m.
R
I
II
Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ.
H
w
1
4e Jaargang.
Vrijdag 11 Januari 1907.
No. 29.
ien
1D
)0P
Drukkeruitgever
4 1
UIT HET WOORD.
DE PROFEET AMDS.
y I
A.
SCHRIFTBESCHOUWING.
-
70 cent.
3 cent.
abas,
iterd-
i,on-
en
op
1 en
;ken,
NG
I.
aken
leida
a.
MTt.
eert,
leida
een.
■een.
Iflfers
ilaar
100.
aden.
kstra
lamp
onge
Veen
en.
jeerr.
Berg
.eerr.
ulder
D. LITTOOIJ Az.
MIDDEL BURG.
PRIJS DER AD VERTENTIEN
van 1—5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
1
1 H
O
m
P5
pa
e
m
pa
HET SCHRIKKELIJKE VONNIS.
Houw hem uit, waarom beslaat hij
ook onnuttelijk de aarde
Luc. XIII 7b.
Kanaan was een goed land, waar de planten
gemakkeljjk groeiden. Allerlei kostelijke hoo
rnen werden er gevonden. De eikebossehen van
Mamre zpn bekend uit Abrahams tijd. Op de
hoogten van het Libanongebergte groeiden de
slanke en zeer gezochte ceders. In de omstre
ken van Jericho waren de palmen, die een
groote waarde hadden. Aan heerlijke olijfboo-
men was het rijk. Wijnstokken, welke zware
trossen druiven droegen, waren er in overvloed.
Bij elke woning, zelfs bij de geringste, tierde
de wijnstok en de vijgeboom, zoodat ieder on
der de schaduw er van kon neerzitten.
Een zeker man, zoo verhaalde Jezus, had
een vijgeboom geplant in zijn wijngaard. Met
zorg was de plek uitgekozen, waar de vijge
boom geplant werd en billijk kon de eigenaar
verwachten, dat hij vruchten dragen zou. Wan
neer en door wien hij daar geplant was, wordt
er niet bijgezegd. Voor het dod, dat de Hei
land met deze gelijkenis beoogde, was het ook
niet noodig. Drie jaren achter elkander kwam
de bezitter bij den boom, bezag hem nauw
keurig, onderzocht hem van tak tot tak, maar
vrucht vond hij niet. Teleurgesteld ging bij
telkens weer weg, eerst denkend, dat hij ’t
volgend jaar wel aan de verwachting zou be
antwoorden. Doch nu was hy het moe gewor
den en gelastte daarom den wijngaardenier om
den boom uit te houwen. Hij kon en wilde
niet langer dulden, dat de boom aldoor de
sappen uit den vruchtbaren bodem zoog zonder
er iets voor in de plaats te geven. Dat mocht
zoo niet langer. Hij maakte de aarde slechts
werkeloos. Daarvoor stond hjj er niet. Alle zorg
was er aan besteed, opdat hjj vrucht zou geven.
Maar alle arbeid aan hem ten koste gelegd,
was vruchteloos geweest. Zijn vonnis is geveld,
hij moet er maar met wortel en tak uit.
Vaak gebeurt het, dat de uitleggers niet
eenstemmig zijn in hunne verklaring van deze
of gene gelijkenis, en daarom is het wel op
merkelijk, dat hier haast geen verschil van
gevoelen bestaat. Allen erkennen, dat Jezus
door deze gelijkenis het oog van de schare
gevestigd heeft op het Joodsche volk van zijne
dagen. Wie enkel op het uiterlijke zag, zou
gedacht hebben, dat Israel destijds uitmuntte
in geloofsgehoorzaamheid aan ’s Heeren wetten.
Welk een grootsch gezicht leverde het op, als
het gansche volk in al zijn rangen en standen
bij gelegenheid van de hooge feesten naar Je
ruzalem kwam om de offeranden te brengen
op Jehovah’s altaren. Ofschoon velen ver ver
wijderd woonden van Kanaans grenzen, toch
getroostten zij zich de moéite om op den be
paalden tijd op te trekken naar de heilige stad.
