voor
Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
'Onder Redactie vanDs. L. BOÜMA, Ds. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ.
4e Jaargang.
Vrijdag 5 April 1907.
No. 41.
UIT HET WOORD.
Drukkeruitgever
I
I
VARIA.
Littooij.
zegenbede door hem werd be
de publieke opinie
Littooij.
Boüma.
70 cent.
3 cent.
Zooals de lezers in dit nummer kunnen zien,
werd op den tweeden Paaschdag, Gode zij dank,
bij vernieuwing eene Christelijke School, met
dank aan en onder aanroeping van ’s Heeren
Naam, geopend.
Gelijk de Kerk, sinds zij in het houten ge
bouwtje groeide en bloeide, groeie en bloeie
ook de School
A. D. LITTOOIJ Az.
MIDDELBURG.
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
ten
liken, die het durven
PRIJS DER ADVERTENTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
In het de verledene week door mij geschre
vene stuk onder het opschiftMannen van
beteekenis*viel in den zestienden regel achter
de woorden: „In dit geschrift toch wordt hjj*
het hier volgende, nu gecursiveerde woord
geminacht, weg. Daardoor liep de zin niet af.
Om hem te doen afloopen voegen we het er
thans nog bij. Littooij.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
I
1
tegen, dat Jacobs nakroost een anderen god
begiftigde dan den hunne, zjj zouden er zich
in hebben kunnen vinden om ook aan dien
god een eervolle plaats in te ruimen, maar
dan moest men ook hun góden ongemoeid
laten, ja dan zou men moeten erkennen, dat
hun góden minstens gelijk stonden met dien
van Israël. Doch dit kon en mocht niet. De
geloovigen moesten het uitroepen, ook al kostte
het hun have en goed, hun veiligheid en hun
leven, dat er slechts Eén was, Die den hemel
en de aarde geschapen had en aan wien al
wat adem ontvangen had eere en hulde moest
brengen. Zonder woorden die voor tweeërlei
uitlegging vatbaar waren te bezigen, moesten
zjj dit bekennen en niets mochten zij aanwen
den om de scherpte van deze belijdenis te be
mantelen.
Onder den nieuwen dag is dit evenzeer het
geval. De inhoud van de belijdenis is zeer
nauwkeurig. Nu komt er nog een element bij.
Jezus had daarop reeds gewezen in zjjn afscheids
woord. Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij.
Dit hadden de Apostelen ter harte genomen
en na Zijn heengaan prediken zjj dan ook Jezus,
die gekruisigd is, maar die ook den dood en
het graf heeft overwonnen. Wij kunnen ons
niet voorstellen hoe belachelijk en bespotteljjk
het in Joodsehe en heidensche ooren klonk,
wanneer de christenen beleden, dat Jezus de
Heere was. Maar zjj stoorden er zich niet aan,
zjj spraken het duidelijk en onomwonden uit,
en ofschoon het voor de menigte onbegrjjpeljjk
was, toch vond die belijdenis weerklank bij
anderen, en wjjl deze belijdenis uitsluitend alle
eere opeischte voor den eenigen Middelaar, in
wien de eenige God Zjjne heerlijkheid geopen
baard had, oordeelden allen die haar verachten,
dat zulke menschen niet waardig waren deze
aarde te bewonen.
Altjjd nog is het diezelfde belijdenis, welke
de volgelingen van Jezus hoog houden moeten.
Zij mogen niets aanwenden om haar meer aan
trekkelijk te maken. Handhaven moeten zjj
haar, wat er zich ook tegen verzette. Voor haar
verre strekking moeten zij uitkomen en niet
toestaan, dat er een schilfertje afga. Het is
wel waar, dat velen dit niet verdragen kunnen,
dat velen er op aandringen haar ruimer te
maken, maar dit mag geen reden zjjn om haar
op te geven. Indien gjj met den mond den
Heere Jezus zult belijden zoo zult ge zalig
worden. Twee dingen zjjn onafscheidelijk aan
elkander verbonden. Zjj kunnen niet van^el-
kander losgemaakt worden. Zonder belijden geen
zaligheid. Wie derhalve eenmaal bevrjjd wenscht
te worden van alle zonde, van alle leed, van
alle ellende, van alle druk, hij ziet hier den
weg, langs welken hjj gaan moet, afgebakend.
