voor 0. WeekblM voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie van: Ds. L. BOUMA, Ds. H. W. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. Hi I* No. Vrijdag 27 April 1906. 3e Jaargang. I o- m UIT HET WOORD. Drukkeruitgever A. 8. 2- 70 cent. 3 cent. Berg mtv. ilder GO a M W 90 O W w ster a. pers d eida )err, eida IV6D d. mer fferg iper. vele elfde 15e, De rken jan’s 1,40,' 0,50. n in De 1,25 I en inde rika ,em- Ge- and, H. ABONNEMENTSPRIJS per half jaar franco per post Enkele nummers hebben wy nog altyd dezelfde behoefte, ook al hebben wy zuiverder denkbeelden dan de christenen te Thessalonika. Hoe duidelijk komt dit steeds uit, wyl wij telkens vernemen, dat sommigen onzer kennissen, vrienden en familie leden heengegaan zijn. Nu heerscht de droefheid in deze woning, straks in gene en zoo gaat het door. Moeten wij het dan niet als eene groote weldaad be schouwen, dat de Gever alles goeds zoo rijke vertroostingen ons bereid heeft en een balsem, welke alle wonden heelt Bouma. D. LITTOOIJ Az. MIDDEI IURG. rden n. amp >nge Beft Zw m. Teen Joop. komenja, waarlijk, het christendom is eene macht ten goede, welke de aangeboren en anders zoo diep gewortelde hebzucht overwint. Het schijnt wel, dat tenminste sommigen in de gemeente geleden hebben aan eene verre gaande eenzijdigheid, welke hen de aardsche dingen deed'verwaarloozen, wijl Paulus anders niet geschreven zou hebbenEn dat gij u be- naarstigt stil te zijn, en uwe eigen dingen te doen, en te werken met uwe handen, gelijk wij u bevolen hebben. In tijden van opgewekt geestelijk leven kan het gebeuren, dat de christen al te gemakkelijk zijne aardsche roe ping uit het oog verliest, en dit mag in geenen deele. Voor dit „overgeestelyke* moeten wij ook op onze hoede zjjn. Door .vroom gepraat' kunnen wy niet beantwoorden aan onze be stemming. Arbeiden is roeping, ijverig en aan houdend moet er gewerkt worden, opdat gij eerlijk wandelt by degenen, die buiten zyn en geen ding van noode hebt. Eigen verdiend brood smaakt zoo lekker, en geeft ons een goeden naam ook by hen, die niet tot de ge meente behooren. De wereld let er op en daarin heeft zy gelyk, of wy eerlijk wandelen. In de prediking des Evangelies was inzon derheid ééne hoofdwaarheid, welke grooten indruk gemaakt had op het gemoed van de christenen dier dagen. Voor hen was het ook zoo nieuw. Jezus, Christus, die gekruist was op Golgotha, en na Zyne opstanding verheven in de hoogste heerlijkheid boven alle schepselen, Hij zou eenmaal wederkomen ten oordeel. Met welk eene belangstelling hadden die pas be keerden uit de Heidenen geluisterd. Uit de Apostolische schriften weten wy dat die dag aller dagen als naby voorgesteld werd. In die verwachting nu leefden ook de lezers van dezen brief. Doch, naarmate zy het voorrecht beseften, en begonnen te waardeeren, dat aan de ge- loovigen by die wederkomst te beurt zou vallen, naar-die-mate kregen zy deernis met hen, die door den dood uit het leven werden wegge nomen, eer die ure aangebroken zou zyn. Hoe zy zich dit precies dachten kunnen wy niet meer opsporen, maar zooveel weten wy wel, dat zy in de meeniug verkeerdenallen, die vóór den jongsten dag sterven, zullen veel moeten missen van wat zy verkrijgen, die dezen dag mogen beleven. Voorzeker eene dwaling, en daarom komt de Apostel er tegen op met te zeggenDoch, broeders, ik wil niet, dat gy onwetend zyt van degenen, die ontslapen zyn opdat gy niet bedroefd zyt als de anderen, die geen hoop hebben, want indien wy gelooven, dat Jezus Christus gestorven