eeniging Hmida. Kerk- en Schoolnieuws. van van ader ieks, Officiëele Berichten. (Wordt vervolgd.) en ken dan naar Ver- oor- Op- erde enig aan ikke ader t uit der wille itste j de tg ia H. Munniken voor het prepae- in de Theologie de heer sulk wij ven, ige- gaat een iutt ge nen ffa- roor den ren. der jjne ram zijn ien Vaa dijk frije ring e de g«- aan- aan, op- 7er- an- i die 10e- lijk. zeer Ker- >zem van .ctie ,De c(je- jpen igte hier door bjj- r te be- iefte, i aan pen- end, «ge- ne- om irik ten van ren. ren. ’t is, alsof genoemde deputaten met gevoelens en beginselen eener hier genoemde minderheid niet hebben te rekenen. Naar onze meening zijn deputaten, vooreene of andere zaak benoemd, vrije mannenze hebben, wanneer er minderheid en meerderheid in de Kerken over eene zaak bestaan, evenzeer de gevoelens der minderheid als der meerder heid te toetsen en daarmede te rekenen. Willen ze, na ernstige overweging, met een voorstel komen in den geest eener minder heid, dan kan hun niets ten laste worden ge legd. Juist deswege bestaat er voor ieder vrijheid om over zulke zaken te spreken en te schrijven. Of dit wel naar den zin der meerderheid is, doet niets ter zake. De meerderheid moet geen „kruidje-roer- mij-niet” hebben. Y. Te Hilversum is ds. P. Wagemaker over leden, emeritus-predikant van de Geref. kerk A aldaar. Ds. Wagemaker werd 10 Aug. 1854 candidaat; deed 10 Sept. d. a. v. zijne intrede als predikant te Giesendam en diende later nog de kerken van Haarlem, Vlaardingen, Rotterdam en Hilversum, waar Z.Eerw. 13 Mei 1900 eervol emiritaat werd verleend. De overledene bereikte den leeftijd 82 jaar. Den Kerkeraden der Geref. kerken wordt herinnerd, dat het adres van ds. E. Th. Ploos van Amstel, em. pred., nog is te Amsterdam, Ruijschstraat 61 2e etage. Programma van den Theologischen School dag, te houden te Kampen, op 3 en 4 Juli 1906. Op Dinsdag 3 Juli, des avonds te 71/i ure zal een ure des gebeds gehouden worden in de Burgwalkerk, waarin als voorganger zal optre den ds. P. Bos van Delfzijl. De vergadering op Woensdagmorgen zal aanvangen om tien uur. Na een openings woord door Prof. Dr. H. Bouwman, zal Prof. M. Noordtzjj een rede houden over: .Lessen uit het Verledene.* De middag-vergadering zal beginnen te twee uur. Als sprekers zullen in deze samenkomst optreden Ds. J. Kok van Bedum met een rede over: „De opleiding voor de kerk door de kerk.* Ds. J. Heida van Yerseke met een rede over„De waardjj van de belijdenis der kerk voor de wetenschappelijke beoefening en de ontwikkeling der Dogmatiek.* Slotwoord door ds. J. Westerhuis van Gro ningen. AANGENOMEN naar Ambt-Vollenhove (B): dhr. V. K. Kujj- venhoven, eand. te Naald wijk. in zjjn ooren als hij hoort: Dat deze voorstel len geen conereten vorm aannamen en op de volgende Synode niet werden ingediend, was alleen daaraan te wijten We zouden willen vragen: „wie wil nu toch in onze kerken iets bewijzen uit voorstellen, die niet eens een conereten vorm aannemen Het tweede argument dat te berde komt, wordt ontleend aan de bereidwilligheid van de Vereeniging, om het bekende concept-contract te aanvaarden. Deze bereidwilligheid is, ofschoon onder vele bezwaren gebukt, werkelijk gebleken. We zien echter niet in, dat de behandeling dier zaak in ’t midden der Vereeniging iets met het onderhavige geschil, door „de Heraut” op geworpen, heeft te maken, want ten eerste was het erkennen van het zeggenschap der Kerken, verre van een vrijwillig en spontaan aanbod, door de Vereeniging gedaan. Er was door de Vrije Universiteit ook groote winst te behalen; op welke winst ze blijkens latere benoemingen zeer belust was en waarvoor ze als tegenpand gaarne iets van het