I
II'
I
I
111
Feestrede door ds. Oosten.
1
KERK, BELIJDENIS, ZENDINC.
ons
UIT HET EEVEHT.
va:
ons eischen, wat
al Zjjne eischen
de
af
no
eu
V0(
gei
hei
gei
ste
ad
Isi
va
be
te;
da
on
ha
Ulf
va:
Ri
va
12
nr
wt
wi
zjj
de
h
1
t
1
c
1
s
e
t
o
J
a,
P
n
m
w
oi
d*
0]
kt
st
d(
re
er
df
A
te
er
hl
kc
Sociaal-Democratie.
Wat in den verkiezingstrijd, die dezer dagen
in Duitschland gevoerd wordt, wel het meest
de aandacht trekt, is de zeer gevoelige neder
laag door de sociaal-democratische partij aldaar
geleden. Niet minder dan twintig zetels heeft
zjj tot op heden verspeeld, niettegenstaande ze
van te voren als zeker voorspeld had, dat zjj
weer een sprong vooruit zou doen.
Wjj constateeren dit feit met blijdschap. De
zeer
zoo kostelijke gave,
leven.
Onze zelfzucht.
IV.
Wjj zijn een schepsel, een nietig creatuur,
dat geheel afhankelijk is van zijn grooten
Schepper. God heeft het volle beschikkings
recht over ons. Omdat we Zijn volkomen
eigendom zijn, kan Hij van
Hjj wil. En wjj hebben aan
on voorwaardelijk te gehoorzamen.
Maar hiertegen verzet zich onze zelfzucht
met alle kracht. Wanneer wij vernemen, dat
God van ons eischt, dat we voor Hem zullen
levenalle gaven en krachten in Zijn dienst
zullen besteden, dan willen we daar niets van
weten.
Nu is dit van de wereldling te verklaren.
Opmerkelijk.
Wie den naam van Chamberlain hoort, denkt
vanzelf aan den oorlog in Zuid-Afrika. Hij is
de man, die over de Boerenrepublieken ellende
en verwoesting gebracht heeft. Door zjjn drjj-
ven is een bloeiend volk ten ondergang gevoerd.
Nu melden ons de bladen, dat deze ver
woester zelf tot een ruïne is geworden. Hij is
blindonbekwaam om te spreken en ook ver
loor hij zijn aanzienlijk vermogen.
Hier is iets ontroerends in.
Zulk een bericht leest ge nog eens over.
Het geeft wat te denken. Het maakt u stil
Als het waar is, dan is het zeer opmerkelijk.
Wee, de roedezegt de Schrift. Het zou de
eerste maal niet wezen, indien de Heere den
gewelddrijvenden goddelooze kennelijk tegen
kwam. Wie wijs is, merk’ die dingen, en geev’
verstandig acht op ’s Heeren handelingen. Wat
is er in allen gevalle weinig tijd voor noodig
om de heerlijkheid des menschen te doen ver
gaan. Hoe menigeen, die in de hoogmoed zijns
harten God niet vreesde en geen menseh ont
zag, heeft zijn dagen geëindigd als een mach-
telooze en hulpelooze Tusschen den bodem van
den afgrond en den top des bergs ligt een af
stand, die soms slechts in enkele minuten wordt
doorloopen. Laman.
Door .Patrimonium* te Middelburg werd deze
week haar 25-jarig bestaan feestelijk gevierd.
Op ons verzoek was ds. Oosten zoo vriende
lijk zijn uitgesproken, inderdaad schoone rede
aan ons blad af te staan
u tot een God zijn,“ wordt, naar
Gen. 17 :8 hun beteekend en verzegeld." „De
heilige doop betuigt en verzekert ons de afwas-
sching der zonden door Jezus Christus", en
„God de Vader, dat Hij met ons een eeuwig
Verbond der genade opricht, ons tot Zjjne
kinderen en erfgenamen aanneemt, van alle
goed verzorgen, en alle kwaad van ons weren
of ten onzen beste keeren wil". Dit zegt ons
doopsformulier, en dat is gansch wat anders
dan eene uitwendige afzondering.