is en opgestaan, alzoo zal ook God degenen, die ontslapen zyn in Jezus wederbrengen met Hem. Maar al was het eene dwaling, wy leeren de christenen uit dien tyd toch kennen van eene zyde, die ons doet zeggenHoe gezegend zyn zy geweest, dat zy leefden in het geloof aan de geduchte en heerlijke toekomst van den Christus. Het is ons, alsof wy hen zien met hunne opgewekte verwachting, zich uitstrekkende naar die zalige ure, waarin Jezus geopenbaard zal worden in heerlijkheid. Zouden de christenen van dezen tyd zich met hen vergelijken kunnen Zouden wy niet al te veel leven, alsof aan deze be- deeling nimmer een einde zal komen Zouden wy niet te veel leven in de laagte, waar heer lijke vergezichten het oog niet kunnen bekoren Schade zou het ons niet toebrengen, als wy meer onze wachttorens beklommen, om van daaruit by het licht der profetie te staren op de blinkende bergtoppen van ’s Heeren toe zeggingen. Voor de kerk zjjn het niet de slecht ste ty'den, als het verlangen zich uit in het vurig gebed: Ja, kom Heere Jezus, kom haaste lijk. Doch hoe dit zy, aan de wetenschap des Evangelies by de graven onzer gestorvenen Met medewerking van onderscheidene Predikanten. PRIJS DER ADVERTENTIEN van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. In sommige streken van dit Amorietenland had men geen ander drinkwater dan hetgeen in vyvers en waterbakken werd opgevangen. Daarom beloven zy den inwoners geen last te veroorzaken. De boden komen te Hesbon, de residentie des konings en verzoeken„Laat ons toch door uw land trekken tot aan mijne plaats", ’t Is ons om Kanaan te doen. Israëls optreden is vol komen correct. Mocht al ons handelen altoos zoo goed den toets kunnen doorstaan. Hoe vredelievend echter ’t verzoek ook zy, Sihon willigt ’t niet in. Sihon betrouwde Israël niet door zijne landpale te trekken, d. i. hy ver trouwde de verzekering niet en meende dat ’t al drogredenen waren om zyn land te nemen. De Amoriet heeft geenerlei gevoel voor Israëls nood en met Jehovah en zyne openbaring houdt hy geene rekening. Zulke lieden zyn altyd hard voor Gods gemeente en in koude ongevoeligheid betwisten zy haar iederen voet gronds. Bovendien meent Sihon dat ’t zyne roeping is voort te varen. Hij verzamelt al zijn volk en zij legeren zich te Jahzaen hij strijd tegen Israël. Afwachten is zyn plan niet. De vyand kon zyn land intrekken en zyne steden ver woesten. Daarom roept Sihon maar dadelijk zyne mannen bijeen, en ’t leger trekt op naar ’t veld by Jahza of Jahaz gelegen ten Oosten van de steden Medeba en Dibon. Ook nu waken zy niet alleen voor de grenzen, maar zonder eenige aanleiding beginnen zy den aanval op Israël. Hy, de koning der Amorie- ten, zal hen voor goed den weg naar Kanaan afsnijden. Zoo vermetel treden de goddeloozen vaak op. Zonder schyn van recht, alleen omdat de gelegenheid zich voor doet hun haat en bitterheid eens te openbaren. Vs. 21. De Israëlieten laten zieh niet zonder tegenstand verdelgen. Gedwongen stellen zy zich in slagorde en de Heere de Gods Israëls gaf Sihon met al zijn volk in Israëls hand, dat zij hen sloegen alzoo nam Israël erfëligk in het gansche land der Amorieten, die in dat land woonden. De Heere was in den stryd met hen naar Zyn wil was Israël op een rechtmatige verdediging bedacht. En ter vergoeding voor de beleediging van den Amorieten-vorst, geeft God hun dit zyn land. Het volk ligt geslagen. Op deze wjjze (vs. 22) gaf de Almachtige ko ning van Israël de gansche landpale der Amo rieten in Israëls hand, ’t Werd hun rechtmatig