voor Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie vanBs. L. BOUMA, Bs. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. 4e Jaargang. Vrijdag 26 April 1907. No. 44. UIT HET WOORD. Drukker-Uitgever A. VARIA. 70 cent. 3 cent. ABONNEMENTSPRIJS per half jaar franco per post Enkele nummers Met medewerking van onderscheidene Predikanten. l was het even vrjj- konden afge- D. LITTOOIJ Az. MIDDELBURG. PRIJS DER ADVERTENTIEN van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. wel macht had en geroepen was, om in zulk een ernstig geval, waarin de gansche Kerk betrokken was. de kerkeraden onder haar op zicht (met haar in Kerkverband L.) tot han delen op te wekken, terwijl zij thans voor de getuigende broeders zelfs geen woord van sym pathie over had. Ernstig genoeg was toch de toestand, volgens officieel schrijven van Dr. v. Cleef, als leden der Synode zelve openlijk durf den zeggen, dat zij vrijmetselaars waren. Som mige leden der Synode meenden echter niet te mogen overzien, dat de constitutie der Am. Kerk zelve zuiver is, van denzelfden anti-hier- archalen geest, als de onze, zoodat men zich wel wachten moest, om deze zelve aan te val len, en betuigden dat zij allerminst hunne adhassie konden hechten aan de kerkontbin- dende leus.Gods Woord, niet de constitutie.* Te prijzen was het op zichzelf, dat is buiten verband tot de verborgene bedoeling, dat de Synode der R. Ch. met hare constitutie in de hand, de zelfstandigheid der kerkeraden hand haafde, het Presbyteriaansche beginsel, geene meerdere vergadering trede in de rechten eener mindere, huldigende. Ook werd gewaarschuwd tegen overdrijving van het beginsel der soli daire verantwoordelijkheid. Dat er onzerzijds gehandeld moest worden, werd algemeen erkendverschil van meening openbaarde zich slechts naar aanleiding van de vraag wat te doen Meenden sommigen, dat wij reeds nu de gemeenschap moesten af breken, ook omdat wjj (wegens de voortdu rende noodzakelijkheid, waarin wij ons bevinden, om attesten mede te geven naar Amerika aan emigreerende leden onzer Kerk, of vandaar attesten te ontvangen) direkteljjk positie inne men moesten, anderen waarschuwden tegen overijld handelen. Achten ook zjj het noodig, dat gewezen werd op de mogelijkheid eener toekomstige afbreking der betrekking, on christelijk ware het, naar hun gevoelen, om als met één woord, eene Kerk van duizenden af te snijden, zonder haar eerst, ook maar met een enkel woord, te hebben vermaand. Te minder daar onze indertijd naar het verre Westen verhuisde broeders, ons eigen vleesch en bloed, zoo teederlijk van leden dier Kerk gekoesterd zjjn. Men moest niet vergeten, dat de fondamenten dier Kerk niet weggenomen waren, en het verschil eene zaak van tucht betrof, terwijl aan de kerkeraden het volle recht van handelen gelaten werd, om de tucht te handhaven. Ook behoorde men rekening te houden met de omstandigheid, dat het besef van de zondigheid van de Vrijmetselarij in de nieuwe wereld algemeen verzwakt is, en deze, hoe ten onrechte ook, niet als eene deïstische ketterij, maar als een eisch der beschaving werd aangemerkt. Wat de attesten uit Nederland betrof, er werd gewezen op het gelijk recht, attesten uit onze en uit de Hervormde Kerk toegekend, als op een bewijs der in de R. Ch. heerschende beginselloosheiddaartegen werd uit private bron verzekerd, dat, in de Holl. Gemeenten ten minste, onze attesten onvoorwaardelijk werden aangenomen, die der Herv. Kerk slechts na onderzoek der respectieve personen, ofschoon toegestemd werd, dat er geene alge- meene bepaling hieromtrent bestond.