Kerken m Zeeland.
voor
LAMAN en Ds. A. L1TT00IJ.
t.
de Gereformeerde
Onder Redactie van: Ds. L BOUMA, Ds. H. V.
Weekblad
3
t
4e Jaargang.
Vrijdag 8 Maart 1907.
JSTo. 37.
UIT HET WOORD.
en
Drukker-WgeYer
4
18 n
I
V A B I A;
70 cent.
3 cent.
C/5
O
M
w
00
w
00
fierr,
nken
Jeida
eerr,
eerr.
ieida
swjjn
leyer
liters
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
Ende
id.
Lamp
onge
Veen
cz.
eerr.
Berg
relyn
id.
aider
i:
ver
dik
van
de
Ben
>oek
n 3
ten,
nen
rfde
met
wee
rtin
van
13.
>mo
16
ino.
els.
net
.90
Vie
1 u
Off
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
A. D. LITTOOIJ Az.
MIDDV^BURG.
komen is. Alles om zich heen vergetend spoedt
hg zich voort. Wie zou gedacht hebben, dat
deze anders zoo kalme en statige man zoo
snel had kunnen loepen
De ontferming is in zjjn borst ontwaakt, en
deze doet hem alles vergeten. Hij denkt niet
aan de halsstarrigheid, waarmede die zoon den
breeden weg op wilde, niet aan die zware
schuld, welke die zoon op zich geladen heeft
door het oor te sluiten voor eiken wijzen raad
en door de miskenning van al de goedheid,
welke hjj in ’t ouderlijk huis genoten heeft. Hg
ziet thans enkel in hem den ellendige, die aan
alles gebrek heeft, allereerst aan warme en
hartelijke liefde. En toeloopende viel hij hem
om den hals en kuste hem. Zonder een vraag
te doen naar het doel van zijne komst, zonder
af te wachten, wat de zoon te zeggen mag
hebben, drukt hij hem aan zijn hart en omhelst
hem. Hoe eenig schoon is dit tafereel, welk
een openbaring van teedere liefde en inner
lijke ontferming.
Wie ooit met eenige aandacht bij deze ont
moeting stilgestaan heeft, kan haar nooit meer
vergeten. Bjj het lezen van deze eenvoudige
woorden is het u alsof gij den vader en den
/zoon ziet, en wie het menscheljjk leven kent,
zegt; ja, zoo is nu eenmaal het vaderhart.
Onder zulke omstandigheden redeneert het niet,
het raadpleegt niet eerst het verstand, maar
het handelt, het kan zich niet inhouden, het
moet zich uiten. Maar wie had durven denken,
dat dit een afbeelding kon zijn van het vader
hart Gods tegenover zijn afgedwaalde men-
schenkinderen, die terugkeeren met schaamte
en belijdenis van schuld Niemand voorzeker.
En al ware het, dat iemand onder ons een derge
lijke verzekering aangeboden had, wg zouden
over zoo groote vermetelheid het hoofd geschud
en verklaard hebben neen, dat is onmogelgk.
Het kan niet waar zjjn, dat God, dien
wjj door onze zonden zoo verschrikkelijk ver
toornd hebben, ons zou opnemen in Zjjne
gunst zonder eenig verwijt tot ons te richten.
Zg, die nog nooit ondervonden hebben, dat
het kwaad en bitter is tegen onzen Maker
misdreven te hebben, mogen gemakkeljjk
kunnen spreken over de liefde Gods, wg, die
ontdekkend licht ontvingen over de boosheid
van het gedichtsel van ons hart, zoodat wg
vol afkeer ons van ons zelf afgewend hebben,
wg kunnen niet zoo lichtvaardig zgn, want de
stem onzer eigen consciëntie spreekt enkel van
schuld en van straf. Doch hoe onbegrijpelijk
het ook moge zgn, nu Zgn eigen Zoon het
ons plechtig verzekerd heeft, durven wg niet
te twijfelen, Zgn woord is onbedriegeljjk en
gewis, en daarom kunnen wg niet anders dan
vol eerbied en vol verwondering luisteren naar
wat Hg ons zegt. Welk een vrooljjk licht
gaat ons hier op over dit teeder mededoogen
van den Vader, die in de hemelen is, en elke
zondaar, die met den verloren zoon zich zelf
vanwege zgne zonden mishaagt en zich voor
God verootmoedigt mag weer hope voeden, en
tot zich zelf zeggener is een toevlucht onder
de schaduw Zijner vleugelen. Kan reeds van
u gezegd worden, dat gjj opgestaan zjjt, dat
gg het land uwer afdwalingen verlaten hebt,
dat gg met uw gansche hart den Heere zoekt
Let er dan wel op, hoe die vader den zoon
ontvangt. Misschien kunt gg niet gelooven, dat
gij ervaren zult, wat de verloren zoon heeft
ondervonden, en ziet ge er toch ook naar uit,
dat ge nog eens zoo iets beleven moogt. Dit
kan ik verstaan. Zulk een ontmoeting ver
vult toch de ziel met de zaligste vreugde, doet
haar juichen ik ben zeer vrooljjk in den Heere
want Hjj heeft bekleed met de kleederen des
heils en den mantel der gerechtigheid heeft
Hjj mg omgedaan. Wanhoop niet, wanhoop
nooit, maar kom zooals gg zjjt, in uw haveloos
beschreven vinden, 1 Joh. 2 19: „Zjj zgn uit
ons uitgegaanwant zjj waren uit ons niet*.