Neigde het volk in vroegere eeuwen altijd weer
naar de afgoderij der heidenen, thans werd er
geen beeld meer op de erve van het verbond
gevonden. Zelfs de Israëlieten, die onder
de heidenen dagelijks verkeerden, hielden zich
verre van alle besmetting, en maakten inte
gendeel velen uit de volken opmerkzaam op
den dienst van den eenigen, waren God. Overal
hielden zjj de wet en de profeten in hooge
eere, overal gedachten zij aan de wonderen,
die de Heere van ouds af gedaan had. Hoe
stipt waren zjj in de naleving van hunne in
zettingen, en welk een ijver hadden zij voor al
hunne instellingen. Schier allen zagen met
vurige begeerte uit naar de vervulling van al
de beloften en reikhalzend was het verlangen
naar de komst van den Messias. Inderdaad het
scheen, dat het volk des Heeren nooit trouwer
geweest was dan nu.
1
Amos 1 13—15.
Een andere boosheid van Edom is: dat zijn
toorn eeuwiglijk verscheurt en hij zijne verbolgen
heid altoos behoudt. De vergelijking is ontleend
aan den aard der wilde dieren. Nimmer wordt
hun roofzucht verzadigd, altoos weer ontwaakt
de leeuw in den nacht om uit te gaan op roof.
Hij doet dit niet alleen als gjj hem kwelt, maar
altoos tengevolge van zijn leeuwenaard. Dat is
ook Edoms zonde. Het is Israël aangevallen
uit kracht van innerlijke vijandschap. En daarom
bewaart het altoos zijne verbolgenheid. Ware
deze ontstaan door onrechtvaardige handeling
van Israël, de mogelijkheid bestond dat deze
haat werd weggenomen. Nu daarentegen is er
eene onuitroeibare verbolgenheid die de scheids
lijn trekt tusschen Jaeob en Ezau, tusschen
Israël en Edom en alle eeuwen door tusschen
de kinderen der duisternis en de kinderen des
lichts.
Degeslagen vijandschap ontvangt straf. Daarom
zal ik een vuur zenden in Theman, dat zal
de paleizen van Bozra verteren. De moeilijkheid
ligt hier in de eigennamen. Er wordt gespro
ken over een vuur in Theman, en over de pa
leizen in Bozra. Er is geen sprake van den
muur van Theman. Dit komt zeer goed over
een met wat wjj elders van Theman lezen b.v.
Jer. 49 7Ob.9 en Hab. 3 3 waar het
gebruikt wordt als synoniem met Edom. Naar
het getuigenis van Hieronymus is het het Zui
delijk gedeelte van het land der Edomieten.
Dit wordt bevestigd door de uitdrukking „van
Teman of tot Dedan toe” Ez. 2513 waardoor
de grenzen van ’t land der Edomieten wordt
aangegeven.
Bozra is de hoofdstad en mag niet verwisseld
worden met een stad van dien naam in Hauran.
Op welke wijze dit gericht is uitgevoerd, bleef
ons onbekend. Wij kunnen slechts vragen, de
uitslag weten wjj niet.
Thans gaat de profeet over op Ammon. Welk
volk is dit
Hun oorsprong namen zjj uit Lot. Nauw
zjjn zp verwant met Moab. Abram bracht zjjn
neef mede naar Kanaan en was voor hem tot
een vader. En zoo is ’t alsof Abraham stam
vader is zoowel van de Ammonieten als van
de Israëlieten. Maar hoe loopt hunne geschie
denis uiteenZp zpn van gemeenschappelpken
oorsprong, maar de wet weigert hun den toe
gang tot Israëls samenkomst. Deut. 23 3.
Moloch, god van Ammon, zoowel als Kamos
van Moab is een menschenverslindende vuur
god, en tot aanbidding van deze góden toont
Israël zich dikwpls geneigd.
Deze naties woonden te samen ten Oosten
van den Jordaan, tusschen den Arnon en den
Jabbok, vanwaar de oorspronkelijke bewoners,
nl. de Zamzummim door de Ammonieten en
de Emim door de Moabieten waren verdreven.
Deut. 2 10 en 1921. Daarna werden zp
van elkander gescheiden door de Amorieten,
die tusschen hen zich indrongen, Moab ver
dreven naar het Zuiden over den Arnon en
Ammon naar het Oosten en Noorden over den
Jabbok, terwijl zp zelf een rjjk stichtten in
hun oorspronkelijk gebied. Num. 21 26 v. v.
Tpdens den uittocht roeiden de Hebreën de
Ammonieten niet uit, ofschoon zjj de Amorie
ten bestreden. Maar nu eens alleen (Richt.
10 7) dan weer in bond met Moab (Richt.