zeggenschap over de Theol. Faculteit liet vallen. In de tweede plaats en dat legt hier alle gewicht in de schaal leefde tot nog toe de voorstelling, dat de wording en samenstelling van het concept-contract eenig en alleen op kwam uit den aandrang, door enkele kerken geoefend. Is deze algemeene voorstelling juist, dan houdt het gansche concept-contract met de meerdere of mindere lust van de Vereeniging om vrijwillig het zeggenschap der Kerken over de Theologische Faculteit te erkennen, ook geenerlei verband. Mocht deze voorstelling echter minder juist zijn en de Vereeniging iets met het initiatief voor het concept-contract te maken hebben, dan stellen zeker velen er prijs op, dit te weten en en gaat er een geheel ander licht op over deze smartelijke historie. Zoolang de medewerkzaamheid van de Veree niging in dit initiatief echter niet duidelijk is gebleken, moet ook dit tweede bewijs als val lende buiten dit opgeworpen geschil, van de hand worden gewezen. Als derde bewijs brengt de Hooggel. schrij ver bij, dat de Vereeniging in Maart 1903 be sloten heeft, dat haar Directeuren, Curatoren en Hoogleeraren in de Theologie voortaan lid moeten wezen van eene der Gereformeerde Ker ken in Nederland. Dat is zeker eene zelfbeperking, door de Ver eeniging voor haar eigen leven gemaaktmaar eene erkenning van kerkelijk gezag, is er met den besten wil niet in te zien. Niet ééne Kerkelijke vergadering ontving daardoor eenige macht over de Theol. Facul teit. Dat zou voor het minst moeten geschied zijn, als we de kracht van dit argument kon den erkennen. Wie in deze zelfbeperking der Vereeniging reeds een gewichtig moment ziet voor het zeg genschap der Kerken, van dien behoeven we zeker voor de vrijwillige erkenning van het kerkeljjk gezag over de geheele Opleiding geen hooge verwachtingen te koesteren. Ten slotte wordt als laatste bijdrage tot ver duidelijking der gansche zaak nog gesproken over een advies, door Directeuren der Veree niging eenmaal gevraagd aan den Senaat van de Vrije Universiteit over de vraag, of het niet wenscheljjk was, de overeenkomst tusschen de Gereformeerde Kerken en de Vereeniging voor Hooger Onderwijs te herzien. Waarop bet ant- Mevr, de Wed. ds. W. A. Dekker-Mar- cusse, onlangs overleden te Kamperland, lega teerde aan de Geref. kerk te Hoogeveen, (de laatste standplaats van wijlen haren Echtgenoot) eene som van f 1000,en een gelijk bedrag aan de Zending op Soemba. orm »ver- iten, ren den, Iteit jen- Aan de Vrije Universiteit slaagden voor het semi-cand. Theol. de heeren C. N. Impeta, S. Kamper en deutisch examen H. Djjk. Ds. G. H. A. v. d. Vegte hoopt 1 Juli afscheid van zijne gemeente te Dirkshorn te nemen en 8 Juli na bevestiging door ds. J. van Anken te Wezep zijne intrede te doen te Urk. ZENDING. De Prov. Synode, Woensdag 13 Juni 1906 te Middelburg gehouden, besloot tot de Zen- (lingsvereenigingen in de onderscheidene ker ken te komen met het vriéndelijk verzoek de ingezamelde gelden voortaan op te zenden aan het adres van den penningmeester der Provinciale Zendings-deputaten, ds. H. W. Laman te Zierikzee. Dit verzoek is niet alleen vriendelijk, maar ook dringend. In opdracht van de Prov. Syn. Ds. H. W. Luum, Penningm. Zend. van de plannen der negers mededeelde, onder heete tranen en dringend smeeken ten minste zjjn leven te redden. De planter kon niet lan ger wederstaan. Hij besloot den trouwen raad des negers op te volgen en maakte snelle aan stalten tot een onverwijlde vlucht. De voor handen koffie en suiker liet hij ongemerkt in een schip, dat in de haven lag, wegbergen. Derwaarts werd ook van de andere goederen het beste en grootste deel gebracht. Een groot aantal zijner meest vertrouwde