voor iro< Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. Is? o ■n 4e Jaargang. Vrijdag 28 December 1906. I Nb. 27. UIT HET WOORD. Drukkeruitgever DE PROFEET AMDS. 10). 5 A I 8D iden u-- 70 cent. 3 cent. ekstra Leen, ekstra ekstra Kamp Kamp Kamp Leerr. ekstra Jonge Jonge Veen Veen Leerr, Jonge nkz erhuis tud. erhuis Berg Berg Berg Leerr, Leerr, Leerr, duider luider luider rland- 3 van [YPO □eerr. ,nken Beida Leerr. Seida Heida Leerr. Leerr. ’utter ;ud. Veen ikz. Leerr. fnken Elffers Elffers Elffers ABONNEMENTSPRIJS per half jaar franco per post Enkele nummers ÏRIN- LEN-, [GEN. PRIJS DER AD VERTENTIEN van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. D. LITTOOIJ Az. MIDDELBURG. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. Zjjt ge daarentegen reeds bejaard, dan merkt ge het in verschillende dingen, dat er stilstand ja achteruitgang is, terwijl ge weet, dat dit elk jaar verergeren zal. Welk een droevig ge zicht is het, een oude van dagen, wiens krach ten vergaan, wiens lust en opgewektheid ver dwenen zjjn, als hjj niet met een blijmoedig nart denken kan aan den morgen van den eeuwigen dag, waarop nooit een nacht meer volgen zal. Daarom moet ge nagaan, of uw leven u een toeneming in de genade en de kennis van Jezus Christus gebracht heeft, of ge ook in dit bjj na geëindigde jaar eenige ware winst verkregen hebt. Is er ook een nieuw lied op uw lippen gelegd, is er ook een nieuwe stof van dankzegging voor u Het is een oorzaak van dankzegging, dat gjj staande gebleven zjjt, maar daarmede moogt ge u niet troosten, eerst als ge zeggen kunt, dat er aan den boom van uw leven vruchten gerjjpt zijn, die bljjven zullen, dan hebt ge niet tevergeefs geleefd. Het vergankelijke zal u niet veront rusten, indien er licht in uw ziel gerezen is, over de onvergankelijke waarde van ’s Heeren nabijheid. Even snel als dit jaar voorbijgaat, mogen ook de overige dagen heenvliegen, wanneer vaststaat, dat gij rijpt voor de eeuwige heer- *^jkheid. Bouma. SCHRIFTBESCHOUWING. VIL Alzoo zegt de HeereOm drie overtre dingen van Tyrus, en om vier zal Ik dat niet afwenden: omdat zjj mjjn volk met eene volkomens wegvoering hebben overgeleverd aan Edom, en niet gedacht aan het verbond der broederen. Daarom zal Ik een vuur zenden in den muur van Tyrus, dat zal hare paleizen verteren. Alzoo zegt de Heere Om drie overtredin gen van Edom, en om vier zal Ik dat niet afwenden omdat hjj zijnen broeder met het zwaard heeft vervolgd, en zjjne barmhartigheid verdorvenen dat zjjn toorn eeuwiglijk verscheurt, en hjj zijne verbolgenheid altoos behoudt. Daarom zal Ik een vuur zenden in The- man, dat zal de paleizen van Bozra verteren. c- i. Amos I 9—12. Het oordeel over Tyrus wordt ongeveer aan- gekondigd met dezelfde woorden als dat over Gaza. Toch zullen wjj bjj nauwkeurige be schouwing nog eenig onderscheid vinden. Tyrus, de hoofdstad van Fenicië. is vertegen woordigster van het geheele volk. Naar de gewone opvatting waren de Feniciërs een Semitisch volk, die evenals de Arameërs en de Hebreen, een deel uitmaakten van de groote Semitische volkstak die naar het Westen zich had verspreid. De oudste zetel van dit volk was Sidon. Vandaar verspreidden zjj zich eerst naar het Noorden langs de kust en later naar het Zuiden waar Tyrus werd gesticht als een kolonie van Sidon, vergelijk Jes. 23 12 waar het genoemd wordt de dochter van Tyrus. Wjj weten dat er geweest is een oud Tyrus, gebouwd op het vaste land ongeveer een uur van de kust, en een nieuw Tyrus iets noorde lijker op een paar eilandjes gebouwd. Salomo’s tijdgenoot Hiram zou deze aan elkander hebben verbonden. Uit de vele