voor
I
I.
Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
I
r
4e Jaargang.
Vrijdag 15 Februari 1907.
No 34.
DruUerüHgeïer
UIT HET WOORD.
Bouma.
UIT HET LEVEY.
tis
1
70 cent
3 cent.
zyn buik
welke de
>9
3
A
A
A
3
A
iwe
aet
or-
ter
3D8
en
,ak
en,
de
■an
ra
1P
?e
rr.
n
r.
r.
>n
la
ra
rr.
Ier
PRIJS DER ADVERTENTIES
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van I5 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
A. D. LITTOOIJ Az.
MIDDELBURG.
I
weerstand biedt, want waartoe zyt gij haar
anders ontvloden Laat het blijken, dat het
u ineenens is geweest, waar gij haar het vaar
wel hebt toegeroepen, en dat gjj haar kent in
al haar arglistigheid. Hij die u getrokken heeft
uit de macht der duisternis en overgezet heeft
in ’t Koninkrijk van den Zoon Zijner liefde
heeft er recht op, en uw hart zal zich verlus
tigen in den vrede, dien de wereld niet kent.
Bouma.
Moed.
In het algemeen wordt iemand moed toe
geschreven, wanneer hjj het een of ander ge
vaar onder de oogen durft zien. Aan moed is
er onder de menschen geen gebrek. Ge moet
het ten minste maar niet licht probeeren
iemand te verwijten, dat hij geen moed heeft.
Men komt er gewoonlijk veel eerder voor uit,
dat men geen geld dan dat men geen moed
bezit. Als ge uw naaste bij een haas verge
lijkt, loopt ge geen gevaar een vleier te wor
den genoemd, en het is ook niet de beste
methode om bij hem in de gunst te komen.
Moed hebben dus alle menschen.
Maar ze hebben deze deugd toch met ver
schil. Ik bedoel niet, dat de een meer moed
heeft dan de ander, want hierin staan alle
gaven gelijk, dat ze niet gelijkelijk over de
menschen verdeeld zijn. Het onderscheid zit
KERK, BELIJDENIS, ZENDINR.
Een goed geslaagde bijeenkomst.
Aan de noodiging om ds. Goslinga ^an
Schiedam te hooren, waar hij spreken zou over
den arbeid der Geref. Kerken onder de haring-
visschers, die gedurende de maanden Juni en
Juli Lerwick’s haven aandoen, gaven ruim
tweehonderd gehoor, en wij vertrouwen, dat
zjj met groot genoegen geluisterd hebben naar
de duidelijke en degelijke rede. De begaafde
spreker deed ons eerst de waarde dier vissche^y
voor ons vaderland verstaan, schilderde ons
vervolgens de visschers in hun deugden en
gebreken, waarbij bet uitkwam, dat hij deze
stoere mannen door en door kent, en gaf toen
?eue teekening van die verre Sehotsche eilan
den, die zoo indrukwekkend de macnr predi
ken van Hem, die de eilanden daarhenen werpt
als dun stof. Met welk eene stille aandacht
volgde men de aanwijzigingen, welke hij gaf
in de historische herinneringen, welke aan die
plaatsen verbonden zjjn. Wat is het eene
macht, als men van iets spreken moet, en men
heeft het uit eigen aanschouwen leeren kennen.
Daarop kregen wjj een blik op den arbeid,
welke daar elk jaar verricht werd, eerst door
een en nu door twee predikanten. Waarlijk
die broeders hebben daar handen vol werks.
Menigeen, die onbekend was met hun taak,
dacht, dat het een soort vaeantie voor hen was.
Maar dat werden wjj wel anders gewaar. Het
is daar aanpakken. Er moet van ’s morgens
tot ’s avond gewerkt worden. Een heerljjke
arbeid echter, die het lichamelijk en geestelijk
welzijn der visschers beoogt.
Haast nog stiller werd het in de Gasthuis
kerk, toen ons de vrucht op den arbeid getee-
kend werd, en het is onzen geachten Broeder
gelukt ons die vrouw te doen waardeeren, die
om ’s Heeren wil altijd zorgt, dat de plaats
waar de visschers eiken dag samenkomen, er
steeds weer aantrekkelijk en zindelijk uitziet.
Op deze wijze komen meteen aan ’t licht de
maatschappelijke misstanden, waardoor zoo
menige arme visscher groote schade lijdt.