Op de vraag in den Catechismus, Zondag 26,
„Hoe wordt gij in den heiligen Doop vermaand
en verzekerd, dat de eenige offerande van
Christus, aan het kruis geschied, u ten
goede komt? luidt het antwoord: „Alzoo, dat
Christus dit uitwendig waterbad ingezet en
daarbij toegezegd heeft, dat ik zoo zekerlijk
met Zijnen bloede en Geest van de onreinig-
heid mijner ziele, dat is van al mijne zonden,
gewasschen ben, als ik uitwendig met het
water, hetwelk de onzuiverheid des lichaams
pleegt weg te nemen, gewasschen ben.
(Wordt vervolgd.)
Littooij.
Onze visschers.
Aanstaanden Woensdagavond treedt Ds. Gos-
linga van Schiedam in de Gasthuiskerk te
Middelburg op om een rede te houden in het
belang van onze haringvisschers, die jaarlijks
ons land verlaten om op de groote wateren
hun brood te verdienen. Weken achter elkan
der zijn zij van huis en moeten derhalve vele
gemakken ontberen. Nu en dan vallen zij met
hunne schepen in een der Schotsche havens
binnen, en nu worden elk jaar een paar onzer
predikanten derwaarts gezonden om onder hen
te arbeiden. Die broeders prediken voor hen,
bezoeken hunne zieken, helpen hunne dooden
begraven, bepleiten hunne belangen bij de
overheid van het vreemde land, en staan hun
nog in vele andere zaken ter zijde.
Nu is Ds. Goslinga juist de man, om ons
duidelijk te maken, hoe noodzakelijk en ge
zegend deze arbeid is, want meermalen is hjj
zelf naar Schotland geweest om zijne gaven aan
deze taak te geven. Hij kent onze visschers,
hunne lichamelijke en geestelijke nooden, de
moeieljjkheden waarmee zij te kampen hebben,
de bezwaren, welke aan den arbeid onder hen
verbonden zijn en ook de winste, welke deze
werkzaamheid afwerpt,
Het belooft dus een schoonen avond te wor
den. Hij zal ons een deel van Schotland en
welk een merkwaardig land is dit uit eigen
aanschouwen leeren kennen, hij zal ons teeke-
nen de toestanden welke daar in den zomer
heersehen, hij zal de omgeving beschrijven,
waarin onze visschers verkeeren, hij zal ons de
grootste gevaren schetsen, welke aan dit be
drijf verbonden zijn. Bovenal zal hij ons de
hand des Heeren laten zien, wien de zee is
met hare volheid, en die zich ook machtig
betoond heeft in al het werk, dat daar in
zwakheid verricht wordt. Kortom van natuur
en genade zal hij ons verhalen en wie eenigs-
zins kan, kome ter vergadering, want zulk een
rede hebt ge waarschijnlijk nog nooit gehoord.
En als de Heere aldaar den zegen gebiedt,
dan zal het een onvergefelijke ure voor u zijn.
Bouma.
zijn tot een God en uw zaad na u. De rand-
teekenaren zeggen „Eeuwig voor alle geloo-
vigen in Christus, ten aanzien van het geeste
lijke maar voor de Israëlieten tijdelijk tot op
de komst van Christus ten aanzien van het
lichamelijke." „Dat is tot uwen Zaligmaker,
doar den toekomstigen Messias. Deze manier
van spreken omvat de g ederen, die dit verbond
der genade medebrengt. Zie Lev. 2612, Ps.
33 12 en Ps. 14415, Jer. 3133." En men
is er nog niet, wanneer men aan deze uitwen
dige afzondering toevoegt, dat God de verge
ving der zonden en de vernieuwing des harten
Wil deelachtig maken en dat dit wordt mede
beteekend en verzegeld. Dit immers wordt
ook verzekerd aan Joden en Heidenen, zoodra
zij het Woord Gods hooren. Niets slechts,
dat God het geven wil, maar dat Hjj deze
weldaden des Verbonds gegeven heeft, wordt
aan de geloovigen en hun zaad beteekend en
verzegeld.
„Ik zal
oorzaak van deze geduchte verliezen vermogen
we niet aan te geven. Met belangstelling zul
len we dienaangaande het oordeel van bevoegde
mannen vernemen. Maar welke die oorzaak ook
wezen moge, we danken er God voor, indien
Hjj de wereld bewaart voor de overheersching
van een partij, die de fundamenten op ieder
gebied onderstboven wil keeren, die de orde
in de samenleving verstoort en die bovenal,
krachtens haar beginsel, onverdraagzaam moet
zijn tegenover den godsdienst. Van de sociaal-
democratie heeft de kerk niets te hopen, maar
alles te duchten. Onder hare heerschappij is
het met het geruste en stille leven van de
gemeente des Heeren, waarom ze naar Gods
bevel geduriglijk bidt, onherroepelijk gedaan.
