M
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
Ik
11 l| I
1
1
E
hi
di
di
O
at
N
di
Zoo zit het.
Een Weduwe.
Emeriti-predikanten.
Ik weet dat ik hierop het ja en amen heb
van alle broederen, die met een helder oog en
een warm hart den gang van ons kerkelijk
leven nagaan, „maar4, zal men zeggen, de schuld
ligt niet bij ons4, „bij die partij of „die
richting4„wilde die maar anders4. Broeders,
indien iemand in uw gemeente eenige zaak
met zjjn naaste uit te staan heeft, gjj zoekt ze
door een wederzjjdseh toegeven tot elkanderen
te brengen, gjj dwingt ze door de macht van
het woord, en indien gij iemand onverzoenljjk
bevindt gjj cencureert hem ten slotte, maar gjj
laat zooveel in u is, de zonde niet voortbestaan.
Waarom doet gij dan hier niet desgelijks?
Ik zou wenschen dat de leidslieden van beide
zjjden betreffende deze zaak in een particuliere
vergadering saamkwamen en tot overeenstem
ming zagen te komen. Laat ze zoo het moet,
om Gods wil, van weerszijden een ofler bren
gen. Het offer kan haast niet te groot zjjn.
Het beginsel en de nood die vereeniging eischen
zjjn nog grooter. En dat is een klaar uitge
drukt beginsel terwjjl het andere twjjfelachtige
zaken zjjn. Utrechts Synode heeft wat de toe
nadering betreft een goed voorbeeld gegeven,
men ga op dit spoor door. Maar zoo men wei
gert van weerszijden een offer te brengen, laat
dan één strooming ten minste de wjjste zjjn,
en toegevenzjj zal den dank der Kerken heb
ben en den zegen van God. En waar men op
wezenlijke halstarrigheid en onverzoenlijkheid
stuit, men hebbe dan den moed om door te
tasten, maar men late in geen geval goedmoe
dig een zonde voortbestaan, die door Gods
Woord veroordeeld wordt en die het geld dat
de Kerken zoo noodig hebben op onnoodige
wijze verspilt.
hi
onderwerp, dat
ffi! 1
di.
Littooij.
VI
ook nog zeggen?
'y
oo
ke
er
zÜ
afl
nu
da
ei
hc
g<
d(
dt
bi
sc
hl
cc
de
in
g<
di
dt
hf
ve
V8
al
oi
si
ki
di
bf
g'
w
vi
ik
b<
w
h
o
Vi
m
b
zi
01
di
ii
v
V
he
H
oi
de
fii
Mi
ge
n
d.
k
z<
VI
h
vjjftig
cï- v - -- ---
de Classis driehonderd en de Prov. driehon
derd en vijftig gulden. Wat zegt ge daarvan?
Chkis. Daarover zou ik eerst eens moeten
nadenken alvorens mijn oordeel te geven. Ik
zou b.v. moeten beginnen met te onderzoeken
welke kerk dit is, hoe sterk zij staat. Het is
zeker weinig gerekend naar het bedrag, dat
uitgekeerd wordt
Dibk. Zie, dat dacht ik wel. Als dat zoo
moet gaan, wat moeten kerken dan opbren
gen, die zich getroosten grootere bijdragen
vrijwillig te geven aan een Emeritus of weduwe,
welke zij hebben. Ge begrijpt zelf, dat het dan
vastloopen moet.
Chbis. Daar kan ik niet veel tegen inbran-
gen. En waarheen wil nu de Prov. Synode?
Dibk. Als ik het goed begrepen heb, dan
wil zij, dat elke kerk zooveel het eenigzins
kan, zelf bijdraagt. Wat er nog meer moet
zijn, behoort de Classis bjj te passen. Deze
zaak moet zoo mogelijk door elke Classis in
orde gebracht worden.
Chbis. Maar als er nu in eene Classis ker
ken zijn, die veel voor dit doel moeten uit
geven, en zelf niet sterk zijn, dan zullen zjj
zich moeten beroepen op de welwillendheid
van de naburige kerken. Bestaat de mogelijk
heid niet, dat zij met den besten wil ter
wereld het toch niet kunnen opbrengen
Dibk. O gewis. Die mogelijkheid bestaat.
Maar men zegge dit niet zoo licht. Er zullen
altijd bijzondere gevallen voorkomen, en daar
tegen moet men nemen exceptioneele maatre
gelen. Maar wij zouden reeds een heel eind
gevorderd zijn, als het regel werd, dat geen
enkele kerk dan in de uiterste noodzakelijkheid
zich tot de Provincie wendde.
