I|
1
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
i J
Hoik.
u
gelicht wordt, de eerekroon Zijner heiligen en'
beminden. Laman.
zjjne vraag voldoende inlichting had verkregen,
liet hjj zich naar de vergaderzaal brengen.
Daar zat hjj weldra neder, aandaehtig luisteren'
de.
aanl
klap
heb
verb
Bi
aard
25st<
de n
gods
gezo
hü 1
in c
diep
knee
gevo
hart.
Zi
wór
kw
reed
N
werl
80
aan
tot
Eva
oude
nade
beke
naar
h(j t
niet
was,
De z
akke
wat
hemt
Zu
bjj d
in g-
des 1
grooi
te w
Hi
dene
de di
Üver
dan
I er b
Woo
vorer
kwiji
ua
L
ern
Eur
plaa
lijk
lezer
vant
en R
des
het
boozi
geest
sting
Te
propt
Ijjke
Ook
geest
Daar
verzo
tegen
reukt
uit,
uaam
der n
Doi
demi
breidt
schap
I het
2jjn
oud t
isme
land
leven
Leipz
ging
sticht
Boedl
tisehe
cateel
delbei
bü d
velerl
Heide
We
sehe t
ons k
zjjn ii
landei
ernsti
schooi
Drangreden tot Zeudigsijver.
De prediking des evangelies onder de Hei
denen vraagt met steeds machtigen drang onze
belangstelling. In het treffend zendingsvisioen,
’t welk de Schrift ons in Ezechiël 47 biedt,
wordt gezegd, dat aan de Doode Zee visschers
zullen staan van Engedi aan tot En-eglaim
toe. De Doode Zee komt daar voor als een
beeld der Heidenwereld. Engedi lag in het
Zuid-Westen en En-eglaim in het Noord-Oosten
van de Doode Zee. De visschers, zoo luidt dit
profetisch woord van den engel, die Ezechiël
geleidde, zullen hunne netten spreiden over
heel de zee, zoo ver haar gebied »icb ulianoir.
Dit toont ons nadrukkelijk aan, dat, hoe
krachtig het werk der zending ook wordt ge
dreven, het peil, ons bij den profeet Ezechiël
beschreven, nog in lange niet is bereikt. Wel
staan aan de groote wereldzee op vele plaatsen
visschers van menschen, maar ziende op het
zeer uitgestrekte arbeidsveld, is het getal, hoe
zeer het in den laatsten tjjd ook werd vermeer
derd, nog o, zoo gering.
Dat leert ons ook de statistiek, die wjj on- I
langs lazen. Ruim geschat, kan gezegd worden, 1
dat er nog ruim duizend millioen Heidenen 1
zjjn. Het aantal arbeiders in de zending beloopt
volgens die opgave 35,000, van welke slechts 1
10,000 geordende zendelingen zijn. De overige I
25,000 zjjn inlandsche helpers. Op iedere 350,000 I
inwoners van Indië is slechts één zendeling. I
Arabië heeft er op 10 millioen slechts drie. I
Japan telt op elke 85,000 der bevolking maar I
één zendeling. Ge bemerkt dus duidelijk, dat I
op het Zendigsterrein de visschers nog op verre
na niet van Engedi tot En-eglaim staan. Ge- I
heele landen liggen nog ten eenenmale in de I
nachteljjke donkerheid des heidendoms hopeloos I
neer.
De ontdekkingsreiziger Stanley heeft züu I
tocht door Afrika van Zanzibar naar de Congo, I
in duizend dagen volbrachten op die lange
reis van 7000 mjjlen, ontmoette hjj niet één
menseh, die ooit den naam van Jezus gehoord
had. Sinds achttien eeuwen heeft Christus I
zjjnen gemeenten bevolen: .Predikt het Evan- I
gelie allen creaturen.” En is het nu niet een I
treurig bewjjs van haar gebrek aan ijver, dat I
zjj, na zooveel eeuwen, de bljjde boodschap I
des heils nog slechts aan een vierde gedeelte I
van het menschdom heeft gebracht
Mocht deze beschamende gedachte ons tot I
een prikkel wezen, om in den arbeid der
Zending steeds meer overvloedig te zjjn. En I
dit nog te meer, wijl het menigmaal op aan
grijpende wjjze is gebleken, dat de Heere zelf
wegen baant, muren neerwerpt en slagboomen
verwjjderten dat vele toebereide akkers I
wachten op de zaaiers.
