Hlr
M
et
be
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
I
1
«e
UIT HET LEVEN.
gr
1
gü
kei
kat
gr<
1
ges
Lei
dat
Ml
wi
ik
zei
E
den
die
heb
ook
Ge
gaa
ge
ver'
te
crit
niet
hee
Preekstoel of platvorm.
II.
't
all
2.
3.
I
Vragen.
1.
ik
Voorstellen
do
hu
mt
de
nii
te
les
K<
dii
va
dei
ZO]
doi
Mt
vai
sol
da
ni<
80
go
ge'
kei
krj
wa
gu
ela
ste
Wjj
om
mot
diei
I
in i
vou
nie
tto
Wil
wet
vet
J
bek
Zot
Dit
wat
i
doe
de
har
mei
vul
ind
het
urn
We beloofden nog even op bet overgenomen
I
001
gü
4.
5.
6.
van
7.
van
1) Inderdaad, zeer gaarne zou ik dit willen.
Doch thans, nu na de leergesehillen, de gym-
nasiumkwestie weer by de opleidingszaak
gekomen is, acht ik den tijd daarvoor niet rijp.
Littooij.
Ha
school metterdaad eens doodbloedt, dan zal,
zegt ds. Littooy, dit „een grieve zijn tot in de
geslachten'. Niet alzoo, mijne Broeders, ziet
langs wettigen weg tot overeenstemming te
komen. „Weest niet al te rechtvaardig.' Daar
om ik herhaal mjjn voorstel, laat er een par
ticuliere samenkomst van de wederzjjdsche
woordvoerders in deze zaak gehouden worden
om, ’t plan voor zulk een overeenstèmming op
ouden of nieuwen grondslag te maken. En
indien het waar is, gelijk ds. Littooy in zjjn
even genoemd stuk verder zegt, „dat er veel
meer dan wellicht Utrecht eh Kampen en
Amsterdam weten in den geest van dr. v. L.’s
schrijven de oplossing der doodende quaestie
zouden willen zoeken en vinden', dan noodig
ik uit naam van die velen ds. Littooy uit, hier
het initiatief te nemen en de lijders van weers
zijden tot een broederlijke saamspreking bijeen
te roepenr) En ik onderschrijf zijn meening dat
bij zulk een gehoopte overeenstemming op de
laatste „halsstarrigen' kan noch mag gewacht
worden. Dan behoort men door te tasten.
Maar nu eindelijk tot mijn uitgangspunt, de
predikantstraktementen, terugkeerende, zoo
meen ik te mogen concludeeren, dat men vrjj
unaniem van gedachte is1. dat over ’t alge
meen naar den tegenwoordigen levensstandaard
de predikantstraktementen te laag zijn, en dat
in ’t bijzonder in vele gevallen de traetementen
bepaald ontoereikend zjjn voor ’t levensonder
houd der" predikanten 2. dat in ’t algemeen
verbetering gewenscht is, doch in de bedoelde
bijzondere gevallen verbetering dringend nood
zakelijk is dat de finantieele draagkracht onzer
Kerken nog niet uitgeput is, doch de „kunst
van geven* nog meer door de Kerken geleerd
moet worden4. dat de dringende verbetering
voor noodlijdende predikanten niet in den weg
van buiten kerkelijke fondsen enz., maar in
den [gewonen kerkdijken weg moet gezocht
worden. Welnu, dit zoo zijnde, zoo heeft on-
dergeteekende in overleg met zijn Kerkeraad
besloten, dat door den Kerkeraad op de e. k.
Classicale vergadering het hier volgende voor
stel zal gebracht worden. Het wordt hier mee
gedeeld als proeve op welke wijze in de ergste
gevallen eenige verbetering ware aan te bren
gen, en opdat het voorstel door broederlijke
eritiek zoo noodig gewijzigd en verbeterd, ook
by andere Kerken steun zal vinden en door
haar op Classicale en c. q. Synodale vergade
ringen zal worden gebracht. Het voorstel
luidt aldus
De Classis besluite
I. a. Er zal in geen Kerk een. candidaat be
roepen worden op een traetement minder dan
f 1000.
b. Na volbrachten 4-jarigen diensttijd zal het
traetement, met of zonder kindergeld, niet
minder dan f 1200 zijn.
c. In bijzondere gevallen kan, nadat door
den Kerkeraad een verklaring van den beroepen
leeraar dat deze een geringer traetement voor
zich genoegzaam acht, is overgelegd, door de
Classis verlof tot beroeping gegeven worden
met terzystelling van het onder a en b be
paalde. De genoemde verklaring zal echter dan
telken jare bij de Kerkvisitatie in zulk een
Kerk vernieuwd moeten worden. Zoo zy ach
terwege blijft, is de Kerk verplicht het tracte-
ment te verhoogen.
