voor
Iki
es
H
te
Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ.
■fl.
I.5Ö
n,
DE PROFEET AMOS.
Vrijdag 14 December 1906.
4e Jaargang.
Mo. 25.
UIT HET WOORD.
jes
irg.
ter-
ideo.
Drukker~y itgever
A.
Bouma.
SCHRIFTBESCHOUWING.
;ent.
[JIL.
70 cent.
3 cent.
kerlj
^AN
I
URG.
ken
sida
err.
err.
sida
err,
err.
Ter»
•edi-
ge-
voor
over
IpÜn
?0P
in
I
siding
n,on-
k en
;n, op
?I1 en
leken,
ING
ten de
ABRAHAM EN HET DOOR HEM
GEPLANTE BOSCH.
En hij plantte een bosch in ’erseba.
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
stra
imp
bge
reen
Ties
d.
Berg
serr.
dder
er geen moeieljjkheden zouden kunnen ont
staan, als Abraham eens voor altjjd zijn oogen
voor deze aarde sloot. Nu had hjj pas een ver
bond gesloten met Abitnelech, den Koning der
Philistijnen, waarbij zij over en weer onder
eede
ders
den.
nen
D. LITTOOIJ Az.
MIDDELBURG.
Over een
gevaar voor eigen land en hofhouding, gebruik
kon maken.
Die rustige gemeenschap bleef evenwel niet
zoo lang bestaan. Althans ten tjjde van koning
Joram van Juda is de oude vijandschap weer
teruggekeerd (zie 2 Kron. 21) en Jehovah zal
ernstige straf over hen brengen.
Gaza wordt genoemd als repraesentante van
’t geheele volk. Zij was de grootste stad, en
vooral middelpunt van ’t rijk door haren
handel; had vroeger eene havenstad Majumas,
die thans geheel verdwenen is, en was door
hare ligging een machtige mededingster van
Tyrus en Sidon. Calvijn meent dat een vroe
ger Gaza verwoest is en een later Gaza her
bouwd, met ’t oog op Hand. 8 26, waar hjj
de woordenwelke woest is, niet op den weg,
maar op de stad wil laten slaan.
Van al de overtredingen wordt ook nu weder
eene als voorbeeld genoemd en wel deze ,om-
dat zij de gevangenen hebben weggevoerd in vollen
getale om ze over te leveren aan Edom*. Van
een volkomen wegvoering des volks kan vóór
de ballingschap geen sprake zijn, en dies is
de Staten Vert. niet in alle opzichten nauw
keurig. Naar alle waarschijnlijkheid denkt de
profeet aan de vreeseljjke daden der Filistijnen
vermeld (2 Kron. 21 16, 17). De bedoeling
kan dan geene andere zjjn dan deze zjj heb-
een voltallige bende gevangenen weggevoerd,
kinderen, vrouwen, noch grijsaards ontziende
en die als slaven verkocht aan Edom. Het
zelfde feit wordt ook door Joel besproken (Cap.
4 3). Echter met dit onderscheid dat Joel
spreekt van een verkoopen aan de zonen
Javans, Amos aan de kinderen Edoms. Dit
wederspreekt elkander niet. Joël vermeldt
den verkoop aan de kinderen van Javan, om
dat hjj de verstrooiing der Joden en hunne
toekomstige vergadering uit alle landen op
den voorgrond wil stellen. Amos heeft een
ander doel. Hjj wil den haat der Filistijnen
laten uitkomen en noemt daarom de overleve
ring aan Edom, den aartsvijand van Israël.
Immers Edom is de nakomeling van Ezau, en
wie Israël aan Ezau overleverde, gaf het in
den muil des leeuws.
Op zoodanige overtredingen zal Jehovah
rechtvaardige straf doen volgen. De Filistijnen
hebben Gods toorn opgeroepen, en zijne barm
hartigheid en genade verzondigd. En als toen
om deze dingen God zich niet kon inhouden,
wat droevig schouwspel grjjpt ons dan heden
aan, nu zoovele volken den waren God ont-
eeren. Want gewisseljjk is het bederf der
volken ook heden verre voortgewoekerd en
vloeit de ongerechtigheid voort als een stijgende
vloed. En laat nu niet het eene volk de schuld
op het andere werpen, maar geve God dat
ieder zjjn eigen schuld bekenne en met ootmoed
zich buige.
