voor k n i a Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie van: Ds. L. BOUMA, Os. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. No. 49, Vrijdag 1 Juni 1906. 3e Jaargang. UIT HET WOORD. 5 I. Drukker-Uitgever en tra rer 90 Bouma. I 70 cent. 3 cent. hunner gÜ kunt D. LITTOOIJ Az. MIDDELBI RG. >1 np r» «u JAARVERGADERING van de Persvereeni- ging „Zeeuwsch Kerkblad”, 14 Juni, Middelburg. Nadere opgave van het uur en de plaats in het volgend nummer. BESTUIIR. h it >rg tv. Ier I- .1 /i a n «5 90 S rr. en da rr. da rr. rr. 3T8 IBOMHEMEHTSPRI. per half jaar franco per post Enkele nummers werd, werden zy Zijne schapen verstrooid, zoodat de invloed, welken Jezus op hen uitge oefend had tijdens Zijne omwandeling op aarde, niet bij machte was, om hen zoo innig en hecht te vereenigen, eerst nadat hij opge staan en ten hemel gevaren was, heeft Hij deze beteekenis voor hen verkregen. Nu en komen tot Hem en nu is Hij de Zon, welke hen nu is Hij het leven, waarnaar Hoe blijkt reeds het nut, dat J alleen maar let, hoe het tegenwoordig nog toegaat onder de geleerden, die elkander be strijden en het nooit met elkander eens zijn. Eeuwen aaneen heeft men heil verwacht van de ontwikkeling, welke ons in het land der belofte zou voeren, maar teleurstelling was altijd het einde en zoo zal het ook nu weer gaan met hen, die er hun hope op stellen. Er zijn dan ook reeds velen, die er zich van fkeeren, en zich terugtrekken in de diepten m eigen leven, meenende, dat zij op die yze beter het doel zullen bereiken. Zy willen wonen in de eigen ziel met al hare vragen en raadselen, met al hare begeerten en verlangens als in een heiligdom en zij spreken over de rede als een dwaallicht dat den mensch mis leidt. Niet naar buiten maar naar binnen zien zij om in zichzelf het echt menschelijke op te sporen en dat willen zij uitspreken, wanend, dat het alom weerklank zal vinden en dat het de oplossing zal bieden van al onze moeilijk heden. Zoo zullen de menschen elkander ver staan, elkander vinden, en de verbroedering zal zich vertoonen als nooit te voren. Doch de eendracht, welke wij bij de disci pelen aanschouwen, is ook geen vrucht van dit laatste streven. Zij waren geen aanbidders van de verborgenheden der menschelijke ziel. Hun oog was op andere dingen gericht. Moet ze dan toegeschreven worden aan de natuur lijke geaardheid, de aangeboren smaak, de oorspronkelijke richting van den wil O ik wil niet ontkennen, dat deze eigen schappen ten allen tijde menschen heeft ver- eenigd. Ge hebt dit zelf meermalen bespeurd, hoe door gelijkheid van inborst den een den ander aantrekt, zoodat zij samengaan en samen werken. Anderen daarentegen kunnen niet met elkander over den weg, omdat zij ver schillen, en al wat ge beproeft om ze by elkander te brengen en te houden, loopt op niets uit. Maar het zal u ook wel duidelijk zijn, dat de eendracht der discipelen onmogelijk voortspruiten kan uit de overeenkomst van karakter, want gij denkt aan het groote on derscheid, dat er bestaat tusschen een Petrus en een Johannes, tusschen een Nathanaël en een Jacobus, tusschen een Philippus en een Thomas, tusschen eene Maria Magdalena en de moeder des Heeren. Het zou zelfs moeielyk wezen een schare menschen bijeen te bren gen, waarin zoo uiteenloopande karakters wer den gevonden. Onder de leiding van Jezus zyn zij geweest, en dit heeft er toe bijgedra gen dat de verscheidenheid in aanleg, in gaven en krachten helder aan ’t licht getreden is. Hy toch is een Meester, die de eenvormigheid nooit zoekt, die er zelfs een af keer van heeft en die het verstaat om naar buiten te lokken, wat daar