voor Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie vanOs. L. BOUMA, Ds. H. W. LAMAN en Os. A. LITTOOIJ. ■fl. 1 en Vrijdag 1 Februari 1907. 4e Jaargang. UIT HET WOORD. No 32. len Ik IROHNEMENTSPRfjS Drukker-IJItgeïer PRIJS DER ADVERTENTIEN A. n, V A K I A. BE RG 8D 70 cent. 3 cent. md- van PO- ling on en op en ken, NG it is ïhen aten jstte 1,50, met r de )and van be- bjj. vsch per half jaar franco per post Enkele nummers sen. eida serr. serr. eida serr, serr. ffers JN- 3N-, EN. Btra amp snge Zeen Both d. Berg een. dder - - D. LITTOOIJ Az. MIDDELBURG. De belangen van het koninkrijk Gods. Deze hooge, heilige belangen, waarvoor God de Vader Zijn eeniggeliefden Zoon en de Zoon zichzelven gaf, moeten ons vóór en boven alle andere belangen ter harte gaan. Satan en zÜ die, zonder het te willen en te weten, hem dienen en zijne belangen voorstaan en behar- nog wel eens eene omkeering ten goede zou komen, ziet haar laatste verwachting verdwijnen. De zonde der losbandigheid heeft hem geheel in hare macht gekregen. Dit wil niet zeggen, dat hij een vloeker, een drinker, een hoereerder is geworden, o neen, uit kracht van zijne op voeding is hjj nog in ’t oog der wereld onbe rispelijk. Zjj zal hem prijzen wegens zijn flinke kordaatheid. Maar dit wil het zeggenhjj heeft met den God des Verbonds gebroken, hij heeft zijn doop verloochend, hij heeft het Woord des Heeren op zijde gezet, hij heeft Gods volk los gelaten, en hij staat op het punt om met de wereld, welke in het booze ligt, zich te ver- eenigen. Het is de beslissing, welke van liever lede voorbereid werd, en die thans haar beslag heeft gekregen. Allen, die hem in den weg des Heeren wilden houden, moeten hem laten gaan, en welk een smart dit is zult gij verstaan, indien het u ooit gebeurd is, dat gij iemand wildet bewaren voor den dienst van Koning Jezus, maar die in weerwil van uwen arbeid toch den last van den schouder wierp, en vooral zult gfl het verstaan, indien het iemand was, aan wien gij de liefde van uw hart hadt gegeven. Laten onze jeugdigen van jaren het ter harte nemen. Bouma. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. DE BREUKE. En de jongste van hen zeide tot den vader Vader, geef mij het deel des goeds, dat mij toekomt. En hij deelde hun het goed. Luk. XV 12. Overvloed was er in des vaders woning, nie mand zelfs geen geringe daglooner leed er gebrek, ieder kon er tevreden en vergenoegd zijn. Maar zooals het meermalen gaat, zoo ging het ook hier. A^p een g< 1 leven wordt een mensch gewoon, en op det langen duur heeft hij dikwijls geen oog en p m hart meer voor de weldaden, welke hij gelijks geniet. De jongste van de beide zoma wil niet langer thuisblijven. Het is hem te eentonig. De eene dag gelijkt te veel op den anderen. Hjj zou gaarne eens van huis gaai», vreemde oorden en gezichten zien, naar een heeft een jong mem zijn vader te zijn, staat en er zooveel het toe, dat men kan genieten dan 1 zijn vadergeef mfj toekomt, duidelijker daFWks aan mij komen zal. Om dit goed te verstaan moet gij denken aan de Üostersche zeden in die dagen. Aldaar iros het yem-oonte, dat de oudste zoon bij den vader bleef, geheel ingewijd werd in zijn plan nen, en hem bij zijn dood opvolgde. Hij kreeg dan ook een dubbel deel van zijne erfenis. Daarop zinspeelt hier de jongste en verzoekt, dat hem thans het deel gegeven zal worden, dat hem anders later toekomen zal. Het was ook wel gewoonte, dat de vader reeds bjj zijn leven aan sommige kinderen uitkeering deed, opdat de oudste daarmede geen moeite zou hebben. Zoo handelde o.a. Abraham met de kinderen, welke hjj bij Ketura gewonnen had, aan wie hjj een deel van zijn