Nog altijd is de vjjand er op uit om ons ontrouw
te maken, om ons te bewegen, dat wij onze
belijdenis zullen verzaken, om ons tot een schik
king te nopen, doch wees op uw hoede en luister
niet naar deze vleitaal of bedreiging, want wan
neer ge uwe voeten zet buiten den weg van
uwe belijdenis, is er geen zaligheid mogeljjk.
Wat God samengevoegd heeft, kan een mensch
niet scheiden. Steun niet op uwe eigen kracht,
want indien een man als Simon, die vurig van
geest was, bezweken is, hoe zult gij dan de
proef doorstaan? Zonder Jezus kunt ge ook
in dezen niets doen. Alleen door bij Hem te
zjjn, in Zjjne gemeenschap te wandelen, en u
aan Hem vast te houden, kunt gjj uw taak
volvoeren. En vraagt Hij van u ontbering, wat
nood, voor alles ontvangt ge eens een rjjke en
heerljjke vergoeding.
Een schoolfeest.
Dinsdag 1.1. was het veertig jaren geleden
dat onder leiding van den ondergeteekende
de Christelijke School te Sint-Annaparochie
geopend en in gebruik genomen werd.
Feestelijk waren er de broeders en zusters
bijeen, teneinde dit veertigjarig bestaan te
herdenken, en namens deze feestvierenden werd
ds. Littoojj per telegram „hulde” gebracht, die
met dank en
antwoord.
Jan Berend Lont, de mede-stichter en op
richter, die haar namens de feestvierenden on-
derteekende, telt juist de jaren van hem die
aan hare stichting mocht medewerken en onder
wiens leiding zjj geopend werd.
Te Garderen op de Veluwe zochten en vonden
de stichters op de Staatsschool een positief-
christeljjk hoofd, de heer de Bijl, die met
vreugde en blijdschap de benoeming aannam
en overgekomen was. Met opgewektheid en
zegen mocht deze er eenige jaren werkzaam
zijn.
Boven verwachting groeide en bloeide deze
veertig jaren er de Christelijke School.
Ds. Ploos van Amstel, toen nog predikant in
de „Hervormde Kerk” hield er op dien dag,
in de Christelijke Afgescheidene Kerk, eene
schoone, pakkende, echt-christeljjke Schoolrede,
die ten voordeele van de School verkregen en
uitgegeven werd.
Deze rede had in de „Hervormde Kerk”, die
er door den president-kerkvoogd, A. Lont, voor
afgestaan was, moeten uitgesproken worden.
Doch dit geschiedde niet, omreden de tegen
stand zóó groot was, dat er oproer dreigde.
Het was dientengevolge dat de Burgemeester
ds. Littooij kwam verzoeken van dat aanbod
geen gebruik te maken en de rede in eerst
genoemde Kerk te houden, alleen dan kon hjj
voor de goede orde instaan.
Dewjjl na samenspreking de vrienden over
tuigd waren dat de zaken stonden gelijk de
burgemeester ze voorstelde, werd zjjn verzoek,
in het belang van de rust en de ongestoorde
feestvreugde, ingewilligd. De orde bleef nu vol
komen bewaard, en de feestvreugde was hart
verheffend en bjj de vrienden en vriendinnen,
die in zeer grooten getalen en van heinde en
verre gekomen waren, algemeen.
Ds. Kok van Dokkum (weleer te Zierikzee)
en ds. Baart de la Faille spraken na ds. Ploos
van Amstel.
O wat zjjn de tijden sinds veranderd, wat is
de tegenstand sinds gebreideld, wat zjjn de
vruchten van den arbeid in School en Kerk
en op Staatkundig gebied vele en rijk, wat is
de ruimte, die de Heere God ons beliefde te
maken, vooral door dr. Kuyper en de wetten
die hjj ontwierp, sinds groot gewordenwat
is het getal christelijke scholen, waarin de naam
van Jezus, naar de Schriften, mag en moet wor
den aangeroepen en de kinderen overeenkomstig
de Doopsbelofte onderwijs ontvangen, sinds
liefelijk (maar tóch nog niet genoeg) vermeer
derd. Waarljjk de Heere was goed over ons.
