irg.
20.
H
Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie vanDs. L. BOMIA, Ds. H. W. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ.
•I.)
d
Vrijdag 28 September 1906.
4e Jaargang.
No. 14.
UIT HET WOORD.
6
ten.
Drukker-aitflever
rEG.
A.
MAAR HIJ VERTOEFDE.
Gbn. XIX 16a.
VARIA.
zoekt
rhaal
erdes
ritjes.
kunnen
raugt
70 cent.
3 cent.
ekstra
Kamp
Jonge
Veen
Leerr,
Leen.
Berg.
duider
Leerr.
Leerr.
iulder.
lende
i voor
f zeer
oorn-
D. LITTOOIJ Az.
MIDDE BURG.
rland-
e van
IYP0-
ver-
f 1,25
iding
i,on-
eu
n, op
n eu
‘ken
NG
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
t, 12
ialeu,
i dee-
blad-
niet
e), is
1B0NNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
beitje
no. 1
kket,
ekjes
L2-tal
SRIN-
LEN-,
[GEN.
ont-
[kerii
By ons is steeds weer de aarzeling, het dra
len, en daarom komt Hem alleen de eer van
Loth’s behoud en van uwe verlossing toe.
Bouma.
PRIJS DER 1DVERTENTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van J5 regels 50 cent, ieder»
regel meer 10 cent.
Veen
Leerr
Leerr,
Anken
Heida
Leerr
Leerr.
Heida
Uevita
Sleen.
laai.
Jager
inisse.
Elffers
wagen) in een vorig stuk te spreken over de
uitgaven die de dubbele opleiding tot ’t pre
dikambt van onze Kerken vordert Er waren
er die meenden dat ik deze quaestie niet ,op
had moeten rakelen*. Doch uitdrukkelijk
schreef ik dat het geen oprakelen van het
twistvuur was, maar om krakeelingen tusschen
de broeders weg te nemen. En, mij dunkt,
daartoe worden we toch altijd geroepen. Toe
nadering eischt der tijden nood. Onze kracht
en niet alleen onze finantieele kracht
wordt door de gedeeldheid gebroken, ’t Is
mij dan ook een oorzaak van ongemeene
vreugde dat mijn woord bij een broeder die
al den tijd in deze zaken vooraan stond en
wiens stem steeds veel invloed had instemming
vond. Ds. Littooy van Middelburg toch
schreef o. a. deze onbevooroordeelde en liefde
rijke woorden Ik noemde dat schrijven
(het stuk van ondergeteekende over de ge
deelde opleiding) metterdaad voorzichtig en
echt broederlijk immers met recht, want het
is hem niet te doen om wonden open te rijten,
maar wel om ze te helen. Dr. van L. wil
wegnemen, hetgeen, helaas, oorzaak is van
voortdurende spanning en gedeeldheidhij
wil wegnemen hetgeen de liefelijke door God
geboden saamleving blijkt in den weg te staan,
de kracht om grooter dingen te doen verlamt
en rooft, de hooge goedkeuring, de zalige
tegenwoordigheid, ja den kenneljjken zegen
Gods op den arbeid ons derven doet. Dr. v.
L’s schrijven is niet alleen voorzichtig en
broederlijk, het is ook echt Christelijkhij
toch wil niet dat wjj ons zwijgend, zuchtend
en ontmoedigd in dezen zullen neerleggen bij
deze gedeeldheid, van laten uitzieken””
,Hjj (Dr. v. L.) keurt dat „laten uitzieken* af
zoowel als wij in een ander opzicht het afkeu
ren in de Hervormden. Echt Christelijk is
zijn schrijven, want hij wil ook den knoop
niet doorbakken, door eene meerderheid van
stemmen de Theol. School op te heffen
Dr. v. L. wil ook niet wachten tot de Theol.
School weggestorven is door gebrek aan
Moet dat geschieden, dan zal dat een grieve
zijn tot in de geslachtenOnder biddend
opzien tot God zijn de Kerken ten slotte met
wederzijdsche toestemming der Kerkengroepen,
in dezen toestand gekomen, meenend dat het
zoo kon en gaan zou, doch nu het hoe langer
hoe meer gebleken is, dat het niet naar
wensch gaat, moeten wij ook met Hem, ins
gelijks dus met wederzijdsche toestemming uit
dezen toestand d. i. tot eenheid van opleiding
trachten te geraken. Dr. v. L. geloofde, en
ook ik geloof, dat dit de goede aangewezen
weg is*. In deze beoordeeling is metterdaad
een streven naar toenadering aan het woord,
’t Is zooals ds. Littooij schreef. Ik wensch
volstrekt niet eenig beding of eenige rechten
te schenden. Maar dit neemt niet weg dat,
als men maar wil, er in de opleiding wel
overeenstemming en practische eenheid is te
verkrijgen. Seminarie en Universitaire theol.
faculteit staan toch niet als twee contraire
beginsels tegenover elkander, waartusschen
geen practisch verband en saamtreffen mogelijk
zou zijn. Het aan zijn lot overlaten om te
laten verkwijnen en te laten wegsterven is
niet m. i. bereiken wat men denkt.