Naar vs. 18 ons zegt, zjjn zjj, als Judas, zelfs
„anti-christ* geworden.
De Heere leert ons dus van het begin tot
aan het einde der Heilige Schrift, dit tweeërlei,
ten eerste, dat wjj, zoolang het tegendeel
door leer en leven ons niet blijkt, alle
lidmaten, als tot de géloovigen behoorenden,
rekenen en behandelen moeten in het geven
van gelgke rechten, maar ook ten tweede, dat
wjj op den kansel, op de catechisatie en bjj
het huisbezoek nimmer vergeten mogen dat er
altoos kaf onder het koren was en is en zijn zal
en dat wjj daarom in al dezen even genoemden
arbeid tot zelfbeproeving en zelfonderzoek
ernstig moeten aanmanen. Doen wjj het eerste
en het tweede niet, dan bedienen wjj niet den
ganschen raad van onzen God, ons in het Woord
geopenbaard, aan verzuim maken wjj ons dan
schuldig en door alleen of zelfs te uitsluitend
het eerste te doen, kunnen wjj mede oorzaak
worden van ongegronde, stille gerustheid en
zorgeloosheid en mitsdien aan het voor eeuwig
verloren gaan van deze lidmaten der Kerk.
Het is ook verkeerd hetgeen wjj aannemen en
veronderstellen moeten, zoolang het tegendeel
niet blijkt, als de grond aan te geven en te
noemen, waarop wjj de Sacramenten moeten
toedienen. De grond waarop dat mag en moet
geschieden is vaster en ligt niet in hetgeen
wjj moeten veronderstellen, hjj ligt niet in ons,
d. i. in hetgeen wg door genade ontvangen,
maar wèl buiten ons in God, in Zgne ordon
nantiën, in het verbond, in de belofte en in
bestellingen onzes Gods. In Zondag 27 bij
voorbeeld zeggen de Ger. Kerken op de vraag
,Zal men ook de kinderen doopen niet„Ja*,
omdat wg veronderstellen moeten dat zjj we
dergeboren zjjn maar wél „Ja want mitsdien
zjj alzoowel als de volwassenen in het Verbond
Gods en in Zgne gemeente begrepen zjjn, en
dat hun door Christus’ bloed de verlossing van
de zonden en de Heilige Geest, die het geloof
werkt, niet weiniger dan den volwassenen
toegezegd wordt, zoo moeten zjj ook door den
Doop, als door het teeken des Verbonds, der
Christelijke Kerke ingeljjfd en van de kinderen
der ongeloovigen onderscheiden worden, gelijk
in het Oude Verbond of Testament door de
besnjjdenisse geschied is, voor dewelke in het
Nieuwe Verbond de Doop ingezet is.”
Dienovereenkomstig sprak de Synode in
Utrecht (1905) zich dan ook uit. Het luidt:
„Dat het minder juist is te zeggen, dat de
doop aan de kinderen der geloovigen, bediend
wordt op grond van hunne veronderstelde weder
geboorte, omdat de grond is het bevel en de be
lofte Gods*.
Het eene uiterste was dus dat meer dan eens
gesproken en geschreven werd alsof, wat wjj
veronderstellen moeten, ook aanwezig is, en
of het de grond van de toediening des doops
uitmaakte. Het andere uiterste nu was, of wg
niet behoeven, ja mogen veronderstellen
„naar het oordeel der liefde* geljjk onze
randteekenaren, Calvjjn en de Gereformeer
den in het algemeen zeggen en doen dat
de belijdende geloovigen en hun zaad weder
geboren zjjn, ja, dat de Sacramenten niet
beteekenen en verzegelen het deelgenootschap
aan de beloften Gods, dat is, van de vergeving
der zonden, enz., maar slechts dat God de
vergeving der zonden enz. ons schenken wil.