Hjj verliet ons land en volk nog niet. Hij
keerde, gewis om redenen in Zich gelegen,
als tot ons weder.
Dank hebbe Zjjnen Naam Hoe diep ver
beurd ook, bljjf evenwel om Uws Naams wil
bjj ons, Heere onze God
Uit de Pers.
„De Heraut* schrijft:
„Een der grootste dagbladen van Schotland
heeft eenigen tijd geleden een eigenaardige
enquête geopend. Gevraagd werd wat de oor
zaak was, dat zoovelen niet meer ter kerke
gingen. Het antwoord op die vraag moest ge
geven worden door den no-church-goer zelf,
d.w.z. door degenen die het kerkbezoek had
den gestaakt. En wie het beste antwoord in
zond, zou een prijs ontvangen ter waarde van
vijf en twintig gulden.
Nu is deze manier van
te raadplegen een typisch Engelsche gewoonte,
die vooral wanneer het een zoo ernstige vraag
geldt, ons vreemd aandoet. Toch was de be
doeling van het blad, de Scotsman, niet vijandig
aan de Kerk. Hjj wilde door de ingekomen
antwoorden te publiceeren juist den predi
kanten een dienst bewjjzen. Wanneer de oor
zaken van het kwaad bekend werden, konden
de middelen ter genezing het best gevonden
worden. Ook buiten Schotland trok deze
enquête de aandacht en Foi et Vie, het bekende
tijdschrift van Paul Doumergue, gaf een kort
overzicht van de gepubliceerde antwoorden,
waarbjj de oorzaken onder bepaalde rubrieken
worden gerangschikt.
Waar ook in ons land dit euvel hand over
hand toeneemt, niet het minst in de Neder-
landsch Hervormde Kerk, daar loont het zeker
de moeite zich af te vragen, in hoeverre in
Nederland dezelfde oorzaken gevonden worden.
Gelijk te verwachten was, antwoordde een
niet gering deel, dat de Kerk met haar dog
ma’s te verouderd was om nog naar haar pre
diking te luisteren. Wat een onderwijzer
schreef: „als een mensch begint te denken,
verliest hij de gewoonte om naar de kerk te
gaanik denk, daarom bljjf ik weg*, is wel
de meest typische uitdrukking van dit „ver
lichte* standpunt. Men gelooft niet meer aan
de schepping, den val, de verzoening door
Christus’ bloed, de wonderen, de ingeving der
Schrift, en een prediking waarin dit alles ge
leerd wordt, heeft daarom alle aantrekkings
kracht verloren.
Ook zjjn er, geljjk wel vanzelf spreekt, tal
van lieden, die meenen dat God beter in den
tempel der natuur dan in een kerkgebouw kan
aangebeden worden en daarom hun Zondag
liever doorbrengen met fietstochtjes, zeilpar
tijen, wandelingen en sport.
Maar laat men deze „denkende menschen*
en „natuur-aanbidders* buiten rekening, dan
zjjn er toch ook hier grieven tegen de Kerk
die wel degeljjk waard zjjn, dat men er op
let We bedoelen nu niet in de eerste plaats
degenen, die de Kerk vermijden om aesthetische
oorzaken. Iemand schrijft„Ik ga niet naar
de Kerk omdat ik Christen wil bljjven. Dat
is geen paradox. Het slecht gestemde orgel,
de kerk vol tocht en de prediker, die door
zjjn neus praat, missen voor mjj alle aantrek
kingskracht*. En een jong meisje klaagt, dat
het haar onmogeljjk is haar aandacht bjj de
preek te bepalen om allerlei hinderlijke oor
zaken om haar heen rechts de lueht van oude
HET BELIJDEN VAN JEZUS.
Indien gjj met uwen mond zult be
lijden zoo zult gij zalig worden.
Rom. X 9a.
