III
IB i
I
I
1'
UIT HET LEVEJT.
ze
v
n
d
Z
t(
0]
h
ai
8(
g
n
a
h
u
Wc
des
Isrt
wat
ten
insi
Zijl
150
I
te
ade
een
tig
in
Ne>
dat
ver
om
TM
de
me
es
si'
te
I
gei
te
doi
dig
de
ver
get
hel
H
he
m
nr
oo
on
ze
tel
sc
kt
ee
nr
te
de
Wi
m
be
ot
dc
zii
in
as
g<
el
m
ii
ai
w
E
zc
ki
tusschen School
den is.
Waarlijk, de menschen van later zullen mee
nen dat men in de Gereformeerde Kerken niet
wist dat Curator verzorger beteekent.
De Nationale Vereeniging zal zich nogmaals
tot het Curatorium wenden om op hetzelfde
contract het Gymnasium over te nemen... Of
dit iets geven zal Alleen als een gedeelte der
Curatoren van meening verandert.
De Vereeniging meende, m.i. helaas, den laat-
sten weg der Curatoren niet op te kunnen gaan
en zal zich nu, indien noodig, mét protest naar
de a.s. Synode wenden. H. Mbulink.
Preekstoel en Platform.
Over dit onderwerp schrjjft „de Zeeuw* het
een en ander, dat we hier laten volgen.
.Wanneer men zoo hier en daar, zoowel in
steden als op dorpen, een kijkje neemt in onze
kerkgebouwen, vooral indien zjj inwendig ge
restaureerd of pas gebouwd zijn, dan treft het
inderdaad, hoe weinig preekstoelen en hoeveel
spreekgestoelten er overal gevonden worden. De
vraag aan de kerkbesturen voorgelegd, preek
stoel of platform, is eigenlijk geene vraag meer,
het antwoord kan direct worden gegeven. De
preekstoel is uit den tijd en moet zooveel moge
lijk door een modern platform worden vervangen-
Alzoo heeft de kansel uitgediend en is der
verdwijning nabij, zoo het lijkt. Tenminste in
letterlijken zin. Hierin heeft de mode, de prak
tijk een woordje mee te spreken. Alsmede de
bouwkunst en de leer van het geluid, zoowel
als plaatselijke gebruiken en omstandigheden.
Maar in figuurlijken zin Men zou het haast
zeggen, als men bedenkt, hoe zich bij alle mo
gelijke gelegenheden de spreekgestoelten ver
menigvuldigen. Parlementen, partijdagen, mee
tings, conferenties, van allerlei soort, voor
allerlei nuttige doeleinden, waar redenaars op
velerlei gebied, hun machtig talent laten hooren
en hunne bezieling voor een grootsch idee, voor
een deel over brengen op de hoorders, die zich
rond die spreekplaatsen verdringen. Velen hun
ner spreken het dan ook onomwonden uit, dat
zij weinig lust meer gevoelen een paar uren,
overvloedig toegemeten in een kil kerkgebouw
te zitten luisteren naar een toespraak, die een
voudig herhaalt, wat men meent reeds van
overlang te weten.
Reeds een halve eeuw geleden sprak de be
kende Engelsche volksprediker Spurgeon het
onverholen uit, hoe er een toenemende beweging
tegen den kansel was waar te nemen en hoe
deze van zijn hoog standpunt begon af te dalen.
En die beweging is er sinds niet minder op
geworden. De steeds veranderende toestanden
in het leven der maatschappij brengen voor de
kerk de dure verplichting mede, cm van hare
dienaren te eischen, dat zij hunne gaven en
talenten niet veronachtzamen, voornamelijk die
van het Woord. Zij zijn de tolken, de uitleggers
van het Woord Gods, de dienaren van het
Evangelie, die de blijde boodschap des heils
dienen over te brengen in passende bewoor
dingen met blijmoedig gelaat en tintelend oog”.
Tot zoover ,de Zeeuw”.