In 1875 werd te Tschek-tu in China een
zendingskapel geopend. Het volk vloeide in
menigte toe. Een 75 jarige blinde grijsaard
bemerkte, uit het rumoer op de straat, dat er
iets buitengewoons plaats had. Nadat hij op 1
’t Is waar de schare vermenigvuldigt zich
ook onder ons die met God niet meer rekent.
Helaas, er is reden genoeg om behoedzaam te
zjjn, om de wacht bjj het beginsel te betrekken.
Maar is het niet duidelijk dat zelfs een staat
kundige partij als de sociaal-democratische,
zich plooit en schikt naar ons volk Merkt
gij niet hoe zij hun radicaal godsdienst-
looze, ja godsdienstvijandige ideeën zooveel
mogelijk op den achtergrond houden, genoopt
door den religieuzen aanleg van ons volk
En om niet meer te noemen, vergelijk dan
ook eens ons staatkundig leven met het ellendige
Rusland. Daar volgt de eene revolutionaire
uitbarsting de andere op. Gedurig weer breken
jodenvervolgingen uit, waarbij honderden
slachtoffors vallen. Van de ellende in dat groote
rijk is eenvoudig voor ons Nederlanders geen
denkbeeld te vormen. Aan den eenen kant de
grootste gestrengheid en tyrannieke hoogheid, I
anderzijds een onweerstaanbare drang naar
meerdere rechten die of in den weg vau
schikking of in den weg van geweld zullen
verkregen worden. Zoo is ’t groote Russische
rijk een vulkaan, die voortdurend werkt, waarvan
gij een geluid hoort als ’t rommelen van den
donder om straks stroomen van revolutionair
lava te spuwen die duizenden doodt.
Dan is Neerlandsch bodem rustig en be- I
trouwbaar. En al sluiten wü ons oog niet I
voor vele zonden in ons volksleven, al blijven I
wjj getuigen tegen gruwelen die verwoestend
doorkankeren, er is ook nog wel hier en daar
een lichtpunt. Wij zijn niet zonder hope, j
Voor land en volk zjj ons oog op Hem, die I
de bergen vastzet door Zijne kracht, omgord I
zijnde met machtdie het bruisen der zeeën I
stilt, het bruisen barer golven en het rumoer
der volken.
Zw.
Ds. Veenstra's afscheid.
Zondag was de Noorderkerk te Vlissingen
in de namiddagbeurt overvol. Het bevreemdde
niemand, ds. Veenstra, die voor eenigen tijd
zijn emeritaat gevraagd en verkregen had, zou
zijn herderstaf nederleggen. Menigeen, die
met zjjn lichameljjken toestand bekend was,
had met eenige huivering tegen deze ure op
gezien, maar al spoedig week elke ongerust
heid, toen deze oude en op ons eiland zoo
bekende dienaar den kansel beklommen had
en aan het spreken was.
Hij begon met ons te zeggen, dat het nu
vijfentwintig jaren geleden was, dat hij te
Vlissingen zjjne intrede had gedaan. Eerst
verhaalde hjj ons uit die jarenlange ervaring,
waaruit ons bleek, dat zjjn arbeid gezegend
was geweest voor kerk en schooldaarna
gedacht hjj aan zjjn eigen verantwoordelijk
heid, welke hem bracht tot ootmoedige belij
denis van schulden eindelijk liet hjj ons
zien, welk een stof hjj had tot dankbare
erkentenis voor de liefde en het vertrouwen,
door de gemeente hem betoond, maar bovenal
voor al de zegeningen, hem uit de hand des
Heeren toegekomen.
Met stille aandacht en met groote waardee-
ring werd de grjjze dienaar ook ditmaal aan
gehoord, en de wjjze waarop hjj sprak, maakte
hét luisteren tot een genot.
Na deze rede kreeg ds. Bouma het woord,
dat hjj namens den kerkeraad en de Classis
sprak, en hjj eindigde met de bede, dat de
Heere in zjjne overige levensdagen nog geven
mocht eene rjjke vervulling van de belofte in
de laatste verzen van den 92sten psalm gedaan.
Namens Vlissingen B sprak dr. A. Kuyper Jr.
nog een woord van hartelijke waardeering en
wenschte, dat het hem gaan mocht als de
oude Simeon eens.
Het was eene goede ure, al was zij met
eenige huivering verbeid, en al ging zjj met
weemoed gepaard. De Koning der Kerk, die
dezen dienaar zoo lang tot zegen deed arbei
den in den wijngaard des Heeren, geve hem
nog een kalmen en rustigen levensavond.
Vrijdagmorgen.
