Weekblad voor irg. rke. )6S. aak sols 1. L Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. IMS. »S. raat Vrijdag 18 Mei 1906. No. 47. 1 3e Jaargang. EN f? Hik- Drukkeruitgever UIT HET WOORD. A. ABONNEMENTSPRIJS per half jaar franco per post V A B I A. D. LITTOOIJ Az. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. PRIJS DER ADVERTENTIES o teges ui vat blinkt tutgan 70 cent. 3 cent. isterd. >e\eefd en het ïlffers Leerr, fnken Heida Leerr Heida Leerr, onnet ede, Leerr, eiland ;e van hypo- J,-ei Kansr eheele «re. Kamj Jonge Veen leerr, ,W Lder. iv. Berg ontr. duider heeft fl,25 Enkele nummers Wff- llen-> HG©' d, LBH 5. als het zag ik gemeenschap hebben met den gestorven en verrezen Middelaar. Daartoe klinkt het Evan gelie ons in de ooren, daartoe staat Christus aan de deur van uw hart, kloppende, opdat gij de deur zoudt ontsluiten daartoe werkt de Heilige Geest in de gemeente, opdat Hy haar meer vast zette in de overtui en opgestaan is eenige begeerte in u is naar de en Zyne opstanding, van een iegelijk menseh worden zou.“ Stond Calvijn tegenover de Roomschen, die heel wat in den menseh stelden, Gomarus, die ruim een halve eeuw later op de Synode te Dordrecht sprak, stond tegenover Arminius en de Armini- anen, die insgelijks aan ’s menschen vrijen wil, in hetgeen ter zaliging noodig is, zeer veel toeschreven, en daarom tot object, dat is, tot voorwerp, der verkiezing maakte, het voor gezien geloof. Maar neen, niet het voor gezien geloof, dat, volgens hen, voor een deel aan den menseh zelve is dank te weten, maar de menseh is voorwerp der verkiezing. Het onderscheid tusschen de boven en beneden-valdryvers ligt alleen hierin, dat de eersten zeggenin het besluit Gods is dat de menseh, terwijl de laatsten zeggenin het be sluit Gods is, dat de in zonde gevallen menseh. Volgens de laatsten gaat de val vooraf en de eersten laten hem volgen, tot ten uitvoerleg ging der praedestinatie. Gomarus zegt in den geest van Calvjjn„De praedestinatie des menschen ter zaligheid is het besluit Gods, om te geven de heerlijkheid en genade (die ter zaligheid genoegzaam is) en dezelve ook krachtelyk werkende aan zekere menschen, uit den ganschen menschelijken ge slachte, naar Zijn allervryst en waarlijk ge nadig welbehagen tot lof Zijner heerlijke ge nade (Ef. 1 6.) (Acta Nationalis.) Calvijn’s strijd ging, gelijk hy zelf zegt tegen vier partijen. „Is het zoo schrijft hy in zijn 3e boek pag. 196 dat nu de Pelagianen, of de Manicheên of de wederdoopers, of de Epicu- relsche mestvarkens (want wij hebben in dit stuk met vierderlei secten te doen) om ziehzelven en de goddeloozen te verontschuldigen, ons voorwerpen de noodzakelijkheid, waarmee zij door Gods praedestinatie gedrongen en gebon den worden, zoo brengen zy niet met allen voort, dat tot de zaak dient.” Naar de behoefte van zijnen tijd bestrijdt hy ten eerste de meening, dat de menseh tot zaligheid is uitverkoren om een voorgezien ge loof of goede werkenten tweede, gaat hy in tegen de meeningen der filosofen, ten derde, tegen de bewering, dat de praedestinatie zorge- looze en goddelooze menschen maakt, en ook, dat zy God oorzaak van den val en het ver loren gaan der menschen doet zyn, en Hem het recht ontneemt om rechtvaardiglyk de zonde te straffen. Hy zegt: „De oorzaak van den wil van God, die van eeuwigheid besloot wie er zalig zou worden en wie verloren zou gaan, kennen wy niet. Ze behoort tot de verborgen heden Gods”. Tot haar te willen opklimmen, acht hy groote zonde. Hy wil dus, gelijk na hem Gomarus, blyven staan, by de leer dat de Heere den val heeft besloten en ook wie er zal behouden worden en wie niet. Daarby wil hy blijven staan omdat, zegt hy De