Chbis. Dat begrijp ik- Hoeveel werd er thans
aangevraagd.
Dibk. Ongeveer vijf en twintig honderd gul
den. Dit kan zoo niet langer en daarom wil
de Prov. dat deze som voor een groot deel
kome uit de plaatselijke kerken, en die in hare
onmiddellijke nabijheid liggen.
Chbis. Zou het gelukken Het is gemak
kelijk om te zeggen zoo moet het, maar ge weet
ook wel, dat het minder gemakkelijk is om het
zoo te krijgen.
Dibk. Dat is zoo. Maar het kan wel anders
en het zal ook wel anders komen, mits in elke
plaatselijke kerk het bewustzijn meer en meer
doordringt, dat de weg, waarop wij wandelen,
niet deugt en dat men den moed heeft om deze
zaak kalm en helder onder de oogen te zien.
Bouma.
een vrij land, dat
Dibk. Komt het je gelegen om even te pra
ten Je weet wel, dat wij nog altijd iets be
spreken zouden.
Chbis. Nou of ik het nog weet. Maar ik had
al bij me zelf gezegd Dirk heeft het vast ver
geten, want daar zijn al enkele dagen over heen
gegaan.
Dibk. Dit moet je zoo gauw niet denken.
Ik had er wel aangedacht, maar een mensch
heeft niet altijd gelegenheid.
Chbis. Daarin hebt ge gelijk. Maar ik houd
er van om wat eenmaal ter sprake is gekomen
af te doen.
Dibk. Ieder zal dit wel toejuichen. Doch
daarom gaat het niet altijd even gemakkelijk.
Cubit. Ge zjjt vast op de Prov. Synode ge
weest om eens te luisteren naar wat er over
de Zending besloten is, en ik wil daarover wel
iets hooren.
Dibk. Ja, ik ben er geweest, en wij kunnen
daarmede al vast beginnen.
Chbis Zouden de kerken in onze provincie
er toe kunnen overgaan om een eigen dienaar
te zenden naar onze O.-Indische bezittingen?
Dibk. Oordeel daarover zelf liever, nadat ik
je verteld heb, wat ik vernam. Er kan nu ge
rekend worden op drieduizend-éénhonderd en
zes-en-tachtig gulden per jaar.
Chbis. Dat is werkelijk een mooie som. Doch
daarmede kunnen wij het doel niet bereiken,
is ’t wel
Disk. Neen, daar moet nog evenveel bjj.
Men zegt wel eens: de laatste loodjes wegen
zwaar, maar aan de laatste loodjes zjjn wjj nog
lang niet toe.
Chbis. Als het zoo staat, is er dunkt me, haast
geen kans, want waar moet die overige drie
duizend gulden vandaan komen?
Dibk. Ik wou, dat ik het wist, dan zouden
ze er verbazend spoedig zijn. Ge moet echter
aan God
weer herleven,
en de gruwelijke
zonde van haar eigen huisgezin niet te onder
houden (de Schrift noemt zoo één erger dan
dienaar Ds. Bouma is. De diepbedroefde we
duwe, wier hart gebroken, wier gemis groot,
wier wekelijks inkomen nu achterblijft, vraagt
de genade die noodig is, om God te zwijgen, op
Hem te zien, van Hem te verwachten en te
verkrijgen hetgeen haar ter verzorging van
haar gezin noodig is.
Het laatste doet de Heere door ons men-
schenkinderen. Dat hare medebelijders van den
Zaligmaker daarin niet de laatsten zullen zjjn,
wil Hjj, wien zjj haar jammer klaagt.
Wilt gij lezer, ook wat olie en wjjn gieten
in deze wonde?In de stad zal de gelegenheid
daarvoor geboden worden en voor de elders
wonende stellen Ds. Bouma en de ondergetee-
kende zich ter bezorging gaarne disponibel.
Littooij.
Het Gymnasium te Kampen laat ik hierbij
buiten bespreking, ook dat kostte aan de Ker
ken jaarlijks eenige duizenden en dat niette
genstaande het subsidie van de Regeering kon
verkrijgen en reeds de Synode van 1899 mach
tiging gaf om het tot aanmerkelijke verlichting
voor de finantieele kosten der Kerken aan een
vereeniging over te dragen. Eindeiijk, eindelijk
zal dit nu geschieden. Waarljjk de Kerken
doen alsof zjj over millioenen te beschikken
hebben, of duizenden bagatellen zjjn.
e 1
Zooals bekend is wilde de soliede, trouwe
werkman J. de Rijk, Mei 1.1., van Vlissingen,
waar hjj werkte, met den tram terug komen
naar Middelburg, waar hjj woonde, stapte mis,
geraakte onder den tram en was dientenge
volge weldra dood.
