MÏS «Mf, Een Predikant uitjien Patriottentijd. De Preek zonder R. F l FEUILLETON. L Jl KERK, BELIJDENIS, ZENDING. VARIA. I Ij Zw. Vit Zeeland. Onmiddeiyke Wedergeboorte. VII (Slot.) Hobk. Febnhout. EINDE. aan ver- da ooi aai gei he1 wo De om gei bli rei eig du: dit Hi vai zal hoe be? te als OP is i aai we in wa zei: mi all< ma die W dei lief te zuc bej tot lee Foj blü wei luii dee we: gel ven lege vai nie teg in en ze ver De zon I slo< Dal bee haa ,be apc ren hei bat iedi nat woi ziel I zue I wel onz lük en te I we? mei Go< diej Qo< Hei lük zelf Z ziel was ik waf ach hen daan dat toch aan de andere zijde vast staat, dat het Evangelie eene kracht Gods is tot zaligheid voor een iegelijk die gelooft, en dat bjj de volwassenen de wederhalende werking des Heiligen Geestes de prediking des Evan gelies vergezelt. Al betwist de Synode niet, dat God machtig is ook buiten de prediking des Woords om, met name in de heidenwereld, degenen die Hjj wil, tot wedergeboorte te bren gen toch oordeelt de Synode, dat wjj op grond van Gods Woord over de vraag of dit ook werkeljjk geschiedt, geene uitspraak kunnen doen, en daarom ons te houden hebben aan den regel, dien het geopenbaarde Woord ons geeft, en de verborgene'dingen hebben over te laten aan den Heere onzen God“. Wat de Synode, met goedkeuring van alle adviseerende en stemhebbende leden hiervan gezegd heeft, komt hierop neer, dat de weder geboorte èn onmiddelijk èn middeljjk plaats heeft, dus, zoowel van den eenen als van den anderen kant, kan en moet worden bezien. En van hetgeen wjj moeten toestemmen, dat het kan geschieden, maar niet weten of het geschiedt, mogen wjj, dienaren des Woords, geen leer der Heilige Schrift maken. ,De ver borgen dingen hebben wjj over te laten aan den Heere onzen God*. En gelijk het is met de leer van de onmid- deljjke wedergeboorte is het ook alweer met het vierde punt dat in geschil was, met de leer der veronderstelde wedergeboorte. Deze leer namen alle gereformeerden aan velen, die er prjjs op stellen tot de gereformeerden gerekend te worden, zelfs meer dan zjj weten en daarom zelven willen erkennen. Maar waar is het, dat sommigen op dit punt vóór de Synode te Utrecht aan het doorvloeien waren, er den grond voor den Doop en het toe dienen er van in hebben gezien en aange wezen. De algemeen aangenomen Synodale Verklaring erkent dan ook het eene, nl. dater van kan en mag gesproken worden, en ontkent het andere, nl. dat op dien grond de doop moet worden bediend. Doch hierover D.V. de volgende week. Littooij. Wij hebben gemeend dit stuk, door ds. Fernhout geschreven en in de Utrechtsche Kerkbode opgenomen een plaats te moeten geven, opdat allen, die straks over het concept op de classis Middelburg moeten oordeelen, het lezen kunnen. Op dit oogenblik volstaan wij met onze erkentelijkheid uit te spreken over de wijze, waarop een enkele opmerking en een enkele bedenking wordt geopperd, en wjj achten ze gewichtig genoeg om er de aan- u loof zal u de stok en hobbelig dal En ook het geven van ongevraagd advies is minstens bedenkeljjk. Toch wagen we het, om ’t belang der zaak, en in vertrouwen op de verschoonende welwil lendheid van de Zeeuwsche broederen, een enkele opmerking te maken. De eerste is deze, dat de bepalingen van het concept, aangaande alle besluiten, ook betref fende de bizondere uitgaven (die het wil geno men hebben in vergaderingen van de zendende kerk met de Deputaten der samenwerkende Kerken) en aangaande de correspondentie (die gevoerd zal worden door den kerkeraad der zendende kerk, onder medewerking van een daartoe gecommitteerde door en uit classicale Deputaten) gezwegen nu nog van het illu soire van dezen laatsten maatregel in de praktijk zal blijken in den weg te staan aan dien spoed van handelen, die vooral in de zendingszaken zoo dringend noodig is. We vreezen, dat de zendende kerk daarvan al te spoedig de verdrietelijkheden ondervin den zou. Veel doelmatiger schjjnt ons en immers niet minder voldoende waarborg voor de saam- werking? het recht van de Deputaten der Classis om de vergaderingen van de gecom mitteerden der zendende kerk (of van de kerke- raadsvergaderingen, voorzoover daar over d» zaken der zending gehandeld wordt) met ad viseerende stem bjj te wonen. En dan zouden we óók nog willen waar schuwen voor de bepaling, dat „de uit te zen den Dienaar des Woords, vóór zjjn afreis, zooveel mogeljjk in de saamwerkende kerken optreedt. Zeeland telt 56 kerken. Stel, dat de uit te zenden Dienaar in elk van die kerken want ze hebben allen geljjke rechten niet zooveel mogeljjk, maarsoo weinig moge! jjk, datis éénmaal optreedt, dan heeft hü niet minder door 56 keer te preeken. Bezoekt hjj er wekelijks 4, dan legt dit beslag op minstens 14 weken d. i. bjj na 4 maanden. En dat, terwijl hjj eiken dag en ieder uur zoo broodnoodig heeft om zich door ern stige studie voor te bereiden voor zjjn dienst werk op Java. Den Dienaar en zjjn a. s. arbeid bewjjst men naar ’t ons voorkomt, een grooten dienst, door hem eenige maanden rustig te laten studeeren, en hem door een imperatief voorschrift te vrij waren tegen den aandrang der Kerken om voor haar op te treden. Een bepaling dat hjj vóór zjjn vertrek hoog stens éénmaal, niet in elke kerk, maar in elke Classis optrede, schjjnt ons veel meer gewenscht. Overigens bidden we den Zeeuwschen Kerken welslagen van haar heroïk pogen toe, en wijs heid om de teedere en moeilijke zaak der saam- werking zóó te regelen, dat de arbeid vlot en veilig loope. het de Heere. Terecht zegt Calvjjn„de menschen kunnen niet bestaan zonder eenige politieke ordening. Diensvolgens waar eene verzameling van menschen is, daar behooren noodzakelijkerwijze oversten te zjjn die anderen regeeren en beheerschen. En als God nu de vorsten uitroeit, moet ook het volk zelf te gronde gaan, wjjl er geen bestendige wel vaart meer kan zjjn. De profeet kondigt hier niet aan een tjjdeljjke straf voor de Moabieten, maar ’t uiterste verderf waaruit zjj zich nooit weder zouden oprichten”. Laat ’t ons eene waarschuwing zjjn. God bezoekt het kwaad, straft de eene zonde dikwijls met de andere. En het trotsch gemoed der boozen werpt Hjj neder. Laat de oprechtheid en vroomheid ons behoeden, en ons hart lust hebben aan de wegen des Heeren. Zeeland is taai. Zeeland houdt vol, als de leeuw in zjjn wapen. Het wil het zal komen tot uitzending van een eigen missionair Dienaar op Java. We hebben eerbied voor deze volharding. En als de Zeeuwsche Kerken metterdaad in staat bljjken om, zonder schade voor andere belan gen, een missionair Dienaar uit te zenden niet alleen, maar ook bjj uitbreiding van den ar beid, van de noodige middelen te voorzien, zullen we ons daarin van harte verblijden. Zeeland alléén kan dat beoordeelen. Zeeland gelooft het, en daarom gaat het voor waarts. Reeds benoemde de Classis Middelburg De putaten tot het ontwerpen van een Concept- Regeling voor Deputaten voor saamwerking, in de Zuider Kerkbode en