goederen gaf en die hjj daarna heenzond. Al wat de aartsvader nu bij zijn sterven naliet, kwam geheel aan Izaak. Op zichzelf was er in het verlangen van den jongsten zoon niet iets onbehoorlijks, maar het beginsel, waaruit het voortkwam deugde niet, en het doel, waartoe hjj het begeerde evenmin, want bet vloeide bjj hem voort uit onvergenoegdheid. Het verveelde hem langer bjj den vader te zjjn, het leven in huis stond hem tegen, het strookte niet met zijne wenscheu, en hij stelde zich voor, dat hjj ver van het vaderlijke huis het veel beter zou hebben. Hij wilde vrij zjjn, vrÜ van zÜn vader en van diens onderwijzing en bevelen. Of de vader hem het verkeerde van zijn ge drag onder ’toog gebracht heeft, het staat er niet bjj, of hij gepoogd heeft hem tot andere gedachten te brengen, of hij al zijn invloed aan gewend heeft om zjjn jongsten zoon bjj zich te houden, er wordt ons niets van gezegd, maar gti moogt het u wel voorstellen en daarom moogt gÜ nooit lichtvaardig ouders veroordeelen, die hunne kinderen laten gaan, wijl gij niet weet wat er van te voren binnen de woonkamer is voorgevallen. Altijd moet ge denken, dat een vader en eene moeder al het mogelijke wel aangewend zullen hebben, alvorens er in toe te staan, dat hun kinderen „den breeden weg” opgaan. Doch hoe dit hier toegegaan is, wordt ons niet medegedeeld, het behoefde ook niet, aangezien wfj hier geene geschiedenis maar een gelijkenis voor ons hebben Wat wel van be lang voor ons is, worden wij gewaarde vader bewilligt er in en deelt hun het goed. De oudste zoon is er dus bij geweest, het is met zÜne medeweten geschiedt. Aan den jongste wordt het deel uitgekeerd, dat hjj anders later aou hebben ontvangen, en al wat er nu over blijft, zal aan den oudsten zoon behooren. Daarom kon de vader naderhand tot hem zeg de Kerken op eenigerlei wjjze afhankelijk zoude maken van den Staat, verwjjzen wij naar de Wet op het Hooger Onderwijs. Zij zullen zien, dat, zooals we vroeger reeds zeiden, het jus promovendi de Kerken onder het juk heeft ge bracht, en dat de subsidie den last in geen enkel opzicht verzwaart. Als dus niet spoedig de onderhandelingen leiden tot een wezenlijk overdragen van het Gymnasium aan eene Vereeniging, zullen het de Kerken nog minstens twee jaar evenals tot nu toe altjjd zonder subsidie moeten doen.' De woorden: .Het geschrijf in de bladen*, vind ik eene minder vriendelijke uitdrukking van onzen vriend en broeder, die wekeljjks ook met zjjne aan- en opmerkingen tracht te dienen. De zaak eischte dat „geschrijf'. Hoe dit zjj het verheugt mij dat het Curatorium op zjjn besluit is teruggekomen en de aanvrage om subsidie niet heeft gedaan en niet doet. Dat de onderhandelingen met de Nationale Vereeniging niet tot het gewenschte resultaat hebben geleid, zullen velen met mjj bejammeren, wijl het een bewjjs is van oneenigheid en omdat dientengevolge ongeveer f 10,000 verloren gaat, die zeer goed kan worden gebruikt. Aan wie de schuld is van het niet overeengekomen zjjn en mitsdien van het verlies, weten wjj nieten wjjl wjj er niets van weten kunnen en willen wjj er ook niet over oordeelen. Maar dit weten wjj wel, dat wjj van harte hopen, dat de eerstvolgende Synode de oude paden niet verlaten zal, door namens de Kerken subsidie van den Staat te doen vragen. Als het waar is, dat de Kerken reeds door het jus promovendi onder het juk van den Staat zjjn gebracht, laten zij dan toch zich zelven er niet verder onder brengen, vooral niet in fiuantieelen zin. Om geld laat en doet men, naar de droeve ervaring leerde, ach zooveel. Of het Gymnasium gerekend kan worden te behooren hjj „de opleiding tot den dienst