voor
Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie vanDs. L. B0UM1, Ds. H. V. LAMAN en Ds. 1. LITTOOIJ.
4e Jaargang.
Vrijdag 29 Maart 1907.
No. 40.
UIT HET WOORD.
Drukkei-Uitgever
VARIA.
(1) De cursiveering is van mij.
70 cent.
3 cent.
enkelen
hebben,
dwenen
houden,
hadden
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
1
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
PRIJS DER ADYERTENTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
A. D. LITTOOIJ Az.
MIDL ULBURG.
het ook voor u zelf? Vier dan het feest met
blijde zangen en Verheug u met de gansche
Kerk, dat Jezus leeft en dat gjj dus ook leven
zult. Bouma.
angstige oogenblikken. Eén woord van den
Heiland rooft al hun vrede. Vóór Hjj in hunne
handen gevallen was, had Hjj gesproken over
Zjjne opstanding. Dat kon wel niet waar zjjn,
het was evenals zoovele andere uitspraken van
Zjjne lippen niets dan een vrucht van hoog
moed, maar Hjj had het toch gezegd, en zjj
zouden zorgen, dat het gelogenstraft werd. In
hunne hand was het om Hem als een bedrie
ger ten toon te stellen, en deze gelegenheid
zouden zjj zich niet laten ontglippen.
Nog eens wonderljjk. Te meer, omdat zich
dit verschijnsel aldoor herhaalt. Zelfs tot in
onzen zoo hoog verlichten tjjd. Voor velen
helaas ook uit de christenheid staat het vast,
dat Jezus eenmaal gestorven en begraven is.
Daarna is er niets meer gebeurd. Dooden wor
den nooit meer levend. Dat zou in strjjd zjjn
met hunne voorstellingen, waarvoor alles moet
zwichten en waarnaar alles zich moet regelen.
Geen enkele afwjjking staan zjj toe. Zjj weten
het precies. Zjj bepalen, wat kan en niet
kan. Het lichaam van Jezus, eenmaal in de
macht van den dood, kon niet meer uit het
geweld des grats bevrjjd worden. Daarin is het
gebleven. Twjjfel daaraan is zelfs naar zjj be
weren, onmogeljjk. Wie anders denkt en spreekt
is niet op de hoogte van zjjn tjjd, heeft nog
nooit iets geweten van de wetten der natuur.
Zjj kunnen zich niet begrjjpen, dat er nog
lieden zjjn zoo duister van verstand en zoo
bekrompen van hart, die hen niet bijvallen.
Medeljjden hebben zjj met de onkundigen, en
daarom werken zjj dan ook zoo jjverig om eiken
nevel te doen vluchten, want zjj zien reikhal
zend uit naar de ure, waarin het licht ieder
de oogen zal openen, en vol verontwaardiging
zien zjj op allen, die wel beter weten, maar die
om allerlei bijoogmerken voorgeven, dat zjj
aan het verscheurde zegel en den weggewen-
telden steen gelooven. Dit zjjn huichelaars,
voor wie men niet te veel op zjjne hoede zjjn
kan. Toch hebben zjj geen rust. Steeds den
ken, spreken en schrijven zjj weer over het
graf, dat hen blijkbaar niet loslaat, dat zjj niet
kwijtraken kunnen. Altjjd komen zjj er weer
op terug. Met welk een opoffering van kracht
en tjjd trachten zjj een houdbare meening te
krjjgen en met welk een toewijding pogen zjj
aan zulk eene meening ingang te doen vinden.
Doch altjjd volgt er na de eerste blijdschap
over de nieuwe vinding weer een gevoel van
teleurstelling, omdat zjj toch op den duur na
nauwkeuriger overweging niet bevredigt.
Zoodra zjj weer over die teleurstelling heen
zjjn wordt de arbeid opnieuw hervat. Het zal
toch wel eens eenmaal gelukken. Het moet
waar zjjn, dat het graf zjjn prooi nooit meer
loslaat, en waarom zou het dan niet mogeljjk
zjjn dit aan te toonen. Wat een treurige taak.
Met zorgen, steeds arbeiden, steeds nieuwe
zegels, zonder te vorderen, en nooit klaar te
komen. Waarljjk het komt duidelijk aan het
licht dat de goddeloozen geen rust hebben.