Eerst wordt Gaza weder genoemd. Daarom
zal ik een vuur zenden in den muur van Gaza
dat zal hare paleizen verteeren. Wjj denken
hier niet als in vs. 4 aan oorlogsvuur, maar
aan brand. Het vuur zal binnen den muur
geworpen worden, en de schoone paleizen
dezer stad zullen door de vlammen aangetast
worden, en weldra liggen de huizen der groo-
ten in puin. Over de voltrekking dezer straf
ontbreken ons de nadere mededeelingen. Maar
Gods bedreigingen zjjn waarachtig. En wie
weet, welk een jammergeschrei er is geweest
onder de inwoners, toen de gansche stad door
’t vuur werd verteerd.
Voorts wordt genoemd Asdod. De Heere zal
hare inwoners uitroeien, het volk zal vergaan.
Het oordeel des Heeren wordt niet afgewend.
Daarna volgtdie den scepter houdt uit Askelon.
Wjj denken hier niet aan een koning, maar
aan de Overheden en regeerders der stad.
Hun lot is beslist. Ekron zal ervaren hoe zwaar
PRIJS DER ADYERTENTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
ken allen naar schatten, wjj doen ons best
om te vergaderen en om op te leggen voor
den ouden dag en voor onze kinderen. De een
jaagt het goud, de ander de schat der kennis,
een derde de eere en den roem na, maar ge
loof gjj, dat het u bovenal te doen moet wezen
om echt, onvervalscht geloof, en om, waar het
in uw bezit is, het in de gemeenschap met
Christus te ontwikkelen, want ook hier geldt
rust roest. In het geloof gaf God u zulk eene
heerljjke gave en het zou snoode ondankbaar
heid zjjn, als gjj haar niet steeds gebruikt.
Bij rechte beoefening van deze geloofsgenade
zult gjj voor u zelf verkrijgen die rust en
kalmte, welke u in dit gejaagde leven vrede
doet vinden in den Rotssteen uws heils en u
tot een zegen stellen in de omgeving waarin
ge dageljjks verkeert.
Gen. 2 33a.
Wie boomen plant, zegent het nageslacht
dit is een oud spreekwoord, dat ze-" juist is,
want in den regel genieten de nal omelingen
eerst ten volle de vruchten van dien arbeid.
Een goede boom heeft immers jaren’ang werk,
vóór hij zijn volle ontwikkeling bekt nen heeft.
Langzaam spreidt hij zijn wortelen uit, en doet
ze dieper doordringen in de aarde, langzaam
wint de stam kracht en neemt toe in dikte,
langzaam zet de kruin zich uit en verheft zich
haar boven. Hoeveel tijd is er noodig, voordat
de boom zich in zijne volle kracht toont en in
zijne indrukwekkende schoonheid prijkt. Wie
er dus toe overgaat om boomen te planten,
toont, dat hij niet enkel rekent met zijn eigen
belang, maar ook het oog heeft op het geslacht,
dat hem volgen zal. Daardoor verkrijgt hjj dan
ook, dat de mensehen, die na hem komen, nog
denken aan hem, en hem wegens dien arbeid
waardeeren.
Nu is het gelukkig nooit zeldzaam, dat er
boomen geplant worden. Het gebeurt telkens,
het gebeurt overal en dagelijks. Hoe zelfzuchtig
de mensch ook moge zjjn, toch gaat hij voort
met hoven aan te leggen, boomgaarden te
planten en bosschen in ’t aanzijn te roepen.
Daarom rijst de vraag als vanzelf op, waarom
zou de Heilige Geest door de pen van Mozes
uitdrukkelijk vermelding gemaakt hebben, dat
Abraham een bosch in Berseba geplant heeft.
Op zich zelf beschouwd is dit toch niets bij
zonders. Honderden en duizenden na hem heb
ben het gedaan zonder dat de herinnering
daaraan bewaard is gebleven. Met hunne boo
men is hun naam vergaan en elke gedachtenis
daaraan verdwenen. Er moet derhalve wel een
bepaalde reden zyn, waarom deze opteekening
in de gewijde boeken is geschied.