oorzaak van die wilsbepaling wie wèl en wie niet is uitverkoren, ons niet is geopenbaarddaar om moeten wy hier staan blyven en in zjjne Goddelijke vrijmacht eindigen. Dit staat echter ook by hem, zoowel als by Gomaris, vast, dat het behouden worden eenig en alleen gelegen is in Gods vrye, eeuwige liefde en dat het ver loren gaan uitsluitend onze schuld is. God zal zich als de Heilige en Rechtvaardige openbaren en ons eigen geweten zal zeggen, dat by den Heere de gerechtigheid en by ons de zonde, de schuld en de beschaamdheid des aange- zichts is. Doch wat in orde voorgaat, de praedestinatie of de val des menschen, in het besluit Gods daarover loopt het verschil tusschen de boven en beneden-valdryversmaar dit kan ook wel tot de verborgenheden Gods behooren. Gomarus meende en blijkbaar ook Calvy'n, dat het er niet toe behoort. De eerstgenoemde beweerde daarenboven, dat Supra- en Infralapsarisme. HL Het ontstaan. In ons vorig artikel heb ik trachten aan te toonen dat, naar de uitspraken der Gerefor meerde Kerken ons leeren, in de quaestiën tusschen de Gereformeerden de waarheid vaak in het midden ligt en dat wy daarom niet zoo spoedig een elkander uitsluitend standpunt moeten innemen. Dat deden de Gereformeerde Kerken in Synode vergaderd, voor en na, ook niet. Op de verleden jaar te Utrecht gehou den Synode namen ten slotte de afgevaardig den der Gereformeerde Kerken, de professoren niet uitgezonderd, het in ’t midden gelegen standpunt in. Inzake het onderwerp, dat wy thans bespreken eindigden zy, met uit te spre ken, dat onze belijdenisschriften op den bodem der beneden-valdryvers staan, doch met ook niet uit te sluiten, de broederen, die, zooals Gomarus, zich op ’t standpunt der boven-val- dryvers plaatsten. Thans wys ik er op, dat de quaestie van boven- en benedenvaldryvers, tenminste voor zoover ik door onderzoek ben te weten gekomen, vóór de Synode van 1618 en ’19 onder de Gereformeerden niet heeft be staan. Daaraan is het waarschijnlijk toe te schryven, dat Calvyn in zyn godgeleerd boek (de Institutie), waarin hy over de verkiezing en verwerping schrijft, over het gevoelen van de boven- en beneden-valdryvers niet spreekt. Doch al wordt dit tweeërlei gevoelen door hem niet uiteengezet, noch één van beide bestreden, het is evenwel, dunkt my, niet tegen te spre ken, dat door hem in zijne omschrijving van de praedestinatie, het standpunt der boven- valdryvers wordt ingenomen. Zyne definitie of omschrijving luidt, (3e boek. Cap. XXI) als volgt: „De praedestinatie is het eeuwig besluit Gods waarbij Hy by ziehzelven veror dineerd en bestemd heeft wat Hy wilde, dat MIDDELBURG. - 1 Zeeuwsch Kerkblad de Gereformeerde Kerken in Zeeland. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Doch, Broeders, ik wil niet, dat gij onwetende zijt van degenen, die ont slapen zyn, opdat gij niet bedroefd zjjt, gelijk als de anderen, die geen hope hebben, want indien wij gelooven, dat Jezus gestorven is en opgestaan, alzoo zal ook God degenen, die ont slapen zijn in Jezus wederbrengen met Hem. 1 Thess. 4 1314. HL Welk eene behoefte heeft ons hart aan troost by de gedachte aan hen, die heengegaan zyn. Steeds wordt het aantal van hen, die wy hier liefgehad hebben, en alreeds gestorven zyn, grooter, en in welk eene weemoedige stem ming kan het ons brengen. Wanneer wy dit gevoelen, dan kunnen wy ook op pry’s stellen de wetenschap des Evan gelies zooals ons die door den Apostel verkon digd wordt, wyl wy uit eigen ervaring kunnen getuigen, dat zy voldoende is om in dezen nood te voorzien. Over hen, die ontslapen zyn in Jezus, behoeven wy ons niet bezorgd te maken, want zy rusten op hunne slaapsteden, en rus ten van hunnen