laatste dagen hebben
een wondere omkeering in het ryk der natuur
bewerkt, maar grooter en wonderljjker is de
omkeering, welke de Geest van het Pinkster
feest bewerkt in de kerk. Was de kerk aan
den morgen van dien dag nog dor en doodsch,
des avonds was zy een hof gelyk, die in vollen
bloei staat. Overal ritselde het jeugdige leven
en het getal der discipelen vermeerderde op
dien eenen dag met drieduizend, beide met
Joden en Jodengenooten, die gezamenlijk zich
verheugden in den Sprinkader des levens.
Met welk een welgevallen kan ons oog nog
rusten op de kerk dier dagen; die zulk een
zeldzame reuk des levens allerwege rondom
zich verspreidde en die daar voor ’t oog des
Heeren, voor het oog van Engelen en menschen
lag als een wonder-schoone hof, die zelfs de
vijanden bewondering afdwong. En allen die
geloofden waren bijeen en hadden alle dingen
gemeen. En zij verkochten hunne goederen
en have en verdeelden dezelve aan allen naar
dat elk van noode had. En dagelijks een
drachtig in den tempel volhardende en van
huis tot huis brood brekende aten zy tezamen
met verheuging en eenvoudigheid des harten,
en prezen God en hadden genade by het
gansche volk. En de Heere deed dagelijks tot
de gemeente, die zalig werden. De noorden
wind was ontwaakt en de zuidenwind was ge
komen tot den hof en nu vloeiden de specerijen.
Het is de vervulling van het verlangen der
Bruid, welke by dag en nacht zuchte tot den
Heere haren God.
Nu zijn de dagen weer gekomen, waarin gy
aan dit doorluchtig werk des Geestes denkt.
Hoe ziet het er in uwen hof des harten uit?
Is het er dor en doodsch Of groeit en bloeit
het er ter eere uws Gods? Wat leeft er in
uw ziel Velen waren op dien gedenkwaar-
digen Pinkstermorgen tempelwaarts gegaan,
maar ofschoon de stroomen des levens mild
vloeiden, toch keerden niet allen gezegend naar
huis. Er was by hen wel een zekere drang om den
Heere te loven en te prjjzen, maar geen ware
behoefte aan den H. Geest. Let er op, hoe het
by u is. Zjjt gy er van overtuigd, dat uw leven
onvruchtbaar zal zyn voor de eeuwigheid, indien
gy aan u zelf overgelaten mocht zyn, en ge
looft gij, dat de Geest van het Pinksterfeest
ook uw leven vernieuwen kan, en heeft dit in
u de begeerte verwekt, dat hy by u wonen en
in u werken moge, o ga dan steeds tot den
Vader, die mild van handen en vriendelyk van
oogen is. Laat uwe begeerte voor Hem komen,
want Hy is machtig, meer te doen dan gy van
Hem bidden kunt. Hy kan het in alles wel
maken en Hy wil zich erbarmen op het gebed.
Wel wat geeft Hy niet altijd dadelijk wat wy
verlangen, maar gelijk Hy eenmaal de begeerte
van de Kerk vervuld heeft, zoo zal Hjj u ook
op zyn tjjd overvloedig schenken, wat gjj van
noode hebt. Uw bede zy en bljjve:
Och, schonkt Gjj my de hulp van Uwen Geest
Mocht die my op mjjn paan ten Leidsman
[strekken,
’k Hield dan uw wet, dan leefd’ ik onbevreesd,
Dan zou geen schaamt’ myn aangezicht
[bedekken.
Bouma.
hadden, maar in de keuze der Hoogeschool.
liet men hem vrjj, mits zulk een school een
gereformeerd karakter droeg. Verschillende
dezer studenten studeerden niet eens aan een
Nederlandsche Universiteit, maar gingen naar
het buitenland, om daar beroemde hoogleeraren
te hooren.
Daarbjj komt dat zulk een dwang door finan-
tieele afhankelijkheid niet bevorderlijk zou zyn
aan de karaktervorming onzer aanstaande Die
naren des Woords. Indien de Kerken iemand
dwingen, op straffe van anders geen toelage
te ontvangen, naar Amsterdam te gaan, niet
tegenstaande de betrokken persoon meer sym
pathie heeft voor de School te Kampen, of om
gekeerd, dan zou dit allicht zedelyk verkeerd
werken. Een weldaad, die de Kerken aan
arme studenten bewijzen, moet koninklijk mild
zyn, zonder eenige nevenbedoeling, alleen om
hen te helpen die het waardig zyn.
Geheel anders staat de zaak natuurlijk, wan
neer men aan een bepaalde Hoogeschool beurzen
verbinden wil om het bezoek aan deze Hooge
school te bevorderenof wanneer men aan
zulk een School een Hospitium of, gelyk men
vroeger zeide, een College oprichten wil om
arme studenten te herbergen. Zulke beurzen
of colleges zyn er altjjd geweest, maar die
werden öf door rjjke particulieren opgericht öf
door de Staten, die voor zulk een School te
zorgen hadden. Maar de Kerken hebben, naar
het ons voorkomt, verstandig gehandeld door
dien weg niet op te gaan. Voor de Kerken
geldt niet het belang van deze of geene Hooge
school, maar de vraag of de door haar gesteunde
studenten een goede wetenschappelijke en
Gereformeerde opleiding verkrijgen. En zoolang
daarvoor voldoende waarborg gegeven wordt,
behoort aan de studenten de keuze overgela
ten te worden, waar ze het liefst studeeren
Zoo was
hopen, dat het
ven zal.“
Historisch en
wat hier staat,
haar woord. Dat leerde de ervaring.
