„Een Predikant uil den Patriottentijd”,
door ds. H. H. BARGER.
I j
N
I
'I
1
ilil
II lilli
Voor onze Jongens en Meisjes.
FEUILLETON.
BEKEERING.
i
Ad verteer en in Zeeuwsch Kerkblad
is in uw eigen belang”.
ons
half
Als hij
Hü
De
ware
HÜ
1
1
om er
maken.
kracht.
Zet de
Arbeid
te Axel, den broeder van den overledene, be
zorgd. Het luidde aldus
H. Mbulink.
(Wordt vervolgd).
z
e
t
I
l
1
E
d
I
k
Ij
o
d
it
k
o
M
h(
ni
re
h(
A
u
le
h(
vr
ni
oc
df
Jf
g‘
nc
m
be
(j<
11
zo
gf
k
H
Je
hf
ik
hi
(I
vc
H
g>
aa
dt
vf
re
oi
Pt
Vf
K
w
v<
ui
ht
h(
EEN EN ANDER UIT
(Zie de recensie in No. 15 van dit Blad.)
g
h
N
J. Scharp, predikant te Axel
en A. Walraven, smid te Zaamslag.
II.
Op Boseh-Capelle zoo gaat ds. Barger
voort leefde destyds een Roomsch Pastoor,
die door zjjn vriendelyken omgang, verdraag
zaamheid en trouwe plichtsbetrachting aller
achting afdwong. Johannes van der Walle was
zjjn naam. Ook Scharp was onder hen, die
omgang met hem hadden, zonder in zjjne
vriendschappelyke betrekking door verschil
van geloof verhinderd te worden. Op 19 Jan.
1786 was deze man gestorven en de predikant
van Axel was in de Roomsche Kerk, toen een
priester over zjjn ambtsbroeder de lijkrede
hield. Daarby gewoon om bü alles, wat zjjn
hart bewoog, naar de pen te grijpen, en z«ne
aandoeningen in een vers lucht te geven, had
hjj weldra een grafschrift op dezen doode ge
maakt, en dit in manuscript bü den pastoor
i leuke opmerkingen waar-
men zelf weer jong, en dau
XIII.
OPENBARING DER BEKEERING.
’t Is nog al moeiljjk over dit onderwerp te
schrüven. ’t Is niet over een vraagstuk dat ligt
in den wjjden omtrek der waarheid, neen ’t is
een gewichtig stuk. Schrijven hierover is moei
lik, maar lezen ook.
Voor iemand die goed verstaat, is een
Hjj stierf in God getroost, en wagtte ’t Hoog-
[ste goed,
Vertrouwende op Gods gunst en Jezus’offer-
[bloet.
Gü, Englen van Omhoogdie ’t rustend stof
[der Braven,
Dat beter leven wagt, beveiligt in de graven,
Bewaart het lük müns vriends, dat als het
[tarwegraan,
Bü ’t jongste morgenlicht volheerlük op zal
[staan.
O, leden van ’s mans kerk, vergeet niet zoo
[te leven,
u leerde, en zelve een voorbeeld heeft
[gegeven.
Stort Christenwie gjj zjjt, een traan op
[deze zerk,
Hier rust een waardig lid der Algemeene
[Kerk".
geheel verborgen moet zjjn. God houdt door
„verborgen kracht” in stand d. w. z. het geloof
ten opzichte van verlossing werkt zonder dat
het geloof als geloof gekend en erkend wordt.
Vergeten wü dan niet het woord van een
ouden sehrjjverStaat niet naar naarheid inaar
naar waarheid.
1
het geheele land. Uit Amsterdam ontvangt
Scharp een hatelük tegenvers. Er komt allerlei
bü en men gaat meer van hem vertellen, ge
ruchten, die straks door de Patriottenpartü met
jjver zullen worden verbreid. Als een bepaal
de tegenstander in deze zaak deed zich kennen
A. Walraven, smid te Zaamslag, vroeger een
vriend der predikanten, zoo, dat zjj wel eens
een vers van hem op den predikstoel hadden
voorgelezen. Deze schrjjft in kreupelrjjm eene
„Raadvraging' aan Scharp, en stelt het stuk
te koop.