* „Art. 91. Aangezien er wel enkele voorstel len worden ingediend, maar geen derzelve ge noegzaam ondersteund wordt, stelt de Voor zitter voor, om eene commissie te benoemen van vier leden, in wier voorstelling zich het verschil van meening het scherpst uitgespro ken heeft, en deze te verzoeken om een con- cept-schrijven bij de Synode in te dienen, gericht aan de Ref. Church. De Vergadering geeft haren bijval aan dezen voorslag. Als leden dezer Commissie worden benoemd de bloei van een enkele tarweplant. Al wat nu uit zoo’n korrel voortkomt en aan ons oog zich vertoont, noemt de Apostel het lichaam der plant, en verklaart, dat niemand dit lichaam zaait. De landman legt alleen den blooten korrel in de aarde, maar niet het lichaam, dat later in al zijn glans het oog bekoort, terwijl ^iemand in ongeloof vraagt, met hoedanig lichaam zal die korrel uit de aarde rijzen. Laten zjj die de opstanding der dooden ontkennen, eens met ernst gadeslaan, wat God elk jaar doet op den akker, en zij zullen wel geringer in eigen oog worden. Het zal hun blijken, dat de ontwikkeling van elke plant hun voor eene verborgenheid plaatst, waarvan zjj het geheim niet doorgronden kunnen. Zjjn zjj eenmaal zoo ver, dan zullen zij wel ophouden zich zelf op te werpen als rechters, die in de vierschaar gaan zitten om uit te maken of het mogelijk is of niet. Wanneer zjj daartoe gekomen zjjn, dan zullen zjj verstaan, dat zjj nog maar ten deele kennen, en dat God zich heelemaal niet stoort aan wat de eigenwijze in zijn kortzich tigheid en armzalige bekrompenheid vaststelt. Zeker, er ligt een diepe minachting over den dwaas in dit Apostolisch woord, en de christen kan niet anders dan op dezelfde wjjze oordee- len over de aanmatiging van de mannen, die uit de hoogte Gods Woord miskennen, maar het geschiedt niet met de bedoeling om hen zelf te kwetsen, maar om hen te behouden en tot bezinning te brengen. Om de dwaasheid van een kind lachen we, als het meent het doen en laten van den volwassene te kunnen beoor- deelen en daarover zjjn goed- of afkeuring uit te spreken, en zouden wjj dan eenige achting kunnen koesteren voor uitspraken, die het ken merk der kleinzieligheid al te duidelijk dragen. Het booze hart moge een zeker behagen heb ben in die stoute machtspreuken van het on geloof, wie waarljjk de aanbiddelijke heerlijk heid eens gezien heeft, die verspreid ligt over al Gods werken, die zal lachen over zulke een verregaande onbeschaamdheid, tevens medelij den gevoelend met den mensch, die zich daar aan waagt en die eenmaal vallen moet in de handen van den levenden God. Niet de natuur, zooals bet thans algemeen gezegd wordt, maar God geeft het een lichaam, geljjk Hjj wil. De vorm en de gedaante van de plant zjjn niet toevallig, maar tot in bij zonderheden zooals Hjj het bepaalt. Er is niets aan willekeur overgelaten. Het is in alles ge regeld. Hjj zelf zorgt daarvoor. Aan elk zaad zijn eigen lichaam. Aan de tarwe een ander dan aan de gerst, aan den haver een ander dan aan de rogge, aan de boekweit een ander dan aan de gierst. Er moge veel overeenkomst zjjn als bjj tarwe, gerst, haver en rogge, er is echter zoo groote verscheidenheid, dat een ken ner het reeds met een oogopslag ziet. Er mogen soms afwijkingen zjjn, maar nooit gaat de eene soort in de andere over. Elke plant heeft haar eigen gestalte en het is God, welke haar vast stelt. Hjj zorgt voor elke plant, Zijne hand is daarin. Indien wjj dit inderdaad gelooven, dan slaan wjj met heilig ontzag die ontwik keling steeds meer gade en zjj wordt ons een beeld van die opstanding, welke wjj verwach ten aan den laatsten morgen. Zooals de land man zjjn zaad aan de aarde toevertrouwt, zoo geven wjj het lichaam aan het graf over, wetende, dat het een