De avond was goed en de collecte bedroeg
ruim negen en twintig gulden.
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
lot en hoe beklagenswaardig zijn toestand.
Niemand had medelijden met hem, niemand
gevoelde de schandelijke vernedering welke
hij onderging. Er was geen mensch, die hem
begreep, die hem kon aanmoedigen.
Moeilijk is het niet om te verstaan, wat de
Heiland ons hiermede leeren wil. De zonde
houdt den mensch het lokaas ’der eere voor
en poogt hem daarmede in ’t net te lokken.
Argeloos als de mensch is blinkt hem dit
lokaas in de oogen, hij gaat er op af, en hij
denkt, dat hij vinden zal, wat zjj belooft. Maar
bij weet niet, dat hare wegen naar den dood
hellen, en dat zij hem van het eene kwaad
tot het ander leidt. Op verzadiging rekende
hij, maar armoede vindt hy, eere zou zijn deel
zjjn, maar schande is het eind. Nu kan men
natuurlijk ook nog wel de bizonderheden
trachten te verklaren, gelijk velen gedaan heb
ben en zeer zeker heeft dit ook zyn waarde.
De dienst der zonde biedt grovere en fijnere
genoegens aan, en er zijn altijd velen, die van
de uitgieting der overdadigheid walgen en vol
afkeer zich afwenden van hen, die aan de
dierlijke hartstochten den ruimen teugel vieren.
Zij zoeken meer edel genot, omdat hunne ziel
bij dit voor hen onsmakelijke brood niet leven
kan. Zjj verdiepen zich in de vragen van den
dag en pogen medé eene oplossing te vinden
voor de vele raadsels, die het leven biedt. An
deren zoeken bevrediging voor den honger des
harten in de kunst en zij verheffen het rijke
genot, dat zy daarin vinden. Wie nu eenmaal
in dit land een burger is, kan zich niet be
grijpen, dat iemand nog iets anders verlangen
kan. Zij achten hun deel het kostbaarste, wat
een mensch ontvangen kan. Er zjjn boven
dien nog zoovele andere bronnen, waaraan de
mensch zijn dorst lessehen kan, zoodat nie
mand van gebrek behoeft om te komen. Is de
ziel des menschen zelf niet een voorraadschuur
van allerlei goederen Wie bij het zichtbare
niet leven kan, kan hij dan zich niet terug
trekken en af dalen in de diepte van het eigen
leven Wanneer hij eenmaal nagevorscht
heeft, wat er in het voorhof van zijn ziel is,
staat hem de toegang niet open tot het hei
lige, waarin hij gewis nieuw voedsel vinden
zal voor zijn gevoel en verbeelding. Zoo komt
er nooit een einde, en in dit korte leven heeft
hij meer dan genoeg. Hoe is het mogelijk,
dat iemand nog meer hebben wil. Zjj bekla
gen ieder, die in dit schoone land niet tevre
den is, wjjl zjj van den hongersnood, die er
heerscht, niets bespeuren, en daarom kennen
zjj ook geen medelijden met een verloren zoon,
die al zjjn goed heeft verteerd en
begeert te vullen met den draf,
zwijnen eten.
Wat een voorrecht is het, wanneer gjj de
wereld in hare innerlijke armoede zoo hebt
leeren kennen, als Jezus haar hier schildert.
Ledig is zy aan die goederen welke onze ziel
behoeft om te kunnen leven. Gy zult u dan
niet door den schyn laten misleiden, en u niet
laten wegvoeren van de bronnen, welke alleen
de wateren des levens doen vloeien. Blyf u
herinneren, welk een pijnlijk gevoel u kwelde,
toen de oogen opengingen voor hare armoede
en de vernedering waartoe zy al hare liefheb
bers brengt. Zjj rust toch niet, voor zjj den
mensch geheel in hare macht heeft. Het was
wel een bittere teleurstelling voor u, toen het
bleek, dat zjj ook u in hare strikken gevan
gen had en gjj schriktet by de gedachte, wat
er van u komen moest. Vergeet deze ure nooit
en steeds helderder worde u, dat haar lach een
logen is, opdat gjj niet opnieuw onder haren
betooverenden invloed komt. Maak in ’s Hee
ren kracht uw hart steeds losser van haar, en
breek met alles, wat u aan haar zou kunnen
hechten. Zorg, dat gjj haar verleiding steeds
En hij ging henen en voegde zich
by een van de burgers deszelv en lands,
en die zond hem op zijn land om de
zwynen te hoeden. En hij begeerde
zijn buik te vullen met den draf, die
de zwijnen aten en niemand gaf ze
hem. Luc. XV15, 16.