Voor hen is er geen vrede. Ik weet het we],
dat de discipelen ook bange uren doorleefd
hebben. Maar dit duurde slechts tot den derden
morgen. De Paaschzon verspreidde een helder
licht, en het graf in den hof is niet langer
een steen, waarover zjj vallen, maar een bron,
waaruit het levende water vloeit. Daar vonden
zjj het steunpunt van hun geloof, het voedsel
voor hunne hoop en de kracht van hunne
liefde. En zoo is het nog. Geen zegel, geen
wacht, geen steen heeft Hem in den dood kun
nen houden, geen beschouwing, geen voorstel
ling belemmert Hem, en daarom zal in weerwil
van alle maatregelen door den vjjand genomen
ook thans de bljjde paaschjubel weerklinken
De Heer is waarljjk opgestaan. Het open
graf is het einde van alle vrees, van alle zorg,
van eiken kommer. Gelooft gjj dit, gelooft ge
dat dan weldra honderden het weten.
In zjjn jongste, bjjname tegen Dr. Kuyper
gericht geschrift, deelt onze jeugdige schrjjver
ook mede dat hjj tot de raadslieden behoort
van het christeljjke „Ons Tjjdschrift‘ dat te
Rotterdam, onder redactie van de heerenL.
Buckman, A. J. Hoogenbirk, J. van der Valk
enz. verschjjnt. Deze mededeeling frappeerde,
denk ik, meer dan één.
En dat hjj intieme gesprekken, volgens eigen
schrjjven, gehouden door Dr. Kuyper en L.
Buckman publiek maakt en daaraan veel stof
ontleent voor zjjne aanvallen tegen Dr. K.,
moet, naar ik mjj voorstel, ieder afkeuren, zelfs
al nemen wjj aan wat wjj natuurljjk niet
controleeren kunnen dat ze juist weer ge
geven zjjn. Gaat men met intieme gesprekken
dien weg op en maakt men dat gebruik er
van, dan helpt men 't vertrouwen zoek en is
de man van vertrouwen voor niemand veilig
meer. Behoort dat ook al tot het recht van de
nieuwe kunst
De nieuwe kunst, waarmee door sommigen
dermate gedweept wordt, dat het is of zjj het
eene en het alles is, gaf bljjkbaar den hoog
geleerden heer, Dr. A. Kuyper, die ook op het
gebied van schoone taal en prachtigen stjjl
zjjne sporen verdiend heeft, aanleiding tot het
schrjjven van het stuk in „Ons Tijdschrift*,
getiteld: „Alles is uwe, doch gjj zjjt van
Christus*. Hjj tracht de schrjjvers van „Ons
Tijdschrift*, zonder eenige miskenning of ge
ringschatting van deze kunst, slechts te waar
schuwen tegen het dwepen met haar en het door
vloeien in verkeerde, ja in alles behalve Cal
vinistische richting. Daarvoor nu was recht en
reden. En dit mocht en kon bjjname Dr. K. doen.
Maar hoort nu eens hoe het jonge mensch
dientengevolge over en tot hem in *t publiek
sehrjjft, het luidt als volgt„Wel kankert het
kwaad, het geestelijk kwaad ’t meest afzichte-
Ijjk in de z.g. Calvinistische kringen. Allen
hadden er belang bjj toen ik mjjn stem liet
weerklinken en de levensopenbaringen in
woord en daad, van een bepaalde zjjde komend,
aanduidde met het nog te zwakke, wjjl het’
kwaad niet in zjjn verfoeiljjk wezen ten eenen-
male juist karacteriseerende woord Snobbisme.
Ik zal de eerste zjjn met toe te geven dat
geen woord aan kan duiden den huidigen
toestand, waartoe de z.g. Calvinistische krin
gen langzaam-aan, maar onverbiddelijk, fataal-
zeker, vergroeid en verbasterd zjjn. Het is één
laag, vies gekonkel van kliekjes”.
Dit zegt hjj, die vóór ruim een jaar ter
catechisatie bjj mjj voor mjjne catechisanten
en mjj bljjk gaf van het Calvinisme ach zoo
weinig te weten.
Doch luister weer naar de nieuwe kunst.
Na op Dr. Kuyper gewezen te hebben, zegt de
schrjjver: „Het lust mjj niet langer inhetge-
daehte-drap te roeren van een geestelijk plebs.
