mogen
Kerk- en Schoolnieuws.
Hoek.
J. P. Tazelaab.
Gees.
het In-
stuk-
uwetf
el(jke
3zwa-
riste-
itma-
kun-
ogen
ouwd
ikeu.
pinie
ons
wets-
rtoe.
g tot
vrije
nog
neu,
nog
>ede
eele
han-
veten
toeb
iders.
tegen
rond
elijke
allen
dk te
gods-
„onze
s, die
leer-
)nder
inden
Jhris-
heeft
ding
itige
den,
:t of
vor-
jen
en-
pas
ge-
an-
inen.
een
i. De
Over
e in-
isitie
iage-
itne-
Wjj
g te
>p te
i op
niet
ing.
alle
gen.
g«-
Iks-
eeu
in
izes
erk
ng,
an-
,nd.
Üke
voed-
i niet
rende
t zijn
t.
meen
egen-
i ver-
ruik-
akter
gaat
tnaal
Alen,
moet
et er
3 die
kan.
nood
rdeu
INGEZONDEN STUKKEN.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Geachte Redactie
Indien de plaatsruimte het toelaat, zoudt U
dan, in verband met de recensie, die ik u
destijds zond over het referaat van ds. Kok,
onderstaaude niet willen overnemen uit de
Officiëele Berichten.
De Kerkeraad der Geref. kerk Vlissingen A
maakt bekend, dat D. V. op Zondag 2 Sep
tember des namiddags 2 ure, den WelEerw.
Heer ds. B. Veenstra eene afscheidsrede hoopt
uit te spreken.
Vriendelijk worden de zusterkerkeraden in
deze Classis uitgenoodigd zich door afgevaar
digden bij deze plechtigheid te doen vertegen
woordigen. Tijdige opgaven van het getal der
afgevaardigden worden ingewacht bij den
scriba M. Heuseveldt.
Namens den kerkeraad voorn.,
J. Vos.
M. Heuseveldt.
schoonste voordrachten, die ik ooit van mijn
leven gehoord heb. Bij het laatste vers kwamen
de tranen weer in haar donkere oogen, maar
zij lachte onafgebroken. „Ik zal met moeke
in het Huis des Heeren blijven tot in lengte
van dagen”. Toen keek zij haar vader aan met
een blik, waarin een wereld vol teederheid lag,
zeide zij „ik ben niets bang, hoor”, wendde
haar hoofdje om, en was thuis. Nooit heb
ik zulk een sterven weergezien. Dat was nu
letterlijk een „vroolijk thuis komen” zooals zij
het altijd begeerd had. „O, dominé, ik wou zoo
graag vroolijk thuiskomen, als ik naar
den Heere Jezus en daar Moeke ga!” Welnu,
zjj heeft haar wensch verkregen. „O, mijn Hei
land, wat zult ge dat bloemeken in uwen hof
met liefde verzorgen
sluiten bij de „Vereeniging voor Chr. Nat.
Schoolonderwijs,' bij „de Unie, een school met
den Bijbel', bij „Chr. Volksonderwijs', bij „den
Schoolraad', bij „Geref. Schoolverband' enz.
wordt ’t hun wel wat wonderlijk te moe. Toch
hebben wij deze en dergeljjke vereenigingen
noodig voor onze innerlijke organisatie. Wij
niet als losse individuen optreden en
de een mag niet zeggen: ben ik mijns broe
ders hoeder?
In ’t vervolg zullen wij de beteekenis dezer
vereenigingen bespreken.
Groeit zoo ons Christelijk onderwijs, dan
kan ’t onder den zegen des Heeren weer wor
den een macht, tot heil voor Neêrlands volk,
tot bewaring van onze oude traditiën en van
’t onvergankelijk goed der waarheid Gods,
waarbij een volk alleen kan blijven bestaan,
trots den afval der tijden.
Zw.
Het sterfbed van Voltaire.
In de Haarlemsche Courant spreekt Dr. Mul
ler in zijn artikelen over „Wereldletterkunde'
ook over Voltaire, den beruehten apostel des
ongeloofs. Dezen God-loochenaar, die als het
in zijn macht ware geweest, den Bijbel wel
had willen vernietigen en het Christendom
had willen uitroeien, wordt daarin op ondub
belzinnige wijze hulde gebracht.
„Als vijand van alle duisterlingen', zoo
schrijft hij, „van alle aanmatigend priesterdom,
van alle godsdienstige en staatkundige be
krompenheid, onverdraagzaamheid en vooroor
deel staat zijn naam nog altijd hoog te midden
van de beste schrijvers'.
