voor
0<
ju
n.
u
iT.
Weekblad voor de Gereformeer
Onder Redactie vanDs. L. BOUMi, Ds. H
IV
4e Jaargang.
UIT HET WOORD.
en
Drukfcer-Oitjjever
Vrijdag 20 JnF
Bouma.
VARIA.
F
3 cent.
OO
O
-n
ET5
w
sö
w
SS
ind-
van
PO-
ling
on-
eu
op
en
ken,
NG
Btra
imp
nge
ierr.
nen
L
tter
d.
ntv.
Ider
ken
iida
err.
sida
sen
i.
err.
d.
Met medewerking van onderschei
LIN
EN-,
EN.
Het geloof nu is een vaste grond
der dingen, die men hoopt en
een bewijs der zaken, die men
niet ziet.
A. D. LITTOOIJ
MIDDELBURG.
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele uumjnèrs
Met het oog hierop is het dure roeping om
ons duidelijk rekenschap te geven van wat het
geloof is, en wjj doen wel, wanneer wjj met
ernst indenken wat de schrijver van den brief
aan de Hebreeën er van zegt. Wjj zullen naar
wy hopen gelegenheid vinden om in volgende
artikelen eene uiteenzetting daarvan te geven,
met de bede, dat de Heere, die de Bewerker
van het geloof is, het zege'nen moge, opdat
niemand uit onze kringen het oor leene aan
de stem der oppervlakkigheid, welke zoo ver
leidelijk klinkt. Het gevaar is zoo groot en de
gevolgen zoo vreeselijk.
zoo menigmaal herhaald gezegde .Zoolang er
leven is, is er hoop", te dezen opzichte, geen
waarheid zjjndan 2.0a het der Heilige
Schrift, wat aangaat de wedergeboorte, niet op
het gansche leven op deze aarde, maar slechts
op den leeftijd der jeugd moeten zien. In den
regel werd het nooit zoo verstaan en verklaard,
al de eeuwen geloofden de christenen dat het
geheele leven er door moest worden verstaan.
Zagen zij, bijvoorbeeld, de hunnen in verloren
toestand, zonder God en in de zonde voortleven,
dan bleven zjj, in hunne opgewekte, ernstige
oogenblikken van hun geestqljjk leven, bidden
voor die verlorenen, bidden, om hunne levend
making en vernieuwing van hart en leven.
Dan baden zjj niet dat het leven der weder
geboorte zich mocht gaan openbaren, in de
veronderstelling dat het in de prille jeugd in
het hart dier onafgebroken goddeloozen wel
was uitgestort. Neen, dat namen zij niet aan,
dat geloofden zij nietwèl geloofden zij, dat
God machtig was en de mogelijkheid, naar
de leer der Heilige Schrift, bestond, dat de
wedergeboorte, zoolang het .heden* voortduurt,
uit loutere genade nog kon geschonken en
verheerlijkt worden, tot roem van God. In plaats
van te veronderstellen dat deze Godvergeten
geliefden wedergeboren waren, zeiden ze vaak
van hen»Gü zjjt verloren en weldra eeuwig
verloren, indien het zoo blijft en de dood een
einde maakt aan het .heden* der zaliging.
Ik voeg hier nog bij, dat, wanneer de we
dergeboorte alleen in de jeugd geschonken
wordt, de bediening des Woords, als .het
zaad der wedergeboorte*, geen hope geeft op
vrucht voor oude Heidenen, die zonder God,
zonder ’t verbond en de beloften, dus als Hei
denen hebben geleefd. Littoou.
Is Paulus zich gelijk gebleven
Waar ik deze vraag stel, heb ik het oog op
het wel en niet laten toedienen der besnijdenis,
nadat deze onder ’s Geestes leiding, door de
Synode te Jeruzalem verklaard was, naar Gods
gebod niet meer noodig te zijn.
.Sommigen die afgekomen waren van Judea
leerden de broederen te Antiochië.Indien gij
u niet laat besnijden naar de wet van Mozes,
zoo kunt gij niet zalig worden.” Hand. 151.
Dientengevolge zond de geméènte te Antio-
ehië Paulus en Barnabas met eenige anderen
naar Jeruzalem, opdat de Apostelen en ouder
lingen daarover zouden gehoord worden en uit
spraak doen.