De sociaal-democratie bestrijdt het kapitaal
en de kerkhet kapitaal wil ze echter anexeeren
maar de kerk begeert ze uit te roeien. Ook zjj
is in beginsel Mammonistischen daardoor
tevens anti-religieus.
Hl
Nog eens de Sociaal-Democratie.
Toen bovenstaand stukje reeds geschreven
was, werd ons de eind-uitslag van de verkie
zingen in Duitschland bekend. De socialisten
verloren 35 a 36 zetels.
Doch tevens vonden we in „de Standaard
van een alleszins „bevoegde" hand een waar
schuwing om dit verlies niet al te hoog te
taxeeren.
„Dat de socialisten in Duitschland klop kre
gen", zoo lezen we daar, „is onbetwistbaar. Ze
erkennen dit zelven."
Toch waarschuwden we, om niet te vroeg te
juichenen reeds nu bljjkt die waarschu
wing niet overbodig te zjjn geweest.
Let men toch op het uitgebrachte stemmen-
cjjfer, dan verloren ze niet, maar wonnen zelfs
nog. Een vooruitgang b(j 1903 van 240, 238
stemmen.
Hun schromelijk verlies aan zetels danken
ze dan ook veeleer aan de hun ongunstige
constellatie der kiesdistricten, en vooral daar
aan, dat de andere partjjen zooveel voltalliger
aan de stembus verschenen".
Alzoo worden hier twee dingen geconstateerd.
Ten eerste, dat de sociaal-democratie aan
innerlijke sterkte niet verloor, maar won. Er
is dus geen sprake van afval en vermindering
van aanhang.
Ten tweede, dat ze haar verliezen dankt aan
de trouwere plichtsbetrachting van haar tegen
standers.
Toch ontneemt dit niets aan de beteekenis
van het heugelijk feit, dat ze terrein verloor.
Wjj zjjn en blijven Gode dankbaar, indien Hij,
door welke middelen ook, een dam opwerpt
tegen den stroom der sociaal-democratie.
toch, die we alleen door een gezond lichaam
goed kunnen verrichten, hebben we Gods eer
te bedoelen.
Derhalve, niet slechts in hetgeen wjj recht
streeks doen voor Gods Koninkrijk, ook in onze
dageljjksche bezigheden moet de eere van God
gezocht worden. We moeten ons werk met ijver,
met lust en met nauwkeurigheid verrichten.
En wie dit doet, eert God.
God zelf is een ijverig God, die al wat Hij
doet met wijsheid en Goddelijk overleg verricht.
En verrichten nu wij onzen arbeid ook met
ijver, lust en verstandig overleg, dan betoonen
we ons als beelddragers Gods. Dan wordt Hjj
door ons geëerd.
En wijl voor degelijken arbeid ook degelijke
spjjze en drank noodig is, zoo verstaan we, dat
de eere Gods eischt, dat we ons lichaam goed
onderhouden
Aan dezen eisch voldoen velen niet. Aller
minst de pronkers, de snoeplustigen en de
drinkers.
De pronkers leven enkel voor de mode. Tegen
eiken prijs willen ze boven anderen uitsteken,
en in allen geval boven hunne gelijken in
stand. De meesten hunner openbaren hunne
pronkzucht in het aantrekken van mooie klee-
ren. Maar anderen ook in het opsieren van hun
huis, hetzij inwendig of uitwendig. En al moe
ten ze om aan hun pronkzucht bot te vieren,
zich ook in spijs en drank bekrimpen, en alzoo
hun lichaam tekort doen, dat geeft niet. Dat
hebben ze gaarne voor de godin mode over.
Het behoeft niet gezegd, dat zulken niet ter
eere Gods eten en drinken.
Zoo staat het ook met de snoeplustigen, die
alleen maar vragen naar lekkere spijze. Zij doen
hun lichaam wel niet tekort, maar verzorgen
het toch ook niet gelijk het behoort. Zij geven
het te veel, wat niet minder schadelijk is. Ge-
neesheereh zeggen, dat er meer menschen ster
ven tengevolge van te veel eten dan van te
weinig.