bezit. Zy hadden ’t niet gezocht, maar ’t was hen ongedacht door den strijdlust van Sihon ten deel gevallen. Er kan dies in Jefta’s dagen aan hun eigendomsrecht niet getwijfeld wor den. Tegen Gods volk strijden is altyd scha delijk. Want Gods macht verbreekt in één oogenblik den arm der goddeloozen. Vs. 23 en 24. Uit deze feiten trekt nu Jefta de conclusie. En nu de Heere Israel Gods heeft de Amorieten voor zijn volk uitgeroeid, en gij wilt gij hun land in bezit nemen. Aan den overwinnaar in den stryd komt immers’t over wonnen land en de buit toe. Wy Israëlieten waren te vermoeid voor den kryg, maar Jehovah streed voor ons, roeide hier den Amoriet uit voor ons aangezicht. Daarom zonder eenig tegenspreken ’t is zyn land. En uw be schuldiging, o koning van Ammon, dat Israël uw land genomen heeft, is valsch. ’t Land was van den Amoriet, die ’t door eigen dwaasheid verloor. Onze God veroverde het. Naar dienzelfden regel handelt immers ook Amnon. Dit bewyst Jefta in vs. 25 dat aldus luidt: niet waar? wat uw god Kamos u ten bezit geeft, dat neemt gij in bezit, en alwat Jehovah onze God voor ons veroverd heeft, dat nemen wij in bezit. De zin is duidelyk. Stel, onze góden waren Terwyl Israël drie honderd jaren ge woond heeft in Hesbon, en in hare stede kens, en in Aroër en in hare stedekens, en in al de steden, die aan de zyde van de Arnon zynwaarom hebt gy het dan in dien tyd niet gered? Ook heb ik tegen u niet gezondigd, maar gy doet kwalyk by mjj, dat gy tegen my kry'gtde Heere, die Rechter is, richte heden tusschen de kinderen Israëls en tusschen de kinderen Am mons Maar de koning der kinderen Am mons hoorde niet naar de woorden van Jeftha, die hy tot hem gezonden had. Richt. XI vs. 1928. Wie landroof wil plegen zal niet na een langen woestyntocht zulk een omweg maken. Maar Israël wil zich niet in twisten mengen met Edom, ’t nakroost van Ezau, of met Moab, gesproten nit Loth. By den Arnon gekomen, zenden zy weer vriendelyk een boodschap naar Sihon den koning der Amorieten, die te Hesbon woont. Niet uitdagend maar verzoekend treden de boden op. Het luidt: „Laatmy door uw land trekken. Wy zullen niet afwyken in de akkers, poch in de wijngaarden wy zullen ’t water der put ten niet drinken wy zullen op den koninklij ken weg gaan, totdat wy uwe landpale door getogen zyn*. (Num. 21 22). INLEIDING. Doch, broeders, ik wil niet, dat gij on wetend zijt van degenen, die ontslapen zijn, opdat gij niet bedroefd zyt, gelijk als de anderen, die geene hoop hebben, want indien wij gelooven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, alzoo zal ook God degenen, die ontslapen zijn in Jezus, wederbrengen met Hem. 1 Thes. 4 -. 13, 14. Met het vierde eapittel begint het tweede deel van dezen brief. Het behelst bizondere vermaningen. Aan den Apostel is uit mede- deelingen gebleken, dat het geloofsleven te Thessalonika toeneemt in kracht, en dit heeft hem tot blijdschap gestemd. Maar er zyn ook zonden, die uit het Heidendom overgebracht nog voortwoekeren op de christelijke erve en de rijke ontwikkeling van het geloof verhin deren. Hiertegen verheft hy met nadruk zijne stem, en hy wil hebben, dat de christenen ze bestrijden zullen in den Naam des Heeren. Het kan Gode nimmer behagelyk zyn, dat b.v. de zonde van ontucht gekoesterd wordt, neen, zy die den Naam van Christus noemen, moeten ook van deze ongerechtigheid afstaan. Tot heiligmaking is de gemeente geroepen, en dit moet uitkomeu, doordien de hoererij altyd meer veld verliest. Het is zulk eene schandelijke zonde; zy onteert