Een predikant zou geen mensch moeten zijn
om het geduldig aan te zien dat zijn Kerk
leegliep. Welnu kan men dan verwachten dat
zij die aan de Theol. School verbonden zijn
haar versterven gelaten zullen aanzien Wordt
zij nu reeds niet met allerlei kunst en vlieg-
middelen op de been gehouden En zeggen
de woorden bij sommige gelegenheden nog
kortelings gesproken niet genoeg waar men
bewust of onbewust door de onafwijsbare wet
der reactie heengevoerd wordt En als de
Onderstaand stuk door Dr. van Lonkhuizen
reeds den 30en Juli geschreven, kwam eerst
door de Friesche Kerkbode van 14 Sept, ter
onzer kennisse.
Had de Friesche Kerkbode ,om het groote
belang der zaak en uit respect voor den schrij
ver*, het niet „in extenso* uit Hollandia over
genomen, dan waren we onkundig gebleven
van een schrijven, waarin onze naam herhaal
delijk genoemd wordt. Natuurlijk maken we
Dr. van L. daarvan geen verwijt. Hjj gaat, dit
spreekt van zelf, van de gedachte uit, dat
Hollandia ons toegezonden werd, gelijk wij
dat deden toen in ons Blad, naar aanleiding
van z(jn vroeger stuk, een en ander geschre
ven werd. Dit was echter niet het geval
Hollandia wilde met ons Blad zelfs niet treden
in het wisselen van ruilbladen.
Het door de Friesche Kerkbode overgenomen
schrijven, luidt dan als volgt
PredikantstracteTnenten, Zending
en Theol. School.
Met dank voor de gewenschte bespreking
die de Christelijke pers wilde geven over het
geen ik schreef aangaande de predikantstrak-
tementen, meen ik, dat thans de zaak genoeg
zaam van alle kanten bezien is, zoodat we nu
hebben te trachten zal ook deze poging
weer niet zonder vrucht eindigen om tot
een conclusie en tot handelen te komen.
Eerst meen ik echter nog te moeten terug
komen op een paar zaken, die ik bij de be
schouwing van de finantieele draagkracht onzer
Kerken ter sprake bracht.
Dat was o. a. de Zending. Men heeft het
zoo voorgesteld alsof ik de uitgaven der Zen
ding wilde „beknibbelen*. (Zoo de Geldersche
Kerkbode. Een sehoone en juiste voorstelling
van m(jn bedoeling hieromtrent gaf echter het
Zeeuwsch Kerkblad. De oogen van den nestor
der Zeeuwsche Kerken schijnen nog scherper
te zien en te lezen dan die van zjjn toch eenigs-
zins jongeren Gelderschen collega). Ik sprak
in mijn stuk slechts van een „rustpunt” voor
de toenemende uitgaven van ons Zendings-
budget. Dat onze zendingsuitgaven in de naaste
toekomst nog heel wat zullen moeten toene
men toonde Dr. Esser van Reeuwijk (ook al
had zijn stuk een andere bedoeling dan het
mijne) met een geheel lijstje aan. Tegenover
de in de laatste jaren zeer toenemende zendings
uitgaven meende ik dat als onze draagkracht
niet grooter was dan zich thans openbaarde,
dat we dan de Zending niet uitbreiden moes
ten en dat we ook niet eenzijdig in onze gaven
moesten zijn, daar hetgeen de kerken der
groote steden aan Zending uitgaven in geen
evenredigheid stond tot wat zjj deden voor de
duizenden ongeloovigen rondom haar. Doch
en het is mij tot vreugde over ’t algemeen
was men van oordeel dat de finantieele draag
kracht der Kerken nog niet uitgeput was, dat
men dies de zendingsuitgaven niet behoefde
te beperken. Welnu indien dit zoo is
laat ons dan het e'éne doen en het andere niet
nalaten. Maar laat ons het dan ook doen
met alle kracht, zoowel wat de nooden van ons
eigen volk eischen als wat we naar onze roe
ping in Indië hebben te doen. Men meene
niet dat de liefde voor de Zending bij mij be
koeld is. Gode zjj dank, neen Alleen en
dat meende ik men houde eenigszins even
wicht in z(jn uitgaven.
