r Vi KERK, BELIJDENIS, ZENDING. fl UIT HET LEVEN. I’’ ■J '4 Ter gedachtenis. Bij den overgang. Philippus’ Premie. kring l we kri en de OVl do, ge: en H( nii Al dit no on III. Overwogen hebbende dat, volgens Ge reformeerde opvatting, het karakteristieke van he en ko Ds bü eei Ke syi hei koi dat dei vei kot en het 1 gel Hü riet I ove aai kot ma we we uw VOI opt voc Gü’ hot wit zo« ter 5 of laz< het er dat jan klii En mij stei bei die is gev I Er aar sne tijd I her het ver hei mii in hae I noj hee par dig de elk 1 gel «ijr nie OP eer in kei in ste om uit gei dei Da het vei en lief van dit betoog Het nieuwe jaar is pas begonnen, doch wjj hooren alreeds, dat deze en gene heengegaan is. De oudste onzer predikanten in deze pro vincie werd ook weggenomen. Velen hebben den WelEerw. Heer Ds. J. de Koning van Krab- bendijke gekend en allen hielden van hem. Dat kwam, omdat hü een persoonlükheid was. Wü zien hem nog. Welk een stevig gebouwd lichaam had hü. Uit züne oogen straalde u tegen de vastheid en de oprechtheid van zün karakter. Tot op zün hoogen ouderdom bleef hem bü belangstelling in de zaak van het koninkrük der hemelen. Hü had zün eigen van instelling van zelf standige suppletiefondsen, die niet kerkelük zÜ’n, kunnen wü ons van ganseher harte ver- eenigen. Wü meenen, dat hier de zuivere op lossing gevonden is, om eenerzüds zeer zeker te helpen, maar anderzijds ook op de wü’ze, waarop zulks behoort. Zoo is de wereld dan weer een jaar ouder, en een jaar dichter bü haar einde en haar oordeel. Zjj heeft een aanvang gehad, maar haar is ook een eindpaal gesteld, en dien eind paal nadert zü met een even snellen als vasten tred. Wanneer dat einde wezen zal, weet niemand dan de Vader, en behalve de Vader ook bet Lam, dat waardig geacht werd het Boek met de zeven zegelen te openen, de gekruisigde en verheerlükte Christus, wien alle macht gegeven is in hemel en op aarde, door wien ook de Vader de wereld regeert. Wij weten den dag en de ure niet, waarop de Zoon zal komen om gericht te houden, en een iegelük te vergelden naar zün werk zal zün geweest, en daarna een nieuwen hemel en nieuwe aarde te scheppen, waar in tegenstelling met deze oude wereld vol onrecht, gerechtig' heid, ongeschonden en onschendbare gerechtig- Als tegenwoordig een boek verschünt, wordt het in verschillende bladen aangekondigd en menigmaal beoordeeld. Thans echter is een boek de wereld ingezonden, dat in geen enkel blad besproken is. Dan zal het ook wel on verkocht blüven, denkt ge, en toch oordeelt ge verkeerd. Al de exemplaren, welke ervan gedrukt zün, hebben reeds hun weg gevonden. Dat ik er enkele woorden aan wüd, is dan ook niet om het aan te bevelen, maar ik doe het uit waardeering van den arbeid, welken de schrüver er aan besteed heeft. Het Boek der Richteren, voor de gemeente verklaard door Ds. Hoek, en uitgegeven door het Trak taatgenootschap „Filippus*, is het werk, waarop ik het oog heb. De lezers van ons Kerkblad kunnen er een groot deel van gele zen hebben, want een lange reeks van artike len heeft er in gestaan. Sommigen hebben ze met veel genoegen nagegaan, wat mü deze week nog is gebleken, door de mededeeling van een abonné. Dit verwondert mü dan ook niet, want dominé Hoek verstaat de kunst om zeer duidelük zü’ne gedachten te zeggen, fljj verklaart den zin van elk gedeelte zeer kort en klaar. Ieder, die züne kennis van dit boek, dat „van zonde en genade* handelt, wil ver meerderen, is daartoe in de gelegenheid. Philippus gaf het als premie bü zün scheur kalender, die algemeen bekend en zeer gezocht is, zoodat de liefhebbers eene verklaring vau 483 bladzüden voor weinig geld ontvangen, en wü