II. Niet alleen worde het minimum-tracte-
ment bepaald, doch ook worde gezorgd dat het
er kome. En wel op de navolgende wjjze:
a. De Kerken die tot nog toe geen f 1000
of by volbrachten 4-jarigen diensttijd f 1200
gaven, verplichten zich het traetement daarop
te brengen.
b. Kerken die hun onvermogen hiertoe uit
spreken zullen zoo deze verklaring door de
Classis naar waarheid bevonden wordt als
noodlijdende Kerken de hulp der andere Kerken
inroepen en ontvangen.
De Classis zal daartoe zooveel collecten aan
de andere Kerken voorstellen als zy zal noodig
keuren. Is de Classis niet in staat het ontbre
kende aan te vullen zoo zal zy zich tot de par
ticuliere Synode wenden, die alsdan de hulp
van de Kerken der andere Classis voor dat doel
zal inroepen. Zijn ook de Kerken eener (geheele
of halve) provincie niet by machte, zoo zal de
Particuliere Synode zich tot de Generale Synode
wenden, die alsdan de hulp van de Kerken der
andere provincies zal inroependeze Synode
zal voor dit doel voorts deputaten benoemen
die zij recht geeft een getal collecten voor
al de Kerken te bepalen zoo groot als noodig
zal blijken.
III. Bovenstaande regeling der minima tracte-
menten geldt alleen de kleinere Kerken, de
grootere Kerken behooren voor zich rekening
houdende met den diensttijd van een predikant
zulk een regeling van het minimum traetement
te maken, dat dit in goede verhouding staat
tot de minima der kleinere Kerken. Deze groo
tere Kerken hebben hun tractementsregeling te
onderwerpen aan ’t oordeel der Kerkvisitatoren.
van het
9. Mededeelingen en
Bestuur.
10. Sluiting der Vergadering.
stukje uit „De Zeeuw' terug te komen. En be
lofte maakt schuld. De vorige maal wezen we
er op, welke eischen door sommigen aan de
prediking worden gesteld, wat den inhoud der
leerrede betreft. Maar ook aan den vorm wor
den thans hoogere eischen gesteld dan wel
vroeger.
En we stemmen van ganscher harte toe, ook
die vorm mag niet verwaarloosd worden. Een
rede, die slecht in elkander zit, zal niet ge-
makkelijk begrepen worden, niet boeien, en
ook geen heldere denkbeelden verschaffen. Wie
het volk wil leeren, moet trachten meester
schap te verkrijgen over taal en stjjl, en in
het geregeld en logisch ordenen van zjjn ge
dachten. Met inspanning van alle krachten
moet men er naar streven het hooren gemak-
keljjk te maken. Men moet een spreker kun
nen volgen. Het is veel grooter kunst een
heldere preek, die de eenvoudigste begrijpt,
in elkander te zetten, dan een betoog, waar
van niemand iets verstaat. Doch deze kunst
wordt slechts door oefening verkregen. Men
behoeft niet bijzonder knap te wezen om ge
leerd te schrijven; maar het vereischt een
groote mate van bekwaamheid om eenvoudig
te zyn. De vraag is niet, of de meer ontwik
kelden den prediker hebben begrepen, maar
of ook de minstkundigen hem hebben ver
staan. Luther zeide: „wanneer ik preek, dan
bekommer ik my niet om Philippus Melaneh-
ton, maar ik predik voor Hans en Griet.' Het
is veel grooter kunst voor Hans en Griet te
prediken dan voor een doctor in de theologie.
Toch moet men billijk zyn in zyn eischen.
Een spreker reist met twee of drie lezingen
het gansche land afeen prediker moet eiken
Zondag nieuw zyn. De Zondag is niet voorbjj
of de Zondag staat weer voor de deur, en op I
dien Zondag moet tweemaal het Woord bediend.
