Schoolactie.
te
de
de
sp
en
he
Ps
Pi
he
da
Pr
vc
set
me
en
he
ou
j.l
ge
P.
A]
wc
da
va
On
ini
wc
Cc
kc
ve
H,
4:
mt
ge
zel
de
he
zij
ha
do
gh
zic
lee
ge
zic
de
vc
M
ei|
Zi
d<
to
se
be
ve
he
if
en
oo
zu
se
gl
gc
en
ze
wt
Je
bo
gii
„En wie houdt er
een schraal inko-
Kent gtf u zelven?
Wy leven in een tijd van kennen en weten.
Daardoor is het ook een tyd van allerlei
examens. De menschenwereld valt byna in
twee groote deelen uiteenmenschen, die
examineeren en die geëxamineerd worden.
Schier voor alles moet men tegenwoordig een
soort examen doen. En de eischen van al die
examens worden steeds hooger.
Maar hoe hooge vlucht de wetenschap
tegenwoordig ook neemt, er is één soort van
en toch vergissen ook
stond waren er die tegen de „onverandelyke
waarheden* bezwaar hadden. Maar niettegen
staande dezen tegenstand bleef de Vereeniging
ongestoord in kracht toenemen tot het jaar 1887.
Zy arbeidde veel, door oprichting van scholen,
door verleening van geldelijke tegemoetkoming,
inzonderheid waar eigen belangstelling en
veerkracht openbaar waren.
Zjj hielp arme schoolbesturen aan kapitaal,
bood jaarljjksche subsidies, droeg zorg voor de
opleiding der onderwijzers en hield de belang
stelling op allerlei wijze levendig.
Jammer genoeg, naar onze wy'ze van zien,
dat niet al wat voor Christelijk onderwijs
streed, byeenbleef. Maar neen, laten wy zoo
niet spreken, wat wy verkeerd achten, wordt
vaak door God ten goede gekeerd.
Reeds 20 Dec. 1868 wordt opgericht de
Vereeniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs*
Een 60-tal mannen, den lOen Juni 1868 te
Leeuwarden vergaderd, besloot tot hare op
richting. Heilige ijver voor de zaak van ons
Christelijk onderwijs doortintelde hen, en ne
vens mannen als „meester11 Feringa, Mr. Groen
van Prinsterer, edeler gedachtenis, naar de van
God afgelegde belofte, tot heil der natie, niet
alleen mede te worstelen, maar ook de be
hartiging van Christelijk onderwijs 'en in om
vang 'en vooral in diepte te doen winnen.
Er was ook een uiterlyke aanleiding voor
’t optreden dezer vereeniging. De „N. Prov.
Gron. Courant* herinnerde er terecht aan. Gy
kunt het lezen in ’t schoone boek „Van strijd
en Zegen* blz. 166.
Maar krachtiger nog was de innerlijke oor
zaak. Slechts wie uiterlijke aanleiding met
innerlijke oorzaak verwarde, kon meenen, dat
het optreden van Dr. G. J. Vos Azn. c.s. met
„Schoolhulp* om uitsluitend jongelingen tot
Hervormde onderwijzers op te leiden haar
ontstaan veroorzaakte. Dat optreden werkte
wel als „pik in ’t vuur*, maar ’t vuur brandde
reeds*.
Ook de arbeid van deze Vereeniging is niet
ongezegend geweest.
Zy zorgde vooral voor opleiding der onder
wijzers, al moest zy vooral in de laaste jaren
spaarzamelyk zaaien. Maar by name in de
eerste jaren was er bloei. Zy waarschuwde
tegen misleidende leuzen. Zy handhaafde de
Gereformeerde belijdenis ook voor ons school
leven. Ook zy was geen kerkelyke vereeniging.
Naast de Prof. Van Velzen, Brummelkamp en
De Cock, treft gij in haar midden aan Ds.
Ploos van Amstel, C. Rupta, Jhr. Mr. A. M.
C. van Asch van Wyck e a.
By het jubileum dezer Vereeniging is ge
zegd „De heer Noordtzy heeft één punt ver
zuimd te vermelden, zy ’t uit discretie. „De
scherpe lynen (in onze Christelijke scholen)
weer te herstellen, zie dat was het werk uwer
Vereeniging. En van dat werk is vruchtbaar-
makende kracht uitgegaan. Uw beginsel heeft
als een zuurdeesem doorgewerkt en is ook van
niet weinig invloed geweest op de Vereeni
ging voor C. N. 8. O. Ook daar heeft dat
Calvinistisch beginsel zijn uitwerking gedaan.