Gelijk verleden jaar zoo was er ook nu een
gemeenschappelijke godsdienstoefening van de
Gereformeerden, gehouden ter viering van den
verjaardag onzer geliefde koningin. Ds. Wa-
genaar ging bjj deze gelegenheid voor en had
tot tekst Rom. 12 15a. Op duidelijke en
sehoone wjjze sprak hij over de volgende drie
puntenWat ons stof tot blijdschap geeft, wat
ons opwekt om in die blijdschap te deelen, en
op welke wjjze wjj uiting aan die blijdschap
behooren te geven. Met warmte wees hij ons
op de groote voorrechten, welke wij in ons
Vorstenhuis en in onze geëerbiedigde koningin
hebben ontvangen.
Onder dit gepaste en bezielende woord
waardeerden wjj op nieuw de goedertierenhe
den des Heeren over ons en werden wjj aan
gespoord tot vermenigvuldiging van het gebed
voor onze Vorstin, aan wie de gave verleend
is om ons gansche volk rondom den troon te
vereenigen.
Wanneer wjj terugdenken aan het gevaar,
dat ons vorstenhuis heeft bedreigd, moeten wjj
zeggen, dat er groote oorzaak tot dankzegging is,
en wanneer wij letten op den tegenwoordigen
toestand, dan is er alle reden onze handen en
oogen omhoog te heffen tot Hem, van Wien
alleen de zegeningen kunnen nederdalen.
Wat mag dan wel de oorzaak zjjn, dat de
opkomst tot de plaats des gebeds thans ge
ringer was dan verleden jaar Zou ieder eens
over deze vraag willen nadenken en daarop
het antwoord zoeken Bouma.
School op den Wal.
Op Koninginnedag waren in de sehoolloca-
len op den Wal ruim honderd kinderen, vele
ouders, onderscheidene onderwijzers en de
leden van ’t Bestuur der Vereeniging voor
Geref. onderwijs saamgekomen ter opening van
de Nieuwe School voor meer uitgebreid lager
onderwjjs. Altjjd blijft het jammer, dat sa
menwerking tusschen de Herv. en de Geref.
in onze goede stad niet verkregen is om eene
dergelijke school te hebben, want dan was het
mogeljjk geweest om dadelijk het onderwjjs te
doen beantwoorden aan het voorgestelde doel.
Op dit gebied hadden wjj kunnen samenwer
ken. En het was zoo noodig geweest.
Nu het echter niet ging, verblijden wij er
ons toch in, dat de Geref. deze tweede school
hebben durven openen en wij hopen, dat de
Heere haar een goeden naam en eene ruime
plaats geve.
voor koningen goed, te weten, dat zjj men
schen zjjn. Meer dan iemand verkeeren zjj in
gevaar dit te vergeten. Hun macht is zoo
groot. Ze staan zoo hoog. Hun glans is zoo
schitterend. Ze leven in een wierook van
hulde. Alles buigt voor henzjj buigen voor
niemand. De Schrift zelf noemt ze om hunne
majesteit góden. En daarom is het zoo goed,
dat de Heere door het Ijjden, dat Hjj over hen
beschikt, hun herinnert dat ze ook menschen
zjjn. Want ook voor koningen is deze erken
tenis de eerste schrede op den weg tot hun
eeuwige zaligheid. Om deze reden nu ver
blijden we ons, dat de Heere onze welbeminde
Vorstin krank gemaakt, maar ook weer gene
zen heeft. En mocht op veler gebed het Gode
dan behagen, haar in de toekomst toch nog
te geven, wat Hij haar tot heden onthield,
een koninklijk kind met het bloed der Oranje’s
in de aderen.
Ook is onze Koningin de vorige week ver
jaard. En over dit heugeljjk feit heeft heel
Nederland vreugde betoond. De vlaggen heb
ben gewaaid. De klokken hebben geluid. De
muziek heeft gespeeld. Er zjjn optochten ge
houden. En er is nog veel meer gebeurd.
Dit alles ter eere van de Koningin.