Voltaire heeft, volgens Dr. Muller „alle recht,
om als een der grootste denkers, als een der
grootste vrijdenkers en vrijgeesten door het
nageslacht te worden geëerd'.
Een heillooze en jammerlijke eere inderdaad.
Maar het is zoo. Voltaire heeft zich in zijn
leven door zijn geschriften voor heel de wereld
als zulk een doen kennen.
Doch het is in zijn sterven gebleken, hoe
heilloos en jammerlijk de grootheid der on-
geloovigen is. Er laat zich al geen schrikke-
Ijjker sterven denken, dan dat van den Fran-
schen Godloochenaar en Christus-verguizer.
Daarvan echter spreekt Dr. Muller niet
Zestig jaren lang had Voltaire op de meest
schaamtelooze wijze met God en zijn Woord
den spot gedreven. Hij had er zijn grootste
vreugde in gevonden, door allerlei luchthar
tige taal en grillige invallen, schaterlachend
wat heilig is te schenden.
Op vier-en-tachtig-jarigen leeftijd werd hjj
door een hevige bloedspuwing aangetast. En
toen verdween de spottende glimlach van zijn
gelaat; toen bestierf hem de smaad en hoon
op de koude lippentoen greep zulk een al-
lerschrikkelijkste zielsbenauwdheid hem aan,
dat de Maarschalk de Richelieu van zijn krank-
bed wegvlood, verklarende, zulk een ontzettend
schouwspel niet langer te kunnen aanzien.
guiten staat om nog naar de kerk vervoerd
te worden, schreef hij aan den abt Gauthier
„Gjj hadt beloofd bij mij te komen, en mjj te
hoorenkom nu, bid ik u, zoo spoedig moge
lijk'.
Toen de geestelijke gekomen was, (gelijk
Voltaire zelf verklaart in een eigenhandigen
brief, welken bij den notaris Monier te Parijs
zich bevond) heeft hjj dezen gebiecht, hopende
„dat de goddelijke genade mij al mijne zonden
moge vergeven. Indien ik ooit aan de Kerk
ergernis heb gegeven, sehenke mij God en de
Kerk vergiffenis'. De man, wiens leuze het
was: „Verpletter den ellendeling', riep, in
stervensnood zjjnde, den Christus, dien Hij zoo
onbeschaamd gelasterd had, aan. Maar hij deed
het niet in waarachtige boetvaardigheidniet
in verbrijzeling der ziel, slechts in den angst
van zijn wroegend geweten.
ging hem niet geljjk ds. en mevr. v. Dijk, die
het vorige jaar naar Keboemen zijn gegaan.
Die beiden hadden altijd begeerd en gehoopt,
dat God hen tot de Zending zou roepen. Zij
hadden er zelfs bjj het koopen van hun meu
belen, toen ze gingen trouwen, al een weinig
mee gerekend, dat ze wel eens spoedig naar
Indië konden gaan.
Heel anders ds.
brief, in zijn doodsangst geschreven, haalt de
pen door de ongeloofstheorieën in al zjjn
boeken gepredikt.
Als gij met het oog op deze dingen de
schoone eerste vraag van onzen Catechismus
eens naleest: „Welke is uw eenige troost beide
in leven en sterven?' dan staat de schrikke
lijke tegenstrijdigheid in Voltaires leven en
sterven in al haar ontzetting u voor het oog.
Hij is volstrekt niet gestorven, zooals hjj
heeft geleefd. In zijn laatste ure, gelijk hjj zelf
verklaarde, „van God en menschen verlaten',
heeft hjj feitelijk herroepen, al wat hij in zijn
leven met zooveel felheid voorgestaan had.
Eer hjj voor den rechterstoel Gods gedaagd
werd, heeft hij zich zelven en al zijn spreken
en doen veroordeeld. Voor aller oog is hij een
schrikkelijk bewijs van den ijselijken jammer,
waaraan de verguizer van God en van Zijn
Woord reeds op zjjn sterfbed ten prooi is.
Met vlammende letters staat, voor wie oogen
heeft om te zien, rondom de stervensponde van
dien apostel des ongeloofs het woord der
Schrift„God laat zich niet bespotten*.
Wel hebben zijn vrienden getracht, dit alles
te bedekken, zelfs hebben zij het ontkend en
tegengesproken. Doch waar zoovele bekende
en vertrouwbare personen als getuigen staan,
en bovendien nog een eigenhandig schrijven
in de nalatenschap van Voltaire aanwezig is,
daar is alle tegenspraak ten eenen male ijdel.