De zaak wordt nu aangebracht op de Classis,
die er van Mei 1786 tot Jan. ’87 mede bezig
is, en er zelfs büzonder over samenkomt. De
commissie, in deze zaak benoemd, rapporteert
in het gedicht te vinden een dertiental zeer
aanstooteljjke zaken, alsdat de aarde, waarin
de priester begraven was .heilige aarde' ge
noemd wordt; dat hjj een .trouwegids'wordt
geheetenhet .oog der blinden'.een waardig
lid der Algemeene (Katholieke) Kerk' enz., »1
welke dingen door een Hervormd Leeraar niet
kunnen erkend worden.
Aldus aangeklaagd, zocht Scharp geen uit
vluchten. Cordaat erkent hü de schrüver te
z(jn en dat hjj in de kerk geweest is bjj de
lÜkrede, maar ’t was zjjne bedoeling niet bet
gedicht publiek te maken. Ja, het is zonder
toepassing op eenig ander lid der Roomsche
de jeugd bekeerd zün, moeten wjj toch ook
toepassen, dat eigenlük
een theorie, op een
aan wil maken en dan op ’t uiterste gedreven,
verhindert God dat. Op degenen die langs zulk
een weg tot bekeering kwamen, zet dan ieder
het stempelzulk een mag meepraten en wel
haast als geestelüke leidsman en keurmeester
optreden.
Nu behoeven wü dezulken niet te verwerpen.
Alleen moeten wü er zeer sterk tegen opkomen
dit als eisch te stellen voor de ware bekeering.
Zoo zoude het moeten gaan als wjj de ken
nis van ellende leerden zonder eenige kennis
van verlossing. Als wü onze doemwaardigheid
bjj het recht van God gevoelden, zonder van
de mogelijkheid van zalig worden iets te weten
dan moet wel moedeloosheid ontstaan. Wanhoop
ontstaat niet door kennis van ellende alleen,
maar door die kennis, zonder hope op verlossing.
Kennis van zonde is een vrucht van geloof
en daarom werkt tegelükertüd met min of
meer helderheid het geloof in verlossing.
Wanhoop is niet de vrucht van die kennis
van zonde door het geloof, maar is de vrucht
van ongeloof.
Daarom moeten wü er dan ook niet naar
staan, maar veeleer bidden dat de Heere ons
ervoor bewaart, opdat wjj zjjne beloften niet
verwerpen en dat bljjde woord minachten in
Ezechiel 3311„Zoo waarachtig als ik leve,
spreekt de Heere, zoo ik lust heb in den dood
des goddeloozen Maar daarin heb ik lust dat
de goddelooze zich bekeere van zünen weg
en leve'. Hierover zal ik niet verder uitweiden
omdat ik niet over het geloof handel, maar
u nog een paar aanhalingen geven uit Calvün
lib. 3 cap 3 par. „De razernü dier men-
schen heeft geen schjjn, die hunnen nieuwen
aankomelingen zekere dagen verordenen in
welke zü zich zelven in penitentie (berouw)
oefenen opdat zjj alzoo van penitentie begin
nen en als die dagen geduurd hebben dan
eerst in de gemeenschap der Evangelische ge
nade toegelaten worden.
Ik spreke dit van velen onder de Wederdoo-
pers voornamelük van degenen die zeer begee-
ren geestelük geacht te worden” en Lib. 3
cap. 3 par. 15: „Laat ons dan bedenken dat
men moet mate houden opdat de droefheid ons
niet verslinde want de verslagen conscientiën
zjjn nergens eerder toe geneigd dan tot vertwij
feling en hopeloosheid. Men moet naar het
bevel des apostels toezien dat de zondaar niet
door te groote vreeze overladen zjjnde, afvalle
als hü zicbzelven tot mishagen wertwant
alzoo vliedt men van God, Die ons door berouw
tot Zich roept.
Van welke zake Bernardus een zeer goede
vermaning doet. De droefheid om der zonde
wille is noodzakelük, als zjj niet is zonder op
houden. Ik rade dat gjj somtüds uw voet af
went van die zware en benauwde bedenkingen
uwer wegen en dat gü komt tot het effen veld
der geruste gedachtenis der weldaden Gods.