Niemand die er aan twijfelt. Een heerlijke
zegepraal voor uwe Vereeniging
Wellicht zal zy nu welhaast overgaan in
„Gereformeerd Schoolverband*. Vatten wy de
idee van dat schoolverband goed, dan is de
bedoeling, alle Gereformeerde scholen d. w. z.
alle scholen, die op den grondslag van de Ge
reformeerde Belijdenis staan, onderling te doen
samenwerken, om de innerlijke belangen van
’t onderwijs te behartigen.
Maar deze nieuwe Vereeniging is nog in
wording. Het volle licht over hare levenstaak
is nog niet opgegaan. Wy zullen er weldra
meer van hooren.
Keeren wy nu naar de Vereeniging voor
Christ. Nat. Schoolonderwijs terug, om hare
levensgeschiedenis iets nader te leeren kennen,
en wy zullen een volgend maal reden hebben
Gods ontfermingen te danken, al is er ook
veel onder hen, die wy als Christenen eeren,
dat wy afkeuren.
Gerustelyk zeggen wy, ziende op ons Chris-
lyk onderwijs: de Heere heeft groote dingen
aan ons gedaan, dies zyn wy verblijd. Laten
wy dan geene ure wijken met onderwerping,
opdat de waarheid van Christus by ons ver-
blyve.
Zw.
want hierop heeft de H. Schrift geantwoord
aan de vrucht zult gy den boom kennen.
’tMoet ons niet te doen zyn om, een maat
staf, om anderen te keuren, maar wel, om voor
onszelf te weten, hoe we als leden des Verbonds
hebben te leven. De vraag is naar de uitwer
king van Gods werk in een, die zich bekeert.
Met kennis vangt de openbaring van dit
leven aan. Immers die wandelaar op den dwaal
weg moest eerst overtuigd wezen, dat hy dwaalt,
dat hy op een verkeerden weg is.
Hy krijgt kennis van zonden. Nadat ik
my zelven ben bekend gemaakt, heb ik my op
de heup geklopt, enz. Alleen ken uwe onge
rechtigheid. De ontdekking des geestes doet
hem het wezen der zonde kennen.
Die zelfkennis is de vrucht vangodskennis.
Daarom is het de kennisse Gods, die wy be
hoeven zy is het uitgangspunt.
Job drukt dit zoo helder uit als hy zegt in
het 42ste hoofdstukMaar nu zie U rny'n oog.
Daarom verfoei ik my en ik heb berouw in
stof en assche.
Dit is by Job wel niet eene eerste ontdekking.
Vroeger kende hy God ook wel en had hy
kennis van zonde. Zyne oprechtheid verdedigt
hy wel, maar zyne zondeloosheid niet. Nu krijgt
hy dieper kennis van God. Hier is de over-
gang van Gods woord tot den levenden God
zelf. Nu was de God van hemel en aarde de
waarachtige wezenlijkheid voor zyn eigen ziels-
besef geworden. En daarom zegt hy Ik ver
foei my. Dat is het gevolg van toeneming in
Gods kennis: meer ootmoed, meer zelfverne
dering, meer berouw. Hoe dichter wy by God
staan, hoe meer wy onze zonde kennen.
Als Jesaja de heerlijkheid des Heeren aan
schouwt, roept hy uit: Wee my, ik verga, dewijl
ik een man ben van onreine lippen.
Geen Godskennis zonder zelfkennis, en geen
zelfkennis zonder zelfverfoeiïng.
Wy moeten de zonde kennen in haar wortel
en in hare veelvuldige vertakkingen.
Niet maar een enkele daad moet afgekeurd,
want dat doet ieder ten slotte wel eens. Elk
mensch, ook de mensch, die van de waarheid
Gods niet weten wil, keurt wel daden in zyn
leven af.
Als zonde voor God hebben wy ze te kennen,
en dan niet alleen enkele voldragen vruchten
der zonde, maar die vruchten wijzen ons op den
boom en zyn wortel.
David beklaagt in Ps. 51 zyne zonde met
Uria’s vrouw,maar dan zegt hy ’t Is niet alleen
dit kwaad, dat ik met haar bedreef, dat roept
om straf, neen, ik ben in ongerechtigheid ge
boren. Het vuile water wyst op de vuilheid
van de bron. Die vuile daad wyst hem by ver
nieuwing op den toestand van zijn hart.
