Voor onze Jongens en Meisjes.
I.
Verantwoording van Liefdegaven.
Februarl-Prijsraadsel.
Kerk- en Schoolnieuws.
CORRESPONDENTIE.
Christelijke Jongelingsvereeniging
„Herman Faukeel”.
Leden-vergadering D. V. Woensdag 13
Februari 1907, des avonds 8 uur, in de Con
sistorie der Gasthuiskerk.
Periodieke Bestuursverkiezing.
Voorstellen Zeeuwsch Jongel. Verbond.
De leden worden herinnerd aan art. 8a van
het Huish. Regl.
n
sr
ke
lat
ed
zou
jaren
J. L. te B. Met uw schrijven neem ik ge
noegen. De Uitgbvbb.
L. Gobdblobd,
Corresp.
die
oen
?en
ren
Ge-
ter-
i te
ar
de
ken
tam
3 er
vjjn
:ing
cent
ver-
al-
:hap
iren
ge-
aam
j er
niet
seret
van
irkt
een
it de
jpsel
pper
jeeet
naar
nzelf
neht
>ria‘,
lij
it.
iet
en
ron-
t en
ordt
[deze
rierd.
jnde-
rede
t-
ze
>d
>r,
n.
oed
am.
loei
hoe
len.
de
Gods
n en
•ia?'
i ons
t wel
zien.
en
en,
in
me
ee-
un
oe-
en,
zoo
Dat
r.
ter
aelde,
uwe
w 5e
r een
ZENDING.
Ontvangen van A. te Rilland f 1.— Geref.
Zend. Vereen. Zaait aan alle wateren* Ter-
neuzen f 128.086; Knapenvereeniging .Mosterd
zaad* Terneuzen (Zwaantje) f 1.30.
Zierikzee. H. W. Laman.
In dank ontvangen van de Geref. Jonge-
lingsvereen. te Serooskerke (W.) de som van
f 1.25 voor ’s Heerenloo.
in uw midden doorgebracht, behooren mede
tot de aangenaamste van mjjn leven. Hier
heb ik de eerste liefde der gemeente gekend.
Als jongman, nog zonder dons om mond en
kin kwam ik in uw midden terwijl de tee-
kens van herfst zich nu al gaan voordoen.
Met blijdschap denk ik aan dit alles terug.
Het was mij hier een leer- en oefenschool.
Een strijdhamer werd mij in handen gegeven
en toch dreigde ik gedurig te bezwijken onder
de titanische machten.
De debatavonden ook hier in deze zaal Bo-
gardstraat behoorden tot de aangename uren.
Maar deze zaal spreekt mij ook zoo van zoo
vele genotvolle oogenblikken. Hier vierden
we de zegepralen, welke God ons gaf en in
mijn geest zie ik mijn oude wapenbroeders
weder met mij strijden. Er waren er onder met
generaalsblikken, aangelegd op ’t commando,
daar waren anderen met rijken speurzin be
gaafd en begiftigd met jagerstalent, zy roken
reeds op een afstand het politieke wild en
onbarmhartig werd ’t opgedreven en in de
politieke weitasch meegenomen.
De knuhbels, als ik ze ooit gehad heb voor
’t politieke en sociale leven zijn hier te voor
schijn gekomen, en wat ik in ’t dónkere
N.-Holland op dat terrein heb mogen arbeiden
was de vrucht van wat ik in Zeeland’s hoofd
stad had opgedaan. Men moest dan ook wel
een echte watterrat wezen, om geen enkel
waterdruppeltje mede te brengen.
Een leerschool maakte ik hier door.
En mijn oude instructeur was een scherm
meester van den eersten rang, die met de
korte en lange baton, met sabel en lans wist om
te gaan en meester was op alle wapenen. Hem
breng ik nog mijn hulde en hoop geen al te
ondankbaar discipel te zijn geweest.
Ik mag nog gaarne vertoeven bü die dagen
van ouds en de wanden van dit gebouw roe
pen zoovele aangename herinneringen op van
schalksehe vroolijkheid en jolijt, maar ook van
heiligen ernst en kracht des geloofs.