Voorts waagde ik het (want het was een
heeft
ugen
heid,
voor
Het is lang geleden, dat de man leefde, over
wien gesproken wordt in bovenstaande woor
den, en het is waar, dat de tijden veranderen
en de menschen met hen. Het zou echter wel
eens kunnen blijken, dat er overeenkomst is
tusschen Loth en u, meer dan gij zelf vermoed
hebt. De omstandigheden, waaronder hjj destijds
verkeerde, zijn overvloedig bekend. Engelen
waren naar Sodom gekomen, en hadden bjj
hem een gastvrij dak gevonden. Na eenige
oogenblikken bjj hem vertoefd te hebben,
maakten zij hem bekend, waartoe zij hunne
schreden gewend hadden naar deze vruchtbare
vlakte. Met ontzetting des harten heeft hjj hen
aangehoord, en hij denkt er niet aan hun woord
in twijfel te trekken. Hij gelooft, dat zij hunne
bedreiging ten uitvoer zullen brengen, en hjj
is overtuigd, dat dit sehoone land met zjjne
heerlijke steden weldra aan de verwoesting
prijsgegeven zal worden. Geen wonder, dat zjjn
hart vol vreeze is by deze gedachte.
Dadelijk verlaat hjj zijne woning en
zjjne schoonzonen op om hen te bewegen dat
zij met hem en zyn gezin deze streken verlaten.
Deze evenwel letten niet op zyn woord, ver
werpen zijne noodiging, willen er niets van
weten, wjjl zjj zich niet begrijpen kunnen, dat
het oordeel deze liefelijke oorden zal treffen.
Hjj blijft aanhouden, hjj dringt met al de kracht,
welke in hem is aan, dat zy hem toch gehoor
zullen geven, hjj gebruikt al wat hjj aan over
redingskracht bezit om het hun op de ziel te
binden. Al zjjne moeite is tevergeefs, want deze
lichtzinnigen beschouwen hem als een zwaar
moedige, die zich door schrikbeelden, welke
nooit bestaan zullen, vreeze heeft laten aanjagen.
Bedroefd over hunne zorgeloosheid en hun on
geloof, verontwaardigd over hunne twijfelzucht
en spotternij verlaat hy hen om zjjne eigen
woning weder te bereiken en zeker om zich tot
de afreize gereed te maken.
Dit zou men denken. Doch het is niet zoo.
In plaats van alles te doen, ten einde zoo
spoedig mogelyk reisvaardig te zyn, en de
zjjnen aan te sporen om zich te haasten, lezen
wyMaar hy vertoefde. Alle jjver was ver
lamd, alle veerkracht geweken, alle haast
verdwenen. Hjj gedroeg zich, alsof de Engelen
geen woord over d» oordeelen, welke weldra
losbreken zouden, gesproken hadden. Bjj
zjjne schoonzonen had hjj aangedrongen om
toch de plaats spoedig te verlaten, thans
schjjnt hjj in de meening te verkeeren, dat er
nog tyd in overvloed is. Hoe is het te ver
klaren Niet zoo gemakkelyk. Zjjn gedrag
om anderen te bewegen het nakend strafge
richt te ontvlieden, moeten wjj toejuichen,
het is, geljjk wy van een man, die de bedrei
ging Gods gelooft en zyne naasten liefheeft,
verwachten kunnen, maar hoe kan diezelfde
®an nu, waar de oogenblikken zoo kostelijk
zÖn, doen, alsof er geen gevaar meer is. Gjj
voelt u genegen om Loth eens onder handen
te nemen, hem eens te wjjzen op zyn dubbel
zinnige handelwijze, hem zjjn dralen te ver
wijten, en hem op scherpen toon rekenschap
af te vragen. Eer gjj er echter toe overgaaf,
is het misschien goed, dat gjj met zjjn voor
beeld voor oogen eens nagaat, of er nooit iets
van dat vertoeven bjj u zelf gevonden is.
Mocht bjj zulk een onderzoek uitkomen, dat
het u ook niet altjjd vreemd gebleven is, dan
is er immers nog altjjd gelegenheid, indien gjj
er ten minste lust toe hebt, om hem nog hard
t» vallen.
Loth vertoefde. Vreemd nietwaar? Laat ons
eens zien. Wellicht verdwijnt het vreemde wel.