in het Zeeuwseh Kerkblad van 4 Jan. bieden deze Deputaten de vrucht van hun arbeid der Classis aan. Kritiek voegt, vooral in dit stadium, niet. vjjandmaakt wonden, zondenwonden, on- geneeseljjke zielewondenmjjn Jezus niet Zjjn Naam alleen is eene uitgegotene Olie, een balsem, die alle wonden heelt en alle leemten geneest. Gjj lokt tot de zonden en moedigt, met duizend listen, de ziel tot zondigen aan mjjn Jezus niet die maant ons van de zon den af, en doet ons wandelen, gelijk Hjj ge wandeld heeft, en die uit God is, doet de zonden niet, hjj kan niet zondigen (met inni- gen lust en aanhoudendheid) omdat hij uit God is. Gjj loont met eeuwig Ijjden en de oneindige pjjnen van de helmijn Jezus geeft zjjnen schapen het eeuwige leven, en niemand neemt ze uit zjjne handen. Hem alleen zal ik dan dienen, in tjjd en eeuwigheid de zjjne wezen, die mij heeft liefgehad, en zich om mjj, en allen die Hem aannemen, in den dood gegeven heeft'. Wjjk dan, Hofslangmet uw lagen, Helsche vjjand vlied van mjj, ’k Zal van u bij Jezus klagen, Jezus staat mjj altjjd bjj. Jezus zal, hoe gij moogt woeden, Eeuwig mjjne ziel behoeden. Ziet, zoo stoutmoedig kan eene vastgeloo- vende ziel, die Jezus liefheeft en met zijnen geest gezalfd is, in allen aanval staande blijven, den booze tegenstaan, en zijne giftige pijlen doen afstuiten op het schild van zjjn geloof. Ja, die met Jezus aanvangt en begint, zal ook met Hem zalig zjjn, in het midden en in het eindewant, valt u eindelijk de laatste vjjand, de dood, hittig aan, wjjst hem af, geloovige IV. Zjjn Naam is eene Olie, op mjj uitgegoten, een vast en onbeweeglijk slot, tot hetwelk ik vliede, en dat gij niet winnen kunt; die Naam is mjj een Eden in hetwelk gjj niet sluipen kuntmjjn geloof is van zjjne genade bewust, en weet, dat die altoos zal bestendig zijn, want Hjj is de Zoon van God, die ook om mijnentwil is uit den Hemel gedaaldom mijnentwil de menschelijke gestalte aangenomen, en, zelf mensch, met de menschen omgewandeld heeft die, om mijnentwil de diepste smaadheid leed, en zich in den dood gegeven heeft, opdat Hjj mjj, en allen die in Hem gelooven, uit de ketenen en het geweld des duivels zou los maken, en zichzelven ten eigendom koopen. Nu, ben ik mjjns zelfs niet, ik ben mjjn Jezus eigenuit zjjne genade ben ik dat ik ben, aan Hem heb ik mijne behoudenis te danken, mjjn leven en alles wat ik ben of heb; aan Hem ben ik dus allen lof en dank schuldig, omdat Hjj mjj uwe bitsche tanden heeft ontweldigd. Gij maakt zwak, zondig en onmachtigmjjn Jezus niet Hjj geeft lafenis en tilt den zwakgeloovigen op, zoodat het jeugdige plantje bloeit als een eik van den Libanon. Gjj, te ruimen, kunnen wel eens lust en moed ont breken, om er aan te beginnen, hetzjj dan voor het eerst of bij vernieuwing. Doch onafgedaan werk te leveren aan de lezers van Zeeuwseh Kerkblad, mocht toch ook niet, wanneer het anders kan. Daarom moet, nil het anders kan, dit werk, dat, onder afbidding van Gods zeger, als een werk van hereeniging en verzoening ter hand genomen en bedoeld is, weder opgevat en, zoo mogeljjk, teneinde ge bracht worden. Met de Synode te Utrecht gehouden, geloofde en gelooft ook schrijver dezes, geljjk hij vóór en na de Synode meer dan eens heeft uitge sproken, dat er inzake de „leergeschillen' mis verstand in het spel wasdat de leerstukken in geschil slechts door den eenen groep van dezen en door den anderen van anderen kant werden bezien. De groote theoloog, Dr. A. Kuyper, liet ze ons