Hier hebben wij gezongen na overwinning
en zegepraal, dat de vroolijkheid tot verre bui
ten Jeruzalem gehoord werd, tot in de sociëteit
op de Markt en tot in de redactiekamer der
Middelb. Courant.
Ook hier zag ik Patrimonium’s erfdeel
groeien en toenemen. Hier vierde ik met u
uw 2e lustrum en de Heere deed u wassen en
toenemen en wat ik u toebid, zal tevens de
leiddraad aangeven om enkele gedachten uit
te drukken.
Het zal geen rede zijn zoozeer -over een
actueel onderwerp, over een onderdeel van uw
program maar een broederlijk woord, een bede,
n.l. dezedat God u en uwe afdeeling vervulle
met de bezielende kracht des geloofs en in u
werke, dat standhouden by -het beginsel welke
openbaar kwam bij die mannen, welke eenmaal
den moed hadden een brooddonken leger, prat
op eene glansrijke overwinning te doen om-
keeren, gelijk ons in 2 Kron. 28 beschreven
staat. Laat ik het u kort schetsen. Achas, de god-
delooze Koning, vond bij het aanvaarden der
regeering een rijk, wel bevestigd door Uzzia
en Jotham..De schatkist was wel voorzien, en
de staat goed ingericht. Die weelde was voor
Achas,den man met een zeer verdorven karakter,
te groot. Hjj verbraste alles, en God verlatend
en alle natuurlijke liefde verzakend, wandelde
hij in de voetsporen der meest verdorven
koningen van Israel.
Hij offerde op de hoogten, liet zijn zonen
door het vuur gaan, ja was gruwelijker in zyn
afwijking dan Israël.
Daarop gaf de Heere hem in de hand van
Bezin, koning van Syrië, en van Pekah, koning
van Israël. Deze laatste sloeg Achas en doodde
120.000 man van Juda op eenen dag. Doch
nu ging Israël verder, en de zaag ging pochen,
want niet tevreden met de schitterende over
winning, roofden zij een grooten buit en namen
zjj niet minder dan 200.000 vrouwen en kin
deren en mannen mede als slaven.
Dit was in strijd met de roeping Gods. Een
Israëliet moeht niet den broeder als slaaf ge
vangen nemen en als nu ’t overwinnend leger
beneveld door den roem der victorie Samaria
tegemoet trekt, komt de profeet Oded uit Hozea’s
dagen het tegen en zegtrecht hebt gjj gehad
om Juda te tuchtigen, daar God ’t in uwe
hand heeft gegeven, doch gij doet groote zonde
met het nemen van de roof en de krijgsge
vangenen.
Men luisterde blijkbaar niet naar het woord
van den Godsgezant.
Doch nu kwamen 4 mannen met name ge
noemd. Zij voelden de beteekenis van Israels
euveldaad, ’t Was een schande voor God en
voor ’t bloed en zij, niets ontziend, alles wa
gend, hebben den hoogen en heiligen moed
het zegepralend leger tegen te gaan. Zjj vra
gen en smeeken niet, maar sterk in ’t geloof,
steunend op ’t gezag Gods eischen zij van die
scharen hun broederen los te laten.
Hoe ter wereld is het nu toch mogelijk In
het no. van 25 Jan. schreef ik aan jelui,Op
den eersten Vrijdag in Februari, in dit geval
kunnen wij ook zeggen op den len Febr., komt,
■zoo we hopen, het nieuwe raadsel in de cou
rant, en tevens de mededeeling wie de prijs-
winners zijn*. En toen het er op aankwam,
dacht ik er in het geheel niet aan, dat nog
juist aan het eind van de week de nieuwe
maand begon. Ik leefde in de stellige meening
dat ik deze week weer aan jelui schrijven moest.