Dewjjl het ongeluk niet op het werk of in den
werktjjd geschiedde heeft de weduwe, die met
vjjf kinderen broodeloos overbleef, op niets
recht en aanspraak. Er moet dus hulpe ge
boden worden.
Saam beleden en leefden zjj voorbeeldig met
de Gereformeerde kerk (B) te Middelburg, wier
Chbis. Nu ben je gauwer weergekomen als
de vorige maal. Nu krjjgen wjj zeker nog iets
over de zending.
Disk. Neen, dat wil ik nog eens sparen.
Daar krjjgen wjj nog weleens eene gelegenheid
voor.
Chbis'. Ja, dat kan wel zoo zjjn. Doch dan
heb ik wellicht het punt, waarover het ging,
vergeten. Acht ge dat niet een bezwaar?
Dibk. Geenszins. Ik hoöp je geheugen wel
op te frisschen, en dan zal het wel losloopen.
Chbis. We zullen zien. Maar waarover wil
je het dan nu hebben?
Dibk., Even bespreken een
op de Prov. Synode ook behandeld is.
Chbis. Zoo Zeker wat daar gezegd is over
de gelden, welke uitgekeerd moeten worden aan
onze Emeriti-predikanten?
Dibk. Pat hebt ge nu eens precies geraden.
Bedriegt me niet alles, dan is daarover eene
belangrijke beslissing genomen.
Chbis. Ge zoudt een mensch nieuwsgierig
maken. En dat mag ook wel, want waarljjk
daar is zooveel over geschreven en gesproken,
dat ik voor mjj er niet graag over hoor.
Dibk. Bang behoeft ge niet te zjjn, dat ge
alleen staat. Er zjjn velen, die er eveneens
over denken.
Chbis. Laug wilt ge er toch niet over praten
wel Vooruit zeg ik je, dat ik er slechts eenige
oogenblikken aan geef, en als het me verveelt,
dan luister ik niet meer.
Dibk. Ik durf het er wel op te wagen, want
ik ken je genoeg om te weten, dat ge nog al
wat verdragen kunt.
Chbis. Reken er niet te veel op. Deze stof
is mjj te taai. Op elke kerkeljjke vergadering
hoor je er van, en het heeft zoolang reeds ge
duurd, dat het mjj tegenstaat.
Dibk. Noodeloos zal ik je niet ophouden en
daarom begin ik dadeljjk. Op de Synode te
Middelburg is uitgesproken, dat uitgangspunt
bjj de verzorging van de Em. predikanten moest
zjjn de plaatseljjke kerk.
Chbis. Ja, ja, dat weet ik al lang. Verder
nu maar. Ik wou, dat ge aan ’t einde waart en
ge zjjt nog maar aan ’t begin.
Dibk. Nu dan kan je troosten het
denkbeeld, dat ik wel aan ’t einde zal komen.
Chbis. Hum Een schrale troost inderdaad.
Ga nu maar ineens door.
Dibk. Een beetje geduld. Anders gaat het
niet. Sedert die Synode wisten de kerken in
ons gewest nog niet goed, wat zjj wilden. Zij
waren wel niet in protest gegaan tegen Mid
delburgs besluiten, maar steeds kwam het toch
uit, dat zij ze ook nog niet met hun hart had
den aanvaard.
Chbis Welk bewjjs hebt ge daarvoor? Ge
moogt dat zoo maar niet zeggen.
Dibk. Welk bewjjs? vraagt gjj dat? En gjj
weet hoe er telkens weer gesproken werd of
het niet beter was, dat er maar weer kwam een
Generale Kas voor heel het land, en Wilde de
Synode daar niet aan, dan moest er maar een
provinciale komen.
Chbis. Dat is waar. Doch ieder heeft toch
recht voor zjjne meening uit te komen en haar
te bepleiten. Wjj^leven in
moet ge niet vergeten.
Dibk. Op mjjn beurt zou ik nu kunnen
zeggendat weet ik al lang. Maar daarover
behoeven we toch niet te praten. Ieder weet
dat wel. Maar ge vroegt naar een bewjjs voor
mjjne stelling, dat de Zeeuwsehe Kerken de
Middelburgsehe besluiten niet van ganscher
harte hadden aanvaard en nu vraag ikheb
ik het geleverd of niet
Chbis. Moet ik dat nu
Ik spreek het niet tegen, laat dat genoeg voor
je zjjn. Vertel me liever, wat de Prov. Synode
gedaan heeft.