vrienden had hij met de plannen der slaven bekend gemaakt. Ook dezen vluchtten evenals hij by nacht naar het ter redding gereed liggend schip. De wind was gunstig. Het anker werd gelicht. En toen de morgenstond aanbrak reed het scheepke op de golven naar de ver verwijderde kusten van Frankrijk, waar ieder zeer verlangend naar uitzag. Gelijk ieder begrijpt, Eustach bleef niet ach ter, maar vergezelde zijn meester op de reis. Nu ware het een klein bewjjs van erkentelijk heid geweest indien de meester zijn slaaf de vrijheid gegeven had. Daaraan dacht deze ech ter niet. Ook Eustach niet. Hjj was gelukkig en tevreden, verwachtte geen loon en diende zjjn heer op het schip evenals voorheen met onderdanigheid en hartelijke liefde en trouw. Wilde hy geene verdenkingen bij hen doen oprijzen, noch zich gehaat maken, hjj moest ten laatste wel zwijgen en schijnbaar met hen instemmen. Dewijl eiken verrader der plannen een allerschrikkeljjkste dood toegezegd werd, moest Eustach het geheim wel diep in zjjn hart verborgen houden. Hjj kon niet meer doen dan gedurig bidden, dat God zjjnen heer toch bewaren mocht voor het gevaar dat ook hem dreigde. Langen tjjd droeg Eustach het geheim, dat hem bekend geworden was, met zich om. Hjj kon het niet over zjjn hart krjjgen zijne zwarte broederen, hoe sterk hy ook hunne plannen verafschuwde, te verraden. Ten slotte echter behielden zijne dankbaarheid en christelijke overtuiging de overhand. Hij waarschuwde zjj nen heer voor het hem dreigend gevaar en ried hem zoo spoedig mogelijk het eiland te ont vluchten. Villeneuve wilde eerst de woorden zijns slaafs niet gelooven, noch ook zijn raad opvolgen. Hij kon het zich maar niet begrijpen, dat hem eenig gevaar dreigen kon, daar hjj voor zijne slaven altyd een goed en mild heer geweest was. Hy had daarenboven er ook geen zin in zjjne bezittingen achter te laten, dat ze prjjs geven was. Eustach liet echter niet na zijnen meester ernstiglyk en dringend te waarschuwen, en bezwoer hem ten laatste, terwijl hjj hem meer woord ontkennend luidde. Er moest maar ge wacht worden op de Kerken, in wier boezem toch critiek op de bestaande overeenkomst werd uitgeoefend. Zonder verder te veel plaatsruimte te vragen, kan hierbjj gereedeljjk worden aangeteekend, dat de geschiedenis van dit geheele advies met terdaad leerrjjk is. Wie de omzichtigheid van de Vereeniging daarin nader wil leeren kennen, leze het Ver slag der Vereeniging over het jaar 1904 pag. XXXVIII. Daar wordt zeer voorzichtig de fout van den verslaggever over het jaar 1903 hersteld, die van een mogelyke aanbieding aan de Synode had gesproken. De Heraut-schrjjver brengt eene nadere ver klaring en zegt: „de Senaat oordeelde dat er in den boezem der Kerken toch critiek op de overeenkomst was uitgeoefend en men moest derhalve nu maar op de Kerken wachten”. Wjj zeggen wasdom in de lust, om iets van hare macht aan de Kerken af te staan, is hier zeker niet op te merken by de Vereeniging voor Hooger Onderwjjs. Veleer gluipt hier de afkeer, om dit uit zieh- zelve te doen, duidelijk door de kieren. „Maar”, zal iemand tegenwerpen, ,de schryver maakt hier toch nu ook melding van den grond, waarop het besluit, om dit niet te doen, rust Ons antwoord is„zeker, maar dit maakt de zaak juist duidelijker; want de critiek op het standpunt van de Theol. Faculteit aan de Vrye Universiteit was juist in 1901, toen vol gens „de Heraut” de nog niet concrete voor stellen werden overwogen in den boezem der Vereeniging, niet minder scherp dan in 1903. De tegenwoordige Hoogleeraar aan de Vrye Universiteit, Prof. Dr. H. Bavinck, had ze in zyne brochure „Theol. School en Vrye Univer siteit” kernachtig ontwikkeld. En