Wij gelooven, dat deze beschouwing in vele
opzichten juist is, ook al wordt ze, gelukkig,
nu juist door onze Zeeuwsehe toestanden op
kerkelijk-godsdienstig gebied niet krachtig be
vestigd. De Zeeuwen zijn over het algemeen
goed-kerkseh, en loopen liever twee uren om
een dominee te hooren dan een half uur voor
een spreker. Het getal van degenen, die zich
het vuur uit de sloffen loopen om de eene of
andere meeting bij te wonen, doch zich slechts
fatsoenshalve ééns op een Zondag onder de
I. I
en Gymnasium doorgesne-
prediking vertoonen, is Gode zij dank nog maar
tamelfik klein. In het hart van ons land moet
dit veel erger zijn. Men hoort zelfs van ambts
dragers vertellen, dat zij in den avondgodsdienst
schitteren door afwezigheid, dewijl zij juist om
dien tjjd gewoon zijn te dineeren. Zoover heb
ben wij het hier, geloof ik, nog niet gebracht.
En we erkennen dan ook met blijdschap deze
onze achterlijkheid. In den regel komt, wie
eenigszins kan, getrouwelijk tweemaal ter kerk
en ge kunt de anderen, die traag om te hooren
geworden zijn, nog op de vingers tellen.
Dit gunstig verschijnsel staat natuurlijk in
geen oorzakelijk verband met het feit, dat in
verreweg de meeste kerkgebouwen in Zeeland
nog een ouderwetschen kansel gevonden wordt
en evenmin zouden we durven beweren, dat
er van het platform een schadelijken invloed op
het kerkbezoek uitgaat. Preekstoel en platform
zijn beide van hout en hebben dus geen macht
over de zielen. De kansel brengt de menschen
niet in de kerk en de katheder jaagt ze er niet
uit. Maar wel gelooven we met .de Zeeuw”,
dat het verdwijnen van den preekstoel een
teeken des tjjds is en op een kentering wijst
in de gedachten, die veler hart vervullen.
De veranderingen, in den leersZoeZ aange
bracht, staan in verband met de veranderingen,
die men in de leerrede wenscht. En in welke
richting men deze wijzigingen begeert te zien
aangebracht, behoeft men niet te vragen, wan
neer men maar opmerkt, welke sprekers de uit
verkorenen zijn en wat de aard hunner onder
werpen is. Onderwerp'en van staatkundigen aard,
sociale vragen en beschouwingen zijn de hoofd
schotels van het menu, waarnaar men hongert.
Ook de behandeling van wetenschappelijke
vraagstukken wordt niet versmaad. En kunst
beschouwingen, vooral op het gebied der lite
ratuur, zijn voor velen een delicatesse.
En nu zou de dienst des Woords zich vooral
in deze richting hebben te ontwikkelen. Wat
haar vorm betreft, moet de prediking aan de
hoogste eischen van den goeden smaak voldoen,
en wat haar inhoud aangaat, moet ze haar licht
laten schijnen over de talkoze vragen van het
dagelijksch leven in iederen kring der men-
scheljjke samenleving. „We hebben nu lang ge
noeg*, zeide eens iemand, .hooren preeken over
wedergeboorte en bekeering, over rechtvaardig-
making en heiligmaking, het wordt tijd, dat
we nu eens iets anders te hooren krijgen, dat
er nu eens gepreekt wordt over de vraagstukken
van den dag*.
In zulke meeningen ligt een waarheid, main
schuilt ook een groot gevaar.
Er kan namelijk in de prediking te weinig
rekening worden gehouden met de verantwoor
delijke plaats, die de gemeente des Heeren
inneemt in het midden der wereld. Het konink
rijk der hemelen is een zuurdeeg, dat alles door
zuurt de geloovigen zijn een licht op den
kandelaar, verlichtende allen, die in het huis
zijn ze zijn een stad op een berg, het zout der
aarde. Ze mogen niet als Gallio zich niets aan
trekken, van hetgeen er in het rijke en veel
vormige leven dagelijks voorvalt. Juist omdat
ze het leven, het ware leven deelachtig zijn,
hebben ze ook levensfcrac/if te openbaren en te
worstelen tegen de macht des doods, tegen de
kracht der ontbinding, die om der zonde wil
over de wereld heerscht en zich in haar open
baart in alle geledingen der maatschappij en
in al hare vertakkingen. Wij mogen ons niet
neutraal houdenmet de wereld niet mee te
doen is volstrekt niet genoegwe moeten ook
tegen haar getuigen en haar onheilig drijven in
ongoddelijke richting trachten te stuiten. Daar
toe is ieder geloovige op zichzelf niet bij machte,
maar wel de gemeenschap der heiligen, door
middel van hare organen, van de mannen met
gaven en talenten toegerust. En nu is het wel
degelijk de taak van den dienaar des Woords
het volk van zijn roeping te overtuigen, voor
deze taak te bezielen, en ook in het algemeen
de lijnen te wjjzen, waarlangs het zich in de
wereld heeft te bewegen.