Dibk. Deze was van oordeel, dat het zoo
niet langer ging. Er zjjn enkele Kerken, welke
een Emeritus te verzorgen hebben, andere, die
eene weduwe en kinderen steunen. En hoe
ging dat?
van voortdurende spanning en gedeeldheid,
hjj wil wegnemen, hetgeen de liefelijke door
God gebodene samenleving bljjkt in den weg
staan, de kracht om meer en grooter dingen
te doen verlamt en rooft, de hooge goedkeu
ring, de zalige tegenwoordigheid, ja den ken-
neljjken zegen Gods op den arbeid ons derven
doet.
Dr. v. L’s. schrijven is niet alleen voorzich
tig en broederlijk, het is ook echt christelijk;
hjj toch wil niet dat wjj ons zwijgend, zuch
tend en ontmoedigd in dezen zullen neerleg
gen bjj deze gedeeldheid, van .laten uit
zieken4, hetwelk thans, volgens de aanmerkin
gen op zjjn schrijven gemaakt, door bekwame
en invloedrijke redacteuren van Christelijke
bladen, zoo niet gewild dan toch besproken
en als aangewezen wordt, wil Dr. v. Lvol
gens zjjn schrjjven, evenmin weten. Hjj ken
schetst het als „zondig4, mitsdien als vextre-
ding van onzen schuldigen plicht.
Hjj keurt dat, laten uitzieken af, zoowel als
wjj in ander opzicht, het af keuren in de Her
vormden. Echt christelijk is zjjn schrjjven want
hjj wil ook den knoop niet doorhakken, door,
door eene meerderheid van stemmen de Theol.
School op te heffen. Door eene meerderheid
van stemmen, die er, gelijk wjj weten, den dag
van de Vereeniging der Kerken reeds was, maar
die ter verkrijging van de Vereeniging der Ker
ken vrijwillig, na lang en biddend overleg voor
Gods heilig aangezicht de verbintenis aanging,
om dat niet te doen.
Voor deze veel verschrikkelijker zonde beware
God, om Jezus wil, onze Kerken
Dr. v. L wil ook niet wachten tot de
Theol. School weggestorven is, door gebrek
aan
Móet dat geschieden, dan zal dat eene grieve
zijn tot in de geslachten
Onder biddend opzien tot God zijn de Ker
ken ten slotte met wederzijdsche toestemming
der kerkengroepen in dezen toestand gekomen,
meenend dat het zoo kon en gaan zou, doch nu
het hoe langer hoe meer gebleken is, dat het
niet naar wensen gaat, moeten wjj ook met
Hem, insgelijks dus met wederzjjdsche toestem
ming uit dezen toestand, d. i. tot eenheid van op
leiding trachten te geraken.
Dr. v. L. geloofde en ook ik geloof, dat dit
de goede aangewezen weg is. Op eene opmer
king van Dr. A. Kuyper is gemeenschappelijk
erkend, dat op de laatste „halstarrigen4 kan
noch mag gewacht worden. Doch het is niet recht
voor God de schuld van het mislukken der
poging op de Arnhemsche Synode, zooals dik
werf en ook nu weer geschiedt, alleen aan de
minderheid toe te rekenen.
Ds. B. van Schelven bjj v. wilde evenmin als
de bedoelde minderheid het aangeboden ak
koord. Door het voorgestelde aan vullingssysteem,
door de coöptatie toch werd feiteljjk van de Ker
ken en van de Vereeniging voor Gereformeerd
Hooger Onderwijs de macht in de handen der
professoren overgebracht en dit wilde even ge
noemde broeder evenmin als de minderheid.
Nog vóór de Synode te Arnhem uiteenging
stonden prof. H. H. Kuyper en ik op het
podium en zeide ik Z. H. G. dat ik daarom
niet kon meegaan.
Van beide zjjden was er schuld. De geest
die niet wil toegeven, omdat men principieel
is, proeft men in hetgeen de Utrechtsehe
Kerkbode naar aanleiding van Dr. v. L’s.
stuk schrjjft.
Dezelfde principieele geest, doch uitgaande
van tegenovergestelde principes, heeft men te
Kampen weleens kunnen waarnemen.
In niet door God geboden dingen moet uit
komen, moet de geest heerschen, die openbaar
wordt in en uit het stuk van Dr. v. Lonkhuizen.
Ik dank hem voor hetgeen hjj schreef.
En ik durf hem wel verzekeren dat er veel
meer dan wellicht Utrecht en Kampen en Am
sterdam weten in den geest van Dr. v. L’s.
schrjjven de oplossing der doodende quaestie
zouden willen zoeken en vinden.