Het grootste deel van ons Nederlandsche
volk is nog naief genoeg om verheugd te wezen,
wanneer de Koningin verjaart. Daartegenover
zjjn er echter ook anderen, die reeds lang boven
dat kinderlijk vreugdebetoon verheven zijn. Op
de massa gerekend, zjjn het er gelukkig slechts
weinigen maar op den tel zijn het er al tame
lijk velen. Ze zjjn te groot geworden om nog
te gelooven aan de realiteit van verschijnselen
als vaderlandsliefde, verknochtheid aan het
vorstelijk huis, koningsgezindheid en dergeljjke
dingen meer. De feestvierende menigte is in
hun oog een schare van groo te kinderen, wier
dwaze verbeelding en onzinnig enthousiasme
in het beste geval een goedig glimlachje op
wekt bjj den een, terwjjl het den ander prikkelt
tot bjjtenden spot. Doch hoe groot deze lieden
ook wezen mogen, ze zjjn niet groot genoeg
om met de kinderen nog weer eens een oogen-
blik kind te zjjn en met hunne kinderlijke
dwaasheden mee te doen, al ware het alleen
maar om deze kleinen niet te ergeren. Zulke
menschen, die niet vlaggen willen en geen
oranje dragen en geen volkslied zingen, doen
mjj denken aan een opgeschoten jongen, die
het beneden zjjn waardigheid vindt met zjjn
kleine broertjes en zusjes te spelen. Als de
jongen, die nu zoo groot als zjjn vader is, ook
eens den ouderdom van dezen bereikt heeft, zal
het wel weer met hem beteren. En ik denk,
dat diezelfde menschen, die nu te groot zich
voelen om feest te vieren als de Koningin ver
jaart, mettertijd de vlag weer zullen uitsteken
ter gelegenheid van den geboortedag van groot
heden, die het honderdste deel van de liefde des
volks niet bezitten, waarin onze Koningin ge
lukkig mag deelen. De Heere schenke aan onze
Nederlandsche natie een ruim deel van die
kinderlijke naieviteit, welke onontbeerlijk is om
God te vreezen en den Koning te eeren, en om
geestdrift te gevoelen voor eenig ideaal.
Maar er is nog iets anders, dat de harten
van vele Nederlanders met vreugde heeft ver
vuld ter oorzake van onze Koningin. Dezer
dagen werd ons uit goede bron verzekerd, dat
het vorstelijk echtpaar huiselijke godsdienst
oefeningen houdt te midden van het hofperso
neel. Er wordt gezongen, gebeden, gelezen. En
het schjjnt, dat onze Koningin zelf daarbjj
voorgaat.
Dat H. M. dit kan, verwondert ons niet. Bjj
vele gelegenheden heeft zjj getoond de gave
van het woord wel te bezitten. Maar dat zjj
dit wil, er lust in heeft, dat is ons een oorzaak
van groote blijdschap. Hoe dit bericht in den
lande ontvangen zal worden, weten wij niet.
Er zijn vrijmoedige geesten genoeg, die een
ongunstige meening durven uitspreken. Maar
overigens zal er in besloten kringen wel mee
smuilend over gesproken worden. En wie weet,
of in de hoogste kringen dit koninklijke voor
beeld niet zal worden nagevolgd. Want ook
de godsdienst is aan mode onderhevig. Doch
dit alles laten we rusten. Eén ding is zeker,
het was voor duizenden in den lande een ver
kwikking dit bericht, en we hebben het met
ontroering gelezen. En sterker dan ooit ver
vulde de innige begeerte ons harto, mocht
het eens waar zijn, dat deze laatste Oranje-telg
een gekende ware ten leven; mocht het eens
waar zijn
Geve de Heere aan onze geëerbiedigde Konin
gin niet alleen liefde tot Zijn Woord, maar
ook het rechte licht in Zjjn Woord, en ver-
menigvuldige Hij door de genade des H. Geestes
ook haar kracht en sterkte, opdat zjj haar
Koninklijk leven en het leven van haar Konink
lijk hof alzoo schikke en rich te naar dat Woord,
dat heel de wereld spreken moet van Hollands
vrome Koningin. De Heere schenke haar,
wanneer de Koninklijke Kroon van hare slapen
Vergelijkingen.
Voor twee uitersten moet ieder menseh
steeds op zijn hoede zijn, te weten voor ijdele
zelfvoldaanheid en voor zwartgallige verwer
ping van zichzelven. Ver de meesten staan
schuldig aan het eerste, zjj zjjn veel te veel
met zichzelven ingenomen om ernstige critiek
over eigen werk te oefenen en gevoelen nooit
hoe al hun arbeid o zoo aan de oppervlakte
ligt. Zulke lieden doen verstandig zoo zjj eens
naar de diepte afsteken en nadrukkelijk be
proeven- in hoever hun werk aan betameljjke
eischen voldoet, en allermeest uit welke oor
zaken, uit welke beweegredenen het opkomt.
Dat kan een frisch bad zjjn, waardoor zjj wat
ontnuchteren.