Maar meer ook niet. En ook dit niet alleen.
De kansel is volstrekt niet de plaats, om in
preekvorm, staatkundige vertoogen en sociale
verhandelingen te leveren en in gewjjden vorm
ten gehoore te brengen, wat in meetings be
sproken wordt. Hoe nuttig en noodzakelijk het
ook wezen moge, de vragen van den dag te
bezien bij het licht van Gods Woord, er is iets,
dat nog noodzakelijker is. De eerste vraag,
waarop het menschelijk hart een antwoord be
hoort te begeeren, is deze hoe sta ik tegenover
mijn God En dan volgt die anderehoe sta
ik tegenover het leven
Die eerste vraag is de hoofdvraag, de prin-
eipieele. Hoe zijt gij rechtvaardig voor God?
En daaruit vloeit dan secundair de andere voort:
Hoe zal ik Gode voor zulk een weldaad dank
baar zijn De beantwoording van deze laatste
vraag heeft de eeuwigheid voor zich. Het ant
woord op de eerste moet in aet heden worden
gegeven, en daarom valt op de religieus e ver-
Gewjjde en ongewijde Muziek.
Onlangs heeft de Amsterdamsche Wagner-
Vereeniging opgevoerd ,Parsifal“' den zwanen
zang van Richard Wagner, .den geniaalsten
toonzetter* der laatste tijden. In de muziek
winkels zaagt gij dagen te voren de portretten
en zelfs groote bustes van den musicus prij
ken zijne werken lagen in prachtbanden er
rondom uitgestald. Daardoor kondigde men
niet alleen de groote uitvoering aan, maar
wekte bij velen tevens de belangstelling er
voor-krachtig op.
Door sommige beoordeelaars worden de stuk
ken van Wagner beschouwd als modellen van
de muziek der toekomst.
Wat die muziek der toekomst is, kan ons
blijken uit het standpunt, dat deze met zeld
zame en veelzijdige begaafdheid toegeruste toon
kunstenaar innam. Zijne gezamenlijke werken,
die hij als dichter, als componist en als wijs
geer heeft voortgebracht, zijn in 1873 in 9
deelen in het licht verschenen.
Hij wilde verbetering op het terrein der kunst
door terugkeer tot de antieke toestanden .als
wier wezen hjj de tevredenheid van den mensch
met zich zelven en de natuur beschouwt, ter
wijl het Christendom daarentegen ontevreden
heid predikt en den mensch aanbeveelt, zich
van elke zelfstandige daad te onthouden, die
hem boven den toestand der geestelijke ge
druktheid zou kunnen verheffen.*
Wagner beschouwt den mensch als zijn eigen
God. Hij liet in zijne philosophische onderzoe
kingen zich leiden door Ludwig Feuerbach, I
aan wien hij zijn tweede groote werk,Het
kunstwerk der toekomst* heeft opgedragen.
Later volgde hij de leer van Arthur Schepen-1
hauer, die hij op geniale wijze gebruikte tot I
bepaling van het wezen zijner kunst. De kunst
alleen is, volgens Schopenhauer, in staat ons
somtijds te bevrijden van de kwelling des
levens, dat een voortdurend lijden is.
Het standpunt van Wagner karakteriseert
ten volle de muziek der toekomst als onheilige
muziek. Geen muziek der .Goede Boodschap*,
maar zondig en verdervend, wijl zij den demon
niet doet wijken, maar veeleer oproept in de
ziel.
Naar aanleiding der Wagner uitvoering wil
len wij ditmaal iets in ’t midden brengen over
de tegenstelling tusschen de gewijde en onge
wijde muziek.
Dat wij in onze gemeenschappelijke gods
dienstoefeningen een muziekinstrument hebben,
tot begeleiding van het gezang, is niet in strijd
met, maar zeer duidelijk overeenkomstig het
I
houding van den mensch tot God in de predi
king ook de volle nadruk. De dogmatiek is de
basis van de ethiek. De eerste tafel der wet
gaat aan de tweede vooraf.