Zoo hebben wy niet alleen de daden der
zonde te kennen, ook de toestand van ons hart
moet als zondig, als diep verdorven voor ons
liggen.
Dan zullen wy niet alleen waken voor de
zonde, dat wy zulke woorden niet meer zeggen,
zulke daden niet meer doen, ja zelfs zulke ge
dachten niet meer denken, wy zullen meer doen
dan dat: juist het kennen van den toestand
van ons hart zal ons doen wanhopen aan ons
zelf, om ooit door eigen kracht iets beters te
doen of iets beter te worden.
Zoolang wy slechts de uitingen afkeuren,
zullen wy meenen als wy er ons nu eens goed
op toeleggen, als wy het nu maar eens
ernstig willen, dan zullen wy wel wat vromer
kunnen levenals wy dieper kennis van ons
zelf kregen, dan weten wy hetGod moet het
doen, Hy moet ons hart veranderen. Schep in
ons een nieuw hart en een reinen geest, zoo
roepen wy dan tot den Almachtige.
Augustinus zegt het ons zoo treffend. Tot
allerlei godsdienstige richtingen had hy zich
gewend, tot de genieting der zonde, om te vin
den wat zijn hart vervullen kon, en dan weer
had hy zich toegelegd op deugd, en dan leert
hy met diepe zelfverachting de menschelyke
onmacht tot het goede kennen. Hy zelf schrijft
er over: Ik beproef het goede voorbeeld der
christenen na te volgen. Maar ik ben gebon
den met een ijzeren wil, ik ben in eene ket
ting gesmeed uit den verkeerden wil ontstaat
de begeerte en wanneer hieraan gehoor ge
geven wordt de zonde der gewoonte.
Ik ben als een die zich van de legerstede
verheffen wil, maar door de macht van den
slaap vastgehouden weer neerzinkt. Als tot
my de roepstem komt„Waak op, gy, die slaapt
en sta op uit de dooden en Christus zal over
u lichten”, dan kan ik niet anders antwoorden
dan met de woorden van den trage en den slaap-
dronkene„Ja, straks, straks, laat my nog een
oogenblikje, en dat oogenblikje werd al maar
langer”. Eindelijk dan verstaat hy het woord
doet aan den Heere Jezus Christus en verzorgt
het vleesch niet tot begeerlijkheden.
Zy het zoo met ons allendat Christus in
ons leve. H. Miülink.
(Wordt vervolgd.)
II.
Onder de vele vereenigingen op ons Chris
telijk schoolgebied, neemt die voor Christelijk
Nationaal Schoolonderwijs de eerste plaats in.
Zy werd opgericht 30 Oct. 1860.
Hare voormannen waren Mr. P. J. Teding
van Berkhout en N. M. Feringa. In hare
eerste vergadering, waar na ryp beraad ook
Groen was opgekomen, werd een voorloopig
bestuur gekozen waarvan Groen Eere-Voozitter,
Mr. J. de Neufville Voorzitter en Feringa
Secretaris werd.
Doel dezer Vereeniging was allen bijeen te
vergaderen, die de openbare school in strijd
achten met den eisch der Christelijke begin
selen. Zy stelde zich voor de waarheid zooals
die door onze vaderen in het bloeitijdperk der
Reformatie was beleden te handhaven, zonder
de kerkelyke kwestie in den schoolstrijd te
wikkelen.
Duidelijk is in dit opzicht art. 1.
„De Vereeniging, gegrond op de onveran-
derlyke waarheden, wier levenskracht zich in
het tijdperk der Reformatie ook hier te lande,
voor kerk en school, met zegenryken luister
geopenbaard heeft, is gewijd aan de bevorde
ring van het Christelijk Nationaal Schoolon
derwijs.
En als de vraag ryst wat hiermede is be
doeld, wordt in 1865 geantwoord
„Door de bepalingen, vervat in art. 1 van
ons Reglement, dat de Vereeniging is gegrond
op «de on veranderlijke waarheden derHervorming
enz., verklaart de Hoofdcommissie zich tegen
het liberalisme van dezen tyd, tegen alle on
geloof om het even of dit in het Gereformeerde,
Luthersche, Doopsgezinde of in eenig ander
kerkgenootschap wordt gevonden.