Daartegenover staan mannen van ander
karakter. Het moed gezegd, zjj graven dieper,
leven niet zoo oppervlakkig, denken over alles
veel ernstiger na. Maar met dit gevolgzjj
achten zichzelven eenvoudig tot alles onbruik
baar vinden de omgeving waarin zjj leven in
één woord de treurigste welke gjj u kunt
denken, kleuren hun tjjd als de donkerste
eeuw der wereldgeschiedeniszjjn volstrekt
niet te spreken over kerk en maatschappij en
komen er bjjna toe om te wanhopen aan wereld
en lot.
In deze beide uitersten ligt geen klein ge
vaar. Wjj gaan zoo gemakkelijk een rustig,
stil leven leiden, schitterend in onzen eigen
glans, genietend van de eerkroon die wjj ons-
zelven op de slapen hebben gedrukt of wjj
verachten in grove ondankbaarheid wat God
naar Zjjne ontferming ons gaf.
Een tegenwicht voor dit kwaad biedt ons
de kennis der historie van volk en kerk en
een nauwkeurig achtgeven op het heden, op
de geschiedenis der volken rondom ons. Dat
alleen kan ons bekwamen om door vergelijking
tot een oordeel te komen, dat van eenige
waarde kan worden geacht.
Laten wjj eens enkele vergelijkingen maken.
Er is in ons vaderland zeker achteruitgang
op godsdienstig gebied te constateeren. Want
vooreerst het percentage dergenen die tot
geene kerk behooren neemt toe. Voorts, wordt
vooral in groote steden, ’t getal van hen die
nog in naam bjj eene kerk behooren en toch
nooit onder ’t Woord zich scharen, steeds
grooter. En onder hen die nog beljjden valt
ook niet te roemen over groote opgewektheid.
Dit feit vindt algemeene erkenning. Maar
nu kan iemand uit onkunde zich blind staren
op dit eene feit, en klaagtonen aanslaan alsof
er nooit donkerder en dorrer periode was.
Steeds ellendiger wordt ’t voor zjjn oogenhij
ziet niets goed.
Doch vraag nu eerst eens hoe ’t was in ’t
bloeitijdperk van de Gereformeerde religie,
en hoor dan uit den mond van historiekenners
dat ook toen slechts een tiende deel waarljjk
Gereformeerd was. Sla zelf ’t historieblad op
en aanschouw met eigen oog hoe ook toen in
het innerljjk leven der kerk niet alles zóó
bloeide als menigeen het zich voorstelde. Let
er op hoe ook toen de zonde oorzaak, was
van diepe onwetendheid bjj velen en laat het
verhalen hoe nu voor iets meer dan een
eeuw geleden, in menig dorp van den voor
vaderlijken godsdienst zoo goed als niets was
overgebleven, toen allen dansten om den vrij
heidsboom der Revolutie en zelfs mannen die
vooraanstonden, van de Revolutie heil ver
wachtten en uw lust bekoelt al een weinig
om een onvoorwaardeljjk lofredenaar te zijn op
den verleden tjjd.
Maar breid uw blik nu ook uit naar de
volken van Europa rondom u. Vraag naar den
godsdienstigen toestandvanEngeland, Frankrjjk
Spanje, Italië, Oostenrijk en Duitschland. Dan
zal u bljjken dat Nederland nog een bevoor
recht land is waar het geloof minder aan den
buitenkant zit dan in Engeland, beter, veel
beter bewaard bleef dan in Frankrjjk, minder
gemoderniseerd werd dan in Duitschland, en ook
heerljjker vrucht van Gods gemeene genade
draagt dan in Spanje en Italië, om van Rus
land maar te zwjjgen.
Wjj mogen dus wel klagen, zoo wjj maar
tevens erkennen wat God ons gaf. Want on
dankbaar zou ’t toch zeker zjjn indien wjj ver
gaten wat zegen wjj genieten boven landen
als Rusland en Spanje.
Een tweede vergelijking. Wjj hebben een
liberaal ministerie, mannen niet van onze be
ginselen. Gaarne Hadden wjj staatslieden van
positief Christelijke belijdenis aan ’t bewind
gezien. Tot onze smart mocht het niet zoo zjjn.
Maar al treuren wjj, dankbaarheid past ons
toch, dat wjj geen tooneelen zien voorvallen
als in Frankrjjk waar het radicale ongeloof
met kerk en kerkgeloof, met God en godsdienst
gebroken heeft. Daar heeft ’t brute atheisme
bjjna onafgebroken ’t woord om zonder vol
doenden tegenstand zjjn zwadder te spuwen
op de domme menigte die nog gebonden is
aan godsdienst en kerk.
I