de geloovigen, en geeft den Heidenen aanleiding om den Naam des Heeren te lasteren. Voorts moet de lage baatzucht tegengestaan worden, want zy brengt den mensch er toe zijn’ broeder te vertreden of te bedriegen, en daarvan mag zelfs geen sprake zyn by de christenen. Deze toch dienen te leven in de overtuiging, dat de Heere een wreker is van alle deze dingen, en wie dit ge looft, hoe zou hy dan door zijne handelingen Gode durven tergen, en Hem tot wraak aan sporen, daar Hij weet, dat de Almachtige alle schepselen gebruiken kan tot zijn schade. Noodzakelijk is het naar deze voorschriften te leven, want die ze verwerpt, verwerpt geen mensch maar God welk eene gedachte, alleszins geschikt om ons met heiligen sehroom te vervullen maar God, die ook Zyn Heili gen Geest in ons heeft gegeven. Vooral ook dit laatste moge ieder voorzichtig maken. Kon Hy ons by den Zoon grooter gave schenken Wat kan in waarde vergeleken worden met den Heiligen Geest En dezen heeft God zn ons gegeven. Zouden wy nu nog den treurigen moed hebben om tegen dien Inwoner te doen, wat kwaad is in Zyne oogen, Hem het leven in ons hart ondragelyk makenHem smart berokkenen door onze overtredingen Ook in de gemeente te Thessalonika is er veel, dat afgekeurd moet wordenmaar daar wordt ééne schoone christelijke deugd beoefend, en het zou te wenschen zyn, als het van elke gemeente in onzen tyd nog gezegd mocht worden. Van de broederlijke liefde nu hebt gij niet van noode, dat ik u sehryve, want gy zelf zyt van God geleerd om malkander lief te hebben. Een kostelijk getuigenis, by welks licht wy deze gemeente liefkrygen. En de Apostel heeft er grond voor; hy zegt het zoo maar niet. Want gij doet ook hetzelfde aan al de broederen, die in geheel Macedonië zyn. Zulk een ruim hart hadden zy Hunne liefde beperkte zich niet tot de plaats hunner woning, of zelfs tot enkele omliggende dorpen, maar zy ging uit tot geheel Macedoniëheel deze land streek had zij gekozen tot haar arbeidsveld. Toch mag zy nog niet tot zich zelve zeggen het is genoeg, neen, deze liefde tot de broede ren moet immer overvloediger worden zy moet zich steeds meer ontplooienin alles moet zy uitkomen, opdat haar aangename geur door- dringe tot de Heidenen, en deze tot de gedachte SCHRIFTBESCHOUWING. Het boek der Ricliteren. LXX. Maar Israël zond boden tot Sihon, den koning der Amorieten, koning van Hesbon, en Israël zeide tot hemLaat ons toch door uw land doortrekken tot aan myne plaats. Doch Sihon betrouwde Israël niet door zyne landpale door te trekkenmaar Sihon verzamelde al zyn volk, en zij legerden zich te Jazaen hy streed tegen Israël. En de Heere, de God Israëls, gaf Sihon met al zyn volk in de hand van Israël, dat zy hen sloegenalzoo nam Israël erfelyk in het gansche land der Amorieten, die in datzelve land woonden. En zy namen erfelyk in de gansche landpale der Amorieten, van de Arnon af tot aan de Jabbok, en van de woestyn tot aan de Jordaan. Zoo heeft nu de Heere, de God Is raëls, de Amorieten voor het aangezicht van zyn volk Israël uit de bezitting verdreven en zoudt gy hunlieder erfge naam zyn Zoudt gy niet dengene erven, dien uw god Kamos voor u uit de bezitting ver dreef Alzoo zullen wy al dengejie erven, djen de Heere, onze God, voor ons aangezicht uit de bezitting verdryft. Nu voorts, zyt gij veel beter dan Balak, de zoon van Zippor, de koning der Moabieten heeft hy ooit met Israël getwist heeft hy ook ooit tegen hen gekrygd I i Zeeuwsch Kerkblad

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1906 | | pagina 1