Dat dit niet zoo is, ja een ander uiterste moet
heeten, hebben wjj in ons eerste en tweede
artikel over dit vierde punt van de verklaring
der Synode, naar wg meenen, reeds breedvoe
rig aangewezen.
Dat de Heere de zonden vergeven wil, wordt
ook den heidenen verzekert zoodra hun het
Woord Gods wordt bedienddoch de Sacra-
gewaad, met uw armoede en kommer, en gg
zult ondervinden, dat Zjjn liefde alle verstand
en elke voorstelling overtreft.
Zoo hoog Zjjn troon moog boven de aarde
[wezen,
Zoo groot is ook voor allen, die Hem vreezen,
De gunst, waarmee Hjj hen wil gadeslaan.
Zoo ver het West verwijderd is van ’t Oosten,
Zoo ver heeft Hjj om onze ziel te troosten,
Van ons de schuld en zonden weggedaan.
Bouma.
PRIJS DER ADVERTENT IE N
van 1—5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
DE EERSTE ONTMOETING.
En opstaande ging hij naar zijn
vader. En als hij nog verre van
hem was, zag hem zjjn vader en
werd met innerlijke ontferming be
wogen en toeloopende, viel hem om
zijn hals en kuste hem.
Lüc. XV 20.
Vele goede voornemens zjjn geljjk aan een
morgenwolk, welke in het hart van den land
man, die voor zjjn akker naar een malschen
regen uitziet, een goede verwachting opwekt,
doch wanneer de zon verschijnt, verdunt ze
en spoedig is zg verdwenen zonder dat ze met
kostbaar vocht de velden gedrenkt heeft. Doch
zoo was het niet bjj den verloren zoon. Het
is niet een opwellende gedachte, welke geen
uitwerking heeft, het is niet een flauwe be
geerte, welke hem laat blijven waar hjj is. Zgn
berouw is echt, zgne droefenis over zgn afdwa
ling is waar, en hg heeft geen rust meer. Hg
staat op, hg aanvaardt de reis, hg verlaat het
vreemde land, hg haast zich om weg te komen
van de oorden, welke zgne verkwisting en
zgne schande aanschouwd hebben. Er was
moed noodig, om den verren tocht te onder
nemen, zonder geld en zonder geleide. Doch
hjj telt de zwarigheden niet. Bjj zgn vader
wil hg zjjn, wat hg op zjjn hart heeft moet er af.
Hjj gaat. Over zgne ontmoetingen wordt
geen woord gezegd. Voor ons zjjn zg ook
zonder belang. Een verlangen verteerde hem
en beheerschte alle andere gevoelens, en dit
dreef hem voort. Na een langen en vermoeien-
den marsch, waaraan zeker vele ontberingen
voor hem verbonden zjjn geweest, bereikt hg
eindelijk weer de omstreken, waar hg als kind
heeft gespeeld. Hier kent bjj zelf eiken boom
en elk huis. In die oogenblikken zullen zeer
zeker de gedachten zich in hem vermenigvul
digd hebben. Ieder zal naar hem gezien en
over hem gesproken hebben. Doch hg stoort
er zich niet aan. Daar is hg reeds aan de
vaderlijke erve. Het is een zware gang, wel
ken hjj doet. Hoe zal de vader henUontvan-
gen Wat zal de oudste broeder, die altjjd
thuis gebleven is, zeggen Wat een stof tot
bespreking zal zgn komst onder de dienstbare
verwekken Zouden wg ons er eene verkeerde
voorstelling van vormen, wanneer wg aanne
men, dat zjjn tred trager is geworden Wan
neer de begeerte om zjjn vader te zien en voor
dezen schuld te beljjden niet zoo vurig ware
geweest, gewis hg zou terug gejjld zjjn om
ergens in vergetelheid weg te kwijnen.
Hoe was het echter in de vaderlijke woning.
Het bljjkt thans. De vader heeft zjjn jongsten
zoon niet kunnen vergeten. Steeds weer heeft
hjj aan hem gedacht, ’s Avonds als hjj zich
ter ruste begaf, herinnerde hjj zich dat het
kind, waaraan hjj in weerwil van alles wat er
voorgevallen was gehecht was gebleven, en ’s
morgens bjj het ontwaken was er een verlan
gen, dat zich naar dien afgedwaalde uitstrekte.