Door schade en schande word de mensch
wjjs, zegt men, doch dit is lang niet altjjd zoo.
Vaak gebeurt het, dat de schade e de schande
wel komen, maar dat de wysheid u.tblyft. Zoo
gemakkelyk gaat het niet. Daarto» zjjn wjj al
te eigenwijs. Wy willen onzen eigt weg gaan
en al levert die ons menigmaal teleurstelling,
wy geven het daarom nog niet op. Het moet
al wonderlijk gaan, eer wy erkennen, dat wjj
ons vergist hebben. Zelfs komen we er dan
nog niet altjjd toe, want zoolang het ons nog
mogeljjk is andere oorzaken voor onze schade
en schande te zoeken, doen wy dit liever.
Wjj zien dit in den verloren zoon. Al zjjn
goed is verteerd en de ingetreden hongersnood
maakt, dat hy gebrek begint te Ijjden. Nu zal
hjj er wel aan denken om naar zjjns vaders
huis terug te keeren, en te beproeven, of hy
niet weer op die ouderlijke erve een plaats
kan krjjgen. Het komt nog niet in hem op.
Daarvoor is hy nog te trotsch- Wat zouden
de bekenden wel zeggen, indien zy hem in
zulk een toestand zagen komen. Zouden zjj
niet lachen over hem, die met zulke plannen
den vader verlaten had en als een bedelaar
terugkwam. Neen, daarvoor zal hjj zich wel
wachten, dit lykt hem in ’t geheel niet. Doch
hjj moet toch het een of ander zoeken. Zoo
gaat het eenvoudig niet meer. Het gebrek is
hem overvallen als een gewapend man en doet
zich eiken dag al nijpender gelden. Daarom
klopt hy aan de woning van een burger des
lands en vraagt Jof deze hem niet gebruiken
kan. Voorwaarden kan hy niet stellen, want
hjj is in de grootste ellende. Hy biedt zich
dus aan, genegen om zich alles te laten wel
gevallen. Nu die burger toont deernis, en
neemt hem op. Doch hjj zal ervaren, dat de
barmhartigheden der goddeloozen wreed zyn.
Immers de man zendt hem naar het land om
de zwjjnen te hoeden. By elk volk in het
Oosten is dit een werk, waaraan de schande
kleeft, maar wat moet het dan geweest zjjn
voor een zoon van een rjjken vader, die in
weelde opgevoed was, en die nooit een vreemde
heeft gediend. Bovendien behoorde hy tot een
volk, dat naar
beschouwde als
beeld was van
hierin, dat niet alle menschen ter rechtertyd
over hun moed beschikken kunnen. De meesten
hebben grooten moed, als er geen gevaren
dreigen, en ze dus meer hun moed met woor
den dan met daden kunnen betoonenmaar
komt de nood aan den man, dan loopen ze in
alleryl naar huis zeker om wat moed te schep
pen tegen dat het gevaar geweken is. Dat
zyn de menschen, die altjjd dit zouden doen
en dat zouden zeggen, maar die nooit wat
doen en nimmer wat zeggen, als het tjjd van
doen en zeggen is. Dan laten ze uit beschei
denheid anderen voorgaan en de kastanjes uit
het vuur halen. Dat is dan niet zoozeer,
omdat ze niet durven, maar meer om ook de
gave op te wekken, die in anderen is, zoo
geven ze voor. Ik weet het niet zoo precies,
of het wel zoo is. Het konden wel eens leeu
wen zjjn met een hazenhart, of hazen meteen
leeuwenkop. In vredestijd ziet ge ze van voren
en dan geljjken ze een leeuwin oorlogstijd
ziet ge ze van achteren en dan geljjken ze
een haas.