Laat ons de alsem met honing vermengen op
dat wjj door een gezonde bitterheid zaligheid
mogen verkrjjgen. En is het dat gjj van uzelf
gevoelt in vernedering en ootmoed, zoo gevoelt
van God in goedertierenheid”.
Denkt gij somsmaar de Catechismus han
delt toch eerst over de ellende en dan over de
verlossing Dan is het antwoord, dat kon ook
niet anders. Op eene schilderjj kunnen wü
afmalen wat tegelükertüd gebeurt, maar met
het woord kunnen wü niet anders dan het één
na het andere vertellen, ook al geschiedde het
tegeljjk. Ook is het wel waar dat de ontdek
king met kennis van ellende aan vangt, daarom
is het niet bewezen dat kennis van verlossing
„Hier rust in heiige aard des Priesters koud
[gebeente,
Met tranenvogt bedauwt der schreiende ge
beente,
Zjj mist haar trouwen gids, haar leeraar en
[haar vrind,
Van al wat Christen heet, van God en mensch
[bemind.
Zoo achtbaar als geliefd, zoo nedrig als vrjj-
[moedig
In arbeid onvermoeid, in weldoen overvloedig;
Getrouw aan zü’ne leer, maar dagt men niet
[als hü,
Hü minde ’t Christenhart, en liet den gods
dienst vrjj.
Geen zwakheid kon hem ooit in zjjnen ü’ver
[hindren,
Hj* bleef der ouden staf, de leidsman hunner
[kindren.
was der blinden oog, der lammen voet
[en hand,
menschenvriend, de vriend van ’t
[Vaderland.
was als mensch, als vriend, als Leeraar
[en als Christen,
Mün vriend, de vriend der deugt, de vü’and
[van het twisten.
3000 gulden ruim. Wat zouden we dan wel
niet vermogen, als allen den wagen beginnen
te trekkenEr zün leden in onze kerken,
die nog maar met halve kracht aan het werk
getogen zün wat zouden we tot stand kunnen
brengen, indien ze hun stevige rug eens strak
zetten
Indien we er diep van doordrongen waren,
dat we niet meer kunnen doen, dan we doen,
dan konden we blü en tevreden zjjn over het
verkregen resultaat. Maar deze overtuiging
hebben velen, die Zeeland kennen, niet.
De becijfering, die ik hierboven gaf, doet
ons voelen, hoe klein de opoffering is voor
ieder bü eendrachtige saamwerking van allen.
Neem eens een gezin, bestaande uit vader,
moeder en vier kinderen. Dat is zes personen.
Dat is 6 maal Vs cent per week. Dat maakt
2 cent per week, of één gulden in het jaar.
En als dan de meer gegoeden dit verdubbelen
of meer dan verdubbelen, met hoe weinig
kunnen dan de armsten in het midden der
gemeente volstaan.
O, het kan zoo gemakkelük, als allen maar
willen. En daarom, broeders ambtsdragers,
beweegt de menschen tot gewilligheid, en dan
zult ge tot uw innige voldoening zien, wat de
liefde vermag. Bewerkt den akker. Er komt,
zeggen de boeren, tegenwoordig meer van het
land dan vroegermaar ze zeggen er ook bü,
dat er thans meer aan den akker gedaan
wordt dan weleer. Gaat er op uit.
menschen aan ’t werk. Rust roest.
adelt, ook de zendingsarbeid. Die bovenal.
Ik weet het bü ervaring, hoe de menschen
voor dit werk te winnen zün, als ze er voor
worden opgezocht en aangezocht. Dan moet
ge ze soms nog intoomen.
Evenwel wensch ik den nadruk er op te
leggen, dat van de leiding alles afhangt, ’t
geheele water moet worden afgevischt. En
men moet geen gulden willen hebben, waar
een dubbeltje genoeg isof met een dubbeltje
te vreden zün, waar men best een gulden kon
geven.
We kunnen zendingsconferenties en zen-
dingsbidstonden houden we kunnen zendings-
blaatjjes lezenmaar het einde van de zaak is,
dat we er op uit moeten gaan en de hand op
houden in den naam des Konings. En als ge
dit doet, dan zult ge zeker bü negen van de
tien niet teleurgesteld worden.