vertrouwen, dat menigeen met ons Ds. Hoek voor dezen arbeid zal danken. Ons volk heeft behoefte aan zulke lectuur, want het recht verstaan van het woord des Heeren moet ons allen ter harte gaan. Nu ik toch eenmaal aan het schrüven ben over deze zaak, kan ik ook wel mededeelen, dat de kalender van Philippus weer gunst gevonden heeft in het oog der menschen. Ditmaal was de oplage gestegen tot een getal van drie en dertig duizend exemplaren en nog waren er te weinig. Reeds lang voor het einde van ’t jaar was de geheele oplage besteld. De vereeniging heeft dan ook alle reden om tevreden te zün. Maar het moet ook gezegd, dat het bestuur zich beüvert om goede waar te leveren. De Heere zegene ook dit jaar voor menig hart het goede woord, dat de kalender in zoovele woningen eiken dag brengt. Böuxa. hoofdredacteur van het Diaconaal Correspon dentieblad, heeft in het Octobernummer van 1905, breedvoerig en principieel heel deze zaak behandeld, en de navolgende oplossing aan de hand gedaan. Z.Hooggel. schrüft „De zaak der suppletie moet door particu lieren worden behartigd. En dan dient aller eerst op den voorgrond te staan, dat het sup- pleeren is: een tüdelük voorschot geven aan hen, die niet ten volle het schoolgeld kunnen betalen. Ik stel het mü namelijk zoo voor, dat iemand, zoolang hü de opvoeding zijner kin deren, hun kleeding, voeding en onderwijs, zoo geheel voor zün rekening heeft, niet het volle het diaconaat ligt in de kerkelijke verzorging der armen, en gezien hebbende, dat Gods Woord wettige grenzen aanwüst voor de be moeiing der diaconie, staan wü thans voor de vraag valt het schoolgeld van hulpbehoevende ouders, ten bate hunner schoolgaande kinderen, binnen of buiten die grenzen Nu staat één ding vast. Zulke ouders moeten geholpen worden. En schrikljjk zou het zün voor elk christenmenseb, als zün gierigheid of onverschill gheid oorzaak zouden zün, dat de arme, die de christelüke school voor züne kin deren begeerde, gedwongen zou worden, plaats voor züne kinderen te zoeken in de openbare school, door Groen van Prinsterer een secte- school van den anti-christ genoemd. Maar de vraag, of het de roeping der diaconie is, daar voor te zorgen, meen ik ontkennend te moeten beantwoorden. Het wil mü voorkomen, dat het verleenen van suppletie van schoolgeld niet behoort tot het terrein van kerkelijke barm hartigheid. Het gaat in dit geval niet om barmhartig heid te bewjjzen aan ellendigen, die niet in hun nooddruft kunnen voorzien, maar om het betalen van schoolgeld. De diaconie komt tot de armen met de aalmoes, welke wel voor voed sel en deksel gegeven wordt, maar niet voor het laten schoolgaan der kinderen. Een aal moes wordt gegeven om te laten leven, om te voeden, maar niet voor het opvoeden en laten leeren. Is er hulp voor schoolgeld noodig, dan dient daarvoor gezorgd te worden door eene andere organisatie en op andere w z e. De diaconie ziet hare roeping begrensd door de zorg voor het levensonderhoud der armen. De school is geen zaak van het instituut der kerk, wel van de gekerstende maatschappü, van de christelüke levenskring. Uit die levenskring en maatschappü moet de hulp komen voor de be hoefte op haar gebied, in dit geval de school. Kerk en school zün twee stoelen op eigen wortel, leven op eigen territoir, en het is niet wenschelük, dat deze grenzen van kerk en school door de diaconie verflauwd worden. De vraag was niet, of het ongeoorloofd is, dat de diaconie het schoolgeld geeft, of zü eene zonde doet, büaldien zü suppletie verschaft. Zü luidde: of eene diaconie het moet doen, niet of zü het mag doen. Wie zou in zulke gevallen aan het mogen een grens willen stel len Als