arbeid, terwyl zy bovendien eenmaal wederkomen zullen in het gezelschap van Jezus. Maar zyn dit geen klanken zonder zin zjjn de beelden, waaronder ons het Evan gelie den dood voorstelt ook schaduwen zonder wezenlijkheid Is het meer dan de vrucht van eene ydele bespiegeling? Gewis het zouden klanken en schaduwen zyn, by aldien de Pro feten en de Apostelen onze hope enkel op woorden lieten berusten. Maar zy wyzen ons den hechten grond aan, waarop wy onze ver wachting bouwen kunnen. Indien wy gelooven, dat Jezus gestorven is. Wy moeten gelooven, dat Jezus gestorven is. Maar gy zegt, wie gelooft het niet? Zou het echter ook meer passend zyn om te zeggen wie durft beweren, dat hy het niet gelooft? En de vraag mag ook te midden van eene gedoopte schare weleens gedaan wordenIs daar niemand onder u, die zich zelf slechts opdringt het te gelooven, omdat hy vreest er aan te twijfelen, omdat hy te traag is tot na denken en onderzoek. Gelooven, dat Jezus ge storven is, het is op grond van de heilige his torie overtuigd te zyn, dat de Zoon van God, die in ons vleesch en bloed verschenen is op aarde, daarin onder Pontius Pilatus voor ons geleden heeft en gestorven is, omdat deze his torie zich aan ons verstand, aan ons hart en aan ons geweten betuigd heeft als de waarheid, welke uit God ishet is deze gebeurtenis te aanvaarden met al zyne heerlijke gevolgen, met alle zyne uitnemende vruchten, met de ver klaring ook, welke God zelf daarvan gegeven heeft. Merkt gy nu wel, dat te gelooven Jezus is gestorven, heel iets anders is dan toe te stemmeneens heeft daar op Golgotha een kruis gestaan, en aan dat schandhout heeft Jezus gehangen, en daaraan is Hy gestorven en daarom zegge niet ieder zoo maar dade lijk als er anders niet verlangd wordt, dan enkel het aannemen van een paar historische feiten, zoo is het wel zeer gemakkelyk. Geloo ven, dat Jezus gestorven is geeft in de taal van Paulus te kennen, dat Hy voor onze zon den gestorven is, dat Hy overgeleverd is om onze ongerechtigheden, verbrijzeld om onze overtredingen, dat Hy derhalve den dood in al zjjne bitterheid, in al zyne vreeselykheid ge smaakt heeftte gelooven dat Jezus gestorven is, dat wil zeggenzich te werpen in de armen dier eeuwige liefde, die den Eeniggeboren Zoon niet heeft gespaard, maar overgegeven tot in den dood van het kruis, ja in de liefde te rus ten met zyn verstand en zich daarop te ver laten met zyn hart. Wie gelooft, dat Jezus gestorven is, schaamt zich met al wat in hem hoe langer zoo ging, dat Jezus gestorven En als er kracht van Jezus’ dood blijf het dan zoeken ter plaatse, waar gy alleen de vervulling verkrijgen zult. Geef den moed niet op, maar ga uit u zelf naar Hem, die zelfs aan het kruis voor zyne vyanden bad. Geloof ook niet dat uwe zonden te vele kunnen zyn, want er bestaat geen enkele reden tot wanhoop. Toen Jezus na Zyne opstanding het bevel gaf om het Evangelie te prediken aan alle creaturen voegde hy er de opmerkelijke woorden aan toebeginnende van Jeruzalem. Zy moesten het eerst de blyde boodschap brengen aan de stad, waar de wreedaards woonden die Hem aan het kruis hadden geklonken die Hem in Zjjn lyden hadden gelasterddie zich ver lustigd hadden in zyn bitteren dood. Aan die snoode, ontaarde vijanden moest eerst verkon digd worden, dat er zaligheid is voor zondaren, epuwig leven voor stervelingen. Wat zegt gy er van En zoudt gij dan toegeven aan de duivelsehe gedachten, die het ongeloof van uw hart u influistert? Neen, dat moogt, dat durft gij niet doen. Wend u dus met al uwe zonden, met uwe vrees voor den dood naar den Christus, en gij zult ook eenmaal juichend uitroepen Dood, waar is uw prikkel, graf waar is uwe