Ge hebt zoodoende een weekje langer geduld
moeten oefenen en voor my valt het wel zoo
gemakkelijk, want verledene week had ik het
razend druk. En ik verzeker jelui dat die prjjs-
uitdeeling een moeilijk, maar ook een zeer tijd -
roovend werkje is. Men doet dat nu maar eens
niet eventjes .onder koffiedrinken*. Van de 62
deelnemers vielen er ditmaal heel wat af, die
ook eigenaardighet .geheel* goed had
den en die toch in de .onderdeelen* allerlei
fouten maakten. Dat neemt echter niet weg,
dat er nog een aanzienlijk getal overbleef, dat
goede oplossingen had ingezonden. Gelukkig,
dat ik, evenals de vorige maal, ook nu weer over
vijf prjjzen
te beschikken had. Twee boeken mochten wij
als een cadeautje ontvangen, waarvoor we de
gevers vriendeljjk dankzeggen. Na ook nu weer
alles ernstig gewikt en gewogen te hebben,
kwam ik tot de slotsom dat ditmaal een prijs
toekwam aan
I. KATHALINA ROTTIER te Axel,
wier prijs bestaat in een mooi boek van 183
bladzgetiteld.Op Dennenoord* door Suze
Andriessen mooie prachtband en versierd met
platen
II. JACOBA LE CO1NTRE te Middelburg,
die ook een mooi boek met platen ontvangt,
dat 197 bladz. groot en getiteld is: .Onder
Geuzen en Armeniërs* door H. J. Hann.
III. FRANS ANNOT te Oostkapelle,
krijgt ook een mooi boek van den bekenden
Gerdes, getiteld: ,De strijd om een Kroon*.
IV. GERARD FREEMAN te Bergen op Zoom
zal worden toegezonden een mooi boekske, ins
gelijks van Gerdes, getiteld: „Het Gouden
Oorijzer der Friezen*
V. ANNE BOUMA te Middelburg,
ontvangt: „De Jongelingsvriend* door P. de
Mol Moncourt eene verzameling van gedich
ten, inzonderheid ten dienste van Chr. Jongel.
Ver.
Van harte feliciteer ik de winners met hun
behaalden prijs. Allen weer moedig aan ’t werk.
Twee maanden zjjn in een vleugje om, en wie
weet, wie dan de gelukkigen weer zijn. Als
een gedachtebeeld,
den God en
Christus.
Dat geloof in dien raad Gods, zat ons volk
in het bloed en gaf eene vastheid en kracht,
zoodat naar ’t getuigenis van Fruin, den historie
kenner, was oprecht in zijn geslacht, ’t was
dat op ’t slagveld in Europa, ons volk de vrij
making des geestes heeft volvoerd.
Het was deze zielsaangryping, die ons uit
eene onbeholpen natie en staatsinrichting deed
worden tot eene grootmacht in Europa’s staten.
Toen was er poezie in het geuzenlied, poezie
in onze vloothelden, in de priesteren onzer
kunst, ja zelfs poezie in ’t ‘maken van dijk
en dam.
Zoolang dat Azarja’s geloof de bezieling
en kracht was, werd Holland groot, bloeide
Zeeland. (Luctor et Emergo).
Doch waar ’t week, door weelde, door Mam
mon aanbidding, daar vielen we neder in zelf-
verarming en roken de gieren de lijklucht welke
er opging en rekten hun roof halzen naar ons
vaderland uit, en daar zochten de wateren van
den Oceaan tevergeefs naar Holland’s vlag.
Juist dat geloof der Azarja’s heeft ons land
groot gemaakt. Dat leefde in ’t hart van een
Juliana van Stolberg en ’t is als ’t ware van
haar ingedruppeld in zoovele roemrijke nazaten
uit ’t dierbaar Oranjehuis.
(Wordt vervolgd.)
BEROEPEN
te Renkumdr. J. Hania van Steenwjjk
te Harderwijkds. J. G. Kunst van
Nijkerk op de Veluwe.
BEDANKT
voor Duisburgds. D. B. Hagenbeek van
Fynaart.
Zondag werd de nieuwe kerk te Schoon-
dyke in gebruik genomen. By die gelegen
heid trad op de WelEerw. heer ds. R. v. d.
Kamp van Axel, welke sprak naar aanleiding
van Efeze 518b20. Aan ’t eind der predi
katie werden toespraken gedaan tot de bouw
lieden en tot den Edelachtb. heer burgemeester
der gemeente. Daarna trad ds. K. Veen van
Oostburg op om nog een woord tot de ge
meente te richten, als consulent der kerk.
Het nette en ruime kerkgebouw, hetwelk den
architect Tj. Kuypers uit Amsterdam alle eer
aandoet, was geheel bezet, zelfs de aange
brachte hulpbanken.