de kas goed gevuld is, en door vele uitgaven niet geledigd wordtals de vloed van~ het geven niet gevolgd wordt door de ebbe van het vragenals de springvloed van wel dadigheid de kas zoo vult, dat de bodem niet is te peilen, wie zou dan de grenzen voor mild dadigheid, weldadigheid en barmhartigheid kunnen en willen aangevenwaar de verma ning er ligt om wel te doen aan alle menschen. Maar de vraag kwam ter tafel, omdat de werkelüke toestand van verreweg de meeste gemeenten zóó is, dat de diakenen het zich afvragen, of zü de gemeente niet bezwaren, en de gave, die ze brengen, niet gaarne als „genoegzame hulpe* zouden willen posten in het boek der consciëntie. En als het zoo is, dan ja, moet de diaconie staan naar wettige en schriftuurlüke beperking harer uitgaven, en dan nog mag ze zich geen weelde, ook niet de weelde der milddadigheid veroorloven. Het kan geen roeping en plicht zün voor de diaconie, die behoort bü het instituut der kerk, om suppletie-gelden voor de school te geven, want wie zou, als hü een vader aan schoolgeld voor zü’ne kinderen helpt, die gave een aalmoes willen genoemd hebben. Onge- twüfeld, eene diaconie mag het doen, als zü in weelde zich baden kan, en over schatten te beschikken heeft, maar ze mag het niet doen, als die uitgave haar er toe verleiden zou, om te kort te schieten in haar eigen kerkelijke roeping. Bü dit negatief resultaat mag het niet blü ven. Niemand uwer zou daar bevrediging in vinden. Wü wezen er dan ook op, dat wel hulpe geboden moet worden, maar op andere w z e en door eene andere organ i- s a t i e. De diaconie is onderdeel van het instituut der kerk, de school komt op uit de christelüke maatschappij. De hulpe voor de school zelve, en de hulpe voor de armen der school (niet voor de armen der kerkmoet dus in die maatschappü, in den christelüken levenskring gezocht en gevonden worden. De christelüke school kan niet gratis onder- wüs geven. Het schoolbestuur heeft den grond te koopen, den architect en de bouwlieden te betalen, den schoolmeester het tractement uit te keeren. Al komt er subsidie van het Rü'k, de vele uitgaven der school gedoogen niet, zonder schoolgeld leerlingen aan te nemen. Hoe moeten de „armen der school* geholpen worden Prof. Biesterveld, de zeer verdienstelüke blik op de dingen, en voor züne overtuiging durfde hü steeds uitkomen. Hü sprak, zooals hü dacht: eenvoudig en helder. Van alle franje was hü wars. Er was niets gekunsteld aan hem. Op den preekstoel, in de catecheseer- kamer, op vergaderingen, in den huiselyken en op de straat alty’d was hü dezelfde. Lang heeft hü mogen arbeiden in den wijn gaard des Heeren, en het was zün lust de deugden te verkondigen van Hem, die hem uit de duisternis geroepen heeft tot Zün won dervol licht. Waarlük hü heeft een goede reuke Christi verspreid. Vriend en vüand zullen met achting over hem spreken en züne gedachtenis zal tot zegening zün. Hü was in de voorhoven des Heeren geplant en daarom bleef hü tot in zü’n ouderdom vruchten dragen. Aan den ouden Simeon deed hü ons denken en nu is hü heengegaan in vrede, wül ook de oogen en de armen zü’ns geloofs de zaligheid Gods gezien en omhelsd hadden. Voor züne kinderen, die hem omringden en zün leven veraangenaamden en voor een breeden kring is zün sterven een verlies, maar niemand hun ner zal hem misgunnen de vervulling van zün diepste begeerte. Let op den vrome en ziet naar den oprechte, want het einde van dien man zal vrede zün. Bouma. democratie, om in den blinde te helpen zonder nadeunen en zonder nader onderzoek. Die val sche democratie „wordt in Exod. 23 3 aid aangewezen„ook zult gü den gennge n et voortrekken in zün twistige