Weekblad voor 19* de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. W. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. h 0 2 G. 8.' 1 4e Jaargang. Vrijdag 18 Januari 1907. No. 30. UIT HET Uks ruk. hts Drukkeruitgever OORD. A. JRG. VARIA. in deze ma de Heere, la totdat ik 01 stra imp mge reen ierr. terg ierr. ilder elyke e door Twee Mees- No. 7. platen laten jesche .7-20 Wie en ge- ’akket D. LITTOOIJ Az. MIDDELBURG. 70 cent. '3 cent. ABONNEMENTSPRIJS per half jaar franco per post Enkele nummers en, Met medewerking van onderscheidene Predikanten. en Ida irr. irr. ida der PRIJS DER ADVERTENTIES van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cant. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iadera regel meer 10 cent. als ’t ware hun vlucht. Zoo spoedig zult gij reeds aan ’t einde zjjn. Vrucht moet er komen, of het uithouwen gaat door. Waarvoor zou de Eigenaar van den wijngaard n langer laten staan? Onnuttelijk beslaat ge uwe plaats. Wanneer een ander die kan innemen, zal deze wellicht de verlangde vrucht voortbrengen. Doe derhalve winst met den tijd, welke u ver leend wordt, en bedenk heden wat tot uwe zaligheid gedijen kan. Ontzettend zou het zijn, indien gij weggenomen mocht worden zonder eenige vrucht gedragen te hebben. Bouma. P5 s De Bijbelvertalers hebben om bepaalde rede nen aan het woord „gemeente* de voorkeur gegeven boven het woord „kerk*, maar zij hebben nimmer onderscheid gemaakt tusschen „kerk* en „gemeente*. Laten wij daarin onze Bijbelvertalers navol gen, of men dan „kerk* of „gemeente* wil gebruiken. Wie onderscheid gaat maken, brengt zichzelf en anderen in de war. Wenscht Docent van Lingen werkelijk dat de menschen, als zjj in den Bijbel lezen van „gemeente*, dan het begrip er aan hechten, dat hij in onderscheiding van „kerk* er aan hecht Juist omdat er geen beginsel in steekt, steke men er geen beginsel in, of het is „kerk* of „gemeente*. „de Schat- ’k Beaam wat Ds. de Geus hier zegt. Docent van Lingen vermenigvuldigt met zijne ongemotiveerde, onbijbelsche onderscheiding van kerk en gemeente, dunkt mij, de moeilijk heden die zich bij de beschouwing van kerk en gemeente wel voordoen, inplaats van ze op te lossen. Door onze Statenoverzetters is het oorspronkelijke, Grieksche woord „ecclesia*, dat samengeroepenen beteekent, door „gemeente* vertaald. In samengestelden zin slechts wordt tweemaal het woord „kerk* in de Heilige Schrift aangetroffen, en wel in Mand. 19 35, waar er sprake is van Efeze als „kerckbe- waarster*, en in 19 37 waar er gesproken wordt van hen, die geen kerkroovers* zijn. Door onze ouden is het woord „kerk* in denzelfden zin als het woord „gemeente* ge bruikt. Soms in het enkelvoud, voor til de sa mengeroepenen, gelijk in Matth. 16 18, waar het luidt„Op deze Petra zal Ik mijne ge meente bouwen*, en soms in het meervoud van Paulus toch wordt in Hand. 15 41 gezegd, dat „hjj reisde, versterkende de gemeenten". Dienovereenkomstig hebben onze vaderen ge sproken, het woord kerk voor het woord ge meente, als van gelijke beteekenis bezigend, van: „Ik geloof ééne, heilige, algemeene Chris telijke Kerk*, en zij hebben ook van plaatse lijke kerken, dus ook van kerken in het meer voud menigmaal gesproken. Noch de Heilige Schrift, noch de vaderen geven de onderscheiding tusschen kerk en gemeente, door den heer Docent van Lingen aan de hand gedaan. Wjj gebruiken het woord kerk, omdat de maatschappij en de Staat op het woord gemeente beslag hebben gelegd, en daarom van gemeenteraad spreken. Met deze