Gansch anders dan bjj Voltaire was het bij
Luther, den man, die heel zijn leven voor het
Woord en de kerk Gods geleefd en gestreden
heeft. Na veel gearbeid, gepredikt en geschre
ven te hebben, sloeg de ure, waarin hij van
zijn moeilijken post afgelost worden zou. Zijne
betrekkingen en vrienden stonden rondom
hem, terwijl hij met sterk geloofsvertrouwen
rustig zich in de hand des Heeren overgaf.
Een zijner vrienden trad op hem toe, en vroeg:
„Eerwaarde vader! zult gij in Christus, en bij
de leer, die gij gepredikt hebt, nu ook ster
ven Hij antwoordde tot tweemaal toe met
een krachtig „Ja!'
De groote hervormer is gestorven, zooals hij
had geleefd. Zijn sterven stond tot zijn leven
als het zegel tot den brief. Voltaire echter
heeft in zijn sterven den brief zijns levens niet
verzegeld, maar verscheurd.
Ook hier zien wjj de wonderlijke leidingen
Gods. Onder ’s Heeren voorzienig bestuur
brengt zelfs een man als Voltaire, ondanks
zich zelven, krachtige argumenten bjj voor de
waarheid van het Woord des Heeren en wel
de sterkste van alle, zooals alleen feiten en
daden die kunnen geven. Voltaire, die in zjjn
leven zoo schrikkelijk den Heere gehoond en
gelasterd heeft, versterkt evenwel door zijn
wanhopig en rampzalig sterven den Christen
in zijn dierbaar en allerheiligst geloof.
Voltaire’s sterven staat in het boek der
historie geschreven als een ontzettend bewijs,
hoezeer het ongeloof den mensch in jammer
en ellende stort.
Een heerlijk sterven.
In Pniël verhaalt dr. Gunning het volgende
van „een jonge bloem”, dat een heerlijk getui
genis is van wat Gods genade vermag en geeft.
„Zij was maar veertien jaren. Maar rijp voor
den hemel. Een zeldzame vrede lag op haar
gelaat, en haar stem klonk mjj als muziek in
de ooren, als een echo van hemelsche klanken.
Zij had nooit geweten, wat eigenlijk gezond
heid was. Maar wel wat pijn en zwaar lichaams
lijden inhouden. Zjj was zachtkens aan uitge
teerd, en hare krachten waren gaandeweg ge
slonken, als sneeuw voor de zon. Nu was er
nog maar een klein, klein restje van kracht te
vinden, en dan was zjj weg. Ik kwam bjj
haar toen zij reeds stervende was. Maar zjj
glimlachte als zag zjj het vriéndelijk aangezicht
van haar moeder. Zou zjj het misschien aan
schouwd hebben Haar „moeke” was reeds
dertien jaren dood, zoodat zij haar nooit gekend
had, al sprak zjj ook altijd van haar. Haar
„moeke” was voor haar het kort begrip van
liefde, zachtheid en beminnelijkheid. Als ik
haar soms een bloemetje meebracht, zei ze:
„dat zou moeke ook doen” en als ik met haar
gebeden had, vroeg zjj wel eens: „zou moeke
dat nu ook gehoord hebben Ik zal een kwar
tier bij haar bedje gezeten hebben toen zjj op
eens begon te schreien. Haar vader, eene pleeg
zuster en ik waren alleen bjj haar. „Wat scheelt
er aan Marie?” vroeg de vader. „Ik zag zoo
’n zwarte wolk”, riep zij uit, „o zoo zwart, waar
is de zon gebleven?” Zjj voelde met haar
sneeuwwitte handje over het dek, als zocht zjj
naar iets dat zjj maar niet grjjpen kon. Toen
kwam er weldra een rustiger uitdrukking over
haar gelaat, en eindeljjk begon zij te lachen.
„Daar is de zon weer!” riep zjj uit. „Ik ben
toch een zonnekindje Ik las haar den 23sten
psalm voor, haar lievelingspsalm, dien zjj me
nigmaal uit het hoofd had voorgelezen de
Vól schrik en vreeze riep hjj den geneesheer
bj) zieh, en zeideDokter, ik zal u de helft
mjjn vermogen geven, indien gjj mjj
slechts zes weken levens schenkt'.
„Mjjnheer*, zoo luidde het antwoord, „gij
kunt geen zes seconden meer leven*.
Bjj dit woord kromp de ongelukkige zich
ineen en riep jammerend uitDan ga ik naar
de hel, en gij zult met mij gaan'.