overtredingen van dit volk wordt weder eene genoemd, nl. dezedat zij hebben overgeleverd een voltallige bende gevangenen aan Edom. In de oorspronkelijke woorden is wel eenig onderscheid tusschen wat Tyrus en Gaza deed. De Filistijnen hadden de gevangenen er zich niet voor om dien naam in ’t openbaar te belijden. Al de bewoners des lands mogen het weten, dat bij een vereerder is van den machtigen Schepper des hemels en der aarde. Of zij het goedvinden of af keuren, daarover bekommert hij zich niet. In welke streek van Kanaan hjj zich ook ophoudt, overal bouwt hjj een altaar voor zjjn God, en luide roemt Hjj de deugden des Allerhoogsten. Dit is derhalve niets buitengewoons. Bjj de eikenbosschen te Mamre deed hjj het even goed, als thans te Berséba. Of hjj in de nabij heid der Philistynen woont of in ’t midden van de zonen Heths is hem hetzelfde. Maar dit is het merkwaardige, dat hjj zijne kennis van God blijkbaar is vermeerderd. Hem is dui delijk geworden de eeuwigheid des Heeren. Nooit had hjj van te voren die volkomenheid zoo helder gezien. Heerljjk blonk zjj in zjjn oog, en zjjn hart voelde zich gedrongen om haar openlijk te huldigen. Er was alzoo weer een nieuw element in zjjn geloofsbelijdenis ge komen, dat hem stof gaf tot een nieuw lied. In welken weg hjj deze winst verkregen had In dien der ervaring. Bjj het licht van Izaaks geboorte en de gebeurtenissen, welke daarmede in verband stonden, had hjj God als den Eeuwige leeren kennen. Daarover is hjj ver blijd, daarom roept hjj den Naam des Heeren aan. Niet zonder strijd is hjj tot dit dieper inzicht gekomen. Donkerheid was er menig maal over zjjn leven geweest, en zelf wist hij niet hoe hij haar te boven zou komen. Maar ook in die duisternis had hjj zich op God ver laten, en gehoopt op Zjjn Naam. Nu echter was het licht hem verrezen, dat al de wolken verjaagd had, en bjj het schijnsel daarvan zag hjj zjjn God in nieuwe glanzen en nieuwe heerlijkheid. Bjj eenig nadenken verstaan wjj, dat dit voor Abraham kop zjjn een bron van nieuwe ver kwikking. Na het ontvangen van de belofte had hjj jarenlang moeten wachten, en soms scheen het hem toe, dat de vervulling nooit komen zou. Doch nu hjj God kende, als den Eeuwige, kon hjj alles gerust overlaten. Wjj veranderen met de jaren, maar God is heden die Hjj gisteren was en die zal Hij ook in de toekomst zjjn. Voor Hem zjjn duizend jaren als de dag van gisteren, die voorbijgegaan is. De tjjd kan geen invloed op Hem uitoefenen. Laten de tooneelen dezer aarde wisselen, de gedaante dezer wereld voorbijgaan, Abraham en zijne huisvrouw ouder worden en straks heengaan, het geloof in Gods eeuwigheid heeft het duurzame, het blijvende, het onverganke lijke ontdekt. Welk een rust heeft het in Abrahams ziel gebracht, welk een verlossing van het haastend ongeloof heeft het bewerkt. Hoe schoon is dit tafereelAbraham te Berséba als de verkondiger van ’s Heeren eeuwig be staan. Gelukkige Aartsvader, wiens oog afge wend is van de bonte verscheidenheid der aardsehe verschijnselen en gericht op het onver gankelijke leven zjjns Gods, want daardoor heeft hjj ook deel aan wat altijd bljjft. Welk een afstand van tjjd ligt er tusschen dezen geloofsheld en ons. De jaren volgen elkander als de golven aan het strand der zee. Hoe treurig ziet het er voor den mensch uit, indien hjj aldoor staart op wat hier beneden te zien is. Het een verdringt het ander, het eene geslacht komt en het andere gaat. Uit uw eigen omgeving hebt ge hen weer zien ver trekken, zonder dat zjj ooit terugkeeren. Zelf gaat gjj eveneens voorbjj. De tjjd doet zich ook bjj u gelden. Als gjj jong zjjt, bemerkt