Dezen nu vergaderd zijnde, schreven en bood
schapten .Het heeft den Heiligen Geest en
ons goedgedacht, ulieden geenen meerderen last
op te leggen dan deze noodzakelijke dingen
dat gij u onthoudt van hetgene den afgoden
geofferd is, en van bloed en van het verstikte
en van hoererij.”
De besnijdenis was alzoo, naar het den Hei
ligen Geest en hun .goeddacht” niet meer
noodig. Hand. 15 28 en 29.
Maar desalniettemin liet Paulus daarna Ti-
motheus nog besnijden om der Joden wil, die
te Lystre waren.
Dingen, die niet meer geboden, dus niet
meer noodzakelijk waren, deed hij, met het oog
op de belangen der gemeente.
Dezelfde dingen nu deed hij, om dezelfde
reden, op andere tijden en bjj andere gelegen
heden niet. Naar Galaten 2:3 ons leert, liet
hij Titus, die hij, gelijk Timotheus als mede
arbeider bij zich nam, niet besnijden.
Toch is Paulus zich wel terdege gelijk ge
bleven immers de belangen van het Koninkrijk
Gods en van de zielen der menschenkindereu
hield hjj hoog en beide keeren in het oog.
Toen het de besnijdenis van Titus gold,
waren er, gelijk te Antiochië, die de besujj-
eeuwigen dood,
ren des toorns*.
’t Is daarom dat de Heere Jezus Christus
tot Nicodemus zeide .Gijlieden moet wederom
geboren worden*. Zoolang dat niet heeft
plaats gehad, zijn en blijven wjj geestelijk
dooden en missen wjj te eenenmale zelfs het
geen onmisbaar is om het Koninkrijk Gods
te zien. Van nature hebben wij er oog noch
hart voor. Wjj geestelijk dooden moeten, zullen
wjj niet eeuwig dood voor God en zijn onder
zijn rechtvaardig oordeel blijven, levend ge
maakt worden.
Naar Gods heilig en wijs bestel geschiedt
dat, volgens ’s Heeren Woord, slechts in dit
vluchtige, onzekere leven dezer aard. Daarom
wordt op dit zoo gewichtige „heden*, door God
zooveel nadruk gelegd.
Wjj moeten met het oog op het gewicht
der zaak zij het nogmaals gezegd zullen wjj
niet eeuwig dood zijn en dood bljjven en het
rechtvaardig oordeel Gods eeuwig ondergaan,
in het korte leven dezer bedeeling, het leven
uit en door God weer ontvangen. „Uit God
geboren*, moet van ieder onzer, zal het wel, ja
zullen wjj gelukkig zjjn, kunnen gezegd en
met het oog op ons gejubeld worden.
Dit genadevolle werk Gods kan, zoolang het
leven hier duurt, plaats hebben.J Ware dit
zoo niet, had het alleenlijk plaats in de prille
jeugd, dan waren wij eigenlijk al eeuwig ver
loren, wanneer wjj onherboren dezen leeftijd
achter ons hadden en tot manneljjken of tot nog
hoogeren leeftijd kwamen. Geschiedde het alleen
in de jeugd, dan zou het door de eeuwen heen
Inleiding.