weer eens bezien van den kant van Gomaris en Comrie, Holtsius en andere groote godgeleerden en enkele van zjjne jeug dige leerlingen zjjn toen weleens, gewis tegen zjjnen wil, zoo aan het doorzetten gegaan, op de punten in geschil, dat er onrust kwam, ea dat zelfs De Heraut, het blad van Dr. Kuyper, meer dan eens, het bljjkbaar noodig achtte, daartegen te waarschuwen en daarvan af te manen. Van den tegenovergestelden kant zjjn er toen mannen opgestaan, die meer deden dan af manen van het eenzijdig bezien dier leerpunten, ja, die nu en dan het recht betwistten, om ze van den anderen kant te bezien op gereformeerd terrein en als gereformeerden, dus geljjk Go- maris, Comrie enz. dat deden. Dat deden Gomaris, Comrie en die met hen meegingen, zonder er tegen op te komen, wan neer van een andere zjjde de dingen in geschil werden bezien, meer nog, zjj zelven deden dat ook wel, zooals wjj van Gomaris, die de infra- lapsarische voorstelling mee onderteekende en van Comrie, inzake de rechtvaardiging in den tjjd, hebben aangetoond. De Synode te Utrecht deed insgelijks, ze nam ook het standpunt van verzoening in. Zjj toonde niet te gelooven dat er wezenljjk ver schil was, bezag de dingen in hare „verkla ringen' ook van beide zjjden, hield zich onze gereformeerde belijdenisschriften en maande zaehteljjk tegen het geven van alle eenzijdige voorstellingen. „Wat de onmiddelvjke wedergeboorte aangaat* met de bespreking waarvan wjj laatstelijk bezig waren, luidt het verder „spreekt 'de Synode uit, dat deze uitdrukking in goeden zin gebruikt kan worden, in zooverre onze Kerken steeds tegenover de Lutherscbe en Roomsche Kerk hebben beleden, dat de wedergeboorte niet geschiedt door het Woord of de Sacra menten als zoodanig maar door de almachtige en wederbarende werking des Heiligen Geestes dat deze wederbarende werking des Heiligen Geestes echter niet in dien zin mag losgemaakt worden van de prediking des Woords, alsof beide van elkaar gescheiden zouden zjjn want al leert onze Belijdenis, dat wjj aangaande de zaligheid onzer jong gestorven kinderen niet te twijfelen hebben, alhoewel ze de prediking des Evangelies niet hebben gehoord, en voorts aangaande de wjjze, waarop deze wedergeboorte bjj deze en andere kinderen geschiedt, nergens in onze Belijdenisschriften uitspraak wordt ge- zjj, aanbiddende Hem die op den zetel zit, en het Lam dat geslacht is om hunne zonden, en hen Gode gekocht heeft met zijn bloedZoo klimt hun geluk ten topzoo blinken zjj als hemelzonnen, en aanschouwen, in het vol ge not van zaligheid, dien Jezus, van aangezicht tot aangezicht, wiens Naam hun ten balsem was geweest in alle de moeiten en ellenden van het stoffelijk leven. O zalig scheiden uit het dal van ellende! O zalig inwonen bjj GódZalig einde des levens Zalig aanlanden in Kanaan gelukkig genot van eene nooit eindigende zaligheid Komt, zielendie behouden wilt wezen, jaagt deze zaligheid na. Miskent uwen Jezas en minacht zijn Evangelie niet, en sluiten wjj onze bespiegelingen met het volgende gebed: Lieve Jezus, in dit leven Onze balsem, God’ljjk goed, Wil ons toch genezing geven Van het diep gewond gemoed; Zend ons minnelijk van boven Uwen Geest, ons toegezeid; Om eens vlek’loos U te loven In de juichende eeuwigheid Laat ons zoo als deelgenooten Van uw zalving, al te zaam ’t Heilgoed smaken, opgesloten In uw eeuwig schoonen Naam! Amen! Kom toch Jezus Toen ik nog niet aan het einde gekomen was van de behandeling der „leergeschillen' werd