gjj ontwikkeling, voortgang. Maar hoe spoe dig zal dat reeds anders worden. Indien gjj al gespaard wordt, hoe ras hebt ge de middag hoogte van het leven bereikt, en dan gaat het van de hoogte af naar de laagte. DE WINST UIT HET VERLEDEN. nn- ■"'En hij riep aldaar den naaili des Hee ren, des eeuwigen Gods, aan. Gen. XXI 33b. Het oude jaar is bjjna heen. Al de dagen, welke het bevatte, zjjn op enkele na verdwenen. Ieder staat eens even stil en denkt na over wat het jaar hem gebracht heeft. Verschillend zjjn de gewaarwordingen, welke deze herinne ring wekt. Er zijn bljjde dagen geweest, welke nu nog een aangenaam gevoel brengener zijn ook droeve oogenblikken geweest, welke nog een somber floers over ons leven leggen. Uit het verleden zijn ons toegekomen zaken, welke het hart verruimen en andere, welke ons met weemoed vervullen. Goed is het, dat de mensch zjjn weg overdenkt, dat hij let op al wat hem ontmoet is, dat hjj in gedachtenis bewaart, wat zjjn deel is geweest, maar ver keerd zou het zjjn, wanneer hij het daarbjj liet. De man van zaken maakt aan ’t einde van ’t jaar de balans op, berekent hoe groot zjjn verlies of zjjne winst is, en zorgt zooveel mogelijk, dat alles in orde is. Een Christen mag wel eens ernstig nagaan, of hjj naar het woord des apostels opgewassen is in de genade en de kennis van onzen Heere Jezus Christus. Hem werd weder een geheel jaar verleend, zeker ook, opdat bjj zjjne roeping voor de aarde zou vervullen, maar niet minder om meer be kwaam te worden voor de erve der heiligen in het licht. Het is niet een gunstig verschijnsel, wan neer zjjn geestelijk leven geen toeneming kent. Er zijn helaas velen, die van geen groei weten. Zjj nemen hunne plichten waar, zjj bljjven bij wat zjj eenmaal beleden hebben, zjj twijfelen niet aan de waarheden, welke de kerk predikt, zjj zouden niet gaarne met de ongeloovigen gerekend worden, ja zjj hebben een af keer van allen die de oude, beproefde paden verlaten, en daarom denken zjj, dat nu alles wel in orde zal zjjn. Maar wanneer zjj eens een ernstig en nauwkeurig onderzoek instelden naar hun in wendig leven, dan zouden zjj tot de ontdek king komen, dat er geen de minste vooruit gang gedurende dit gansche jaar bjj hen te bespeuren was. Zooals zjj den eersten dag van dezen jaarkring waren, zoo zjjn zjj nog in de laatste dagen van December. Er is bjj hen geen verandering, geen afwisseling, geen don kerheid, maar ook geen licht. Rechtzinnig zjjn zjj en bljjven zjj, misschien denken zjj wel, dat zij in dit opzicht uitmunten boven velen van hun geslacht, maar dit bestaat ook alleen in hunne beschouwing. Vraag niet, of hunne ondervinding hen ook nader gebracht heeft tot den Volzalige, want dan zien zjj u aan, alsof gjj een zonderling zjjt. Hoe staat het nu met u Bjj Abraham zien wjj het geestelijke leven toenemen. Telkens krjjgt hjj nieuw licht over God, telkens leert hjj zjjn God nader kennen. Bjj hem kunt gjj de waarheid van het woord aanschouwenHet licht is voor den rechtvaardige gezaaid en blijd schap voor den oprechte van harte. Heerlijke schatten van kennis waren reeds in zijn bezit, doch daarmede is hjj niet tevreden. Hjj kan er niet in rusten. Er moet weer iets bjj komen. Elke ervaring brengt hem nieuwe winst, en daarom heeft hü steeds nieuwe stof tot prijs en dank. Thans is hem Izaak geboren, het kind der belofte. Naar Gods wil heeft hjj Hagar en Ismaël weggezonden. Met Abimelech den vorst der Philistjjnen heeft hjj een ver bond gesloten. Daarna roept hjj den naam des Heeren, des eeuwigen Gods, aan. Dit is iets bijzonders. Niet dat hij den naam des Heeren aanriep, want dit deed hjj