Langzamerhand zjjn er allerlei onderschei
dingen opgekomen, onderscheidingen, waaraan
niemand zich stoot. Wjj spreken van ouders
en kinderen, van geleerden en ongeleerden,
van rijken en armen, van aanzienlijken en
geringen, van stedelingen en plattelandbewo
ners en wat dies meer zjj. Ook maken wjj
onderscheid tusschen oprechten en onoprech-
ten, eerlijken en oneerlijken, eerbaren en eer-
loozen, en dit verschil in zedelijk opzicht
wordt door iedereen aanvaard. Er zjjn even
wel ook onderscheidingen, welke niet aller
goedkeuring kunnen wegdragen. Het is in
sommige kringen gewoonte om te spreken
van kapitalisten en proletariërs, en men roept
de laatsten op om de eersten te bestrijden,
wat niet zonder uitwerking geschiedt, geljjk
steeds weer bljjkt uit de verkiezingen in de
verschillende landen. Velen nu kunnen zich
in deze onderscheiding niet vinden, want zjj
houdt in het geheel geen rekening met den
klainen burgerstand, en het is altjjd aan het
licht gekomen, dat deze een zeer belangrijk
deel van het volk omvat. Treurig zou het
er uitzien, als die onderscheiding metterdaad
overeenkwam met de werkelijkheid, wjjl wjj
dan hadden slechts twee groepen van menschen,
tusschen wie de strijd hevig zou ontbranden,
en waarvan de gevolgen niet te berekenen
waren. Thans zjjn de verhoudingen reeds zeer
gespannen, want wjj zien aan de eene zjjde
de geldmannen, die hunne millioenen steeds
trachten te vermeerderen, menigmaal ten koste
van hunne medemenschen, en aan de andere
zjjde een aangroeiend leger, dat vastbesloten
aanrukt om het kapitaal te overwinnen, maar
dan zouden wjj tooneelen beleven, waarvan
wjj misschien de wedergade te vergeefs zouden
zoeken. Tot welke eenzijdige voorstelling het
leidt, komt hierin uit, dat naar hunne opvat
ting het volk bestaat uit arbeiders; de werk
lieden zjj alleen, zjjn en vormen het volk. De
anderen tellen niet mede, leven louter van wat
de arbeiders voortbrengen, en konden in een
goed georganiseerde maatschappij dan °°k best
gemist worden. Een bjjënhouder draagt zorg
voor zjjne werkbjjën, en stoort er zich niet aan
wat er van de hommels terecht komt. Zoo
denken deze lieden ook. De werklieden alleen
zjjn het, die de honig in de korven der maat-
«chappjj dragen en vergaderen, en daarom be-
hooren zjj alleen ook alles in handen te hebben.
Nog een andere onderscheiding bestaat er,
waartegen velen opkomen, omdat zjj naar hun
oordeel niet alleen overbodig maar beslist
schadeljjk is. Neem haar weg zeggen zjj en
gjj zult eens zien, hoeveel beter het er uit zal
zien. Geen twisten zullen er bijna meer voor
komen aan allen strijd zal de bitterheid
ontnomen zjjn, en allen zich dichter aaneen
sluiten, teneinde gemeenschappelijk te arbeiden
aan het welzjjn van land en volk.
Welke die onderscheiding is? en wie tegen
haar opkomen De onderscheiding is die van
ongeloovigen en geloovigen, en zjj die er tegen
opkomen zjjn allen, die aan den bjjbel het
goddelijk gezag betwisten. Zjj meenen, dat
dit eigenlijk geen verschil moet maken tusschen
menschen en menschen en zjj noemen het
aanmatiging, wanneer men niet aan hun eiseh
voldoet. Wat zullen wij doen? Als zjj tegen
ons zeidengij moet er niet zoo spoedig bij
zjjn om u zelf tot een geloovige te stempelen,
dan zouden wij hun gehoor willen geven, wijl
ook de Apostel ons toeroeptBeproeft u zelf
of gij in het geloof zijt, onderzoekt u zelf, en
wjj nemen aan, dat dit onderzoek nauwkeurig
en met alle omzichtigheid geschieden moet.
Niemand die het wel meent met zich zelf zal
er tegen zijn, wanneer men hem gedurig aan
deze roeping herinnert. Zoo zouden wij ook
niet in verzet komen, wanneer zjj van ons
vroegen, dat wjj niet te spoedig iemand tot de
ongeloovigen moesten rekenen, wanneer het
niet zeer duidelijk bljjkt, want wjj stemmen
toe, dat het verkeerd is een voorbarig oordeel
te vellen, en zelfs geven wjj toe, dat wjj enkel
oordeelen kunnen over ’s menschen woorden
en daden. Nooit mogen wjj meenen, dat wjj
uitspraak kunnen doen over iemands hart.
Aan den Alwetende komt het alleen toe, de
innerlijke roerselen te toetsen, daar Hjj alleen
de doorgronder van het hart en de kenner
der nieren is. Wij willen ons gaarne wachten
om ons intelaten met wat boven onze bevoegd
heid gaat.
Wjj nemen het ook niemand kwaljjk, als hij
uitspreekt, dat velen, die zeggen, dat zjj de leer
der profeten en der apostelen houden, in groote
onkunde wandelen en geen rekenschap kunnen
geven van hun beljjden. Menschen helaas zjjn
er in groote menigte, die niet de minste ken
nis hebben, van wat het geloof is. Waarljjk
wjj hebben geen stof tot roem, indien wjj zien
op veel, dat de christelijke erve ontsiert, en
wjj kunnen het best begrjjpen, dat menigeen
het hoofd schudt en vraagtzjjn dat nu
Christenen
Maar de onderscheiding van geloovigen en
ongeloovigen wegdoen, dat is alteveel gevraagd.
