voor 0> EG. I Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie vanDs. L. BODMA, Ds. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. 4e Jaargang. Vrijdag 23 November 1906. No. 22. l UIT HET WOORD. w m IP Drukker-Uitgever era VARIA. 70 cent. 3 cent. dat lend iwel <els. ie 2 en da rr. irr. Ida )rr. Pol C/i -d O ’■*1 Pö o m po c- ierij an and van T0- -edi- ge- voor over PÜ'i ABONNEMENTSPRIJS per half jaar franco per post Enkele nummers UN- EN-, IEN. oek, sren Jhr. een srpe >r J. roor gen jren 17. ofd- tjes) tra itv. ige een srr. mp i. erg err. der A. D. LITTOOIJ Az. MIDDELBURG. PRIJS DER ADYERTENTIEN van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Subsidie door den Staat aan de Kerken. I. Tot de dingen, die in den laatsten tijd de aandacht trokken, behoort ook het weder op komen van het besef, dat aan onze Kerken onrecht geschiedt, doordat aan verschillende gezindten uit de schatkist des Lands, ten be hoeve van haren eeredienst, jaarlijksehe be dragen worden gegeven, terwijl deze aan onze Kerken niet worden verstrekt. Dit onrecht had, geljjk wjj weten, tijden aaneen ook inzake het onderwjjs plaats. Doch vaak bevreemdde en smartte het dat, wat óp Schoolgebied door duizenden Hervormden, door schier al de Roomschen en vele anderen zoo wel als door de Gereformeerden diep gevoeld en onrecht geheeten werd, en waartegen al de evengenoemden hebben getuigd en gestre den, totdat er door de Regeeriug verandering in gebracht en het telkens en telkens meer weg genomen is, dat dit inzake de uitkeeringen aan de verschillende Gezindten niet ingezien en erkend is. Noch door de Hervormden, noch door de Roomschen, noch door die vele anderen, die mede uit de Staatsruif trekken, is dit geschied. Het onrecht, aan gedaan aan de lidmaten der Gereformeerde Kerken, die mede betalen moeten voor hunne eerediensten, voor de eerediensten, waarvan zjj geen gebruik kunnen maken om der conscientie- wille, is slechts, als bp uitzondering, door een enkele niet-gereformeerde erkend geworden. Uit liefde tot het recht zouden wjj gewild hebben en willen, dat zp voor rechtsherstel ook in deze in de bres waren gesprongen. Dit moest zeker de Regeering reeds lang heb ben gedaan. Nu weten wp wel dat de Hervormden, die met ons streden voor rechtsherstel op onder wijsgebied, dit niet deden noch doen op Ker- keljjk terrein, ómdat zp beweren dat hetgeen voor hunne leeraren jaarlpks uit de schatkist genomen wordt, slechts de rente is van het kapitaal dat de Regeering van hunne Kerken zich heeft toegeeigend of onder voorwaarde van jaarlpksehe uitkeeringen heeft ontvangen. Doch hierop merken wjj aan, dat de in den tjjd der Hervorming toegeëigende goederen en gelden toch niet aan de Hervormden, aan de Roomschen, aan de Joden en meer andere Ge zindten tegelpk kunnen behooren. Als de Her vormden aan de Roomschen, aan de Joden en aan de anderen het recht er op ontzeggen ge lijk ze immers doen dan stemmen zjj reeds toe, dat ons, Gereformeerden, en ook hen onrecht wordt aangedaan, wjjl wp en zp aan de jaar- Ipksche bijdragen, die aan de Roomschen en Joden enz. gegeven worden, meebetalen moeten. In de tweede plaats merken wjj op, dat goederen die geen eigenaar meer hebben, altoos vervallen aan den Staat, dat is aan het geheel, aan allenen we merken op dat dit geheel vertegenwoordigd wordt door de Regeering des Lands. De toegeëigende goederen nu geraakten zonder eigenaar, toen tijdens de Hervorming de Kloosters leegliepen en ophielden te bestaan. Zij zpn alzoo geworden geseculariseerde, d. i. wereldgemaakte goederen. Doch omdat ze oor- hebt, toch mag u dit nooit verleiden tot de gedachte, dat