Prof. F. M. ten Hoor te Grandrapids,
schoonzoon van wy'len ds. A. F. Kok (die oa.
predikant is geweest te Zierikzee) is ernstig
ongesteld.
Ds. P. Postema te Warffum herdacht
deze week zyne 25-jarige Evangeliebediening.
Z.Eerw. ving 5 Febr. 1882 zyn dienstwerk aan
te Domburg en deed 30 Aug. 1885 zyne in
trede te Warffum.
en veroor-
Myn Holland dat ik liefheb om uw glorie,
mjjns harten beê,
Gjj, die op veld en vloed der vrijheidszucht
den weg weest ter victorie.
Als die geest woonde, dan leefde ’t, dan werd
de band gevoeld en de kracht verstaan. Als er
een bukken is voor God en een beljjden van ’t
Ik geloove in God, den Almachtige, den Schep
per van hemel en aarde, dan gold ook Crom-
well’s woordspreek tot God, maar houd je
kruit droog. Dan is er een beljjden en erken
nen van de majesteit Gods, van Hem, die alle
dingen bepaalt naar Zjjn Eeuwigen Raad.
Maar dan ook de Raad erkennend, daarin
rustend in die heilige bepaaldheid Gods, we
tend, dat mjjn lot en mjjn leven niet hangt
aan een idee, een gril, een toe val, een fortuin,
een fictie, maar vast is by
Vader van onzen Heere Jezus
naar gewoonte zal de Uitgever de eerste be
zending Vrjjdag, 15 Febr. a.s. en de toededen
daaropvolgenden Vrijdagavond, 22 Febr. ver
zenden. Beproef uwe krachten op het
Jericho herinnert ons zoowel aan 12. 30. 50.
15. 10. en 33. 44. 17. 1. 46. 4. als aan 12. 2.
14. 23. 42. en 50. 44. 17. 18. 13. 23. 28.
6. 22. 18. 32. 35. 7. 5. was een richter, en
45. 44. 3. 1. 10. 52. was een profeet.
27. 31. 19. 17. 10.16. of 39. 44. 4. 37. 1.46
is een naam die nog steeds in dankbare her
innering voortleeft.
11. 34. 1. 23. 21. 3. 10. 36. is een naam door
Hiskia gegeven aan een 24. 47. 10. 41. 38.
De 38. 26. 53. 29. 10. 47. 20. 25. 18. 49.37.
8. is tot alle dingen nut.
Van 9, 54. 48. 8. 24. 5 44. 25. 34. 31. lezen
we zoowel in de gewjjde als ongewjjde ge
schiedenis.
Van een 40. 51. 20. 2. 43. 44. 46. 19. leest
ge b.v. in Ps. 104.
Tot hoofd der eerlang te openen chr.
school te Sehoondjjke is benoemd de heer
Wisse, onderwijzer aan een chr. school te
Vlissingen, welke de benoeming heeft aan
genomen.
De heer Catsman, eveneens als onder
wijzer werkzaam aan een chr. school te Vlis
singen, is als zoodanig benoemd aan de chr.
school te Middelburg (Gravenstraat) der Vereen,
voor Geref. Ouderwijs.
Wat geschiedt
Worden zjj uitgelachen? op zjj gedreven?
gedood wellicht
Neen, ’t is als komt ’t leger onder den mach
tigen indruk van den durf, van den helden
moed des geloofs dier 4 mannen. Zjj gevoelen
’t dat is hooge, heerljjke moed, dat is een
initiatief des geloofs en der liefde, en instede
van door te trekken naar Samaria, keert ’t
overwinnend leger terug, den weg op naar
Juda. Zy brengen de gevangenen niet alleen
weder, maar wasschen ze, kleeden ze, zalven
ze, deelen den roof uit en gaan straks terug
den heirweg naar Samaria, verblijd over wat
zjj gedaan hadden, geloovend dat de laatste
overwinning, de overwinning op ziehzelve, op
zonde en verkeerdheid de grootste was geweest.
En nu de mannen die met name zyn uitge
drukt, zjjn Azarja, Berechja, Hizkia, Amasa.
By hen kwam uit niet slechts de drang der
barmhartigheid, maar de vreeze Gods, de kracht
des geloofs, de heilige durf, de moed der
liefde en de impuls van het persoonlijk initiatief.