zaad is, waaruit de Mach tige Jacobs eens zal doen verrijzen het lichaam der opstanding. Wat valt er op die wjjze een vriendeljjk licht over den akker der dooden, welke van eeuw tot eeuw zich verbreedt, en wjj zien daarin een zaadveld, dat eens een rjjke oogst zal opleveren. Gelijk de landman zonder vreeze het zaad in de voren strooit, ofschoon hij het zelf niet bewaren kan, en geen enkele korrel De Vrijmetselarij. III. De lezers herinneren zich dat we de vorige week gezegd hebben, dat er op de Synode der Chr. Ger. Kerk te Zwolle, 1885, voorstellen van vier onderscheidene provinciale Synoden waren ingekomen, waarbij voorgesteld werd, dat de Generale Synode uitspreken zou, wat onze Kerken in betrekking tot de Vrijmetse larij van velen in de „Hollandsche Gerefor meerde Kerk* geroepen waren te doen. Hierbjj moet wel in het oog gehouden worden, dat èn „de Hollandsche Gereformeerde* èn de Christelijke Gereformeerde Kerk de emigree rende predikanten en leden gaarne ter ver sterking barer plaatseljjke Kerken wilden ont vangen. Voor onze Kerken in Nederland daarom de vraag, of zij naar beide i moedig attestation mochten en ven, dan wel of dit, met het oog op ’t dulden der vrijmetselarij, aan de eerstgenoemde niet, of althans niet zonder reserve kon geschieden. Nu zegt art. 89 der Zwolsche Notulen het hier volgende: „De discussieën over de Voor stellen der vier Provincieën worden thans voort gezet. Vóór alles wordt de instelling der Vrij metselarij zelve, voorzoover het der Synode mogeljjk is kennis van haar te nemen, aan kritiek onderworpen. Er werd reeds gisteren avond opgemerkt, dat de Amerikaansche Loge op denzelfden deïstisch-humanistisehen bodem staat als hier met haar het geval is, en dat het onderscheid alleen het ritueel betreft, zoo dat het een zielkundig raadsel is, hoe iemand tegeljjk lid der loge en prediker van het Evan gelie kan zjjn. Opgemerkt, dat, daargelaten welk karakter haar geest en streven dragen mag, de oprichting eener instelling, die eene maatschappij in de maatschappij wil zijn, deze, èn in haar eene Goddelijke ordonnantie aan tast, èn dat het evenzeer eene miskenning van de gemeente in zich sluit om het goddelijk beginsel der broederliefde in eene eigene, daartoe opgerichte gemeenschap te willen ver werkelijken. Ook dat de eeden, en de belofte van geheimhouding omtrent hetgeen men niet weet of het geheim gehouden mag worden, in strijd zjjn met de Goddelijke Wet. De bewe ring, dat de Vrijmetselarij in Amerika op trinitarischen bodem staat, en men onder de masons rechtzinnige en voorbeeldige Christe nen aantreft, werd, als onvereenigbaar met het kosmopolitisch streven dier Vereeniging, on mogelijk geacht, en als verhooging van het gevaarlijke des verschijnsels gehouden. Wat de bewering der Synode der R. Ch. betreft, als verhinderde hare constitutie haar om te handelen, daar zjj slechts het recht daartoe had, als men zich in kerkelijk appèl tot haar had begeven, werd gezegddat zij dan toch kan laten ontkiemen, zoo leggen wij onze dooden ter ruste, wetende, dat hun lichaam niet vergaan zal, maar dat het eens in onver derfelijkheid zal opstaan. Hjj, die machtig is aan eiken zaadkorrel zijn eigen lichaam te geven, is ook machtig om onze gestorvenen tot een nieuw en zalig leven te verrukken. Wjj treuren dus wel bij de graven onzer doo den, die wjj zoo innig liefhadden, en die wjj zoo kort hebben mogen bezitten, maar niet als degenen, die geen hoop hebben. En zelf gaan wjj de ure onzer eigen ontbinding tegen met de zalige hoop, dat wij over het graf en den dood triompheeren zullen. Zjjt gij reeds voor u zelf overtuigd, dat Christus de opstan ding en het leven is, en dat wie in Hem ge looft, niet verderven zal, maar het eeuwige leven zal hebben Bouma. HET BEELD VAN DE OPSTANDING DES LICHAAMS. En hetgeen gij zaait, daarvan zaait gij het lichaam niet, dat worden zal, maar een bloot graan, naar het voor- valt van tarwe of van eenig d^r andere granen. Maar God geeft het zelfde een lichaam, gelijk hij wil.en een iegelijk zaad zijn eigen lichaam. 