De snoeplustige maakt zich alzoo evengoed
schuldig aan verwaarloozing van zjjn lichaam.
Bovendien heeft hij een geheel verkeerd doel
voor oogen. Hij denkt altijd maar weer, hoe
hij aan tafel heerlijk en veel zal smullen.
Hij maakt van zijn buik zijn God, gelijk de
H. Schrift het noemt.
Anderen maken het nog erger. Zjj haken
naar alcoholische dranken, die het lichaam
min of meer verwoesten. In onzen tijd is er
geen sterken drank en bijna ook geen wjjn
of bier, waarvan niet een nadeelige werking
op het lichaam uitgaat, wjjl het alcoholprocent
zoo schrikkelijk hoog is. En aan zulk een ver
woesting van zijn lichaam maakt zich niet al
leen schuldig wie in openbare dronkenschap
leeft, maar ook wie dagelijksch op vaste uren
zjjn bittertje of welke sterken drank óok, ge
bruikt. In beide gevallen wordt zijn lichaam
zoodanig aan den alcohol gewend, dat hij er
niet meer buiten kan. Men kan zjjn werk niet
doen, het eten smaakt niet, tenzij men eerst
een hoeveelheid alcohol, in den vorm van
welken drank ook, heeft naar binnen gewerkt
Zoo verwoest men zjjn lichaam, dat een
tempel des H. Geestes moet zijn.
Ach 1 hoe ver is het er vandaan, dat de pron
ker, de snoeplustige en de drinker, eet en
drinkt ter eere Gods, geljjk dit geëiseht wordt
in 1 Kor. 10 31.
Zjj bekommeren er zich niet om, dat de
menseh alleen daarom reeds, dat hjj schepsel
en dies eigendom Gods is, voor zjjn Schepper
heeft te leven, en Hem in lichaam en geest
heeft te verheerlijken. Zjj vragen alleen maar
of ze kunnen bekomen, wat ze voor henzelf
aangenaam en verkiezeljjk achten. De zelfzucht
speelt hun parten. Van het „Soli Deo Gloria",
aan God alleen de eer, verstaan ze niets.
Maar verstaan wjj, die misschien door Gods
genade niet tot de pronkers, snoeplustigen en
drinkers behooren, beter het „Soli Deo Gloria?"
Ook bij ons eten en drinken? Ook bjj ons
laat het zooveel te wensehen over. En dit wel
in tweeërlei opzicht, geljjk we later zullen zien.
K. Oussobbn-
Hjj haat God. Hjj erkent niet, dat God zjjn
Schepper en Formeerder is. Hij wil zich niet
het eigendom Gods noemen en dus ook niet
beljjden, dat God naar vrjje wilskeuze over
hem beschikken kan.
Maar dat nu ook het kind van God niet voor
zijn Schepper wil leven, is erger. Hjj erkent
en belijdt, dat hjj niet alleen, bloot als schep
sel, Gode gehoorzaamheid schuldig is, maar
ook als een gekochte door het bloed des kruises.
Hij beljjdt gaarne, dat hjj niet in bloot natuur
lijken zin het eigendom Gods is, geljjk een
kind van zjjne ouders. En ook heeft het de
toekenning van zjjn gansche hart, dat hjj in
geheel bijzonderen zin het eigendom Gods is.
Op de vraag: Welke is uwe eenige troost in
leven en sterven volgt in den Heidelb. Ca
techismus een antwoord, dat als uit zjjn ziel
gegrepen is. Hoe vertolkt het niet de sprake
van zjjn godvruchtig gemoed, als gezegd wordt
„Mjjn eenige troost is, dat ik met Ijjf en ziel,
beide in het leven en sterven, niet mijns, maar
mijns getrouwen Zaligmakers, Jezus Christus,
eigen ben".
En toch, hoewel de christen beljjdt in dub
belen zin het eigendom Gods te zjjn, ook hjj
wil er zoo weinig van weten om zjjn God on-
voorwaardeljjk te gehoorzamen, en voor Hem
met zjjn gansche hart te leven. Met den mond
moge hjj soms mooie woorden over het dienen
van zjjn God voortbrengen, zoodat men zou
denken, dat hjj het al ver gebracht heeft in
het leven voor zjjn God en soms moge hjj
zichzelf wjjs maken en zich inbeelden, nogal
getrouw te zjjn in den dienst des Heeren,
ach uit de praktjjk van zjjn leven bljjkt, dat
de zelfzucht ook hem terughoudt om zjjn
Schepper en Herschepper met inspanning van
alle krachten te dienen.