Zy belijdt daardoor te gelooven aan de God
delijke ingeving der Schriftde rechtvaardiging
des zondaars uit genade door het geloofde
geheele bedorvenheid der menschelyke natuur
door de zondede noodzakelijkheid der weder
geboorte door den H. Geestde verlossing
door het plaatsbekleedend lijden en sterven
van Jezus Christus, Dien zy met den Vader
en H. Geest als den eenigen en eeuwigen God
erkent*.
Gelijk ieder ziet werd hier een zeer positie
ven grondslag gelegd. Vooral de verklaring is
helder als glas.
Toch werd Groens begeerte, dat nu alle
Christenen zich op dien grondslag elkander de
hand zouden reiken niet vervuld. Reeds ter-
Theologische School.
Deze week werden de Handelingen van de
vergaderingen van Curatoren van de Theol.
School verzonden.
17 studenten zyn er nog aan de School. Aan
het Gymnasium zyn 44 leerlingen.
De staat der financiën is nu juist niet roos
kleurig. Het verslag zegt, dat in de laatste jaren
de gewone uitgaven de gewone inkomsten over
troffen, niet omdat de uitgaven al maar stegen,
maar omdat de inkomsten te klein waren- Dat
is de treurigste ziekte, waaraan eene kas lijden
kan. Ook De Bazuin bracht minder op. M. i.
kon dit blad ook degelijker en prettiger gere
digeerd. De Redacteuren konden heusch wel
wat meer werk er van maken.
Dr. Franssen, die als penningmeester be
dankte en vervangen werd door Ds. Donner
van Amersfoort, schrijft:
„De achteruitgang der inkomsten is alzoo de
oorzaak van het gestegen tekort*.
Hier mag inderdaad wel eens de aandacht
op gevestigd worden, ’t Is een ernstige ziekte.
Laten wij diagnose vaststellen. Welke is de
oorzaak en welke zijn de medicijnen
Als wy nu Zeeland eens nagaan, dan treft
het, dat in de meeste classes de contributiën
zoo gering zijn. In Walcheren zyn in vjjf kerken
geen contribuanten, in alle kerken, op West-
kapelle na, werd tweemaal gecollecteerd en de
classis bracht f 625,35 saam voor de School en
nog f 85 aan giften. In de classis Zierikzee
collecteerde ze maar éénmaal, dat is niet naar
het besluit der Synode. Of werden die collecten
te laat verzonden, zoodat wy in het volgende
verslag 3 maal collecten vinden
Contribuanten zyn er haast niet. In Colyns-
plaat 13 en in Zierikzee 1 en anders niet, dat
is weinig. Deze classis bracht f 106,391/2 op.
In de classis Tholen zyn geen contribuanten,
f 109.951/2 werd er gecollecteerd.
Ook de classis Goes heeft niet veel contri
buanten.
Heinkenszand 6 en lerseke 1, dat zyn ze allen.
Goes bracht samen f 234,58.
Classis Axel is beter. Ze geeft f 434,78.
Het blykt, dat vele correspondenten hun post
als eene sinecure opvatten en al heel weinig
moeite er voor doen. Of zyn er geen contri
buanten te krijgen.
Kerken, uw kind lijdt honger I Geeft het
broodH. Mbulink.
kennis, die zeer weinig beoefend en daarom
ook heel schaarsch aangetroffen wordt. Het
is de zelfkennis. En toch is zelfkennis de
hoogste wijsheid.
Met die zelfkennis is het al zeer vreemd
gesteld. Ofschoon zy maar weinig gevonden
wordt, meent toch byna ieder mensch, dat hy
ze bezit. „Denkt gij, dat ik my zelf niet
ken zoo vraagt men gedurig op een ietwat
triumfantelyken toon. Menigeen, die er op
roemt, dat hy zich zelf kent, weet echter vol
strekt niet, wat zelfkennis is. ’t Schynt anders
toch zoo eenvoudig. Zelfkennis, zou men zoo j
zeggen, is kennis van zichzelven. En zoo is I
het ook. Maar met die enkele woorden is!
heel wat gezegd. Als gy in een winkel komt, I
hebt ge van eenzelfde artikel zeer verschillende
soortengewone, betere en beste kwaliteit.
Zoo is het onder de menschen nu ook met de i
zelfkennis.
Als iemand weet, hoe zyn naam is, hoe oud I
hy is, wanneer hy werd geboren, welken stand I
hy inneemt, zou hy dan zelfkennis hebben?