En nu is dit het groote gevaar, hetwelk in
de toekomst voor de kerk des Heeren schuilt
in het opkomend verschijnsel, dat velen liever
hooren prediken over de verschillende levens
vragen dan over de leer des heils en dat men
meer belang stelt in de sociale kwesties dan
in de verborgenheid der godzaligheidik zeg,
nu is dit hierin het groote gevaar, dat men een
God tracht te dienen, dien men niet kent. Dit
is het eeuwige leven, dat zij u kennen den
eenigen en waarachtigen God en Jezus Christus,
dien Gij gezonden hebt. Indien de zaligmakende
kennis Gods in Christus en van het werk der
verlossing verloren gaat, dan verliest het gods
dienstig leven ook zijn bezielende kracht en
mist het zijn diepte. Het wordt een ijveren
zonder verstand.
Welk een onderscheid tusschen de geloovigen
van voor 50 jaar en die van nu. Hoe bevinde
lijk konden zij bespreken, wie de Heere voor
hen was, en wat ze van Hem genoten. Maar
ze wisten weinig van sociale kwesties. Dit was
een leemte. Daarin waren ze eenzijdig. Nu
daarentegen zijn we vrij knap in zaken van
politiek en van maatschappelijk belang, doch
hoe aarzelend in de belijdenis van het geloof
des harten, en hoe arm aan vreugde in de hope
der heerlijkheid. Ook dit is een leemte. Daar
zijn wvj nu toch eenzijdig in. En ik geloof, dat
deze eenzijdigheid gevaarlijker is, dewijl de
drijfveer van onze handelingen behoort te wezen
het geloof door de liefde werkende.
Met het oog hierop mogen we wenschen en
bidden, dat de kansel kansel bljjve, en dat die
kansel het middelpunt zij, waarom henen een
heilbegeerige schare zich in eenvoudigheid des
harten blijft nederzetten, om de oude waarheden
met genot en vreugde aan te hooren.
Het overgenomen stukje geeft aanleiding tot
nog andere opmerkingen. Doch deze een vol
gende maal. Laman.
geschied, zjjn ze vreemdelingen van de ver
bonden en de beloften en zonder God in de
wereld. Het tegendeel heb ik nog nooit be
wezen gezien. Regel iswaar het woord komt,
komt ook de Heilige Geest. Het is dan ook
vóór en na, naar wij gelooven: ,De Heilige
Geest wrocht mede*. Als Hij bij en onderbet
Woord, dat gebracht wordt, de levengevende
werking des Heiligen Geestes schenkt, dus het
leven des geloofs deelachtig maakt, is er meteen
het verbond der genade, objectief reeds in en
door het Woord dat gebracht is, en subjectief
tengevolge van de levenwekkende werking van
den Heiligen Geest, die er in den regel mee
gepaard gaat. En aanstonds is het dan, naar
de verbondsbelofte„Ik ben uw God en de God
uw zaads*.
Overeenkomstig deze belofte heeft de onmid
dellijke wedergeboorte by de kinderen van die
geestelijk levendgemaakten dan ook wel plaats.
Krachtens en in den weg van het genadever-
bond dusmitsdien in dezen zin en met het
oog daarop weer niet onmiddellijk. Bjj en met
het Wóórd kwam de onmiddellijke werking des
Heiligen Geestes in betrekking tot hen, die
het Woord kunnen hoorende onmiddellijke,
want gelijk olie door een trechter wel inge
goten wordt, wordt niet de olie, het leven des
Geestes, door het Woord in het harte uitge
stort. En wat de kinderen aangaat, kwam de
vervulling der belofte bij en met het genade-
verbond.
Als allen zich ook in dezen houden aan den
regel, dien het geopenbaarde Woord ons geeft,
dan zal er ook op dit punt geen twisting meer
2ijn.
’t Is waar, over de uitlegging was er en zal
er tot den einde toe wel verschil zijn en blijven.
Een onfeilbare uitlegger hebben wij niet.
Littooij.
De Classis Goes eu de Theol. School.
Langs dezen weg hopen we br. Meulink te
overtuigen, dat hij zich ten tweeden male ver
gist heeft. De vorige week zag hij zich genood
zaakt zijn vroeger gestreken vonnis over de
classis Goes in te trekken, wat hij dan ook
gulweg gedaan heeft. Toch komt de classis er
nog niet geheel zonder kleerscheuren af, want
Z.Eerw. zegt gehoord te hebben, dat het aan
te late inzending ligt, dat de contributies uit
deze classis niet in het verslag voorkomen. We
kunnen hem echter verzekeren, dat zijn zegs
man de plank geheel mis is.