By die Zondagen komen de feestdagen, zoodat I
het vaak gebeurt, dat men in den tyd van I
acht dagen ook acht a negenmaal telkens over I
een ander onderwerp prediken moet. Onder- I
wjjl gaat ook de veelvuldige andere arbeid
doorcatechisaties, huisbezoek, ziekenbezoek, I
begrafenissen, trouwdagen, vergaderingen, enz.
enz. En onder al die bedrijven moet men zich
voor de prediking voorbereiden, en die predi
king moet nieuw en boeiend zyn, ryk van in
houd en aangenaam van vorm. Of men er toe
gestemd is of niet, want ook een prediker is
niet altijd dezelfde, de preek moet klaar, onder
al het geroezemoes van het leven. Hy zit met
zyn hart en gedachten in allerlei beslommerin
gen, maar er helpt niets aan, hy moet zich
tegen den Zondag verdiepen in de eene of
andere waarheid, waarin hy juist op dit oogen-
blik niet leeft.
Ik schryf dit niet om het medelijden op te
wekken, want Gode zy dank maken de moeilijk
heden het werk der prediking vaak des te
heerlyker en is het dikwijls een week van uit
redding en krachtig ondervonden hulpe Gods.
Maar ik wjjs er slechts op om aan te toonen,
hoe onbillijk zy zijn, die aan de prediking eeu
maatstaf aanleggen, waaraan ze niet altijd be
antwoorden kan.
Ik voeg daar nog iets aan toe. Of wy het
goedvinden of niet, het heeft den Heere be
haagd dienstknechten aan te nemen, die niet
allen tien talenten hebben ontvangen. Er is
verscheidenheid van gaven, zoowel in kwaliteit
als in kwantiteit. En waar het nu den Heere
goedgedaeht heeft ook dienaren met weinige I
talenten in Zyn wijngaard te gebruiken, daar
is het een daad van euvelmoed zulken met
een minachtend gebaar den rug toe te keeren.
Ge hebt mensehen, die zonder eenigen schroom
durven zeggen„Ik ga niet naar de kerk,
want die of die preekt maar En als ge dan
vraagt: „Predikt hy dan niet Gods Woord?*
dan antwoordt men„o Ja, dat wel, maar de
man heeft zoo weinig gaven. Hy spreekt zoo
plat. Hy is zoo doodeenvoudig en gewoon.'
En die doodgewone man is nochtans een
dienstknecht van God, en zyn woord is GodsB
Woord. Wie hem veracht, God wou hem nietw
verachten, ’t Gaat in dit opzicht velen Chris-
tenen geljjk het Israël gingden hongerige is I
ook het bittere zoet, maar de verzadigde ziel I
vertreedt den honig en het honigzeem. Israël
walgde van het Manna, en zoo is Gods Woord
voor velen slechts aangenaam als het gekruid
wordt met singuliere en schitterende gaven.
Het zyn de eerste verschijnselen van inzin
king en de eerste symptomen van ontbinding, I
indien de kerken alleen gevuld zyn, wanneer
een man met buitengewone talenten het Woord
bedient. Wantjdan komt men niet om hetWoord,
maar om de gaven, waarmede het gebracht
wordt. En het moet omgekeerd zyn wy komen
om Gods Woord te hooren en de gaven zjjn
toegift. Wy gaan anders naar de kerk, dan de
wereld naar de comedie. Het is ons niet aller
eerst te doen om aesthetiseh genot, maar om
godsdienstige genieting, om de gemeenschaps
oefening met God in de vergadering zyns volks-
Er zyn nu eenmaal vele gelukkige mensehen.
voor wie er geen moeielykheden zyn. Voor hen
is alles duidelyk en klaar. Zy hebben hunne
opvatting over elke zaak en zy twijfelen er niet
aan, of zy juist is. Zelfs kunnen zy niet be
grijpen, dat er nog lieden zyn, die er anders
over denken, of die niet dadelijk erkennen, dat
hunne meening gegrond is. Medelijdend halen
zy de schouders op en denken, öf dat die an
deren erg stompzinnig zyn, öf zeer eigenzinnig,
en natuurlijk met hen kunt gy in den regel
ook niet redeneereu, want in hun vol hoofd is
IV. De Classis brenge bovenstaand voorstel
ter Provinciale en door haar ter Generale Sy
node met verzoek in gelijken zin te besluiten.
Het voorstel treedt eerst dan in werking ais
het door de Generale Synode zal zyn aange
nomen”.