Wjj kunnen beginnen met de opmerking
Als twee hetzelfde doen, doen zjj daarom nog
niet hetzelfde. Dit is hier al dadeljjk van toe
passing. Abraham was reeds meer dan hon
derd jaar, toen hjj deze tamarisken plantte in
de nabjjheid van zjjn tenten. Ofschoon de
mensehen in dien tijd nog veel ouder werden
dan tegenwoordig, toch kon hjj wel begrijpen,
dat deze boomen hunne rjjke schaduw aan
mensch en dier eerst konden aanbieden, als
hjj reeds verzameld was tot zjjne vaderen. Het
is wel zeldzaam, dat iemand op hoogen leeftijd
gekomen nog lust heeft om een bosch aan te
leggen. Hjj mag er eens over denken, met
anderen over spreken, maar in den regel zal
hjj er niet meer toe overgaan. Hjj zal het
overlaten aan anderen, die straks zijne gron
den in hun bezit zullen hebben. Lust om een
geheel nieuwen arbeid te ondernemen heeft
hjj niet meer, als hjj zorgt, dat alles zjjn gere-
gelden gang bljjft gaan, is het al wel. Het
verdient daarom wel de aandacht, dat de aarts
vader reeds zou oud nog hart en moed heeft
om tot het plaatsen van een bosch over te gaan.
Daarmede echter zjjn wjj nog niet tevreden,
want wjj willen ook weten, wat de oorzaken
waren, die bij Abraham die lust en dien moed
wekten en hem de kracht gaven om deze taak
te ondernemen en uit te voeren. Wjj kunnen
deze weetgierigheid bevredigen, het is duide
lijk, welk het antwoord zjjn moet. Eindelijk
was aan Abraham de zoon der belofte geboren,
en dit had zjjne ziel vervuld met de zaligste
blijdschap en de heerlijkste verwachting. Noo
dig had de Heere het geoordeeld, dat de Aarts
vader Hagar met haar zoon Ismaël henenzond,
opdat het voor ieder helder kon zjjn, dat Izaiik
Abrahams opvolger en erfgenaam zou zjjn, en
Amos I 6—8.
De uitlegging van de woorden ,om drie
overtredingen en om vier“ kennen wjj reeds,
ander volk wordt een oordeel gedreigd
met dezefde formule. Het is het volk der
Filistijnen, voor hetwelk de stad Gaza als
vertegenwoordigster wordt genomen. Wjj gaan
eerst spreken over dit volk, dan over de stad,
en daarna over hunne boosheid en de gedreigde
straf. De naam van de Filistijnen is met
kleine wijzigingen geljjk bij al hunne naburen.
Bjj de Egyptenaren heetten zjj Purasati, bjj de
Assyriërs Palastu en Pilistu. Een bewjjs dat
zij een van ouds bekend volk waren. Vroeger
was men algemeen van oordeel, dat de Filistij
nen van Semitischen oorsprong waren, maar
dit gevoelen is thans geheel onhoudbaar ge
bleken. Zjj waren verhuisd van Capthor
(Amos 9 7 en Deut. 2 23) een eiland in
de Middellandsche zee, tegenwoordig Kreta
genaamd, naar Palestina. Waarschjjnljjk maak
ten zjj zich in den patriarchalen tijd meester
van een klein grondbezit tusschen Egypte en
Gaza. Hoe gevreesd dit volk was bljjkt wel
hieruitten tjjde van den uittocht liet God de
kinderen Israëls niet den naasten weg kiezen
naar Palestina. Daar toch zouden zjj de
Filistijnen ontmoeten, en het volk zou den
strjjd ontvluchten. (Zie Ex. 13 17). En wjj
weten hoe zjj in den tjjd der Richteren hun
macht lieten gevoelen. Simson begon Israël
te verlossen, in den tjjd van Samuël werden
zij verslagen (I Sara. 7 3, 14), Saul had
dikwjjls twist met hen. (Sam. 17 1,186,
19 8, 23 1 enz.) Na dezen tjjd schjjnen
zjj in zoover overwonnen te zjjn, dat zjj zelden
meer worden genoemd, en zoo verklaren wjj
het dat David en Salomo weinig overlast meer
van hen hebben gehad. Ja, zoo kunnen wjj
eenigszins verstaan hoe David van de Krethi
en de Plethi, Filistijnsche lijfgarden, zonder
over en
elkander beloofd hadden, dat zjj elkan-
rechten en bezittingen eerbiedigen zou-
Alle hindernissen waren thans verdwe
en Abraham had een vrjj uitzicht op
den weg, langs welke hjj en zijne nakomelin
gen trekken zouden. Diep overtuigd was hjj
dat dit gansche vruchtbare land eenmaal hem
en zjjn zaad zou toebehooren, en al was het
waar, geljjk hij wist, dat zjjn nageslacht vier
honderd jaar in een vreemd land zou moeten
verblijven, dit nam niet weg, dat het hier
wonen zou een iegeljjk onder zjjn wjjnstok en
onder zjjn vjjgeboom. In deze vaste, onwan
kelbare overtuiging plaatste hjj de boomen,
en hij zag den tijd tegemoet, waarin zjj in
vollen bladerdos prijken zouden en waarop
zjjn zaad verkwikking en schaduw zou zoeken
onder hunne kruinen. Zijn eigen persoonlijk
leven mocht voorts kort zjjn, wat deerde het,
voortleven zou hjj in zjjn zoon en in diens
kinderen. Weg was nu uit zijn hart, wat hem
eens deed klagendat de Damascener Eliëzer
zjjn erfgenaam zou zjjn, want hjj wist nu wat
het beteekende: in Izaak zal het zaad ge
noemd worden.