De zaak der zending is te heilig en te ernstig
ons met een Jantje van Leiden af te
Ze eischt mannenernst en mannen-
We zjjn geen Christenen voor ons
gemak. Van zelf, zonder inspanning, zonder
opoffering, zonder zelfverloochening komt er
in Christus’ Kerk niets tot stand. Het bloed
onzer vaderen was nog een ander offer voor
de goede zaak, dan het geld, dat ons gevraagd
wordt. En indien wjj ons geld er niet voor
over hebben, hoe kunnen we dan verwachten,
dat onze kinderen of kindskinderen hun bloed
zullen geven, wanneer de groote verdrukking
gekomen is. Laman.
woord voldoendedoch voor iemand die Oost-
Indisch doof is, praat maar luid en lang, het
helpt toch niet.
Voor sommigen is het altoos te en voor an
deren nooit zwaar genoeg.
Eisch vooral is, niét meer over dit onder
werp te zeggen dan de H. Schrift, Gods onfeil
baar woord, ons zegt. Onfeilbaar is Gods Woord
niet alleen ’t is ook voldoende. Wü behoeven
het niet met vertellingen van menschen aan
te vullen. Als God gedacht had dat Zün ge
openbaarde waarheid niet voldoende was, had
Hjj ons wel meer meegedeeld. Goed verstaan
en behartigen, dat hebben wü noodig.
Niet minder ook dan Gods Woorddan toch
zou onze maatstaf te kort zün en zouden wjj
ons zelf wel schrijven op de lijst der bekeerden,
maar God niet en op Diens oordeel komt het
toch aan.
Al moeten wjj er rekening mee houden dat
de plotselinge wüze van bekeering niet de
eenige is, maar het kind des verbonds zjjn, het
van
niet zoo opvatten en
alle bekeering wegvalt. Op
logische sluitrede kunnen wjj onze zaligheid
niet bouwen. Niet minder, niet meer, niet an
ders dan de II. Schrift van ons vraagt, anders
brengen we ons zelf in moeilijkheden en in
duisternis.
Eigengemaakte moeilijkheden op den weg
der bekeering
Welke? 'k Zal u iets noemen.
Sommigen, aanvankelijk bekeerd, verontrus
ten zich dat ze geen berouw genoeg hebben,
daar zü niet zulk een angst en verschrikking
ontwaren als ze wel eens van anderen gehoord
of gelezen hebben. Konden zjj nu maar zulk
een angst bü zich zelf teweeg brengen, dan
zouden zjj hope durven koesteren dat het be
rouw van den echten stempel is.
Zulk een verlangen kan uit een verkeerd
beginsel ontstaan, als zü hunne aandoeningen
en bevindingen tot hunnen Zaligmaker willen
maken in stee van Christus, of wanneer ze aan
de kracht van hunne aandoeningen het recht
willen ontleenen tot Christus te gaan. Is Zjjn
woord geen genoegzame waarborg? Is eene
sterke, schokkende aandoening meer reeht-
gevend dan Zjjne belofte Is Zjjne uitnoodi-
ging niet genoeg
’t Is dus iets in zichzelf willen hebben om
tot God te gaan. Wel geen goede werking,
maar toch bevinding dat is zoo gebruikt ook
een goed werk en dit streven blükt dus op te
komen uit den wortel van eigengerechtigheid,
die zoo moeiljjk sterft in den mensch-
Gebrek aan kennis der waarheid, onkunde
maakt den weg dikwüls zoo moeilük. De er
varing leert ons dat pas bekeerden menigmaal
niet genoeg hebben aan de voeding die Gods
Woord biedt. Allerlei vreemde leeringen, hoort
ge van hen. Och, zjj weten niet beter. Laten
wü daarom als wü leiding hebben te geven
aan zulk zieleleven zacht zjjn, maar waar. Zjj
zjjn ook wel eens eigenwüs en meenen dat
zjj het o zoo goed weten en dat maakt het
moeilük.
Ja er zjjir er die de mate van berouw zóó
willen hebben, dat Ze tot wanhoop komen en
een einde aan het leven willen maken. De
zoogenaamde heilzame wanhoop.