daarom van tweeën éénöf de geheele beweging in den boezem der Vereeniging in 1901 was slechts een schjjn-manoeuvre öf de critiek in den boezem der Kerken ten jare 1903 was niet de doorslaande reden, waarom niet tot aanbieding van rechten aan de Kerken werd overgegaan.” In ieder geval terugtrekken van de zjjde der Vereeniging is onmiskenbaar.” In het' artikel van „de Heraut” komen voorts nog van die onnoodige en geheel overbodige persoonlijkheden voor, waarvan we slechts ééne aan de lezers wenschen voor te leggen. „Leg hier nu naast”, zoo zegt „de Heraut”, ,de krenkende uitdrukkingen, die ds. Heida zich veroorlooft aan het adres van de Vrye Univer siteit en ge kunt tot geen andere conclusie komen, dan dat deze predikant in blijmoedige eenvoudigheid schreef over dingen, waarvan hjj niets afweet, of, wat we licht niet aanne men, dat hy aan eene vervalsching der histo rie zich schuldig maakt, die zonder voorbeeld is”. Hier moet ieder wel zeggen „in zulk een opzettelijk gesteld dilemma wordt niet meer ge mikt, om zaken tot helderheid te brengen, maar om een persoon, om een broeder te treffen”. Wat nu van zulke persoonlijkheden in eene, volgens „de Heraut”, zoo teedere zaak, te zeggen? Alleenlijk dit: „door Gods genade hebben wy geleerd, over zulke steentjes heen te stappen maar voor den schryver van dergelyke dingen dreigt er toch een gevaar, dat niet gering is. Ongemerkt, gaat op deze wyze by den schry ver, die zoo klaar getuigde van het bewustzijn van de gemeenschap der heiligen, dat hy op de Synode te Utrecht gevoelde, datzelfde heer lijke bewustzijn weer tanen en tegenover hen, die in de zaak van de Opleiding met dien schrij ver niet gelyk denken, zou het wel eens geheel kunnen zwijgen. Dat zou ook Seperatisme zijn en zeker niet van de beste soort.” Over bedoelingen, ons door denzelfden broe der toegesehreven, zullen we thans terwille van den vrede maar zwygen. We willen de verantwoordelijkheid voor onze artikeltjes nog wel dragen. Evenwel nog eene opmerking moet ons van het hart. „De Heraut” geeft eene kleine hartsterking mede aan de deputaten, op de jongste Synode voor deze veelbesproken zaak benoemd. Door geen krijgsrumoer moeten ze zich laten ont rusten, zoo zegt de schryver. Onze lezers zullen zeker nog nergens krijgsmuziek of iets, dat daarop geleek, hebben vernomen. Maar dat daargelaten. Ten slotte wordt er gezegd in verband met de opdracht aan deputaten: „Voor de komende Synode zyn we niet be vreesd. De jongste Synode te Utrecht heeft genoegzaam getoond, in welke richting de over- groote meerderheid onzer kerken wenscht te worden geleid.” Zulk een hoog aangeslagen toon kan niet anders dan schaden. ’t Kerkelijk leven wordt niet alleen in eene meerderheid of minderheid verdeeldmaar BEDANKT voor Haastrecht, Kruiningen, Marken en Em lichheim (Bentheim)dhr. V. K. Kuy ven hoven, cand. te Naaldwijk voor Bolnesds. H. Mulder van Zaamslag (B) voor Waddingsveen (vac. ds. Broekstra): ds. A. Hoeneveld van Kockengen voor Zwolleds. G. Wielenga van Delft. geworden zyn. De Vereeniging voor Hooger Onderwys was dus volkomen bereid het huwelijk aan te gaan. 4 niet geheel aan den wensch der Kerken hoogleeraren in de Theologie aan de Vrye Uni versiteit met Prof. Bavinck en Biesterveld een nieuwe coneept-acte ingediend, waarin aan de gekend dan in het vorige door de Synode aangenomen werd. Alleen het verzet der minderheid was het tc wijten, dat dit besluit niet kon worden uitge- i--1-__ de Vrye Universiteit - Desniettegenstaande meende de Vrye Uni- verandering barer statuten ten deele tegemoet den boezem der Gereformeerde Kerken waren ingebracht tegen haar organisatie. Op de ver gadering in Maart 1903 wederom