zaak en in Lev 19 15 wordt de zonde om den 8erlD8® vleien terwille van de volksgunst, in een adem genoemd met het vleien van den hooge. „Gp zult het aangezicht des geringen met aanne- Wen, noch het aangezicht des grooten voor trekken*. De volksmenner, die den genngen man naar de oogen ziet, met schoone beloften paait, en streelt met gehuichelde woorden van beklag, om eigen macht te sterken en eigen invloed te vermeerderen, vindt z«n bUbelsch type in Absalom, die tot een ieder, die in ge schil lag onvoorwaardelük en zonder nader onderzoek zeide„Uw zaak is recht* om hem aldus voor zich in te nemen. Niet onduidelijk wordt in de hier aangehaalde tekstwoorden uitgesproken, dat in het „door dik en dun het opnemen voor den arme ongerechtigheid schuilt. De politieke bübedoehng maakt zulk gevlei onzedelyk. Raakt dit de kwestie in het algemeen, zeer büzonder wordt de Kerk (in hare diaconie) ver maand, alleen te eeren, die „waarlük weduwen zün (1 Tim. 5 3) opdat de kinderen, ja zelfs de kindskinderen, zouden leeren, Godzaligheid aan hun eigen huis te" oefenen en wederver gelding aan de voorouderen te doen. Dat is goed, en aangenaam voor God. De waan dat iemand die levenslang in het diaconie-zakje een gave gegeven heeft, op zün ouden dag van de diaconie wedervergelding ontvangen moet, is lünrecht tegen Gods Woord. De ouden van dagen kunnen zeer zeker aanspraak op weder vergelding doen hooren, doch niet aan de dia conie, maar aan hun kroost. De voorwerpen der diaconale barmhartigheid worden eng begrensd aangewezen „die alleen gelaten zün*, die mogen op God hopen, en hunne behoeften aan de diaconie bekend ma ken, en van haar rechtens hulp verwachten. (1 Tim. 5:5). En het doel van deze nauwkeurige beper king en begrenzing van de „kerkelüke armen zorg* wordt uitdrukkelük aangegeven, als be staande in tweeërlei„dat de gemeente met bezwaard worde, opdat zü degenen, die waar lük weduwen zün, genoegzame hulpe doen moge*. Wettige beperking van diaconale uit gaven is dus eisch van Gods Woord, zoowel ten behoeve der gemeente zélve, die met bezwaard mag worden, als ten behoeve van de waarlijk armen, opdat zü niet tekort komen. Niet alleen het kerkdijk belang wordt ge schaad, maar ook het zedelüke en sociale, als de Kerk onvoorwaardelük ingaat op alle aan vragen, en meent, nooit of te nimmer diaco nale hulp aan behoeftigen te mogen weigeren. Het verheft geenszins het zedelük leven in den familiekring, als de kinderen geen wederver gelding aan de ouders doen. Het werkt gewis het sociale kwaad in de hand, als Paulus ver maning niet betracht wordt„toen wij bp u waren, hebben wü u dit bevolen, dat, zoo iemand niet wil werken, hp ook nietete (2 Thess 3 10)- De sociale misstand is daarin gelegen, "als iemand geen werk vinden kan of als zün arbeid niet behoorlük beloond wordt. De apostel spreekt van hen, die met willen werken, en dezulken mogen niet geholpen worden, ze zün voorwerpen van tucht, met van barmhartigheid. Het huisgezin, de maat schappü en de Kerk lüden schade bfl toepas sing van den stelregelbarmhartigheid bewust aan allen, zonder oordeel des onderscheids. De voorwerpen van de kerkelüke armenzorg worden uitdrukkelük genoemd. Ze zpn de „alleen gelatenen* die van hun naasten mets hebben te verwachten, die hunne hope alleen op God kunnen stellen. De diaconie heeft a s zoodanig de goddelyke roeping, om kerkelpke barmhartigheid, in den naam van Christus Jezus, te bewüzen aan behoeftigen en nood- druftigen, waar de natuurde hulp ontbreekt, waar uitzicht op de aangewezen menschelpke hulp is afgesneden, opdat ook die armen „voed sel en deksel* zouden hebben, en daarmee vergenoegd zün. (1 Tim. 