3 18) eischten zp het land op dat Israël van
de Amorieten genomen bad. De strpd werd ge
voerd aan beide zjjden van den Jordaan. Als
zp door Jeftha overwonnen zpn, verschijnen zp
weder in Saul’s dagen onder Nahas, hun koning
(I Sam. 11 en 14 57.) Onder David leven zp
korten tpd als vrienden van Israël (2 Sam. 10
2), maar later ontwaakt weder de oude vijand
schap en zp worden door hem met wreedheid
behandeld bp de inneming van Rabba (2 Sam.
12 2631). Na dezen tpd nemen zp geen be-
teekenisvolle plaats meer in maar worden ver
meld als verslagen door Josafat (2 Kron. 20),
als schatplichtig aan Uzzia (2 Kron. 26 8) en
Jotham (2 Kron. 27 5.) Ten tpde van Amos
waren zp waarschijnlijk weder onafhankelijk.
Nu wij dit volk eenigszins kennen, vragen
wjj naar hunne misdaad, aldus bekend gemaakt:
omdat zij de zwangere vrouwen hebben openge
sneden om hunne landpalen te verwijden. Joodsche
uitleggers wilden vertalen „omdat zjj de bergen
van Gilead doorgebroken hebben.” Het scheen
hun ongerijmd hoe er verband kon zpn tusschen
zulk een gruwel en ’t uitzetten der grenzen.
Taalkundig onjuist en voor ’t verband onnoodig
achten wjj zulk geknutsel. Zulk eene wreede
handeling was in die dagen niet vreemd. (2 Kon.
8 12Hoz. 14 1). De profeet wil er mede
aanduiden, dat zjj geen soort van wreedheid
ongebruikt hebben* gelaten, evenmin als zjj
ook maar één soort van menschen ontzagen.
Aan mannen en vrouwen, en kinderen, aan
gezonden en kranken, ja aan zwangere vrou
wen zelfs, die allereerst recht hebben op ont
ferming, hebben zjj hun moedwil gekoeld.
Ook nu weer is ééne zonde van de velen
genoemd. Men kan nu verder vermoeden hoe
wreed zp gewoed hebben en met wat onmen-
scheljjke kwellingen hun optreden gepaard ging.
Wanneer dit vreeseljjk kwaad geschied zjj,
wordt niet gezegd. Liefst denken wjj aan den
tjjd van Nahas den Ammoniet (I Sam. 11) of aan
een anderen tpd, waarin zjj met de Syriërs in
bondgenootschap optraden (2 Kon. 8 13, 10
32). Zjj deden het niet uit hooge noodzake
lijkheid, maar uit enkel veroveringszucht, om
hunne grenzen te verwijden. Dat verzwaart hun
oordeel. De Heere zal een vuur aansteken in den
muur van Rabba. De straf treft de hoofdstad
des rpks, gewoonlpk Rabba der kinderen Am
mons genoemd. Zp was gelegen aan den Jabbok
ongeveer 25 mjjlen ten N. O. van de doode Zee.
Dit is de eenige stad van eenig gewicht die
vermeld wordt, ofschoon Jeftha wel twintig
steden innam. Blijkens het vervolg zal het vuur
van den oorlog bedoeld zpn. Want de strpd zal
geschieden met krijgsgeschreeuw, niet alleen
gejuich, over de overwinning, maar ook geklag
over den nederlaag. Want het woord door ge-
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
I
I
VIII.
Alzoo zegt de Heere Om drie overtredin
gen der kinderen Ammons, en om vier
zal Ik dat niet afwenden, omdat zjj de
zwangere vrouwen van Gilead hebben
opengesneden, om hunne landpale te
verwjjden.
Daarom zal Ik een vuur aansteken in den
muur van Rabba, dat zal hare paleizen
verteren, met een gejuich ten dage des
strpds, met een onweder ten dage des
wervel winds.
En hunlieder koning zal gaan in gevangenis,
hp en zijne vorsten te zamen, zegt de
Heere.
ren voorraadschuren. Misschien hadt ge een
moeder die voor u pleitte op ’s Heeren belofte,
een vader, die u van de prille jeugd den eeni
gen Naam wees, die onder den hemel gegeven
is, door welke gjj alleen zalig worden kunt,
een onderwijzer, die u onderwees naar den
eisch van den weg, een leeraar, die voor u
bad, en niettegenstaande al deze voorrechten,
nog geen vrucht. Hoor het ontzaglijke vonnis,
dat Jezus u aankondigt en wend u tot Hem,
die u nog redden en tot vruchtdragen
brengen kan, opdat gjj niet langer uw plaats
onnuttelpk inneemt. Bouma.