Eer ik eindig, wil ik nog mijn hartelyke
sympathie uitspreken met hetgeen een enkel
blad schreef, nl. dat de predikanten soms zelve
mede schuld kunnen hebben dat zy van het
traetement niet leven kunnen. Ik ga nog verder
en verklaar dat zy ook mede schuld kunnen
hebben dat er by de gemeente weinig liefde en
offervaardigheid is. Men verheffe zich niet in
hoogmoed boven de gemeente, maar leve in
eenvoud met de gemeente in liefde met haar
in- en uitgaande, men geve zich aan haar, zoo
zal het aan wederliefde en aan offervaardigheid
niet ontbreken. Waar het noodig is, betrachte
men zelfverloochening. Wie ooit, om geen voor
beeld uit de middeleeuwen of vroeger te nemen,
een Jesuitenklooster bezocht (b.v. dat te Val-,
kenberg, waar jonge mannen voor de Zending
opgeleid worden) en zag hoe zy die daar de
hoogste adellijke titels en ryksten stand konden
voeren een kale cel tot verblijfplaats en een
harde matras tot bed hebben, die stond ver
wonderd over zooveel zelfverloochening. Elk
waar dienaar van Jezus vrage zich af, of waar
het noodig is die zelfverloochening om ’s Hee-
ren wil door Zyn genade by ons ook maar
eenigermate beoefend kan worden. Hy zie op
zyn Heiland en late de trekken van ’t beeld in
zich doorwerken van Hem die zelfs geen plaats
had waar Hy het hoofd kon nederleggen. Dit
zy voorts aan ieders consciëntie overgelaten.
Maar hoe waar dat ook is, er staat ook ge
schreven „de arbeider is zijn loon waardig”.
En daarover ging het hier. De Kerkeraad gaat
met den dienaar des Woords een formeel con
tract aan, waarin hy belooft dat de prediker
van ’t Evangelie ook onbezorgd daarvan zal
kunnen leven. En dat wordt in vele gevallen
niet nagekomen. Daarin kome dan verbetering.
Men breekt thans in de bladen den staf, en
terecht, over den Geref. predikant, doctor Theo-
logiae, die zyn dwaasheid en beginselloosheid
toonde door aan zeker hoofd eener Christelijke
school in Friesland te vragen hoe hy in de
Herv. Kerk kon komen. Mogeljjk lokte hem de
betere positie der Herv. predikanten. Maar men
hebbe dan ook een weinig oog en hart voor
die vele getrouwe broeders die aan zulk een stap
niet denken en duizendmaal liever ’t brood der
bedruktheid eten. Laat de last voor hen niet
te zwaar worden.
Aarlanderveeu, 30 Juli 1906.
Dr. J. v. LONKHUIJZEN.
er geen plaats meer, waar gy eene andere ge
dachte kunt neerleggen. Soms gebeurt het, dat
zy op eens eene gedachte voor een andere uit
ruilen zonder dat zy er veel van bespeuren.
Dit behoeft niet te verwonderen, want het
heeft hun nooit eenige inspanning gekost de
een of de andere voorstelling te veroveren, zjj
hebben al wat zy by zich dragen in de vlucht
opgedaan, en daaruit is het te verklaren, dat
zy ook even gemakkelyk loslaten, wat zy vroe
ger met hart en ziel schenen voor te staan.
Eigenlyk is het nog te sterk gezegd, wjjl zy
nooit iets vastgehouden hebben. Zy leven er
maar op los, zy vangen een denkbeeld, dat hun
lykt op en geven hunne uitspraken over aller
lei zaken zonder aarzelen. Waarljjk, dat zjjn
gelukkige mensehen.
Nu zjjn er echter ook anderen, die niet zoo
veel weten, die zich niet aanmatigen overal
verstand van te hebben, die eerst eens na
denken moeten voor zjj een uitspraak durven
te doen, die wel een eigen gedachte hebben,
maar die niet zeker zyn of zy wel geheel juist
zien, die telkens weer nieuwe vragen voelen
opryzen, waarop zjj gaarne een antwoord heb
ben. Gy kunt zelfs zeggen, dat het elk gebied
geldt. Ik weet niet, of er in ons gewest velen
zyn, die denken over de zending. Op verga
deringen is er jarenlang veel over gesproken,
in verschillende kerken is de zaak der zending
bepleit, maar of zjj een volkszaak is geworden,
of jong en oud er over denkt, of er in de ge
zinnen over gesproken wordt, dit weet ik niet,
ik betwijfel het haast, ik meen uit sommige
verschijnselen te moeten betwijfelen, dat de
warmte voor dezen zeer gewichtigen arbeid
niet hoog staat. Enkelen, dit weet ik wel heb
ben het er al zeer gemakkeljjk mede. Zjj zeg
gen aan eigen zending behoeven de Geref.