Anderen tot vluchten'voor het naderend on
heil aanzetten, dat gaat nog wel. Met Loth
gelooft gjj al de bedreigingen, welke God door
Zjjne gezanten over de zonde heeft laten aan
kondigen en gjj twjjfelt er niet aan, of zjj zullen
eenmaal zeker uitgevoerd worden. Dat heeft
er meermalen u toegebracht om uwe betrek
kingen, uw naasten opmerkzaam te maken, dat
God eenmaal met vlammend vuur wrake zal
doen over hen, die het Evangelie van Christus
ongehoorzaam zjjn. Ontroerd bjj het denkbeeld,
dat van de hemelsche zaligheid uitgesloten
zullen worden allen, die in hun ondankbaar,
goddeloos leven voortvaren, hebt gjj uwe om
geving gewaarschuwd en hen aangespoord, dat
zjj toch op hun eeuwige redding bedacht zou
den zjjn. Met een bewogen gemoed, ik geloof
u, hebt gjj gevtezen, hoe vreeseljjk het zjjn zal
te vallen iii ffe^handen van een levenden God,
die een vertélend vuur is voor alle werkers der
ongerechtigheid en het deed u leed, ja het veroor
zaakte u Smart, als gjj merktet, dat zy niet
luisterden, dat zjj de aanmaning in den wind
sloegen, dat gjj in hunne oogen als jokkende
waart. Maar hoe is het u gegaan, zjjt gjj ijlings
opgestaan uit uwe zonde, hebt gjj zelf elke
zorgeloosheid uitgeschud, aan elke zucht om
de wereld vast te honden een einde gemaakt
Wat zegt gjj Hebt gjj u niets te verwijten,
en kunt gjj in gemoede verklaren, dat gjj u
nooit aan eenig dralen schuldig gemaakt hebt
Nu roept gjj niet zoo luide meer over Loth’s
handeling, en daarom kunt gjj nu ook verstaan,
wat hem bewoog om zjjn tocht uit te stellen,
ofschoon gjj hem niet wenscht te verontschul
digen. Loth had zich denkelijk voorgesteld, dat
zyne schoonzonen aanstonds naar hem luisteren
zouden en zich reisvaardig maken om de plaats
des verderfs te ontvluchten. Hoe geheel anders
was het gegaan. Voor hem een pjjnljjke teleur
stelling, welke geen goed gedaan heeft aan
zijne overtuiging. Nu was daarenboven de beurt
aan hem, nu moest hy naar het woord des
Engelen handelen, nu opstaan en vaarwel
zeggen de stad, die hem zoo bekoord had, zyne
geriefelijke woning en al zyne have. Dit was
iets voor een man als hjj, die de genoegens
des levens zoo waardeerde, wiens hart zoo
zeer uitging naar het goed dezer aarde. Hoe
wel wjj het niet goedkeuren kunnen, toch
wy het wel begrijpen, dat Loth
vertoefde. Als het er op aankomt om iets los
te laten, wat wjj liefhadden, dan gaat dat
niemand onzer zoo gemakkeljjk af, al is het
dan ook, dat wjj overtuigd zjjn, dat het be
hoort te geschieden. Evenals deze neef van
Abraham zjjt gjj van oordeel, dat gjj om een
maal behouden te zjjn de wereld moet verza
ken, maar die wereld heeft zich zoo vastge
hecht aan u en gjj zjjt zoo verkleefd aan haar,
dat het niet zoo licht is om van haar geheel
te scheiden. Onbegrjjpeljjk is het u, hoe an
deren uit lichtzinnigheid met de dreigende
oordeelen kunnen lachen, want dat zou u ten
eenenmale onmogeljjk zjjn, maar altjjd beslist
te handelen wat God in Zjjd woord eischt,
dat gaat ook niet. Hoe menigmaal hebt gjj
reeds geaarzeld, vóór gjj den beslissenden stap
zettet, en dit dralen is u meer eigen dan het
zich haasten om des levens wil.
Loth zou helaas zoolang gedraald hebben,
tot het te laat was geweest, wanneer de En
gelen zjjne hand niet hadden gegrepen en
hem naar buiten hadden geleid, de hand op
het hart, zou het ook u niet op dezelfde wjjze
gegaan zjjn. o Als de Heere het enkel bjj
waarschuwing liet bljjven, wie onzer zou dan
den weg des levens leeren bewandelen, maar dit
is het voorrecht, dat Hjj zelf ons bjj de rech
terhand vat en ons leidt tot de voorgestelde
verlossing.
Zeeuwsch Kerkblad
II
I