De moed om op te komen, moeite noch
gevaar te ontzien, en dat, als vrucht en open
baring van de vreeze des Heeren is steeds ’t
karakter der ware religie geweest, maar is ook
een heerljjke taak en dure roeping.
Al de eeuwen door staan de Azarja’s naturen
die den moed der heilige overtuiging hebben
en pal stonden voor de eere Gods, en waar
afwyking was, verflauwing der grenzen werd
gezien, optraden om te staan in de kracht en
de mogendheid des Heeren, die de omzettere,
de weerbezielers, de vernieuwers der gedachte
Gods zyn gebleken.
’t Is een galerij van zulke Azarja’s, van
Abel’s dagen af, sprekend tot ons van hun
geloofsmoed en heidennatuur. Zoo staat Lamech
voor ons in Judas brief geteekend. Zoo de
prediker der gerechtigheid, Noach 120 jaren
getuigend. Zy staan er in het profetenkleed
en in het spotkleed der heilige martelaren.
In die kracht stond Mozes tegenover een
afhoereerend en murmureerend Israel, en Elia
verscheen in zulk eene gestalte op den Karmel,
alles trotseerend en niets ontziend.
Zoo waren de profetengestalten van het Oude
Verbond en gaan de schaduwen van een Jesaja,
Jeremia, van een Ezechiel en Daniel ons voorbij.
Op volmaakte heerlijke wy'ze stond zoo, alle
Azarja’s overtreffend, de Eengeborene des
Vaders, de Waaraehtige Getuige.
En onder ’t Nieuwe Verbond vermenigvul
digden zieh die Azarja’s gestalten en algemeen
wordt die beeldengalerij al breeder en al de
volkeren hebben hun mannen en vrouwen ge
had, die als een Azarja stonden, als een Berechja
optrokken* die als een Jacobus alles feil had
den, als Paulus mochten roemen op hun slagen
en litteekenen, op hun wonden
deelingen.
Gy ziet de gestalten van kerkvaders en
apologeten, die dichte rei der martelaren eeuw
aan eeuw in de dagen der vervolgingen van
Rome’s keizers of wel van Rome’s pausen.
Het was die geest der Azarja’s, wonend in
een Luther en Calvy'n, in een Beza en Farèl,
maar inzonderheid was dit de bezielende kracht
van het Calvinisme.
Dat Calvinisme, dat antipodisch staat tegen
over alle valsche lijdelijkheid, maar ook tegen
ijdele luchthartigheid.
Die geest der Azarja’s geeft kracht en be
zieling, die schenkt gevoel, verbeelding, hel
denmoed.
Die kracht, schuilend en zieh openbarend door
het Calvinisme, heeft ons land groot gemaakt,
want die aandrift maakt niet alleen sterk in
de binnenkamer en binnen de wanden van het
bedehuis, maar op alle terrein des levens.
Wanneer was Nederland het grootst en het
machtigst
Wanneer bloeide schilderkunst en weten
schap? Wanneer was de bezem gebonden in
den top van den mast? Wanneer werd dijk
en dam gelegd, werd polder op polder byge-
voegd? Wanneer dreunde ’t oorlogskanen ’t
verst, en gingen onze koene zeevaarders de
stoutste tochten ondernemen
Wanneer werd de triumf der piraten gezien
Wanneer klonk ’t joedelend, lachend zeemans-
liedeke ’t blydst in de lucht?
Wanneer heeft Nederland zyn grootste man
nen opgeleverd, zyn heroëngestalten, een hoofd
grooter dan alle man van ’t volk
Wanneer waren de gezanten ’t meest gezien,
werden onze diplomaten ’t meest gevreesd,
klonk onze stem ’t krachtigst in de raadzalen
der vorsten en mogendheden
Wanneer
Als de geest woonde, die de Azarja’s ont
gloeide, die de Hiskia’s en Berechja’s aan
vuurde.
Dan bloeide en groeide Holland en Zeeland,
dan was ’t Holland groeit weer, Holland bloeit
weer, en terugdenkend aan die gouden eeuw,
aan Rembrandt’s dagen klinkt Potgieter’s vers