gij daarin nu een onomstootelpk bewijs hebt, dat gjj eenmaal de zaligheid be- erven zult. Gp moet nauwkeurig letten, wat u dringt om tot den troon der genade te gaan. Bouma. IN MEMOBIAM. Ds. A v. d. Sluis, die de verledene week op 58-jarigen leeftijd te Renkum stierf en begraven werd, was als jongeling, bp den welbekenden ouderling C v. d. Putte te Middelburg thuis, en als kweekeling was hp aldaar op de school in de Gravenstraat, waar de heer Verseveld destijds als hoofd werkzaam was. De vader van den overledene bediende toen het leeraarsambt in de Afgescheidene Gemeente te Vlissingen. Deze werd te dien tjjde door de Gemeente te Amsterdam beroepen en nam dat beroep aan. De zoon, dien de vader meenam, leerde daar heel wat van de moderne en oude talen en ging, na er dit onderwijs genoten te hebben, naar Kampen, om er voor de bediening des Woords opgeleid te worden. Vier jaren studeerde hp er, deed er met lof examen en werd toen -beroepbaar verklaard. Z.Ew. mocht 34 jaren met liefelpke toewijding het Woord des Heeren bedienen, en wel te Bergum, te Sneek, te Leiden, te Franeker, te Enkhuizen, te Baarn en te Renkum. Hjj was een ernstig, kalm, goed onderlegd prediker, die tot rijken zegen voor velen werkzaam was. Het kwam uit en werd gevoeld, dat hp sprak, omdat hp geloofde. In dat geloof ging onze broeder, naar de ontvangen berichten, ook heen. Zalig de dooden, die zoo geleefd hebben en zoo sterven mogen Littooij. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. plaats in huis, op het ziekbed, op het oorlogs veld, onder den arbeid, ter zee of te land, en op meer andere plaatsen maakt de Heere haar wel deelachtig aan hen, die weleer het Woord hoorden. Ook wel vóór de natuurlijke geboorte of ook na deze geboorte, vóór of bp den doop. Over de vraagof ze ook geschonken wordt, waar nimmer het Woord was, is verschil van meening doch, gelp'k reeds gezegd is, wp voor ons gelooven niet dat de bewijzen uit het Woord des Heeren daarvoor te leveren zpn. Maar het zou dwaas zpn hierover ruzie te maken. Littooij. Roept mp aan in den dag der benauwdheid en Ik zal er u uithelpen en gij zult Mp eeren. Nochthans handelt de Ontfermer Israëls niet naar de zonde en naar de ongerechtigheid, en zendt Hp een Engel, die ter elfder uur ver troosting en redding brengt. Vrees niet. Welk een woord voor de weenende Hagar. Zp was een vrouw niet van veerkracht beroofd, integendeel, zp was moedig en krachtig. Deze tocht echter had al hare kracht gebroken, en de vrees had zich met looden zwaarte op haar leven gelegd. En nu wordt haar gezegd: vrees niet. Schud elke vrees van u, geljjk gij des morgens bp het ontwaden een benauwen den droom van u afschudt. Elke angst kunt gp uit u doen verdwijnen, elke bange zorg uit u doen vluchten. Er is geen enkele oorzaak voor u om uw hart langer te kwellen, aan alle smart kunt gp gerust een einde maken. Zou Hagar zich aan deze zoete vertroosting mogen overgeven, zou zjj waarlpk weer ruim mogen ademen Gewis. De Engel laat het duidelijk uitkomen. Dit is vaak het groote verschil tusschen menschelpke en goddelijke vertroos ting. De eerste roept ons ook, dat wp niet zoo bedroefd, niet zoo bevreesd moeten zpn, maar zonder er gronden voor te hebben. Gp moet u niet zoo aan de droefheid overgeven, gp moet u niet zoo bezorgd maken, doch vraagt gij nu naar de gronden, waarop derge- Ipke opwekkingen rusten, dan blpkt het u, dat het zoo maar woorden zpn, die nergens op steunen. Ook daarom zpn mensehen ijdele vertroosters, die alleen iets zeggen, zonder te kunnen aangeven, waaruit zp zoo iets mogen en kunnen verklaren. Als God ons toeroept: Vrees niet, dan mogen