Kerken in Zeeland niet te denken, want elke
plaats heeft zooveel te doen in eigen omgeving,
dat er geen sprake van is om zjjn aandacht te
wjjden aan wat zoover verwijderd ligt. In het
eerste hebben zy volkomen gelyk. Er is waar
lijk veel te doen. Hoe velen leven er niet in
elk dorp en in elke stad, die verkeerde paden
betreden, en die zonder na te denken doen wat
goed is in hunne oogen. Hier is dus arbeid
in overvloed, want de Christen heeft de roeping
om dwalenden tot den rechten weg te brengen.
Welk eene schrikkelijke onkunde heerseht over
al in betrekking tot de school en de maat
schappij, tot den staat en de kerk en moet elke
beljjder zyn licht niet laten schjjnen om de
duisternis van vooroordeel en misverstand te
verdrijven. Bovendien zjjn er nog geheele stre
ken, waar de bevolking nooit meer de zuivere
prediking van het Evangelie hoort, en waar
bijna niemand meer in de oude beproefde paden
wandelt. O gewis er is nog veel te doen in
eigen omgeving, en wanneer wjj nu konden
zeggen, dat er allerwege een geest des jjvers
ontwaakt was om met macht te getuigen tegen
alles wat verkeerd is, dan zou het eene oor
zaak van blijdschap zjjn. Maar wie bespeurt
dit, wie durft daarop te roemen Daar wordt
gearbeid, geregeld gearbeid, met liefde gear
beid, wjj erkennen het -met blijdschap, maar
zou het niet gewenscht zjjn, dat er meer ge
daan werd, waar er nog zooveel te doen is.
Als het dan ook zoo stond, dat wjj den arbeid
in eigen omgeving zouden moeten staken, eer
wy aan den arbeid der zending beginnen kon
den, dan zou het zaak zyn om er voorloopig
van af te zien, maar dit is in ’t geheel niet
noodig. Het is zelfs zoo, dat eene gemeente,
wier hart warm klopt voor de uitbreiding van
het Koninkrijk der hemelen onder de heidenen
ook altjjd een ijverige hand zal hebben voor
de bestrijding van de werken des duivels in
de nabijheid.
Het is zoo gemakkelyk eene opkomende be
weging te onderdrukken, maar niet zoo ge-
makkeljjk iets goeds tot stand te brengen. Ik
herinner my, dat er voor eenige jaren in het
land van Axel een drang was om geheel Zee
land te bewegen om gemeenschappelijk te ar
beiden in die streken, waar Rome oppermachtig
is of waar het ongeloof de velden verwoest
heeft, en het machtig pleidooi, dat ds. van
Minnen destijds te Zaamslag daarvoor gehouden
heeft op onze Prov. Synode, maar daar was
geen stem en geen opmerking en heel die be
weging is op niets uitgeloopen. Als gy over
de zending onder de Heidenen spreekt, dan
zyn er zoo velen, die zeggen dat er hier nog
zooveel te doen is, en zjj hebben gelyk, maar
als er dan gevraagd wordt: helpt ons om te
arbeiden in de eigen provincie, dan vindt gjj
geen mensehen, die eens flink naar voren tre
den en er de schouders onder zetten. Hoe zou
dit komen Bouma.
Tot bijwoning van deze belangrijke verga
dering wekken wjj belangstellenden ten zeerste
op. Littooij.
Agenda voor de 2de Jaarvergadering van
de Vereen, tot Chr. Verz. van Krank
zinnigen in Zeeland, op Woensdag 3
October 1906, des voormiddags ten 10
ure, in het Schuttershof te Middelburg.
1011 uur: Bidstond. Voorgangers: ds.
J. W. Drost, van Wemeldinge, en dr. L. H.
Wagenaar, van Middelburg.
Pauze.
12 uurOpening.
Toespraak van den Voorzitter.
Verslag van den Secretaris.
Verslag van den Penningmeester.
Verslag van de Comm. tot het nazien
de rekening 19041905.
Benoeming van een Comm. tot het nazien
de rekening 19051906.
8. Verkiezing van een Bestuurslid ter ver
vanging van den Heer A. Loois, van Vlissin-
gen, die bedankte.