Waarom willen zjj het? Wat voeren zjj ter
aanbeveling aan Zjj beweren, dat het op het
geloof niet aankomt. Geloof is bloot eene
voorstelling, welke de mensch zich van God
maakt, meer is het niet. Het oefent geen in
vloed uit op het leven. Het heeft met de zaak
van maatschappij en staat niets te maken. Het
staat daarbuiten. Op het leven komt het aan.
Gjj kunt gelooven en een uitnemend bur
ger zjjn, of gjj zjjt iemand, die geen geloof
hebt, en kunt niettemin vele diensten bewjjzen
aan uwe medemenschen. Wat geeft het of ge ge
looft of niet. Wees goed, braaf en deugdzaam,
dat is het, waarop het aankomt. Al het andere
is bijkomstig. Wilt ge eene indeeling, spreek
dan van goeden en boozen, van braven en
slechten, van deugdzame en ondeugende lieden,
maar houdt op met uwe onderscheiding van
geloovigen en ongeloovigen. Tegen dit streven
komen wij op, wjjl wjj daartoe verplicht zjjn.
Wjj willen ons houden aan de mannen Gods,
die de waarheid hunner getuigenis met won
deren hebben gestaafd. Die in den Zoon ge
looft, heeft het eeuwige leven, maar die den
Zoon ongehoorzaam is zal het leven niet zien
en de toorn Gods blijft op Hem. Dit is een
woord, waaraan wjj vasthouden. Onze groote
Profeet heeft van zich zelf verklaardIk ben
de opstanding en het leven, en wie in Mjj ge
looft zal leven al ware hjj ook gestorven, en
Zijne Apostelen hebben allen op dezelfde wjjze
gesproken. Aan het geloof hangt volgens hen
alles. Geloof en gjj zjjt zalig, maar wie geen
acht geeft op de boodschap des heils, zal val
len in de handen van den levenden God. Zoo
lang wjj dus het Evangelie beschouwen als
een boodschap van den hemel tot de aarde,
zoolang wjj den Christus bljjven eeren als den
grooten Gezant des vaders, zoolang zullen wjj
de onderscheiding handhaven, welke er bestaat
tusschen geloovigen en ongeloovigen, en wjj
zullen de overtuiging uitspreken, dat het geloof
eene macht is, welke heel het leven beheerscht.
Nooit zullen wjj ons derhalve kunnen vinden
in de gedachte, alsof het geloof slechts eene
geringe taak is zonder eenige beteekenis.
De wedergeboorte.
Weder-geboren of wederom geboren worden,
is, geljjk Nicodemus naar Johannes het opvatte,
„andermaal* geboren te worden doch niet,
geljjk hij dwazeljjk meende, „andermaal* uit
zjjne moeder.
Uit God moeten wjj andermaal worden ge
boren. Eenmaal zijn wjj uit God geboren,
hebben wjj het leven Gods, het geestelijke,
het hoogste, rjjkste en heerljjkste leven van
H im verkregen, en wel in den beginne, door
en bjj de Schepping van Adam en in Adam.
In Adam was in kiem het geheele menseheljjke
geslacht aanwezig. Wat hjj ontving, ontving
het gansche geslacht. Wat hjj verloor, door
de eerste zonde, verloor zjjn geslacht. Toen
hij zjjn God en Schepper ophield te gelooven,
ja toen hij Hem tot een leugenaar maakte, en
geloofde dat Satan de waarheid sprak en, met
geloof in Satan, zich als God waande, onder
scheidende het goed en het kwaad, verloor hij
het door Schepping verkregen, hooge, rijke,
heerlijke, Goddelijke leven. Dat verloor hij,
geljjk hij het ontvangen had, d. i., voor zich
en zijn geslacht. „Dood door de misdaden en
de zonde*, geldt, sinds die ure, hem en al zijne
nakomelingen. Het is, na dit onverantwoor
delijk bedrijf: „Wat uit vleesch geboren is, is
vleesch. Daarenboven liggen wij dientenge
volge onder het oordeel van den tijdeljjken en
„Van nature zjjn wjj kinde-
Hebr. 11 1.
70 qent
Zeouwsch I
s
-<r—