Rome was destijds de groote wereldstad,
waarop alle wegen uitliepen. Tot haar kwamen
alle volkeren der aarde om haar, hare pracht
en hare heerlijkheid te bewonderen. Voor hare
macht bogen allen zich neder en allen beijver
den zich om haar welgevallig te zjjn. Onder
hare bewoners waren ook enkelen, die Jezus
als den Zaligmaker huldigden en hun knie
voor Hem bogen. Zjj woonden in die groote
stad verspreid en telden haast niet mede. En
nu wil de apostel hebben, dat zjj daarvoor
zullen uitkomen, ofschoon hjj weet, dat zjj zich
op die wijze aan hoon en bespotting, aan smaad
en vervolging blootstellen. Welk een moed is
er noodig om in zulk eene omgeving den Heere
Jezus met den mond te beljjden, want alle
machtigen en aanzienlijken zullen zich opma
ken om hen te onderdru
te bestaan.
Zoo verstaan wjj het, dat het geen gemak-
keljjke taak is, waartoe hjj hen opwekt, en
hoewel de tjjden, welke wjj beleven geheel
anders zjjn, toch mogen wjj het wel beseffen,
dat die taak nog altijd moeielijk is. Men kan
zjjn huis bouwen, maar ieder moet er op reke
nen, dat later de stormwinden zich verheffen
en de regenvlagen neerkletteren zullen tegen
dit huis, en dan zal het uitkomen, wie op een
rotsbodem gebouwd heeft. Vandaar dat ieder
wel toezien mag, hoe hjj het aanlegt, want
er is groote kracht noodig om getrouw te zjjn.
Eens liet de apostel Petrus zich vervoeren tot
de verklaringal werden zjj ook allen aan U
geërgerd, ik zal mjj nooit voor U schamen, bjj
U zal ik bljjven, U zal ik nimmermeer ver
laten. Doch wat zeide de HeilandSimon,
Simon, de Satan heeft zeer begeerd om u te
ziften als de tarwe. Simon meende het goed,
hjj sprak uit wat hjj dacht, het was zjjn ern
stig voornemen om bjj den Heere te bljjven,
maar in weerwil van zjjn oprechtheid bleef hjj
in zich zelf zwak en zonder weerstandsvermo
gen. En dit is niet enkel bjj hem zoo, maar
bjj allen, zonder onderscheid Toen het er dan
ook op aankwam, bezweek hjj, en op pjjnljjke
wjjze zal ieder ondervinden, dat hjj zich niet
verlaten kan op zjjn ijver, op zjjn toewijding
en zjjn trouw.
Een christen behoort ten allen tjjde te belijden.
Waar hjj zich ook bevindt, onder welke om
standigheden hjj ook verkeert, of de omgeving
gunstig is of niet, hjj mag nooit deze roeping
verzaken. Het moet steeds meer uitkomen
wie hij is, en welke keus hjj gedaan heeft.
Het is niet goed, wanneer de menschen in ’t
onzekere verkeeren, op welken weg hjj wandelt,
en welke zaak hjj voorstaat. Met woord en
daad toone hjj het, dat hjj Jezus als zijn Heer
erkent, naar wiens woord hjj luistert, en aan
wiens bevelen hjj zich onderwerpt.
De beljjdenis mag ook niet vaag en onbe
paald zjjn. Onder den ouden dag was de hoofd
inhoud van der geloovigen beljjdenisde Heere
onze God is een eenig Heer, en daarmede
verwierpen zjj alle andere góden- Hoe klein
was de schare, die dit uitsprak, wanneer gjj
haar vergelijkt met andere, met machtige vol
keren, die in hunne nabijheid leefden, en die
hun grenzen telkens weer overstroomden. On
dragelijk was het voor die aanzienlijke heide
nen, dat Israël geen woord van lof had voor
hun góden en beweerde, dat zjj ijdeler dan de
ijdelheid zelve waren. Daarom konden zjj deze
beljjders niet uitstaan en poogden zjj hen van
de aarde te doen verdwijnen. Zelf waren zij
niet onverdraagzaam, want zjj hadden er niets
j
Zeenwsch Kerkblad
I