Daar zyn er, die zoo licht nemen ze het
met de zaak op by deze vraag antwoorden1
„Natuurlyk! Wat anders?*
Als iemand weet, hoe hy er uitziet, hoe de
kleur van zyn gelaat, de tint van het oog, de
vorm van zyn voorhoofd isals hy de lynen
en vormen van zyn lichaam weet te beschry- -
ven, zou hy dan zelfkennis hebben? Al wee
iemand van al deze dingen nauwkeurig op del
hoogte, zou van hem toch niet gezegd mogen
worden, dat hy zich zelven kent. Een schilder I
kan best een zeer juist portret van zich zeil I
vervaardigd hebben, zonder dat hy ook maar
een greintje zelfkennis heeft.
Want zelfkennis is kennis, niet van den mü-
wendigen, maar van den inwendigen mensch. i
Het is de wetenschap, niet hoe de mensch er i
van buiten uitziet, maar hoe en wat zyn I
innerlyk bestaan is.
„Juist zoo*, denkt misschien een lezer, die'
de zaak wat zwaarder opneemt, dan zy van wiel
wy straks spraken.
Dus een mensch moet zyn neigingen, zyn 1
zwakheden, zyn aanleg kennen. Als dan
iemand van zichzelf zegt, dat hy een zwak I
geheugen of een scherp oordeel heeft, dat bjj I
aanleg bezit voor de muziek, of een tegenzin
gevoelt tegen romans, getuigt dat dan van
zelfkennis
Als men van zich zelf zeggen kan „Ik ben I
wat driftig uitgevallenik kan geen onrecht
dulden ik kan geen lyden en ellende ii™ I
en zulke dingen meer, zou dat dan vrucht van
zelfkennis wezen
Velen meenen het, 1
zy zich ten eenen male.
Velen, die denken, dat zy zich zelf kennen,
misleiden zich geheel. Want een mensch bt-1
driegt niemand meer dan zich zelven. Ja, die I
kennis, welke wy noemden is zelfkennis, maar I
't is valsche, wijl zy den mensch niet slechts?
laat zooals hy is, maar zyn toestand nog be
denkelijker maakt.
Menigeen is wonderwel met zich zelven
ingenomenhoudt zich voor een knap en bij
zonder goed mensch. Natuurlijk hebben zjj
hun gebreken, maar wie heeft die niet? Die
kleine fouten nu daargelaten, houden zy zich
ongeveer voor een voorbeeld, en zy gelooven
vast, als alle menschen zóó waren, zóó dachten
en zóó deden als zy, dan zou het in de wereld
veel beter toegaan.
Dat is een valsche zelfkennis, lezerwacht
er u voor. En weet gy, waarin het valsche
dezer zelfkennis ligt? Hierin, dat zy den
mensch, in eigen schatting ryk maakt, hoog
moedig, eigenlievend doet worden. Zulk een
zelfkennis doet den mensch wandelen in den
wind der opgeblazenheid, dien hy met volle
teugen inademt en ook weer uitademt.
Dergelyke menschen gevoelen zich groot eu
zyn hoog met zich zelf ingenomen, ’t
te zeggen, lezer, waarmee een mensch al niet
een kroontje voor zich zelf wil vlechten.
„Niemand kan zoo hard loopen als ik* zegt
de knaap. „Er zyn er in myn klas geen, die
my in ’t rekenen de baas zyn*, zegt de
scholier. „Wie brengt zulke beste aardappe
len aan de markt als ik*, zegt de landman.
„En wie is lid van zooveel commissies als ik*,
zegt de man van invloed,
zyn huishouden van zulk
mentje beter in orde dan ik*, zegt of denkt
menige huismoeder. „En ik ben de oudste
uit de heele omgeving*, stamelt een stokoude
man. Ziedaar eenige toetsen van het breede
klavier der valsche zelfkennis. Want by deze
prijzen, roemen, verheffen, kronen de menschen
zichzelven. En dat nu vindt gy by de ware
zelfkennis nooit en in niets.
Lezer, kent gij u zelven De ware zelfken
nis is eene, die het geweten treft, die het hart
ontroert en verootmoedigt, die den mensch
diep en krachtig aangrijpt in het gemoed. Zjj
is geen inbeelding van het hoogmoedig hart,
I
it
Hosk.
WE
W(
ge
VC
ge
118