Dat zal ons duidelijk blijken, wanneer we
allereerst nagaan, hoe de christenen in hunne
dageljjksche bezigheden, in hunne gewone
levenswijze voor hun God leven.
Niemand, ook niet de christen, beantwoordt
aan zijne bestemming om in alles Gods eere
te zoeken. De H. Schrift heeft wel met klare
woorden in 1 Kor. 10 31 gezegd„hetzjj dan
dat gijlieden eet, hetzjj dat gjj drinkt, hetzjj
dat gjj iets anders doet, doet het al ter eere
Gods", doch uit ons gedrag jegens God
bljjkt, dat we over dit kostelijke en heerljjke
woord heenlezen. Hier wordt gezegd, dat we
in alle dingen Gods eer zullen bedoelen. Ja,
zelfs in die dingen, welke oppervlakkig be
schouwd, zoo weinig met de eere Gods hebben
uit te staan.
Wat heeft ons eten en drinken toeh te
maken met de eere Gods, zou men zoo zeggen.
En toeh, zelfs in ons eten en drinken moeten
we Gods eer bedoelen, terwjjl we, helaas,
veelal uitsluitend onszelf bedoelen. Ook dan
spreekt onze zelfzucht mee.
Als regel geldt, dat wjj niet eten moeten
om te eten, maar om te leven. De snoeplustige
is het te doen om lekker te eten en te drinken.
Dat is zjjn hoogste doel, zjjn eenig streven.
Hjj eet om te eten. Maar wie handelt naar
de bestemming, waartoe God de spjjze gegeven
heeft, eet om te leven. Het is hem te doen
om door de spjjze nieuwe lichaamskrachten te
verkrijgen. Daarom heeft hjj liever een minder
smakeljjke spjjze, wanneer deze zjjn lichaam
beter ten goede komt, dan spjjze, die de tong
en het gehemelte streelt, doch welke niet zoo
nuttig is voor zjjn lichaam. Wel zjjn de
smakeljjke spjjze hem aangenaam, en is hjj er
mee gediend, en dankt hjj zjjn God voor
maar toch, hjj eet om te
Als hjj kiezen moet, gaat bjj hem de
degelijkheid boven de smakelijkheid der spjjze.
En vooral handelt de christen zoo, omdat
hjj weet, dat zjjn lichaam een tempel des H.
Geestes is, en dat ook in zjjn lichaam iets van
het beeld Gods moet uitstralen. Daarom ge
voelt de rechte christen ook, dat hjj niet met
verachting over zijn lichaam mag denken en
spreken, als ware het slechts een klomp vleesch,
dat toch maar bestemd is om straks door de
wormen gegeten te worden. Neen, hjj beseft,
dat ook zjjn lichaam Godes is, waarom hjj het
goed te verzorgen heeft.
En dit te meer, omdat van den welstand
van zjjn lichaam, ook zooveel afhangt voor
zjjne geestelijke bekwaamheidd. w. z. voor de
werkzaamheid van verstand, voor zjjn inzicht,
zjjn overleg enz., die bjj zjjn arbeid van zooveel
belang zjjn.
Slechts in een gezond lichaam kan een ge
zonde geest, d. i. een gezonde gedachte of een
gezond verstand, wonen, zeiden de oude Ro
meinen. Lichamelijke en geestelijke welstand
hangen nauw samen. Om dus onzen arbeid, ons
beroep goed waar te nemen, hebben we te
zorgen voor degelijkheid van spjjs en drank.
Wie niet tracht om zjjn lichaam zoo goed mo-
geljjk in staat te houden, opdat hjj zjjn bezig
heden naar behooren kan verrichten, onteert
Gods tempel, dus God zelf. Met de bezigheden
Geachte Vrienden en Vriendinnen.
Waarde Feestgenooten.
Het was mjj waarljjk een genot, een weelde,
als uw eere-lid eene uitnoodiging van uwe
vereeniging te ontvangen, om op uw 5e
lustrum, uw zilveren feest, uw kroonjaar een
enkel woord te mogen spreken.
Middelburg is mjj lief gebleven, en ik zou
zeggen, die liefde is verdiept, want de 7 jaren
i
u
I
I
i
1
i
t
1
u
i
V
1]