Mjjn intentie was te laten zien hoe de heer
Kuyper die geen arthiest, zelfs geen kunst
criticus in de verste verte is, zich op eenigs-
zins ongewone wjjze beweegt op dat voor hem
vreemde gebied
Verder is het: „Men moet één ding beden
ken produceer ik (1) kunst, zuiver werk, dan
vindt dat zjjn weg wel in de z.g. paganis-
tische tijdschriften, vindt zijn weg wel naar
eindeljjke waardeeringwelnu al de rest laat
mij koud
Dat het dien weg vindt is vooral waar, als
het tégen Kuyper en koren op den paganis-
tischen molen is, ja dit ligt voor de hand.
Nieuwe kunst lezers! hoort: „Laat ze maar
bauwen en kwijlen.* „Lekker dat-ie wéér eens
even loskomt tegen de grrroote Kuyper.* „Neen
zjj zullen aanvallen, bestraffen, een muil op-
DE ONRUST VAN JEZUS’ VIJANDEN.
En zjj heengaande, verzekerden
het graf met de wacht, den steen
verzegeld hebbende.
Matt. 2766.
De vijanden hebben overwonnen. Zij hebben
den lang gekoesterden wenseh verkregen en
hun doel bereikt. Het was niet een gemakke
lijke taak geweest, en zij zagen tegen de moeie-
lijkheden op, welke eraan verbonden waren,
maar het was noodig en daarom hadden zij
het niet kunnen opgeven. Wat zou er van de
heilige stad en den heiligen tempel komen,
hoe zou het gaan met hun land en volk, in
dien zij aan Jezus de ruimte lieten, en daarom
was het een daad van vaderlandsliefde en van
eerbied voor Mozes, om Hem tegen te staan.
Hard was het den Rabbi van Nazareth te doo
den, zij ontkenden het niet, maar dit mocht
hen niet weerhouden, want van dag tot dag
werd het duidelijker, dat het niet anders kon.
Hoe zouden zij het ooit kunnen verantwoor
den, dat zij lijdelijk toegezien hadden, waar
een valsche Profeet het volk des verbonds ver
leidde waren zij niet, op den stoel van
Mozes geplaatst, om de menigte bij de wet te
houden Zij mochten en konden hun ambt flfet
trouweloos verzaken en om die reden waren
zij tot het uiterste middel overgegaan.
Jezus is gestorven op Golgotha en begraven
in den hof van Jozef van Arimathea. De vijan
den kunnen alzoo gerust zijn. Zij hebben nu
toch niets meer te vreezen. Er mogen nog
zjjn die in Hem den Messias gezien
doch nu hunne verwachtingen ver-
zjjn, zullen zjj zich wel verder stil-
Dit is uit alles duidelijk. Vroeger
de aanzienlijken uit Israel gezegd
niet op het feest, opdat er geen oproer kome
onder het volk, maar die vreeze was zelfs zonder
grond geweest, want het kruis was opgerieht,
terwjjl het volk in grooten getale te Jeru
zalem zich bevond, en er was niets voorgevallen.
Niemand had eenige poging aangewend om
de menigte in beweging te brengen. De vijan
den kunnen alzoo gerust zijn en zichzelf ge-
lukwenschen, dat deze ban weer uit Israel
weggedaan is, de hope voedend, dat het volk
nu bij de wet zal blijven en in veiligheid
wonen in het land der vaderen.
Het is echter niet zoo. Er zjjn bezwaren
overgebleven. Bedenkingen rijzen in hen op.
De een komt naar den ander. Weldra zitten
zjj weder bij elkander. Zjj deelen elkander hun
kommer mede. Het blijkt dat allen vol zorg
zyn. Daarom moet er gehandeld worden. Won
derlijk. Doch zjj willen overwinnaar blijven en
deze vroede mannen zullen wel maatregelen
nemen, dat zjj de overhand behouden. Spoedig
een gezantschap naar den stadhouder, want by
het graf moet een wacht en de steen verzegeld.
Misschien heeft Pilatus wel over hunne be
zorgdheid gelachen, maar het is hem goed.
Laat geschieden wat de overpriesters begeeren,
het is hem wel. By het graf wordt nu een
wacht geplaatst en nu zal niemand het zeker
wagen om de groeve te openen, en ten over
vloede wordt de steen verzegeld. Wie heeft ooit
gehoord, dat de levenden op de dooden passen
en dat men aan een graf groote zegels hangt.