wp gerust doen, wat Hp eischt, want het zal ons bljjken, dat Hij recht heeft met het van ons te begeeren. Welke was dan de grond, waarop Hagar alle vrees kon laten varen God heeft naar des jongens stem gehoord. In dit woord verrees voor Hagars oog een vriendelpk licht, dat elke duisternis op de vlucht kon drpven. Zp bad aan hare tranen den vrp'en loop gelaten, en daardoor had zp eenige verlichting ontvangen. Als een mensch in moeielpke gevallen en onder smartelijke omstandigheden weenen kan, geeft dit altijd eenige verademing, maar beter is het, dat hp zich uit zpn leed opheft tot den Heere zpn God. Haar bleek, dat Ismaël, die zp onder de struiken neergelegd had, uit zpn nood had geroepen tot den God van Abraham, en dat deze naar de stem van den knaap had gehoord. Wel mogen wp hier uitroepen, dat de barmhartigheden des Heeren vele zpn. Al wat wp uit de Schrift van Ismaël vernemen doet ons niet een gunstige gedachte van hem krijgen, en niettemin heeft de Heere naar de stem van hem gehoord. Hp heeft acht gegeven op zpn roepen en aan zpne ellende gedacht Tot blijdschap stemt het ons, dat zelfs deze Ismaël zpne handen opgeheven heeft tot Hem bp Wien uitkomsten zpn tegen den dood, maar nog meer stof tot blpdschap is er in ge legen, dat God in Zpne nederbuigende goed heid naar dat gebed heeft geluisterd, o Er ligt zooveel aanmoediging voor ieder in om toch met al zpne nooden tot den Heere te gaan en van Hem alle goeds te verwachten. Ik durf niet zeggen, hoe ver de ontfermingen onzes Gods wel gaan, maar voor mp is de verhooring van Ismaëls gebed een bewjjs, dat de barmhartigheden onzes Gods al onze voor stellingen ver overtreffen. Er staat zelfs in een der psalmen, dat Hp naar de jonge raven hoort als zp tot Hem roepen. Wend u dan tot Hem ten allen tpde, ook in de allerdon- kerste dagen en gij zult ondervinden, dat Hp het gebed hoort en keer op keer redt. Maar al hoort God het gebed, dat gp om lichamelijke behoeften tot Hem opgezonden De wedergeboorte. VI. Over de onmiddellpke en middellijke weder geboorte achten wp het wel goed nog eene nadere uiteenzetting en beschouwing te geven. In zekeren zin kan m.i. gezegd worden, dat de wedergeboorte altoos middellijk geschiedt, n.l. door het Woord van Gods scheppende en levengevende macht. Dit wordt meestal door het roepen Gods aangegevenzoo b.v. wan neer er sprake is van het aanzjjn geven der dingen, die niet bestondenHp roept de din gen, die niet zpn, alsof zjj waren, d.w z Hij geeft ze bestaan. Zoo riep God ook Lazarus, die gestorven was, in het leven terug’s Hee ren roepen ging dus aan het leven, dat de gestorvene weer ontving, vooraf, en met het geven van dat leven gepaard. Zoo nu is het ook wanneer God den geesteljjk dooden zon daar het geestelijk leven wedergeeftook dan gaat deze almachtige, onwederstandeljjke, ge naderijke roeping Gods voor aan en gepaard met de levendmaking, tot kinderen Gods in Christus Jezus. Deze roeping van Godswege komt in de Heilige Schrift zeker in zesderlei opzicht voor lo. als eene roeping tot bestaan2o. tot her schepping 3o. tot bekeering4o. tot dienst (zooals b.v. bp Mozes aan den braambosch)5o. tot volkomene wederherstelling en 6o. tot de bruiloft des Lams (ten laatsten dage). In ander opzicht kan ook gezegd worden, dat de wedergeboorte nooit middellijk plaats heeft, n.l. zooals dat de Roomschen, Remon stranten, e.a. wel leeren. Door het Woord, in de Schrift gegeven, en door de Sacramenten, daarin geleerd, wordt de wedergeboorte, geljjk vóór eenige weken breeder uiteengezet werd, niet deelachtig gemaakt. Zelfs heeft de weder geboorte en de bekeering niet altijd en alleen onder de