1 Cok. XV 37, 38 Met hoedanig lichaam zullen de dooden op- staan vroegen de dwazen en zjj meenden, dat hoe het antwoord ook luidde, het altijd blijken zou, dat de opstanding geheel onmogelijk zou zijn. Maar in hunne eigenwijsheid hadden zjj niet bemerkt, dat er reeds een zeer juist ant woord gegeven was, zonder dat er kans be stond er met grond iets tegen in te brengen. De Apostel kende dit antwoord, en hield het aan zijne tegenstanders voor. Bij vernieuwing leidt hij hen in de school der natuur en wijst hen op waf God daar elk jaar doet. Hier blijkt het ook weer, dat de mannen Gods even ver trouwd zijn met de werken Gods in de natuur als met de schriften der profeten. Nauwkeurig lezen zij in de beide boeken der openbaring. Tegenwoordig meenen velen, dat die beide tegen elkander strijden. Van den bijbel houden zij niet, maar zjj dweepen met de natuur, die hun het een en het al is. Nooit worden zjj uitgepraat, als zij beginnen over de wijze in richting van de geheele samenstelling der natuur, en zij bezingen en prediken haar lof en heerlijkheid. Doch de oude bijbel is meer dan verouderd. Zijn wijsheid kan die van onze hoog verlichte tijd niet meer zjjn. Daaraan zijn zij ontgroeid, en zoo stout zijn hunne uit spraken, dat er onder de christenen waren, die haast niets goeds meer van de natuur wilden hooren, vreezende, dat zjj anders hun God zouden moeten loslaten. In den regel echter duurt dat laatste niet lang, want door de Heilige Schrift biddende te lezen, zien zij weldra, dat Gods daden niet in strjjd kunnen zjjn met Zijn Woord, en zjj beginnen nu ook weer het boek der natuur te onderzoeken, waarin alle schepselen groote en kleine als letteren zijn, die ons ’s Heeren heerlijkheid te aanschouwen geven. En zoo behoort het ook onder ons te blijven, want dan wandelen wjj in ’t voetspoor, door de Apostelen ons gewezen. De natuur beeldt ons de onzichtbare en on vergankelijke schatten van het Koninkrijk der hemelen af, en wie haar sprake verstaat, ver aangenaamt en verrjjkt zjjn eigen geestelijk leven. Hetgeen gjj zaait, daarvan zaait gjj het lichaam niet, dat worden zal, maar een bloot graan. Dit kan ieder verstaan. De landman legt enkel den korrel in de aarde, den korrel zonder eenige bedekking. Doch wat gebeurt er nu. Uit dien korrel schiet eerst een kleine kiem op, die zich uitzet tot een stengel, die steeds hooger rjjst en intusschen zich bedekt met bladeren. Het duurt niet lang, of aan dien stengel vertoont zich de halm en in die halm vormt zich de aar. Beschouw eens zulk een volgroeide plant. Hoe keurig is alles. Er is niets te veel en niets te weinig aan. Elk deel heeft zjjn eigen plaats, zjjn eigen taak en alle werken om het geheel tot ontplooiing te brengen. Hoe wonderlijk nauwkeurig zitten al die korrels in de aar. En als ge nu ook eens bezien kondt, op welke wjjze die plant haar voeding ontving, zoodat het een uit het ander voortkomt, dan zoudt ge u nog meer verbazen over de wondere wijsheid, welke daaruit bljjkt. Het is alles even wonder lijk, en het allergeringste daarvan gaat alle menscheljjk vermogen te boven. De meest kun stig samengestelde machine van ’s menschen hand verdwijnt in ’t niet bjj den groei en den Zeenwscli Kerkblad

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1907 | | pagina 1