des Woords' is een betwiste zaak, waarover weer veel stof kan opgejaagd worden. De litterarische opleiding behoorde er vroeger wèl toe. En eene goede en gewenschte opleiding is niet moge- Ijjk, zoo niet de grondtalen, waarin de Bijbel geschreven is, worden geleerd. Ook in de scholen der Kerken van Klein-Azië, Alexan- drië, later van Schotland werd en thans nog in Amerika wordt het litterarisch onderwijs er bjj gerekend. Op de Synode te Dordrecht (1893) heeft de Synode alleen van het lager onderwijs verklaard dat het van de ouders en niet van de Kerken behoorde uit te gaan. Toen de ondergeteekende in dien geest sprak, vroeg Dr. Kuyper hem eene verklaring mee uit te lokken in betrekking alleen tot dat onderwijs. Dat is toen en op die Synode geschied. In vrede en liefde, gemeenschappelijk dus, en niet door een Synodaal besluit, zou ik, zooals ik vroeger schreef, deze moeielijkheden willen opruimen. Laat de band, waardoor ’t Gymnasium nog verbonden is aan de Theol. School, na gemeenschappelijk overleg en onder goedkeu ring van de Synode, worden losgemaakt en tegeljjk ’t Gymnasium der Kerken aan de Nationale Vereeniging worden overgedaan. Laten we toonen de waarheid en den vrede lief te hebben. Littooij. ver land trekken. Wat ,r ook aan om altjjd bjj ^/de wjjde wereld open- -zjéi; valt. Hem schjjnt vergelders het leven beter tor. e.n daarom zegt hjj tot ijj \gt deel des goeds, dat mjj >r dat e§hs aan mjj komen zal. Ds. de Geus, die na het vertrek van Dr. A. Kuyper Jr. redacteur van de Friesche Kerkbode is geworden, en Curator is der Theol. School te Kampen, schrijft in evengenoemde Kerkbode, in het nummer van 25 Januari 11., als volgt „Subsidie voor ons Kerkelijk Gymnasium. Het geschrjjf in de bladen had ons in de meening gebracht, dat de Secretaris van het Curatorium der Theol. School de aanvrage om subsidie voor het Gymnasium onzer Kerken, waartoe hjj in Oct. 1905 gemachtigd was, reeds had verzonden aan den Minister. In het num mer van 7 Dec. jl. schreven wjj daarom, dat „de Ijjn van de zesde klas en het jus promovendi werd doorgetrokken en de subsidie aange vraagd'. Dat laatste was een vergissing. De aanvrage was nog niet verzonden, en behoefde ook eerst in Januari verzonden te worden. Maar van heel die subsidie-aanvrage komt voorloopig niets. Het Curatorium heeft in zjjn jongste verga dering zjjn besluit van October 1905 gebroken. De zaken stonden in Oct. 1905 anders dan nu in Januari 1907. Toen stond het er zóó yoor, als zou in het begin van 1906 het gym nasium met vlag en wimpel naar een Veree niging overgaan. Ten minste zoo dachten meerderen in het Curatorium. Maar nu, in Januari hebben de onderhandelingen nog niet geleid tot zulk een overdracht en schjjnen ook niet zoo spoedig er toe te zullen leiden. Het Curatorium heeft gemeend, dat er nu geen voldoende reden is, om zonder uitdrukkelijk -mandaat van de Generale Synode tot subsidie aanvrage over te gaan. ’t Is voor de kas wel jammer. Ongeveer f 10,000,subsidie konden wjj best gebruiken. Wjj hopen dan ook, dat de a. s. Generale Synode niet zal aarzelen, om het Curatorium te machtigen tot die aanvrage. Behoorde het gymnasium tot wat men noemt „de opleiding tot den Dienst des Woords', zoo kwam de zaak misschien anders te staan. Maar nu het Gymnasium een zuiver litterarische inriching is, en de Kerken zonder eenigen last de subsidie kunnen aanvragen en aanvaar den, zooals wjj in December ook al reeds schreven, is het onder de gegeven omstandig- heden bepaald jammer, dat Deputaten-Curatoren o.i. terecht moesten besluiten tot niet-aanvrage. Hen, die meenen, dat de eventueels subsidie genKind al het mijne is het