bediening des doops en des Woords HAGAR VERTROOST. Wat is u, Hagar? en vrees niet, want God heeft naar des jongens stem gehoord ter plaatse, waar hij is. Gen. 21 17b Hagar, de dienstmaagd van Sara, had voor den tweeden maal haar vrouw verlaten. Eerst was zjj vrijwillig heengegaan, wpl zjj zich de vernedering, welke Sara haar deed ondergaan, niet wilde laten welgevallen. Nu was zp heen gezonden, wjjl Sara haar niet langer^1 hare nabijheid wilde dulden. Zoo was zjj m haar zoon Ismaël in de woestijn gekomen, waar de voorraad door haar meegenomen, spoedig ver teerd werd. Hoe zuinig zp ook met het water geweest was, het was weldra tot den laatsten druppel toe verdwenen. De zon stond hoog aan den helderen hemel en goot hare felle stralen op deze eenzame en woeste streken uit. Het mulle zand was door en door warm en bjj elke schrede deed zich de dorst gelden. Reeds lang had zjj gezocht naar eene bron, waaraan zp hun dorst konden lesschen, maar nergens in den omtrek ontdekte haar zoekend oog eenig verfrisschend water. Wat was dit hard voor de moeder, die zien moest, dat haar kind ver smachtte. Gebrek aan het noodige water moet zulk een pjjnlpk gevoel zpn. Zjj was teneinde raad. Ismaël kon het niet langer volhouden, zjjne krachten verminderden, hjj zou eindelijk bezwijken. Dit was te veel voor haar hart. Zjj kon hem onmogeljjk zien sterven. Daarom legde zjj hem onder eenige struiken neder, die hem althans eenige schaduw boden, al was bet niet veel. Het was het eenige, dat zp voor hem doen kon. Daarna verwijderde zjj zich en zette zich ne der. Wat ging er in haar om? De tranen, welke aan haar oog ontvloeiden, zeggen het duideljjk. Zp voelde zich verlaten in deze een zame oorden, er was geen hand die haar ster ken, geen mond, die haar bemoedigen, geen oog, dat medelijden met haar toonen kon. Aan niemand kon zjj haar nood klagen, haar smart mededeelen. Waarlijk het is met de trotsehe Hagar ver gekomen, en haar arm hart dreigt te breken onder deze groote ellende. Eén echter is er, die hare ellende heeft ge zien, hare smart aanschouwd, en Hp zendt Zjjn Engel tot haar. Welk een onvergefelijk oogenblik moet dit in haar leven zpn geweest, waarin zjj de vraag: wat is u, Hagar, hoorde. Die vraag drong tot haar door, zp oefende eene ongekende kracht, zjj klonk haar als een zachte muziek in de ooren. Eer zjj er om dacht hief zjj haar hoofd omhoog en richtte haar blik op den Engel. Sprakeloos staarde zp hem aan, en zjj wist zelve niet, hoe zp het had. Het duurde eenigen tijd, vóór zjj tot het besef kwam, wie haar aangesproken had. Het was alles zoo onverwacht geweest, dat zjj er zich geen rekenschap van geven kon. Menigeen is aan Hagar geljjk geweest. De eene verwach ting na de andere verdwijnt, en elke inspanning, welke men zich getroost, loopt op niets uit. Eerst denkt men, dat het wel gaan zal, maar het valt tegenvervolgens rekent men er op, dat men de moeieljjkheden, welke zich opdoen, wel te boven zal komen, doch de tegenheden vermenigvuldigen zich, ten slotte spant men alle krachten om nog een goed einde te bereiken, het is echter alles te vergeefs. Nu verdwijnt de laatste moed en de mensch bezwijkt onder de moeite. Hp geeft de worsteling op, wjjl het toch niet baten kan. Onder zulke omstan digheden gaat het hem evenals Hagar, hjj geeft zich aan zpne ellende over zonder te bedenken, dat er nog één is die hem helpen en redden kan, dat er nog één is, die zjjne moeite aan schouwt. Wat zjjn zjj ellendig, die in groote zwarigheden niet gedachtig zjjn aan het woord I 11. I rige jek- r. Zoeuwsch Kerkblad.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1906 | | pagina 1