te Utrecht gekeurd, en volgens de broeders in _erk was de Vrye Universiteit daar door „formeel” een „afgescheidene Universiteit” omdat ze bepaald had, dat haar Directeuren, Curatoren en Hoogleeraren in de Theologie lid moesten wezen van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Zelfs kwam in dezen zelfden tyd vanwege Directeuren de vraag tot den Senaat of het niet wenscheljjk was de overeenkomst tusschen de Gereformeerde Kerken en de Vereeniging van Hooger Onderwys in zake het toezicht op de Theologische faculteit te herzien. De Senaat meende echter, dat het onder de gegeven om standigheden beter was, dat een voorstel daar toe van de Kerken werd afgewacht. Waar in den boezem der Kerken critiek op de bestaande overeenkomst was uitgeoefend, was het zeker verstandiger, aan de Synode de taak over te laten om met bepaalde voorstellen te komen. Indien de Vrye Universiteitharerzijds een nieuwe overeenkomst ontworpen had, zou allicht het verwijt tot haar gericht zyn, dat ze aan onze Kerken de wet wilde voorschrijven, in plaats van af te wachten wat de Gereformeerde Ker ken begeerden.” Hier worden dus vier feiten aangegeven, die volgens den schryver dienst moeten doen, niet om de zwakke, maar om de sterke wil te be wijzen, die spontaan uit de Vereenigingopkwam, om het zeggenschap aan de Kerken aan te bieden over de wetenschappelijke beoefening der Theologie. Wy veroorlooven ons nogmaals de vrijheid, ofschoon dat verlof niet zeer welgevallig scheen in de oogen van „de Heraut”, hierby eenige opmerkingen te maken. De eerste openbaring der krachtige lust, zoo zegt de Hooggel. schryver, is gebleken in de morgenvergadering van de Vereeniging ten jare 1901. Er is toen een „vraag besproken in hoeverre de band tusschen de Vrye Univer siteit en de gereformeerde kerken nauwer kon worden aangehaald, en verschillende voorsla gen werden gedaan, die daartoe strekken kon den”. Ieder, die deze belangrijke mededeeling leest, is niet van nieuwsgierigheid te beschuldigen, wanneer hy denktnu zal het komen en ter dege zyne blikken richt op den zin die moet volgen. Hoe teleurstellend klinkt echter de volgzin voor Hooger onderwys te Utrecht in 1902* niet alleen bijna eenparig aangenomen, maar u zelfs werd eventueel aan Directeuren volmacht geschonken binnen bepaalde grenzen, nog enkele wijzigingen in het concept aan te brengen, wanneer de Synode der Gereformeerde Kerken dit eisehen mocht. Was de Synode op dezen voorslag ingegaan, dan zou de band tus schen de Theologische Faculteit en de Gerefor meerde Kerken, reeds toen een geheel andere geworden zyn. De Vereeniging voor Hooger Onderwys was dus volkomen bereid het huwelijk aan te gaan. De Synode te Arnhem toonde, dat dit con cept niet geheel aan den wensch der Kerken voldeed. Staande de Synode hebben toen de hoogleeraren in de Theologie aan de Vrye Uni versiteit met Prof. Bavinck en Biesterveld een nieuwe concept-acte ingediend, waarin aan de Kerken nog veel grootere rechten werden toe gekend dan in het vorige een concept, dat de meerderheid der Kerken volkomen goedkeurde en door de Synode aangenomen werd. Alleen aan het verzet der minderheid was het te voerd en dientengevolge de verhouding tusschen de Vrye Universiteit en de Gereformeerde Kerken vooralsnog ongewijzigd bleef. Desniettegenstaande meende de Vrye Uni versiteit, dat het toch op haar weg lag om door verandering barer statuten ten deele tegemoet te komen aan verschillende bezwaren, die in ingébracht tegen haar organisatie. Op de gehouden, werden deze wijzigingen in de sta tuten goi de Herv. -HBS» heid i op ver ver- hun heid aten 1 1 V - i

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1906 | | pagina 3