Zoo scheen het, maar zoo was het niet. Jezus,
die niet van noode had, dat iemand getuigenis
aflegde van eenig mensch, wjjl Hjj zelf eiken
mensch kende en doorzag, liet zich dan ook
door die gedaante van godzaligheid niet mis
leiden Hjj beschouwde dit volk zooals het was.
Voor Hem was het geljjk aan den vjjgeboom,
die geplant was in den wijngaard, in een goede
en vruchtbare aarde, maar die geen vrucht
voortbrengt. Jaar op jaar was de Eigenaar ge
komen en nauwkeurig had Hp er op gelet, of
dit volk vruchten voortbracht, die des geloofs
en der bekeering waardig waren, doch Hjj had
ze niet gevonden. Zou Hjj nu dit volk, dat een
uitgezóchte plaats innam, ongemoeid laten
Zou Hij zich op den duur vergenoegen met
uitwendige vormen Neen, dat zou Hjj niet.
Het vonnis aver dit volk was geveld, en dit
vonnis vertolkte de groote Profeet, die machtig
was in woordteli en in daden, duidelijk en hel
der voor het fox van het gansche volk. Zpne
taak was het om deze schrikkelijke boodschap
over te brengen, en zoo bekrachtigde Hjj het
woord van zjjn wegbereider Johannes, die ge
zegd hadDe bjjl is alreede aan den wortel
der boomen gelegdalle boom dan, die geen
vrucht voortbrengt wordt uitgehouwen en in
’t vuur geworpen. Israel moet het weten en
verstaan, dat zpn God zich niet vergenoegen laat
met de uiterljjke hulde, welke het Hem bood,
en dat het van al zjjn voorrechten zou worden
beroofd. Hjj zag het vreeselijk oordeel, dat
weldra voltrokken zou worden, indien het volk
voortging op den weg, waarlangs het thans
zoo zorgeloos wandelde, wpl het in de meening
verkeerde, dat zjjn zaak buitengewoon goed bp
den Heere stond.
Doch al moge het waar zpn, dat Jezus deze
gelijkenis gehouden heeft met het oog op Israel,
wjj mogen aanneraen, dat zp ook ons nog wel
iets te zeggen heeft. Velen zjjn er onder ons
volk, die gebroken hebben met God en Zjjn
woord, en zich niet bekommeren over de in
zettingen en rechten, welke de Heere aan ons
gegeven heeft. Er is ook een groote menigte
echter, welke nog vasthoudt aan het getuige
nis van de profeten en de apostelen. Niet graag
zoudt gjj gerekend willen worden tot den raad
der spotters. En dit is goed. Beschouw het als
een voorrecht dat gjj nog altjjd in het woord
des Heeren de lampe voor uwen voet en het
licht op uw pad eert, en dat gij nog altjjd den
arbeid, welke God aan u ten koste legt, waar
deert. Doch spiegel u aan het oude Israel en
versta, dat er iets meer van u verlangd wordt
dan een instemming met de belijdenis der kerk,
dan een uitwendigen wandel in de wegen des
Heeren, dan een opgaan naar Zpne voorhoven.
Alle deze dingen zjjn niet verkeerd, maar zp
zjjn niet genoeg. Er is meer noodig. Met het
uitwendige kunt gjj niet volstaan, met eene
gedaante der godzaligheid komt gij er niet.
Waarachtige verootmoediging voor ’s Heeren
aangezicht, een verbrijzeld en een verslagen
geest zoekt Hp, die de nieren proeft bp u. Hoe
vaak heeft Hp reeds bjj u gestaan, hoe dik
werf heeft Hjj reeds deze vruchten bp u ge
zocht, hoe dikwijls heeft Hjj uw leven reeds
met aandacht beschouwd en heeft Hjj gevonden
wat Hjj bjj u zocht? Wat oordeelt gjj zelf?
Hebt ge daar reeds bjj stilgestaan en u er
ernstig rekenschap van gegeven.
Als ge tot dusver nog geljjk zjjt aan den
onvruchtbaren vpgeboom, dan moogt ge er niet
op rekenen, dat Hjj u zal laten staan op uwe
plaats. Neen, wie weet, of niet reeds uit Zjjn
mond het woord is gegaanHouw hem uit
waartoe beslaat hjj onnuttelpk de aarde? Zou
dit niet schrikkelijk wezen Zoolang reeds hebt
gp gestaan in Zpn wijngaard, zooveel moeite
is reeds aan u besteed en nog geen enkele
vrucht, welke gedragen kan worden in ’s Hee-
1
e
ding
ale’s
ÖO
Zeeuwsch Kerkblad