in den mensch is verborgen. Nimmer zou een Petrus zoo in al zyn eigenaardigheden uitgekomen zijn, indien hy niet in aanraking gekomen ware met den grooten Profeet, die den fijnen tact heeft om aan eiken mensch zijne eigen trekken te geven, waardoor hy onderscheiden is van alle anderen. Nu zou men kunnen denken, dat de eenheid in dezen kring te danken is aan den eerbied, welke ieder leert koesteren voor wat de ander is en heeft, en wy zien niet voorby, dat dit metterdaad een groote weldaad genoemd moet worden, maar verkeerd zou het zyn, als gy nu dacht, dat dit de band zou zyn, die allen saam snoerde. Neen, als er geen andere band had bestaan, dan zouden zy toch zich van elkander verwijderd hebben, maar zy hadden nog iets beters en hoogers, dat hen onlos makelijk vereenigde. Wat dit was? Jezus zelf. Hy was de Rotssteen van aller heil. Hy het Schild van aller betrouwen. Opmerkelijk. Niet vóór de kruisiging vindt ge deze eendracht, wat nog sterker is, toen hun Herder geslagen UIT HET LtEVElf. Hemelvaart. De gedachtenisviering van de hemelvaart on zes Heeren Jezus Christus ligt wederom achter onzen rug. Herinneringsdagen als deze zijn geen goddelijke instelling, maar kerkelyk ge bruik. Men moet ze niet vieren, maar men mag ze vieren. Doch waar de kerk ze heeft ingesteld en handhaaft, daar valt het te betreuren, dat ze niet méér algemeen worden waargenomen. Men doet er toch waarlijk geen zonde mede, indien men ook eens saamvergadert onder de bediening van Gods Woord buiten en boven de gewone Zondagsbeurten. Het krijgt zoo den schijn, alsof het kerkgaan op den dag des Hee sen meer uit plichtsbesef dan uit begeerte des harten geschiedt, indien men er nooit eens toe komen kan om by bijzondere gelegenheden vrij willig de onderlinge bijeenkomsten by te wonen. Met eerbied gezegd God kry'gt zijn maat, maar op een toegift moet Hy niet rekenen. Er is gelukkig een degelijke kern onder ons Christenvolk, en die is er overal en altyd, welke by iedere gelegenheid opkomt om GodsWoord te hoorenmaar het zou zoo heerlijk en hart verheffend zyn, indien alle belijders van den Naam des Heeren door dezen ijver werden bezield. De bedehuizen moesten altyd vol zyn, indien het God behaagt te spreken door Zyne dienstknechten tot zyn volk. Want wat spreekt er uit de traagheid van vele Christenen in het naarstiglyk komen ook by bijzondere gelegenheden? Daaruit spreekt on miskenbaar gemis aan hemelschgezindheid. Het aardsche neemt zoozeer hart en zinnen in be slag, dat er aan den hemel, waar Christus is, slechts o zoo zeldzaam wordt gedacht. Aardsche zorgen zoowel als aardsche genietingen, daar ALLEN EENDRACHTIG BIJEEN. En als nu de dag van het Pink sterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtig bijeen. Hand. 11 1. Een feestdag was voor Israël aangebroken. Uit alle steden en dorpen van Kanaan waren zy gekomen mannen en vrouwen, rijken en armen, geleerden en ongeleerden, aanzienlijken en geringen. Ja, zelfs uit die. landen, welke ver verwijderd lagen van het land der belofte, en waarin nakomelingen van Jakob eene woonplaats hadden gevonden. Het moet een schoon gezicht zyn geweest zulk een groote schare zich verdringend in de voorhoven des tempels om den machtigen Schepper des hemels en der aarde te danken voor de tal rijke weldaden in het gewas des jaars ge schonken. Het geheele volk leefde nog in de overtuiging, dat de mensch planten en natmaken kan, maar dat het de Heere is, die alleen den wasdom geven kan. Wy zien daarin de goede hand Gods over dit volk, waardoor het zich gedrongen gevoelde den Gever van alle goede giften te loven en te prjjzen. Doch