Op de leiders en niet op het volk komt het
ook in dezen aan, worden de eerstgenoemden
het eens, dan zal men verrassingen zien, ten
opzichte van het volk.
jaarlijks duizenden en nog eens duizenden aan
een dubbele opleiding voor den Dienst des
Woords besteden, aan een tweevoudigheid,
waarvoor naar ons beginsel niet de minste
noodzaak is, aan een overdaad die slechts schade
brengt, schade van verdeeling als anderszins,
aan een overdaad die een zonde voor God is,
dan vraag ik mjj zelven af: kan dat, mag dat
zoo langer Hoe lang zullen we God daar nog
mede vertoornen?
Gij, Kerken, gij belijdt in uw Catechismus
dat „alle misbruik en verkwisting zijner ga
ven4 door God gehaat en veroordeeld wordt,
ge eischt de onderhouding der geboden Gods,
en gjj leeft zelve in deze zonde. Staat er dan
voor u niet geschreven: „Die een ander leert,
leert gjj uzelven niet? Die predikt dat men
niet stelen zal, steelt gij Men versta mjj wel.
Ik zeg nietheft de Theologische school op,
maar ik zegheft de gedeeldheid opdoet de
zonde weg, een zonde die zooveel kostelijk geld
verslindt, komt tot overstemming
Hoe anders kon dit geld besteed worden
De kerken brengen jaarlijks voor de oplei
ding saam voor de Theol. School plm. f 17.000
aan Collecten en plm. f 6000aan Contribu
tion, voor de V. Universiteit aan collecten plm.
f 12.000terwijl aan de plm. f 22.000— con
tribution ook een aanmerkelijk deel de Theol.
faculteit ten goede komen. Zeker wel een derde
deel. Telt men dit bij elkander dan krijgt men
voor de Theol. School f 23.000—, voor de V. U
minstens f 20.000
Laat nu voor een vereenigde opleiding voor
de Kerken noodig zjjn, neem ’t hoogste van
f 23.000dan blijft er nog als onnoodige uit
gaaf over f 20 000
Tel daarbij de som die nu weggeworpen
wordt aan een dubbel stel gebouwen, dubbele
administratie enz. die dan zou vrijkomen, en
die men aanvankelijk gerust op f 5000 ramen
kon, (later zou deze door door vermindering
van het nu dubbele stel leerkrachten aanmer
kelijk stjjgen), en men krjjgt dat de kerken
jaarljjks als onnoodige uitgaaf voor de onver
antwoordelijke inrichting van haar opleiding
besteden de som van minsten f 25.000. Zegge
vijf en twintig duizend gulden wordt door de
Kerken in een zondigen weg jaarlijks vermorst. 1)
Als dit geld nu eens besteed werd voor een
fonds voor noodlijdende Kerken ter vermeer
dering van het predikants-tractement, dan kon
den daarvan jaarlijks honderd Kerken f 250
ontvangen, voor hoe menige Kerk, of liever
voor hoe menigen predikant was dit niet een
uitkomst. Er zouden in menige pastorie tranen
van blijdschap en dankbaarheid aan God voor
geschreid worden, de moed zou
het leven opgebeurd worden
zonde van haar eige
houden (de Schrift
een ongeloovige) zonde uit het midden der
Kerken althans voor een deel weggedaan zijn.
En dat geld wordt nu jaarlijks noodeloos
weggeworpen’t Is voor een mensch die het
kerkeljjk leven liefheeft niet om aan te zien,
hoe moet het dan niet zijn voor God en zjjn
engelen.
Laat ons niet langer Gods Geest bedroeven,
en Gods dienaren brood der bedruktheid doen
eten.
Ik leg dit woord neder voor de consciëntie
van al mjjn medebroeders. Een ieder moge zjjn
verantwoordelijkheid verstaan.
Dr. J. van Lonkhuizbn.
Aarlanderveen, den Tweeden Pinksterdag 1906.
Ik noemde dit schrijven metterdaad voor
zichtig en echt broederlijk immers met recht,
want het is hem niet te doen om wonden
open te rjjten, maar wèl om ze te helen, Dr. v. L.
wil wegnemen, hetgeen, helaas, oorzaak is,
Chbis. Wel dat ging zoo: die kerk deed
wat, en het overige deden Classis en Pro
vincie. Was dat niet in orde?
Dibk. Beantwoord die vraag zelf. Vergun
me enkel, om er eerst iets naders van te zeg
gen. Voor me ligt een overzicht der verzor
ging naar art. 13 D. K. O.
Ik kies daaruit een enkel voorbeeld.
Eene kerk keert uit zevenhonderd en vjjftig
gulden. Zij betaalt daarvan honderd gulden,
I