overal, waar hjj zich ook bevond en ten allen tjjde. Hjj schaamde zelf geroofd, de Feniciërs zjjn de handelslieden van dien tjjd, en hebben als slaven van andere volkeren, wellicht van de Syriërs, een menigte Israëlieten gekocht, en die weer aan de Edomieten verkocht. Daarbjj is geen onder scheid gemaakt tusschen mannen en vrouwen en kinderen. Zonder verschooning leverden zjj ze allen voor geld aan Edom uit. Zij hebben daarbij niet gedacht aan het verbond der broederen. De vraag moet gesteld is hier bedoeld het verbond tusschen Fenicië en Israël of tusschen Jacob en Ezau, tusschen Israël en Edom? Vele oude en nieuwere uitleggers bepleiten het eerste gevoelen. Ook onze kantt. Men wjjst dan op de vriendschappelijke verhouding tusschen Fenicie en Israël onder de regeering van David en Salomo. Zie 2 Sam. 5 11, 1 Kon. 5 12, 9 13 en 16 31. Uit deze plaatsen blijkt dat er een zeer broederlijken toon wederzjjdsch werd aangeslagen en zelfs nam Achab, Izebel, de dochter van Eth-Baal, den koning der Sidoniërs ter vrouwe. Voorts bracht men tegen het gevoelen dat hier gedoeld wordt op de verwantschap tusschen Jacob en Ezau nog de volgende bezwaren in: le de relatie met Edom was bloedverwant schap niet bondgenootschap2e deze verwant schap was reeds voor eeuwen omgesjagen in doodeljjken haat3e Fenicië zou dan niet verantwoordelijk zjjn, maar Edom. Niettegenstaande al deze bezwaren houden wjj ons toch verzekerd, dat de profeet het verbond tusschen Israël en Edom op ’t oog heeft. En dit naar het ons voorkomt op goede gronden. Allereerst omdat de H. Schrift tel kens op dergeljjke wjjze zinspeelt op de bloed verwantschap tusschen Ezau en Jacob. Deut. 23 7, 2 4, Obadja 1012 en telkens doet gevoelen dat hier twee beginselen met alkander worstelen. Met ’t oog hierop is de tegen werping van weinig gewicht, dat er geen for meel bondgenootschap was tusschen Edom en Israël, dewijl ook zeer goed de natuurlijke verwantschap alzoo kan genoemd worden. Evenzeer getuigt het bezwaar, dat deze bloedverwantschap reeds lang omgeslagen was in haat, van misverstand. Dit feit kan door niemand weersproken worden en was zelfs wel bekend aan de Feniciërs. Daarin toch lag juist het vergrjjp. De vol ken van rondom kenden zeer wel Edoms haat en wrok tegen Israël. En in plaats van in dezen hevigen strjjd zich te stellen aan Israëls zijde, kiezen tij voor Edom partjj, een welge vallen hebbend in de ellende van het volk Gods. De oude wereldstrjjd waarin niemand neutraal kan bljjven. Daarmede is ook weerlegd het bezwaar dat de Feniciërs dan geene schuld op zich zouden geladen hebben. Wie tegen Gods volk kiest en de hand uitsteekt om hun tegenpartjjders aanleiding te geven om zich aan de schapen des Heeren te vergrijpen, overtreedt daarmede zeer zeker. Schijnbaar onschuldig wordt op deze wjjze de haat tegen Gods volk aangebla zen en op ongepaste wijze verscherpt de wereld den strjjd tusschen Jacob en Ezau. De bedreiging isdaarom zal Ik een vuur zenden in den muur van Tyrus, dat zal hare paleizen verteren. Op welke wjjze dit is ge schied, bleef ons onbekend. Wjj weten slechts dat. Tyrus is verwoest door Alexander den Grooten. Maar naar alle waarschijnlijkheid heeft de Heere niet zoo lang gewacht met de voltrekking van dit vonnis. En zeer aanne melijk is het, dat kort daarna de Assyriërs al deze landstreken hebben verwoest en ook Tyrus hebben vermeesterd. Maar al is de uitvoering van Gods Woord voor ons niet precies aanwijsbaar, aan de waarachtigheid valt niet te twijfelen. De Heere is getrouw als Zeeuwsch Kerkblad pa 90 pa 90

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1906 | | pagina 1