niet van dit geheele volk zegt Lucas, dat zy allen eendrachtig bijeen waren. Er was geen grond voor om dit te getuigen. Uiterlyk waren deze allen één, want zy stonden hier schouder aan schouder by de altaren des Heeren, en zy schenen ook allen de heerlijkheid huns Gods te willen verbreidenhet zou evenwel nog op dezen dag aan het licht komen, dat zjj inwendig verdeeld waren, en zy zouden weldra uiteengaan, elkander bestrijdende en elkander tegenwerkende. Neen, als hy zegt, dat zy allen eendrachtig byeen waren, beeft hy het oog op de discipelen van Jezus, die ook aan dezen morgen met hun volk verschenen waren voor het aangezicht des Heeren om Hem de offers van hun erkentelijkheid te brengen. Wie waren het? Als het ons om namen te doen was, zouden wy ze kunnen ontleenen aan het vorige hoofdstuk, maar waartoe zou het dienen Gy kent bovendien deze mannen, die getuigen geweest waren van Jezus’ woorden en daden. Hier waren niet slechts de Apostelen, maar ook de overige vrienden en vriendinnen des Heeren. Maar wat onze aandacht wel verdient, is de eendracht, welke by hen gevonden wordt. Vond deze eendracht haar grond in natuur lijke overeenstemming? Gy weet beter. Er waren er, die eerst volgelingen geweest waren van Johannes den Dooper, in wiens school zy eene zeer gestrenge opvoeding genoten hadden Zy droegen daardoor een eigen stempel. Een was vroeger een tollenaar geweest en u gemakkelyk voorstellen, hoever zyne voorstellingen en opvattingen lagen van die der Johannes-discipelen. De een was uit Bethsaida, een ander uit Cana, een derde uit Capernaam, een vierde uit Nazareth, een enkele uit Judea. Nu weet ik zeer wel, dat dit het uitwendige raakte, maar het leert ons toch, dat geen gemeenschappelijke afkomst hen saam deed blijven en aan elkander deed hechten. Hoe moet gy dan het verschijnsel verklaren Wilt ge het soms zoeken in gemeenschap van verstandelijke gaven Maar dat gaat ook niet, want verstandelijke ontwikkeling brengt de menschen niet tot elkander. Ge behoeft hier voor naar geen bewijzen te zoeken, als ge Met medewerking van onderscheidene Predikanten. PRIJS DER 1DVERTENTIER van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 .regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. gaat men al te zeer in op, en de genegenhe den naar de dingen, die boven zyn, indien ze er al zyn, zyn in geen geval brandende in hen. Daarom is het ook geen nutteloos werk, ge dachtenis te vieren van de hemelvaart van Christus. Indien men dien opgevaren Zalig maker door een oprecht geloof is ingeplant, dan mag men in het aardsche niet opgaan, maar móét men oog en hart gedurig hemelwaarts heffen. Daar hoort een waar Christen thuis. Daar is zyn vaderland. Daar is zyn burgerschap. Daar is zyn wandel. Hy is op aarde niet meer in zyn element. Hy heeft een adelaarsnatuur gekregen. Hy zoekt het in de hoogte, boven alle hemelen. In de hemelsche sfeer, waar Christus verkeert, en waar de zaligen vertoeven, daar past ook hy. Hy is beneden op aarde een vreemdeling. De aarde kan zyn begeerten niet meer bevredigen. Hy trekt naar den hemel. Zoo moest het niet wezen, maar aldus is het by ieder levend lidmaat van den hemelschen Zaligmaker. Naar den inwendigen, den nieu wen mensch dragen zy het beeld des hemel schen, en in verborgen gemeenschap met den Heere in den hemel is hun leven met Christus geborgen by God Doch zy dragen ook nog een oude natuur. Deze is uit de aarde aardseh. Deze leeft in het aardsche en gaat er in op. Deze kent geen hoogere begeerten dan vervulling met de ty- deljjke en vergankelijke dingen van dit leven. Ze zoekt en bedenkt de dingen die