De geneesheer verklaarde, dat hij nooit zulk
een akelig sterfbed had bijgewoond.
Zóó was het einde van den man, die heel
zijn leven op de laagste manier den Christus
had bespot en gelasterd. Vol smaad en schimp
slingerde hjj steeds scherpe, in vergif gedoopte
pjjlen tegen het Wcord en de Kerk des Hee
ren. Hjj bekommerde er zieh volstrekt niet
°m, welke wapenen hjj in zjjn goddelooze strijd
gebruikte. Zelf heeft hjj wel eens getuigd, van
wat hjj gesproken of geschreven had„Het is
eeu gril mjjner verbeelding'.
Hoe gansch anders dan zjjn leven is het
sterven van Voltaire geweest. Het laatste is
in volstrekte tegenspraak met het eerste. De
en mevr. Ingwersen. Die
hadden er eigenlijk nooit ernstig aan gedacht.
Maar toen de roeping kwam, durfde de dominé
niet bedanken en mevr, durfde geen tegen
stand te bieden en zoo kwam het, dat die twee
zich overgaven tot den dienst des Heeren in
de Zending.
Nu, de plaats waarheen ze zouden gaan, is
ook al lang vacant. Het is Poerworedjo, in de
vroegere residentie Bagelen, die nu bjj Kedoe
is ingeljjfd, op Midden-Java Zoek het maar
eens op, op je kaart van Java.
Poerworedjo is in de Zending een bekende
plaats. Indertijd woonde daar mevr. Philips.
Deze dame had een warm hart voor het zielen
heil der Javanen en haar man was het wel
met haar eens, hoewel hjj meer dacht aan
andere dingen. Zjj kon niet rusten voor ze
hem overhaald had, om op hun erf een kerkje
te bouwen. Als er dan een dominé of een
Zendeling was, verzocht ze dien om er in te
preeken en als ze niemand kon vinden, preekte
ze zelve. Dat leek wel wat vreemdmaar nood
breekt wet. Ze meende, dat aan de Javanen
het Evangelie moest worden gepredikt en als
een ander het niet kon of wilde doen, zou zij
hetzelve doen. Zooveel ijver hebben alle men
schen niet.
Ongelukkiger wijze kwam ze in aanraking
met een zekeren Sadrach, een rijk begaafden
Javaan, die Christen heette, maar waarschijn
lijk meer zichzelven dan Christus zoekt. Door
dezen is een groot deel van de vrucht van
haar werk weer verloren gegaan.
Maar te Poerworedjo zelf is dan toch een
gemeente. Die is gesticht door Zend. Bieger,
later verzorgd door Zend. Wilhelm en nu het
laatst door ds. L. Adriaanse.
Er is nog een reden waarom Poerworedjo
zoo bekend is bjj onze zendingsvrienden. Op
die plaats stond vroeger de Keucheniusschool,
tot opleiding van Inlandsche helpers.
Je weet wel, de heer J. P. Zuidema stond
aan haar hoofd, en heeft er jaren lang al zjjn
krachten aan gewjjd. Nu dit jaar werden de
heer D. Koelewijn en ds. D. Bakker ook als
leeraren aan die school verbonden. Maar ze is
uit Poerworedjo verplaatst, ze staat nu te
Djokjakarta.
Vroeger was deze plaats de gezelligste voor
onze Zendelingen, want ze waren er met hun
tweeën, dat is nu voorbjj, ds. Ingwersen woont
er alleen met zjjn gezin. Nu de school weg is,
kan hjj het werk best af, want het is maar een
kleine gemeente. Maar hjj heeft ook meer te
doen dan alleen in de stad Poerworedjo. Hjj
en ds. Netelenbos, van Wonosobo, hebben met
zjjn beiden de vroegere residentie Bagelen, met
een anderhalf millioen Javanen voor hun reke
ning. Ze moeten met hun tweeën al de Javanen
in Bagelen de boodschap der verlossing brengen.
Ds. Ingwersen moet nu dien trein trekken,
evenals zijn zoontje, waarvan ik u vertelde, en
ik hoop, dat hjj altijd maar weer met geduld
de voertuigen op zal zetten als er een onderste
boven rolt. Een enkele keer zag ik van den
kleinen baas, dat hjj maar doordraafde ook al
lei de boel ondersteboven, maar dan duurde
het niet lang, dan was alles kapot en dan moest
de kindermeid komen om de touwtjes weer aan
te binden. Dat ging dus verkeerd.
Gjj moogt wel voor hem bidden, dat God zijn
woord drage van desa (dorp) tot desa, over
bergen en door dalen en dat Hjj hem rechte
wjjsheid geve”.