Vele graven zyn er op aarde gemaakt, vele
dooden zjjn grafwaarts gedragen, vele men-
schen zyn ook een gewelddadigen dood ge
storven, maar nooit was het voorgekomen, dat
vijanden soldaten geplaatst hadden by een ge
sloten groeve, waarin het stoffelijk overschot
van hun slachtoffer was weggeborgen. Maar
de Joden, die Jezus aan het kruis hadden ge
slagen, denken er anders over. Zjj kunnen nog
niet rusten. Het gesloten graf bezorgt hun
Mannen van beteekenis.
Tot deze mannen neem ik de vrijheid nog
niet te rekenen de zeer jeugdige schryver, man
der nieuwe kunst, zich noemende Adel Ancker-
smith, maar wél reken ik daartoe te behooren Dr.
A. Kuyper Sr., die door Adel Anekersmith wordt
besproken in een zoo hoogen toon, ja op de iet
wat verdachtmakende wjjze van vele vrijzinni
gen, vooral in 1905 en daarna. Zy, die de christe
lijke mannen van groote beteekenis niet na
hun dood slechts, maar reeds in hun leven,
als gave Gods, in en voor de dagen van jam
merlijken afval ons geschonken, wenschen te
eeren en zich niet willen ergeren leze niet de
voor eenige weken verschenen brochure van
Adel Anekersmith. Ze verdient het niet. In dit
geschrift toch wordt hjj, dien wjj tot één
onzer grootste mannen rekenen, ja die op
meesterlijke wjjze, in Gods naam en op grond
van Gods Woord, jaren aaneen den strjjd aan
bond tegen het christel jjk-geloof-roovend moder
nisme, het alles verstijvende conservatisme, het
vrjjheid-doodend liberalisme, het anarchisme-
kweekend socialisme.
Hjj, die dit alles mocht en wilde doen, ver
wierf daardoor een vaderlandschen, zelfs, in
zjjn strjjd als Minister tegen ’t socialisme,
een wereldberoemden naam. Daarenboven trad
hjj ook thetisch op, hjj ontwikkelde in mach
tige en voor ieder meelevend christen duide
lijke taal de waarheden ons door en in de
Heilige Schriften geopenbaard. Daarom ons
voetstoots en zonder uitzondering bjj alles neer
te leggen, behoeft nog niet; dr. K. zelf wil en
wenscht dat ook niet. Wjj doen dat alleen bjj
’t Woord onzes Gods. Maar hem, in wien de
Heere ons zooveel gaf en door wien Hjj
zooveel voor ons deed, van uit der hoogte te
behandelen en aan de kaak te stellen, mag niet.
Dit past niemand, doch vooral een jong mensch,
iemand van christeljjken huize niet. De jonge
man die dit durfde te bestaan en gedurig den
man dien hjj aanvalt, Dr. Kuyper, met name
noemt, sehrjjft zélf onder een schuilnaam. Is
dit ridderlijk en mannelijk
Behoort dat ook tot de .nieuwe kunst?*
Vóór wel veertig en vjjftig jaren zag ik déze
kunst, ’t schrjjven onder een schuilnaam, be
oefenen en, zooals in deze brochure, verdedigen
met de bewering, dat het niet de vraag is wie
het sehrjjft, maar wél wat er geschreven wordt
doch deze bewering neemt niet weg dat wat
er geschreven wordt menigmaal veel stouter
en minder sparend is dan het zou zjjn en men
het zou durven doen, met zjjn eigen naam er
onder.
Ik beweer, dat ten dezen opzichte de partjjen
niet geljjk staan, wanneer de één sehrjjft, ge-
Ijjk Dr. Kuyper in „Ons Tjjdschrift* deed,
onder eigen naam en de ander hem de les
leest, onder een schuilnaam.
Dat desalniettemin honderden met mjj weten,
wie de schrjjver is, neemt, dunkt mjj, het
illoyale niet weg.
Dat toch komt, omdat hjj zelf uitkomen
deed, ook de schrjjver te wezen van „Calvi
nisme en Snobbisme*, waarin de christelijke
mannen van groote beteekenis, Calvjjn en
Bilderdjjk, evenmin naar verdienste worden
geëerd. Aan vele zjjner jeugdige vrienden
maakte de schrjjver zich bekend als dé autheur
van het ovengenoemde geschrift en van het
artikel getiteld „Moedertje*, en dit staat vast
als vele vrienden het weten wie de schrjjver
van een spraakmakend geschrift en artikel is,
W
Zeeuwsch Kerkblad