Indien br. Meulink de moeite wil doen om
even het jaarverslag van het vorige boekjaar
in te zien, dan zal hjj tot de ontdekking komen,
dat de classis Goes in dat boekjaar tweemaal
contributie opzond. De oorzaak van het ont
breken der contributie in het laatste jaarverslag
van de Theol. School ligt aan te vroege inzen
ding. En, om nu te voorkomen dat de contri
buties 1906/’07 eveneens een jaar te vroeg in
het verslag kwamen, zijn de contributies met
opzet niet vóór den Isten Mei toegezonden. Eu
omdat bovendien de contributies van alle kerken
toen nog niet bij elkaar waren, is er gewacht
tot de gelegenheid bestond om ze van alle
kerken tegelijk op te zenden.
De lijst van contributies uit de classis Goes,
die onlangs in „De Bazuin* stond, is dus voor
het boekjaar 19O6/’O7.
Inplaats van te laat, is de classis Goes der
halve èn verleden jaar èn van dit jaar zeer
vroeg geweest met de verzameling en toezending
der contributies. K. Oussobbn.
-t Gymnasium te Kampen.
Zeeuwsch Kerkblad van 15 Sept, geeft eenige
mededeelingen van de Vergadering der Natio
nale Vereeniging voor Gereformeerd voorberei
dend Hooger Onderwijs, gehouden in de groote
zaal van Irene te Utrecht.
Op 200 plaatsen zijn 1350 leden, die aan
contributies beloofden f 1634 sommige leden
en kerkeraden hebben hun contributie nog
niet bepaald. 27 afdeelingen heeft deze Veree
niging in den lande en 32 Corporaties en Ker
keraden beloofden hulp.
Deze Vereeniging schijnt dus levensvatbaar
heid te hebben. Wel is de som aan contributies
toegezegd nog lang niet groot genoeg, maar
bij doelmatige bewerking van belangstellenden
en wanneer de vereeniging een broederen weg
inslaat, kan zjj finantieel sterk genoeg worden.
Zal ze evenwel haar doel bereiken
Tot nu toe is dat niet bereikt.
De onderhandelingen van ’t voorloopig be
stuur met de Curatoren zjjn niet geslaagd. De
Curatoren der Theol. School wilden niet ingaan
op het concept-contract.
Had het voorloopig bestuur der Nationale
dan zulk een verkeerd contract opgesteld
Neen, het was het concept-contract door die
Curatoren zelf opgesteld en door hen aan de
Synode te Utrecht voorgesteld.
Hierin is wat vreemds
Heeft de Synode dan dit concept-contract
afgekeurd Neen, want het verslag van de
Curatoren zegt„aangezien de Synode over dit
concept-contract haar oordeel niet heeft ge
geven.*
Is het dan eene onnauwkeurigheid geweest
van den Voorzitter, die tevens Curator is om
een officieel ingediend voorstel niet af te
handelen
Maar leest men nu het laatste gedeelte van
dien zin uit het Curatoren-verslag, dan blijkt
het dat de Synode toch wel haar oordeel heeft
gezegd, en slechts eene aanmerking van finan-
tieelen aard heeft gemaakt.
Het verdere van dien zin luidt: „dochalleen
heeft uitgesproken, dat men zooveel doenlijk
voordeeliger voorwaarden van overdracht zou
bedingen.*
Voordeeliger voor waarden dan die in het
voorgestelde concept-contract bepaald waren.
De Synode heeft dus slechts deze ééne op
merking gemaaktvoordeeliger voorwaarden.
Andere aanmerkingen had de Synode blijk
baar niet. Aan dat concept-contract hechtte
het Curatorium in casu zjjne goedkeuring, (één
Curator heeft aan de goedkeuring niet deelge
nomen) de Synode keurde het niet af. Nu zou
ieder denken dat het Curatorium gaarne wilde
onderhandelen op grondslag van dit concept
contract. Mis. Het Curatorium wilde niet. Nu
moet het een contract zjjn waarin elke band
me
mi'
gel
on:
W
oei
eei
>11
He
ha
nu
Ps
de
ie
tai
da
en
ku
ke
de