willekeurige onderscheiding van Docent van Lingen kan men een geheel ver keerden kant uitgaan, de objectief, bijbelsche beschouwing kan men er door verlaten en de lidmaten der Kerken, die trouw belijden en on berispelijk leven, als de Labadie, naar het sub jectieve oordeel gaan onderscheiden en behan delen. Dit nu is diep zondig en aanmatigend vooruitloopen op het werk van Christus ten jongsten dage. Dat hier tegenover staat, het onschrift matige objectiveeren, het spreken en handelen alsof de gemeenten uit enkel ware geloovigen bestaat is ook waar en niet minder verkeerd en gevaarlijk. Vóór eenigen tijd zeide iemand tot mij, dat hij gansch niet zonder bezwaar was, wanneer de zijnen steeds en uitsluitend als ware geloo vigen werden toegesproken en behandeld, de wijl ze dan dientengevolge in den waan kon den komen, (ook zonder het te weten) dat zjj ware geloovigen zijn en mitsdien bereid zjjn voor de stervensure en de eeuwigheid. Wanneer er schier nooit op wordt gewezen, dat er kaf onder het koren des dorschvloers is en dat daarom, zooals Paulus de gemeente op het harte bond, zelfonderzoek geboden is, dan is er reden voor een zoodanig bezwaar- De heer de Kam, die het scribaat op de laatstgehouden Diakonale Conferentie, gehou den te Souburg, waargenomen heeft, verzoekt ons te melden, dat hjj het verslag dier verga dering afgezonden heeft aan beide Kerkbladen. Hjj heeft zich dus tijdig van zijne taak ge kweten. Tevens voegen wij er aan toe, dat noch bjj Zuider Kerkbode noch bjj Zeeuwsch Kerkblad dit verslag is ingekomen, zoodat wjj veronder stellen moeten, dat het onderweg te loor is gegaan. De Redactie. Ds. de Geus wijst in de Friesche Kerkbode op de woorden kerk en gemeente. Het luidt: „Onze Chr. Geref. broeder, de heer Docent van Lingen schrijft in No. 6 van kamer* over „Kerk en gemeente*. Zijne gedachten vat hjj samen woorden „Terwijl in het woord „Kerk* dus meer op den voorgrond treedt de gedachte van vergaderen van wedergeborenen, zie ik in „gemeente* niet verder gegaan dan van geroepenen tot de belijdenis van het evan gelie. „Op eene vraag mjj voor eenige jaren door een theol. cand. gedaan: hoe beschouwt gij de gemeente, tot welke gij spreekt? Antwoordde ikals gedeeltelijk bestaande uit bekeerden, gedeeltelijk uit belangstel lenden, maar ook gedeeltelijk uit nog on verschilligen. Nog in die meening verkee- rende, houd ik mij aan den Bijbelschen naam „gemeente* terwijl ik arbeid en bid dat allen waarlijk, „kerk*, geloovigen, bij zonder eigendom des Heeren mogen wor den*. Wjj hebben ons wel wat verbaasd over dit woord van een man als Docent van Lingen. Wat ons aangaat, Z.H.Gel. spreke van „ge meente* en dan natuurlijk ook van „gemeente- raad“, hoewel sommigen dan eerst aan het burgerlijk bestuur van dien naam zullen den ken ook van een gemeentelijk ambt, ook al denken sommigen daarbij b.v. aan de betrek king van directeur der gemeente-reiniging ook van gemeentelijke goederen. Alleen Z.H.Gel. kome niet aandragen met den bijbelschen naam „gemeente*. Hij weet, dat wat ieder „kerk* of wat hjj „gemeente* noemt, in den Bijbel met éénzelfde woord wordt aan geduid. In het N. Testament staan geen twee woorden voor „kerk* of „gemeente*, er staat maar één woord „eccle sia*. Nu is het een quaestie van gebruik van menschen, of het „kerk* of „gemeente* zal wezen. Onze Vaderen hebben in den Statenbijbel het woord „kerk*, dat toen algemeen in ge bruik was, in den Bijbelschen tekst door „ge meente* vervangen, maar in den titel en in het Woord van de Staten-Generaal