overwinning, hel, waar is uwe verschrikking Bouma. is, dat hy op deze aarde, die Jezus bloed heeft gedronken, zoovele jaren gedaan heeft, wat kwaad is in de oogen des Heeren, en Hy sterft de zonde af, hy doodt zijne leden, die op de aarde zijn, hy kruisigt zijn vleesch met de be geerlijkheid, want Hy is met Christus gestor ven. Hij is ééne plante met Hem geworden in de gelijkmaking Zy’ns doods, en hoe zou hij dan nog der zonde kunnen leven Wanneer wy zoo gelooven, dat Jezus ge storven is, dan kunnen wy niet twjjfelen aan de opstanding van onzen Heiland. Van zulk sterven is de opstanding even onafscheidelijk licht van de zon. In de paaschweek eene schoone plaat. Zy gaf ons het graf in Jozefs hof te zien. Met welk een fijn gevoel was het lichaam des Heeren geteekend. Aan het voeteneinde lag een Engel in eene houding, welke de innigste aanhankelijkheid verried. Op het andere einde stond ook een Engel in gebogen gestalte, maar het gelaat naar boven gekeerd. De trekken maakten duidelijk, dat er liefde tot Jezus was niet alleen, maar dat zalige vermoedens het hart vervulden. Er onder stondexspectabant resurrectionem, en my dunkt, dat de schilder niet te ver is gegaan, waar hy veronderstelde, dat de Engelen de opstanding hebben ver wacht. Zy, de zalige troongeesten hadden heel het drama in Gethsemane, op Gabbatha en Golgotha met nauwgezetheid aanschouwd zy hadden by het licht van de schaduwen en de woorden des O. Testaments het met innige deelneming gedegeslagenzy waren Jozef van Arimathea en Nicodemus gevolgd, toen deze het lichaam naar de grafspelonk droegen, en daar in de groeve hebben zy het oogenblik van Jezus verrijzenis verbeid, niet twijfelende, dat Hy het graf verlaten zou. Hoe geheel anders de jongeren, die evengoed het sterven van Jezus hadden gezien, doch met geheel andere oogen, en daarom dachten zjj zelfs niet aan de duidelijkste voorspellingen, welke Jezus hun toevertrouwd had aangaande zyn lyden en zyne opstanding. Zij verstonden niet, dat Hy door lyden tot Zyne heerlijkheid moest ingaan, dat Hy door den dood henen het leven aan het licht moest brengen. Voor hen was deze waarheid verborgen. Maar zoodra hun het rechte licht opging over den dood van Christus, misschien is het nog duidelijker, als wy zeggenmaar zoodra het licht van de zon der opstanding viel op het kruis, en zy het zagen in zijne ware gedaante en geduchte be- teekenis, geloofden zy de beide gebeurtenissen even zeker, en met dit geloof verdwenen alle nachtvogels, welke hun leven hadden veront rust alle zwarigheden, welke hunne ziel hadden gekweld. Het geloof in het sterven en in de opstanding is derhalve niet bet ge dachteloos napraten van eene zekere formule, welke wy als kinderen hebben gehoord en op de catechisatie van buiten geleerd, maar eene levende kracht, die ons de schatten van dat sterven en die opstanding persoonlijk deelachtig maakt. Wy moeten ons voor alle oppervlak kigheid wachten, want wy misleiden niemand anders dan ons zelf, als wjj meenen, dat wy volstaan kunnen met uitteroepen hoe is het mogeljjk, dat er menschen zyn, die beweren kunnenhet bericht van Jezus opstanding behoort tot het gebied der legende’swij moeten ons wachten voor het vasthouden van overgeleverde waarheden, als dit enkel voort komt uit traagheid des geestes, welke er tegen opziet om in te denken alles wat voortvloeit uit het aanvaarden van zulke feiten, want waarlyk troost brengen in onze droefenis zal het niet. Wy moeten er naar staan daaren tegen om onze hope inderdaad te bouwen op deze onwrikbare grondslagen, en niet te rusten vóór dat wy weten, dat ook wy door het geloof I

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1906 | | pagina 1