Tot vóór enkele jaren werden de Studenten,
die uit de Zeeuwsche Kerkelyke Kas studeer
den alleen aan de Inrichting der Kerken, dus
te Kampen gevonden.
Kerken uit de Doleantie, alsmede zeer geachte
Leeraren kwamen, byname op de Classis Wal
cheren, daar meer dan eenmaal tegen op, vraag
den daarin verandering, en wilden dat het om
beurten èn te Amsterdam èn te Kampen voor
taan zou wezen. Dit werd met alle stemmen
goedgekeurd. Zelfs ook dat Amsterdam nü
aan de beurt wasterwjjl het later om beurte
blijven zou.
-Verreweg de meeste Kerken zyn in deze
provincie Kerken uit de Scheiding en velen van
hare leden hebben voorliefde voor de Theologi
sche School, door en van welke School hare
Kerken, onder den zegen Gods, zeer veel gees
telijke gaven ontvingen. Met de Kerken uit de
Doleantie is hetzelfde het geval, in betrekking
tot de Vrjje Universiteit. Zy hebben dienten
gevolge voorliefde voor de Vrjje Universiteit.
Dit nu kan men er theoretisch buiten laten,
maar praktisch niet. De liefde is een macht.
Daar komt by ten eerste, het accoord, dat in
zake niet alleen van „de vrjje studie11, maar ook in
betrekking tot de Theologische School is aange
gaan. Ten tweede, dat de eene Inrichting de an
dere Inrichting minder begeerd en gezocht kan
maken, door gewenschte krachten van haar af
te trekken. Ten derde, door op het theoretische
al den nadruk te laten vallen, wanneer bij
voorbeeld, het evengenoemde heeft plaats
gehad, en de uitkomst van de begeerte derge-
nen die opleiding wenschen dientengevolge
tameljjk vast staat.
De Kerkeljjke collecten voor hulpbehoe
vende Studenten.
De hooggeachte Redacteur
schryft in zjjn nummer van
hier volgende
„In onze Gereformeerde Kerken heeft men
de goede gewoonte om gelden te collecteeren
ter ondersteuning van behoeftige jongelieden,
die gaarne zouden willen studeeren in de
theologie, maar dit uit eigen middelen niet
kunnen bekostigen.
De vraag is thans opgekomen, of de billijk
heid niet eischt, dat deze gelden zóó verdeeld
worden, dat de helft daarvan ten bate komt
aan jongelieden, die aan de Theologische
School studeeren, en de helft voor hen, die
aan de Vrjje Universiteit zich voorbereiden.
Naar het ons voorkomt, heerscht hier een
zekere verwarring van begrippen. Indien de
bedoeling van deze fondsen was om de Vrjje
Universiteit of de Theologische School van
studenten te voorzien, dan zou zeker veel er
voor pleiten om deze gelden gelijkmatig te
verdeelen. Het zou metterdaad stuitend zyn
voor veler gevoel, wanneer deze gelden uitslui
tend ten bate van de Theologische School of
ten bate van de Vrjje Universiteit gebruikt
werden.
Zoo staat de zaak echter niet.
De Kerken brengen deze gelden niet bjjeen
ten bate van een dezer beide scholen, maar
alleen om begaafde jongelieden in staat te stel
len zich voor den dienst des Woords voor te
bereiden. Waar God de Heere ook onder de
minder bedeelden met aardsche goederen gaven
en talenten voor het predikambt heeft ge
schonken, daar behooren deze gaven niet onge
bruikt te worden gelaten. Wanneer de Kerken
zulke jongelieden helpen om te kunnen stu
deeren, dan zoeken ze daarmede in goeden zin
haar eigen voordeel. Ze hopen door deze onder
steuning straks bekwame Dienaren des Woords
te verkrijgen. Gelijk wel van zelf spreekt, zal
deze finantieele hulpe daarom te rjjker vloeien,
naarmate de behoefte aan predikanten grooter
is, terwjjl, wanneer er overvloed van beschik
bare krachten is, die ondersteuning minder
noodig zal wezen.
Indien dit juist gezien is, dan volgt hier
ook uit, dat de Kerken wel hebben toe te zien,
dat alleen werkeljjk begaafde jongelieden dezen
steun ontvangen, en zich ook voortdurend heb
ben te vergewissen, of de aldus ondersteunde
studenten met jjver en vrucht studeeren, maar
dat de vraag waar deze jongelieden studeeren
willen, aan hun eigen keuze moet worden
overgelaten.
Vooreerst volgt dit uit het beginsel van
vrv/e studie, dat de beide Gereformeerde Ker
kengroepen in 1892 als Gereformeerd beginsel
erkend hebben. Een zekere dwang, al is het
dan ook door middel van een kerkelyke toe
lage, op iemand uit te oefenen, om hem te
dwingen öf te Kampen öf te Amsterdam te gaan
studeeren, zou inbreuk op dit beginsel maken.
Onze Gereformeerde Kerken hebben in vroe
ger eeuw hieraan dan ook nooit gedacht. Men
maakte by het verleenen van hulp wel de voor
waarde, dat de aldus ondersteunde student na
afloop zjjner studie zich beschikbaar moest
stellen voor de Kerken, die hem geholpen
1
Zeeuwsch Kerkblad