vindt gij het woord „kerk*, en in de kantteekeningen tel kens het woord „kerk*. NOG DI^^AAR. it hem ook nog dit jaar, Smem gegraven en mest gelegd zal hebben en indien hij vrucht zal voortbrengen, laat hem staan, maar indien niet, zoo zult gij hem namaals uithouwen. Luc. XIII 8, 9. Houw hem uit, zoo luidde het vonnis, dat de eigenaar over den onvruchtbaren vijgeboom velde, en waarvan de uitvoering opgedragen werd aan den hovenier. Dit vonnis was billijk, want waartoe zou hij nog langer de aarde wer keloos maken Er was geen enkele reden voor. Het moest nu maar uit zjjn met dien onvrucht baren boom, welke nergens voor deugde. Doch de man, die al zijn gaven aan den wijngaard besteedde, en alles aan wendde om hem voor treffelijk te maken, had een bezwaar om hem uit te roeien. Hij was ook aan dezen boom gehecht en het ging hem aan het hart, om hem te verwijderen. Wel kon hjj niets op het vonnis aanmerken, want hjj is ten volle overtuigd, dat zijn heer recht heeft om zoo te spreken, maar hjj wenscht toch nog een woord in het belang van den boom te spreken. Laat hem nog één jaar staan, pleit hij, en als de heer naar hem hoort, dan zal hjj nog eens beproeven, of het mogelijk is den boom tot vruchtdragen te bren gen. Hjj zal rondom den boom de aarde, welke waarschijnlijk zeer hard geworden is, losmaken, daarna zal hij er mest omheen leggen, die in de losgewoelde aarde gemakkelijk haar kracht tot de wortelen zal kunnen brengen, en wie weet, of hij deze zorgvuldige bearbeiding niet met vrucht beloont. Die taal doet ons goed. Deze tuinman meent het goed met den boom. Het uiterste wil hij beproeven. Hjj wil zich zelf niets te verwijten hebben. Wat een blijdschap zal het voor hem zjjn, wanneer de heer dit uitstel geeft, en de boom op die wijze zijne bestemming bereikt. Mocht echter ook deze arbeid vruchteloos blij ken, dan is er nog niets verloren, immers, dan kan de beer nog altijd er toe overgaan om den boom te doen ontwortelen. Dit is ook weer zoo schoon. Hjj zegt niet, dan zal ik hem wel uit houwen, maar hij wil het in dit geval aan de beslissing van den eigenaar overlaten. Of de heer het gevraagde uitstel gegeven heeft, Jezus zegt het niet. De hoorders mogen daarover zelf beslissen. Wjj nemen aan, dat hij wel naar zijn beproefden tuinman geluisterd zal hebben. Maar dan rijst de vraag op, hoe is het met den boom gegaan. Heeft hjj nog vrucht gedragen en zijn plaats behouden in den wjjngaard Ook het antwoord op die vraag bljjft achterwege. De schare mag er zelf over nadenken. Later zal het wel in de geschiedenis gegeven worden. De ontwikkeling van de ge beurtenissen zal het met onuitwischbare letters voor aller oog schrijven en wjj, die achter de feiten staan, weten, hoe het afgeloopen is. De wijngaardenier kreeg zijn wensch, hij besteedde er alle zorg aan, doch de boom bleef onvrucht baar en werd ter bestemder tjjd uitgehouwen. Opnieuw klinkt de klaagzang over het oude volk des verbonds Och, had naar mijn raad Zich mijn volk gedragen, Och had Israëls zaad Op mijn effen paan Ijverig willen gaan, Naar mjjn welbehagen. Israël heeft niet geluisterd. Hoe duidelijk de waarschuwing ook was, hoe ^rustig het vonnis hen ook aangekondigd werd, het heeft niet mogen baten. Zjj hebben het verleende uitstel misbruikt, en al den arbeid aan hen besteed, ijdel gemaakt. Wij kennen die droeve blad zijden, welke ons de uitvoering van het vonnis i verhalen, en wjj weten hoe geducht de Heere is geweest in de oordeelen, welke Hjj over dit volk heeft doen komen. Doch het is niet