Waar de vader zich op dat oogenblik be
vond, weten wjj niet, maar wel, dat hjj uit de
verte reeds dien zoon zag. Op zulk een afstand
zou niemand hem herkend hebben. Wat een
verschil tussehen dien jongeling, die met den
blos der gezondheid op de wangen en flink
gekleed zooals het een man van zgn rang be
taamde met vluggen tred heengegaan was en
dien haveloozen en vermagerden, die als met
looden schoenen meer waggelt dan gaat. Maar
het vaderoog ziet scherp, en reeds in de verte
heeft het hem bespeurd. Was er eerst nog
eenige twjjfel, het duurde niet lang, of er was
volkomen zekerheid. Hjj is het, hjj is het, zoo
juichte het in het binnenste, nu kan de vader
niet wachten, tot de zoon in de nabijheid ge-
De veronderstelde wedergeboorte.
III.
In betrekking tot hetgeen in het vierde en
laatste punt, inzake de leergeschillen, werd
uitgesproken door de Sycode te Utrecht, trof
men gelijk óók in de drie reeds besproken
punten uitkwam vóór deze Synode gehou
den werd, twee uitersten aan. Het eene uiterste
was, dat hetgeen wjj veronderstellen en aan
nemen moeten, zoolang het tegendeel niet
blgkt, als de grond, waarop de doop moet
worden toegediend, werd aangegevenals
mede, dat hetgeen wjj veronderstellen moeten
omdat de Heere het niet goed en noodig ge
oordeeld heeft ons hartenkenners te doen zijn
of ons eene onfeilbare openbaring te geven
wie uitverkoren en reeds wedergeboren zjjn
weleens te veel werd voorgesteld alsof ieder
lidmaat, hetgeen beteekend en verzegeld wordt,
ook deelaebtig is. In overeenstemming met
deze voorstelling ligt ’t wel wat voor de hand, dat
de gedoopte en belijdende lidmaten van den be
ginne iot aan het einde van hun leven als
wedergeborenen worden toegesproken en behan
deld. Dat nu doet de Heilige Schrift zoo
algemeen en absoluut noch in ’t Oude noch in
’t Nieuwe Testament. Als er door ons, die
geen hartenkenners zgn, rechten moeten toe
gekend worden, móéten deze rechten, zoolang
er geen bedenking inzake geloof en leven is,
aan allen gelijkelijk worden toegekend.
De Heere zelf noemt ze wel „zijne kin
deren* kinderen zoo luidt het die gjj Mij
gebaard hebt, (Ezecb. 16 20 en 21), in het
Oude Testament, en Paulus spreekt hen aan
in het Nieuwe Testament, als geroepenen,
heiligen, geliefden Gods in navolging hiervan
doen dat ook de Gereformeerde Kerken in hare
beljjdenis en in hare formulieren van Doop en
Avondmaal, maar tegelijk, en daar lette men
wel op, leert ons ’s Hoeren Woord en op grond
daarvan leeren onze Belijdenisschriften, en
ovengenoemde formulieren dat niet allen Israël
zjjn die uit Israël zgn geboren; Jakob en
Ezau beiden uit Izaak geboren en beiden be
sneden, als teeken en zegel des verbonds,
waren, geljjk wjj weten, evenwel niet beiden
uitverkoren en wedergeboren. Velen uit Israël
behoorden niet tot het geestelijk maar slechts
tot het vleeseheljjk zaad. Zoo nu was het ook
onder de bedeeling van het Nieuwe Testament,
het was zoo zelfs in den allerkleinsten en
heiligsten kring, in den kring die Jezus zelf
uitlas en tot Zgne volgelingen en apostelen
verkoor. Judas deed zich jaren aaneen als een
oprecht geloovige en liefhebber van Jezus
voor, en toch was hjj een geveinsde en huiche
laar dat waren ook vele leerlingen der apos
telen, denk 'maar aan Hymen éus en Fhilétus,
2 Tim. 2 17 en 18alsmede aan hem, die
zelfs in dien bangen tjjd om voor Jezus uit te
komen, met Paulus de wereld der Heidenen
inging om zielen voor Christus te winnen, aan
Démas, die Paulus verliet en de tegenwoordige
wereld liefkreeg en mitsdien, mg dunkt op
zgn best genomen, een vraagteeken werd.
Het was toen, het was later, het is nu en
het zal blijven tot aan het einde, geljjk wjj het
j
Cm
0UW,
suis,
sche
ften.
raat,
alle
Zeeuwse