ik door krankheid genoodzaakt haar te staken. En toen de arbeid mocht worden hervat, werd niet aanstonds met de behandeling er van voortgegaan, omreden het vragen van subsidie aan den Staat, door de Kerken, voor de Kerken (hetzjj dan rechtstreeks of indirect) aan de orde was gekomen, en omdat de Zeeuwsche Kerken de bjjna veertig jaren, die ik met haar leven, werken en voor haar vaak optreden mocht, zich steeds eendrachtelijk en met al wat in haar was, zoodanige aanvrage afgekeurd, bestreden en van de hand gewezen hebben, meende ik allereerst de aandacht op deze aanvrage te moeten vestigen. Na de Vereeniging in 1869 had die afkeu ring plaats en na de Vereeniging in 1892 was van eene zoodanige aanvrage evenmin ooit sprake. Het Gymnasium te Kampen waarvoor, na de aanneming van de wet op het Hooger On derwijs, ingediend door het vorige Ministerie, subsidie kon verkregen worden en dat aan de Theol. School „verbonden* is en van de Kerken uitgaat, deed de aanvrage van subsidie, door de Kerken, weer aan de orde komen en eene zaak van geschil worden. Eene zaak van geschil werd ze vooral, toen uit het laatste Curatoren-verslag was gebleken, dat de Curatoren van de Kerken der Theol. School tot aanvrage er van hadden besloten, en Prof. Lindeboom aanteekening had verzocht, dat dit tegen zjjn advies was. De Redacteur van De Heraut, Dr. H. H. Kuyper, keurde, toen bekend was dat tot deze aanvrage het be sluit was genomen, dit, op grond van meer dan eene reden, af, en dat nu meende ik ook te moeten doen, en wel met het oog op ons ver leden en op gronden aan de Heilige Schrift ontleend en op grond van de gevaren die drei gen bjj den voortschrijdende afval onzer tijden. In de tweede plaats is de overgeblevene be handeling der „leergeschillen' nog niet voort gezet, omdat ik door de weken van pjjnljjk gedwongen rust uit de onderwerpen eenigszins was uitgeraakten wanneer het de begeerte en het doel bjj en van den arbeid is, weg- en op deelgenooten aan den dood van uwen Heiland wijst hem op Golgotha, op uwen Jezus, die den dood en de hel zelfs gevangen genomen, en ten nutte van zjjne gunstgenooten, hem te niete gedaan heeft, die het geweld en de klem van den dood had. Gaat uwen dood man moedig tegemoetsteunt op uwen Goël, die leeft en op het stof zal staansteunt op zjjne beloften, dat Hjj u in den dood niet laten, en opwekken zal ten jongsten dage. Dat ge- op het vale doodspad tot licht zjjn, staf op welken gjj leunt in het van de schaduwen des doods. Jezus vasthoudende, met de hand des geloofs, zult gjj uwen voet aan geenen steen stooten zjjn Naam zal de heelende balsem zjjn tegen de laatste wonde, die u de flits des doods zal gevenzjjne engelen zullen u geleiden langs de onbekende paden en gewesten van de eeuwigheidde dood zal u als de wagen van Elias zjjn, met welken gjj ten Hemel ingaat en het geloof de zielenvleugel, met welken gij, als een snelgewiekte vogel, ingaat, invliegt, in het eeuwig zalig licht. O, hoe zalig zjjn dezulken, die tot hun laatste oogenblik, zich aan hunnen Heiland houden, en Hem, die leven en zaligheid in het licht stelde, volstan dig blijven omhelzen die met dezen, in dezen en op dezen zaligmakenden Naam Jezus ge- loovig ontslapen, als met dien Naam tot de eeuwigheid gebalsemd, in hunne slaapsteden ingaanO, hoe veilig zjjn zjj in engelenhan den Hoe juichend gaan zjj ten hemel binnen Hoe ootmoedig en lofzingend knielen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1907 | | pagina 2