Maar daar zjjn ook menschen, by wie de
moed zich pas ‘Openbaart, als het gevaar zich
vertoont. De gedachte aan het gevaar greep
hen aan, ontroerde hen, maar op het gezicht
Van het gevaar woalr Ha kAklummi n<r werd de
voelden ze zien aan
gegord met kracht, en wachtten rustig den
aanval af en zagen met mannenmoed het
onheil onder de oogen. Moed kan alleen
worden betoond in de worsteling met een
macht, die sterker en meerder is dan gjj zyt,
en waarin ge dus door verhoogde geestkracht
slechts overwinnaar kunt wezen. Van achteren
zegt ge dan hoe ik het heb durven en kunnen
doen, ik weet het niet. Moed is de wonder
bare bezieling, die over u komt in de ure des
gevaars. Het is een hoogere spanning van
den geest. Het is uitzetting van kracht.
De geschiedenis vermeldt ons vele heerlijke
voorbeelden van heldenmoed. Vooral de krijgs
geschiedenis uit den ouden en uit den nieu-
weren tjjd. Elk volk vereert zyn helden, die
te water of te land met gevaren hebben ge
worsteld en gevaren hebben overwonnen,
waartegen ze niet opgewassen schenen te zyn.
Ook zjjn er helden geweest, wier naam vergeten
is, voor wie geen standbeeld is opgericht of
geen eerezuil werd gesticht, maar wier moed
niet minder onze bewondering afdwingt; als
ze zich waagden binnen een brandend huis of
in een reddingsboot om menschenlevens uit de
vlammen of de golven te redden.
Höoger staat nog de heldenmoed des geloofs,
waarvan de gewjjde geschiedenis en de kerk
historie, ons de treffendste getuigenissen doen
hooren. Hier wordt ons verhaald van mannen
en vrouwen, die in zwakheid krachten verkre
gen. By dezen heldenmoed des geloofs komt
het duideljjk uit, dat moed door inspiratie
ontstaat, door aandrijving des geestes. Als
David eerst den leeuw en den beer, daarna
Goliath, en eindeljjk zjjn tienduizenden verslaat,
dan is het alleen in de mogendheid des Heeren,
dat hjj tegen hen optrekt. Hjj, de zwakke,
voelde zich machtig in zyn God. Een kind
krjjgt moed, als het zjjn vader nevens zieh
weet. En een vrome schept moed, wanneer
hjj de nabijheid des Heeren gevoelt. Dan
wordt de Geest des Heeren vaardig over hem,
en met zjjn God dringt hy door een bende en
springt hjj over een muur; hy. anders zoo
vreesachtig en klein van kracht. Het geloof
verwekt helden, heldenscharen, een heidenvolk
van heidenkinderen, van heldenjongelingen en
heidenmaagden, van vrouwen en mannen en
ouden van dagen, die helden zjjn, en strijden
den goeden strijd maar ook zwaren strijd des
geloofs met taaie volharding en onbezweken
moed. Of is er geen moed toe noodig om het
de goddelijke wet het varken
een onrein dier, dat hem een
was van al wat laag en onedel was.
Welk een vernedering alzoo voor hem.
Het zal nog erger worden. Als hjj ’s avonds
zjjne kudde drjjft in een omheinde plaats en
andere knechten komen om haar het voedsel
te brengen, dan staat hjj daar en ziet, hoe
gulzig de zwynen aanvallen op wat hun voor
gezet wordt. Na zich verzadigd te hebben leg
gen de dieren zich rustig neder en genieten
van den overvloed, welken zjj ontvingen. Hoe
geheel anders is het met hem. Hjj krygt nau
welijks genoeg om in ’t leven te blijven. By
hem is het te veel om te sterven en te weinig
om te leven, want het brood is schaars en duur
an de eigenaar der kudde meent, dat hjj al
genoeg voor een vreemden en verloopen jon
geling doet. Met welk een meesterlijken trek
schetst de Heiland ons zjjn deerniswaardigen
toestand, door te zeggenHjj begeerde zyn
buik te vullen met den draf, die de zwjjnen
aten, maar niemand gaf ze hem. Zoover is het
dan met hem gekomen, dat hy de onreine
dieren benydde, die ontvingen, wat hjj moest
ontberen. Nooit had hy het gevoel van ver
zadiging, nooit was er een oogenblik, waarin
hjj eens de rust genoot. Hoe treurig is zjjn
I
3D
rg
ia
T.
T.
la
T.
T.
Zeeuwsch Kerkblad
j^r..