beneden zyn. En onder de macht nu van die aardseh gezinde natuur kan het hemelverlangen menig maal kwynen, zoodat de klacht wordt gehoord hoe kleeft myn ziel aan het stof 1 Daarom behoeft het Christenvolk gedurig een prikkel, opdat het de neergeslagen oogen weer opwaarts richte en de afgetrokken harten weer hemelwaarts richte. Gedurig en gedurig weer behoeft het de herinnering, dat, hoevele goe deren het ook op aarde bezitte, zyn eenigst al en hoogste goed in den hemel is. Heeft de gedachtenis aan Christus’ hemel vaart ook u, myn lezer, weer herinnerd, dat ge uw grootste schat daarboven in den hemel hebt? Wees dankbaar, indien de Heere u reeds op aarde kostelijke gaven en dierbare panden schonk Maar geef uw hart er niet aan. Uw hart behoort aan Hem, die ten hemel voer. Indien Hy uw schat is, dan is by Hem ook uw hart. Indien het anders ware, dan zoudt ge diep te beklagen zyn, al benijdden u ook alle men schen. Het zou kunnen zyn dat gy ryk waart aan geld en goed. Het zou kunnen zyn, dat ge een voorspoedig man waart, gelukkig in uwe ondernemingen. Het zou kunnen zyn, dat ge vader en moeder waart van een talrijk en bloeiend kroost. Velen zullen u benijden. Maar indien dit alles uw hart heeft, en ge hebt anders niet dan dit voor uw hart, dan zoudt ge nog een ellendig en beklagenswaardig mensch wezen. Want al het aardsche is vergankelyk. En die het aardsche hebben gezocht en die in het aardsche zyn opgegaan, zullen ten slotte niets overhouden dan een onvervulbaar gemis en een nameloos gevoel van ledigheid. Wie een wereld vol goederen heeft, heeft ten slotte nog niets. Wie een Zaligmaker in de hemelen heeft, heeft eeuwiglyk alles. Boven dien, wie heeft er een wereld vol goederen? Niemand. De meeste menschen hebben meer aardsche zorgen dan aardsche schatten. En toch worden ze liever door die zorgen verteerd, dan dat ze zoeken de dingen die boven zyn, waar Christus is? De Heere verlosse u Van deze dwaasheid en van dit heilloos onverstand, myn lezer, indien gy daarin leeft. Want vrede, blijdschap, zalige hoop is er alleen voor dege nen, die de oogen ten hemel richten en ge- voor hooren zy Zyne stem tot elkander, allen aantrekt, allen smachten. Jezus heengegaan is, want doordien Hy niet meer op de aarde maar aan de rechterhand des Vaders is, is de verhouding, waarin Hy tot hen staat veel meer innig en de band, welke hen vereenigt onlosmakelijk sterk. Christus zelf is het, die hen allen bijeen houdt. Hy, in wiens gemeenschap allen vereenigd zyn. Geheel gewillig zyn zy en wachten als een leger op hunne toerusting en de bevelen van hun Leidsman. Weldra zal het dan ook blijken, dat, waar de discipelen zoo één van zin en van hart zijn, de Geest in volle stroomen hen vervult, zoodat zy in alle talen de groote werken Gods verkondigen Ziedaar, wat de gemeente in onze dagen ook van noode heeft, en deze eendracht zal zy nooit ontvangen, zoolang de een op den ander ziet, de een over de fouten van den ander spreekt, maar alleen als aller oog zich richt op Jezus, en aller hart naar Hem dorscht. Pinksteren kan het voor u zijn, indien gjj voor alle stemmen ook van de zeer welmeenende uw oor sluit en het enkel opent voor de stem van den Goeden Herder. Laat u door het vele gedruisch, dat zelfs op het terrein van het Koninkrijk der hemelen vernomen wordt, niet misleiden, laat de groote verdeeldheid u niet in verwarring brengen, neen, zoek gy des Heeren aangezicht, stort voor Hem uwe gansche ziel uit, en de vrede zal uw deel zyn, vrede met God en met de broederen. ■v' Zeeuwsch Kerkblad •sv..

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1906 | | pagina 1