Abraham is als ’t ware verjongd. De Heere
heeft zjjn jeugd vernieuwd als die eens arends.
Met nieuwe kracht is hjj aangegord, en met
vaste schreden gaat hjj zjjn weg. Een nieuw
frisch leven vloeit door zjjn aderen, dat het
hart weer sneller doet kleppen. Op zijn aan
gezicht hadt ge kunnen aanschouwen den
glans der blijmoedigheid, en uit alle
zjjne handelingen komt u de opgewekte le
venslust tegemoet. Welk een zegen brengt
toch het geloofsleven, het maakt van den
grijsaard een jongeling. Wat een schoon ta
fereel is het, waarop ons oog daar te Berseba
rust. Abraham meer dan honderd jaar boomen
plantende. Die ééne zinsnede zegt ons meer
dan een gansch boek, dat vol staat van allerlei
redeneeringen.
Wjj mogen natuurlijk nooit uit het oog ver
liezen de geheel eenige plaats, welke Abraham
op de erve van het verbond der genade heeft
ingenomen, maar wjj mogen toch wel iets uit
zijne handeling voor ons zelf afleiden. Gjj
hebt zeker ook weleens oude geloovigen ont
moet, die jong gebleven waren. Welke aan
trekkelijke figuren zjjn dat. Zjj hebben de
koude van den nacht en de hitte van den dag
verduurd, over hun hoofd zjjn ook stormen
gegaan, zjj mogen deel gehad hebben aan het lief
des levens, het leed is hun toch ook niet ge
spaard gebleven, en na den langen weg, welken
zjj afgelegd hebben, zjjn zjj nog opgewekt en
moedig, en spreken nog met opgewektheid
over het tegenwoordige en toekomende. In
den toon waarop zij tot u spreken, beluistert
gjj de stille berusting in fs Heeren wil, de
harteljjke erkentelijkheid voor al zjjne welda
den en het kinderlijke en blijmoedige vertrou
wen op Gods vaderljjke leiding. Misschien
hebt ge er nooit velen aangetroffen, maar toch
wel een enkele, wees er dankbaar voor, want
zij zijn de levende en zichtbare bewjjzen van
’s Heeren trouw en van de vervulling Zjjner
beloften. In ouden van dagen treft u dit dubbel,
omdat anders de ouderdom zoo genegen maakt
tot een neerslachtige en gemeljjke stemming
en zoo licht aanleiding geeft tot allerlei
klachten over het heden en tot eene sombere
stemming aangaande de toekomst.
Laat het daar evenwel niet bjj bljjven. Voor
u zelf is dit geloofsleven ook onmisbaar, ’t zij
gij vroeg weggeroepen wordt van de aarde,
’t zjj gjj lang gespaard moogt blijven, wjj zoe-
VI.
GODS OORDEEL OVER DE FILISTIJNEN.
Alzoo zegt de HeereOm drie overtre
dingen van Gaza, en om vier zal ik dat
niet afwenden; omdat zjj mjjn volk ge
vankelijk hebben weggevoerd met eene
volkomene wegvoering, om aan Edom
over te leveren,
Daarom zal Ik een vuur zenden in den
muur van Gaza, dat zal hare paleizen
verteren.
En ik zal den inwoner uitroeien uit Asdod,
en dien, die den scepter houdt, uit
Askelon; en Ik zal mijne hand wenden
tegen Ekron, en het overblijfsel der
Filistijnen zal vergaan, zegt de Heere
Heere.
Zeenwsch Kerkblad