De bekeeringsgesehiedenissen, die indruk
maken, zjjn die waarin de van zonde overtuigde
tot zulk een inzicht van diepe verdorvenheid
en doemwaardigheid komt, dat hjj het niet
meer houden kan in het leven en er een einde
Wel verbazend, wie had dat kunnen denken!
Niet minder dan zes-en-veertig zegge 46
brieven heb ik van my’n jongens en meisjes
ontvangen. Dat overtreft de stoutste verwach
tingen, en ik wensch de Heeren Redacteuren
van Zeeuwsch Kerkblad er van harte geluk
mede, dat hunne poging, om in hun Blad ook
iets voor ons jong volkje te geven, zoo uitne
mend geslaagd is. Mü, als prjjsvraagredacteur,
hebben de inzendingen een paar aangename
uurtjes bezorgd. Als men zoo achter elkander
46 brieven leest, uit verschillende plaatsen
van ons land gezonden, zoo echt jongens- en
meisjesachtig geschreven, zoo vol van allerlei
mededeelingen en
Ijjk, dan wordt i
kan men het zich niet indenken, dat het al
weer zoo lang, zoo heel lang, geleden is, dat
men zelf op zoo’n prüsraadsel een gansehen
avond zat „te suffen'. Ik heb er wel een tjjd
wakker van gelegen, dat ik den slaap bjj geen
mogelükheid kon vatten, omdat die eüfers en
namen allemaal door mjjn hoofd dwarrelden.
Daar zou ik jelui staaltjes van kunnen mede-
deelenmaar ik zal het niet doen, anders
wordt mün brief te groot, en dan weet ik
zeker, dat ik een standje oploop van de
Redactie, die (zooals ge uit de „Corresponden
tie' zien kunt) bjjna iedere week plaats te
kort komt. De schaar gebruikt de Red. van
Zeeuwsch Kerkblad byna nooit. (Wat beteekeut
die uitdrukking Dat is natuurlijk aangenaam
en mooi van ons Blad, maar voor mjj is het,
in dit geval, minder prettig, want ik zou wel
gaarne een beetje met jelui praten. Doch we
hopen elkander gedurig weer te ontmoeten, en
daarom ga ik nu maar over tot het geven van
het goede antwoord op de eerste prüsvraag.
Het luidt
De onderdeelen zjjn
Abigail was de vrouw van Nabal
Laban was de broeder van Rebecca
David was de zoon van Isaï
Rabsake was iemand, die Hiskia schold
Zedekia was een valsch profeet;
Eutichus is uit de dooden opgewekt
Door eene weduwe werd Elia van spjjze
voorzien
De galg is bekend uit Haman’s geschiedenis;
Nathanael was „waarljjk een Israëliet'
Nazir eers waren afgezonderden des Heeren.
De verzameling brieven goed door elkander
geschud hebbende, krjjgen we, op het rjjfje
af, de volgende oplossingen
Piet van B., Zierikzee. (Wel Piet, dat treft,
dat ge vroeger „al eens meer gewerkt hebt'
voor een ander Bladvertel mjj eens waar
bestond dat „werken' in In ieder geval
waart ge er vroeg bjj, want ge zjjt nu nog
maar 12 jaar). Adriaan K., Oost-Souburg,
(ja, ’t is niet altüd even gemakkelükgoed
„nadenken' is voorzeker het beste). A. J. B-,
Dit ex-tempore zou hem berouwen. De
broeder van den overledene zag gaarne dit vers
gedrukt, en Scharp is niet voorzichtig genoeg
het gevaar daarvan in te zien. Een 100 of
150 afdrukken mogen gemaakt, maar alleen
om als presentexemplaren te dienen. Doch nu
is weldra het gedicht publiek bekend, en er
wordt ergernis gewekt. Hoe kan een ware zoon
der Gereformeerde Kerk zóó spreken over een
bedienaar van den Mis? Het gerucht gaat door
i
y
i
i
01
(z
ni
in
ze
di
J<
ee
d<
k
01
8(
VI
b
di
A
>i
VI
il
n
Vf
A
V
i I