Uwe. Welk een duidelijke teekening geeft de Hei land ons van de zonde, die den mensch van du eene ellende tot de andere voert. Wjj moeten niet dadelijk in dien jongsten zoon zien eiken zondaar, die van God afgedwaald is, maar al lereerst den mensch, die een plaats gevonden heeft onder de schaduw van Gods vleugelen, die onder de bedeeling van het verbond der genade leeft, en in de inzettingen des Heeren is onderwezen. Welk een weldaad is het, wanneer iemand van kindsbeen af opgroeit in een kring, waarin de vreeze des Heeren als het beginsel der wijs heid gehuldigd wordt, en de toegang tot alle schatten van het huis des Heeren voor hem openstaat. Ver van de wereld, welke in uit gieting dér overdadigheid naar genot zoekt, en geen hooger genoegen kent dan het ver- gankeljjke na te jagen, bevindt hjj zich. De erve, waarop hjj leeft, is duidelijk gescheiden van het land, waar men noch naar God noch naar zjjn dienst vraagt; de atmospheer waarin hj] ademt is niet besmet met allerlei verpes tende dampen. Als hij zjjn plaats kende en zjjn voorrechten verstond, dan zou hjj dagelijks in heilige verwondering uitroepenwat onder scheidt mjj van zoovelen, die in onkunde aan gaande de ware goederen opgroeien, en hjj zou de trouw en de weldadigheid zjjns Gods roemen en verheffen. Maar helaas, hoe menig maal is het anders. Het juk van den Christus drukt hem neer, omdat zjjn hart er tegen op komt. Hjj gevoelt zich niet op zjjn gemak in de omgeving, waarin hjj verkeert, en al meer ontwaakt de lust om aan de verdorvenheid den ruimen teugel te vieren. Zjj, die met hem om gaan merken het wel, want zjjn oog staat niet vrooljjk en bjj de geringste aanleiding geeft hjj een norseh antwoord. Wat baat het, indien zjj hem zjjn verkeerdheid onder het oog brengen, hem wjjzen op de zegeningen, welke hjj geniet, elke terechtwijzing verbittert hem al meer. Zjjne gedachten dwalen weg, en met hartzeer denkt hjj aan hen, die zich uitleven zooals zjj willen. Dat is geen leven voor een jong mensch, da gelijks den bjjbel te hooren lezen en des Zon dags naar de kerk gaan. Van dezen band wil hjj ontslagen zijn, deze gedachte rijpt al meer bjj hem, hjj wil ook eens van het leven ge nieten. Daar is zooveel, dat hjj nog nooit heeft ge zien, daar zjjn zoovele bronnen van vermaak, waaruit hjj nog nooit gedronken heeft. Wel ver heft de consciëntie haar waarschuwende stem, wel verzetten zich de vermaningen, welke hjj van vader en moeder en anderen heeft gehoord, maar hjj mag toch ook weleens zelfstandig worden, aan den leiband bljjven loopen, kan toch ón mogelijk goed zjjn. Zouden zjj, die hem tegen houden, het alleen weten, terwjjl er zoovelen zijn, en onder hen voortreffelijke mannen en vrouwen, die het enghartige bekrompenheid noemen Daarom wil hjj het wagen, er kome van wat wil, zoo gaat het op den duur toch ook niet. Is het eenmaal zoover, dan kan niemand het meer tegenhouden. Hij verlaat den tot dusver betreden weg. Wellicht eerst nog aarzelend. Schrede voor schrede. Met enkele gewoonten breekt hjj. Naar het woord des Heeren Inistert hjj niet langer Zonder aandacht heeft hjj lang gebeden. Maar nu wil hjj ook niet meer den vorm aanhouden. Waartoe zou het dienen Hjj begint ook uit te spreken, wat in het hart leeft, hjj weigert zich langer geveinsdeljjk te onderwerpen. Geen enkelen raad neemt hjj meer aan. Hjj onttrekt zich aan eiken vroegeren omgang. Zjjne voeten wjjken af naar verboden paden. Eindeljjk komt het tot een breuk met zjjn verleden. Ieder weet het nu. De naaste om geving, welke zoolang gehoopt heeft, dat er u de I i Zeenwsch K 1 I

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1907 | | pagina 1