genoeg, wanneer wjj de lankmoedigheid Gods in betrekking tot Israël bewonderen, en een siddering door onze leden voelen gaan bjj het aanschouwen van de vree- seljjke straffen, welke het Joodsche volk ge troffen hebben, wjjl wjj tevens moeten verstaan, dat deze gelijkenis ook ons raakt. Gelijk Israël weleer op de erve van het Verbond onder den 1 ouden Dag heeft geleefd, zoo leven wjj op de erve van ditzelfde Verbond onder den nieuwen Dag. Ja, wat meer zegt: wjj zjjn boven dit volk bevoorrecht. Zjj wandelden bij het licht der belofte, wjj bjj dat der vervulling. De vooroor- deelen en misvattingen, welke van lieverleden bij hen ontstaan waren, kennen wjj thans niet. Welk een arbeid heeft God besteed om ons in die voorrechten te doen deelen. En hoe be antwoorden wjj er aan? Zie eens rondom u en wat aanschouwt gjj De lichtzinnigheid neemt I toe. Hoevelen zjjn er in onze omgeving, die in ’t geheel niet meer letten op het woord des Heeren. Let alleen maar om dit te verstaan, hoe het gaat op den Sabbath, die hoe langer zoo meer een dag van uitgaan wordt. Naar plaatsen, waar het vleesch zjjn overwinning** gen viert, stroomen de menschenoveral zjjn de tenten der ijdelheid vol. Genieten is het wachtwoord van dezen tijd, en er wordt niet onderzocht, of dit ook ingaat tegen de bevelen des Heeren. Velen zijn er zelfs, die van een regel des levens niets meer weten. In onkunde groeit een geslacht op, dat geen teugel kent, en niets meer voelt voor de' inzettingen Gods. Nog spaart de Heere, maar aan die lankmoe digheid zal eens een einde komen. Het zou echter verkeerd zjjn, indien gjj slechts lettet op die groote menigte, welke zich al verder verwijdert van den Sprinkader des levens, op u zelf moet gij toezien, want ieder zal zjjn eigen pak dragen. Wanneer gjj tegenwoordig langs de singels gaat, kan uw oog onderscheiden boomen zien, die gemerkt zjjn. Daaruit weet ge, dat zjj weldra omge houwen zullen worden, en geen jaar meer staan zullen. Zoo zjjn er ook vele menschen, die aangewezen zjjn om dit jaar weggenomen te worden, maar gjj kunt dat nog niet aan hen zien. Onder hen zoudt gjj zelf kunnen behooren, en dan zult gjj het einde van dit jaar niet bereiken. Spoedig schrijven zjj dan uw naam op de Ijjst der dooden en hoe zal het dan met u zijn Groeide en rijpte aan den boom van uw leven eenige vrucht, welke tot in eeuwigheid zal bljjven Heeft de lankmoe digheid uws Gods u tot waarachtige bekeering geleid Hebt gjj reeds de vergeving uwer zon den met ernst gezocht? Is het u waarljjk er om te doen om de verdiende straf te ontgaan en weder tot genade te komen Wanneer ge op deze vragen antwoorden moet, dat het er nog maar treurig bjj u uitziet, dan moogt gjj u wel haasten om uws levens wil, want de Rechter staat voor de deur. Schud toch eens de zorgeloosheid van u en doe uwe oogen ein delijk eens open voor het gevaar, dat met elke schrede nadert. Nog dit jaar. Dit kan ook op u van toe passing zjjn. Zonder een pleitbezorger zoudt ge zelfs dit jaar niet meer hebben. Houd er rekening mede. Waardeer de gelegenheid, u geboden om vrucht te dragen. Het verleende uitstel beoogt dit. Stel Hem, die nog eens voor u in de bres sprong, die opnieuw en met veel zorg aan u arbeidt, die allerlei beletselen met eigen hand wegneemt, niet teleur. Stel het niet langer uit. Eén jaar is zoo spoedig om. De dagen volgen elkander onophoudelijk. De uren houden een wedloop. Steeds sneller gaat Zesuwscli ie erkblad ITT. i. L v

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1907 | | pagina 1