6 8). En in de ver zorging van zulke armen mag de kerk nooit kerkistisch zün, dewül Gods Woord zegtaa ons goed doen aan allen maar mees aan de huisgenooten des geloofs (Gal. b Door dit alles te betrachten, zal de diaconie, naar het woord van Luther, de schapen der gemeente wel scheren, “aar. met villenzal zü de „zonde der verzuimems met in de ban werken; zal zü het kwaad niet stüvenzal zp bovendien in staat zün hare eigen roeping met eere te volbrengen. Het is de eere der diaconie waar zü helpt, goed te helpen, haar schande, een aalmoes te brengen, te weinig om van te leven, te veel om van te sterven. Saamvattende de gedachten vonden wü lo. dat de diaconie zeer bepaald kerkelijke armenzorg is, hetwelk inhoudt, dat de armen verzorgd moeten worden, in zooverre als zulks roeping is van het instituut der kerk. 2o. dat de velerlei nood des levens de kerk, afgedacht van de vraag, of zü in het afgetrok- kene niet zou mogen noopt, zich te beperken tot hare eigen uitgaven, en zich niet te be geven op het gebied, van wat eens anderen is. 3o. dat de school niet behoort tot het insti tuut der kerk, maar staat op maatschappelijk grondgebied, dientengevolge in de bestrüding harer uitgaven en in het hulpbetoon aan hare armen (de school-armen) geholpen moet wor den door ’t particulier initiatief, van het ver- eenigingsleven, waarvan het zelfstandig sup- pletiefonds een onderdeel is. Met dank aan Souburg’s diaconie voor de vereerende opdracht, hier een referaat te hou den, met dank aan u allen, voor de belang stelling, waarmede gü de ontwikkeling dezer gedachten hebt willen volgen, met de wensch, dat dit woord dienstbaar moge zün, tot ver heldering van het inzicht, en tot betrachten van de goede praktük, eindig ik, opdat er tüd overblüve, voor de wisseling der gedachten. Ik heb gezegd. schoolgeld kan betalen. Maar toch wel een gedeelte. Stel b.v. tien gulden per jaar. Dat doet hü dan ook, maar de rest wordt door het fonds aangevuld. Nu duurt dat tot de kinderen 14 jaar zün. Dan gaat het juist andersom, en de kinderen beginnen iets te verdienen, school geld wordt althans niet meer betaald. Zü’n de omstandigheden van het gezin overigens de zelfde gebleven, dan is er niets tegen, dat hü de som, die hü tot dusver aan schoolgeld be taalde, nu afdraagt aan het suppletiefonds, tot de gesuppleerde gelden zün terugbetaald. Wan neer men dit aan de ouders voorhoudt, als zü voor het fonds worden aangenomen, zal dit hun zeker billük, en ook eervol voorkomen. Zü' krügen dan alleen een voorschot, dat, indien het kan, wordt terugbetaald. Gaat deze op vatting er in, dan zal dit zeker de financiën van het fonds zeer ten goede komen, ja, menig fonds zou geheel uit de nood gered zün. Bü velen zal het misschien niet gaan, door ver mindering van inkomsten, ziekten, enz. Daarom moeten de fondsen op andere manier ook veel steun genieten. Zü kunnen allereerst aanklop pen bü hen, die geen kinderen van God heb ben ontvangen, of geen kinderen meer hebben te verzorgen. Zü moeten, uit gevoel van saam- hoorigheid, dat wü geroepen zün elkanders lasten te dragen, daar zü zelf geen zorgen hier over hebben, anderen de zorg helpen verlichten. En dat niet alleen. Immers, uit het beginsel, dat wü één lichaam zün, volgt, dat wjj mede voor elkander aansprakelük zü’n En ein- delük kan de kerk, en moet zü hier iets doen. Evengoed als zü collecteert voor allerlei doel einden, die niet indenengerenzin kerkelük zu, maar bü wier rechte be hartiging zü zoo zeer veel belang heeft, kan zü ook geregeld collecte houden voor het sup- pletiefonds*. Met dsze gedachte

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1907 | | pagina 2