BEROEPEN
te Groningen (3e predikantsplaas)
ds. van Goor van Halfweg
te Marken cand. Tiemersma van Arum
te Knjjpe en te Boornbergumcand. Scheepsma
van Schettens.
BEDANKT
voor Boornbergumds. Djjkstra van
Ds. Warmenhoven, benoemd aan
ternaat te Zetten, nam Zondagavond afscheid
van zjjne gemeente te Harderwijk met de woor
den uit Gen. 31 49.
Tot Assistent-Geesteljjk-Verzorger aan de
Stichting „Veldwijk' is benoemd de heer J.
Thjjs, TheoL Cand. aan de Vrjje Universiteit.
De benoemde hoopt 1 September in functie
te treden.
Ds. G. W. H. Esselink, vroeger predikant
te Zierikzee, deed Zondag j.l. intrede te Stad
a/h Haringvliet, met eene predikatie over Za-
charia 4 6b. De bevestiger, ds. C. Steketee
van Middelharnis, had tot tekst 1 Kon. 17 1b.
De heer P. Koster, voorganger der Geref.
Kerk te Appelsga, hoopt den 25en Aug. den
dag te herdenken, waarop hjj vóór 25 jaren
in dienst der Kerken trad.
Volgens de „Kamper Kerkbode' deelt ds.
Wielenga in een kort officieel schrijven, om
trent de kleine militaire expeditie op Soemba,
het volgende mede„Tot mijn spijt is ook de
Radja van Napoe, mjjn „zieke vriend', betrok
ken geworden in de onlusten, en gevangen
genomen, en per stoomschip naar Koepang
gebracht. Hem zal ik dus wel niet weer zien
U begrjjpt, dat ik nu ook niets hoor van die
kinderen. (Genoemde Radja had aan ds. W.
beloofd hem een paar vorstenzonen ter opvoe
ding toe te vertrouwen, waar br. W. zeer mede
ingenomen was.) Zoo spoedig ik kan, hoop ik
echter weer eens naar Napoe te gaan.'
In het Augustusnommer van „Het Zen-
dingsblad' komt eene mooie fotografie voor,
voorstellende ds en mevr. Ingwersen met hunne
drie kinderen. Dit groepje is uitnemend ge
slaagd en zeer wèl gelijkend. Aangezien de
vroegere predikant van Koudekerke natuurlijk
voor ons, Zeeuwen, geen onbekende is, willen
wij indien er nog onder onze lezers mochten
zijn die „Het Zendingsblad' niet lezen!?
laten afdrukken wat met betrekking tot „Ds.
H. Ph. Ingwersen en gezin' als bijschrift aan
die fotografie wordt toegevoegd.
„Ik feliciteer je wel met dat mooie groepje,
en nog meer met de menschen, die door dat
groepje worden voorgesteld.
Weet je wie het zjjn? Het is een heel lief
gezin, een dominé en een mevrouw en vier
kinderen, waarvan ik de oudste heb zien spelen,
onvermoeid de kamer in het rond, met een
spoortrein door hem zelven samengesteld uit
een karretje, een poppenwagentje, een paard,
een kruiwagen, en nog een paar andere voer
tuigen. Het spreekt van zelf, dat er vele dérail
lementen voorkwamen, maar dan ging de
locomotief zelf maar even er by langs om de
gevallen wagens weer in het spoor te zetten.
Passagiers leden, zoover ik gemerkt heb, bij
deze rampen geen schade aan Ijjf of leden.
Dat onvermoeide spelen, in weerwil van
ramp en ongeval, zal, hoop ik voor den vader
een voorbeeld zijn, dat hem steeds voor oogen
staat als zijn werk tegenslaat.
Wie de vader is Het is een dominé, dat
weet je al. Hij heeft gestudeerd te Amsterdam
en is voor een paar jaar naar Koudekerke in
Zeeland beroepen. Toen hij daar was, begon
hjj dadelijk veel over de Zending te spreken,
niet alleen in eigen gemeente, maar ook in
de omgeving. Hij zocht geld samen te bren
gen voor dit goede doel. Hjj ijverde voor het
denkbeeld, dat Zeeland zelf wel een predikant
naar Indië kon zenden. Terwijl hij zoo druk
aan den arbeid was en over alles dacht, wat
het Zendingswerk bevorderen kon, kwam daar
in eens een stem uit Utrecht, een stem van
Java: „Kom over en help ons!'
Daar had hij bijna nooit aan gedacht. Het
i om
9WU»t