1
Gods Weldadigheid herdacht.
'F
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
r
Gedachtenis* en Feestrede
uitgesproken bjj gelegenheid van het 70-jarig
bestaanjder Geref. Gemeente te Appelscha,
door
UIT ELET EEVEN.
Kerk- en Schoolnieuws.
I
Een verloren massa.
Zeeuwsche Pastoraal-Conferentie.
AANGENOMEN
Lama».
Altijd keerde men terug met de ge-
ten
mei
ver’
den
der
en
Uti
als
var
hur
Mo:
UW(
heb
kin
nag
met
wel
bet
sch
V.]
Gyi
roe]
I
schi
voo
ten,
vrei
wai
gen
een
dat
G
VOO
heb
de
geg
het
voo
tem
wai
die
de
li)d<
kon
te e
en
onb
recc
den
niet
stat
Dee
con
ban
A,
mo<
mei
ma;
de
2
led
Wc
ÜTl
trai
vla!
X
voo
Wi
bev
alle
Dat
org
bev
bes
Vei
we.
me.
a.
kor
een
siui
I
led.
Kei
Sch
I
ope
de
ied.
alle
heb
nog
A
we
de
arb
aantal predikanten is gaandeweg talrjjker ge
worden en er zijn gelukkig ook nog heden
velen, die met graagte een ot ander punt
onderzoeken. De reisgelegenheid is van lie
verlede verbeterd, zoodat het voor niemand
bezwaarlijk is in den zomer eens naar Goes of
Middelburg te komen. Wat mag toch de
oorzaak zijn dat die conferentie moet wegsterven
Wanneer wjj de oorzaak opsporen kunnen,
dan is het mogelijk misschien om haar weg te
nemen en onze conferentie, die zoovele jaren
met eere heeft geleefd, voor een roemloozen
dood te bewaren. Daarom zou ik gaarne zien,
dat zjj tenminste dezen zomer nog gehouden
werd, opdat wij in de gelegenheid zijn met
elkander te beraadslagen, of wij haar nog
zullen laten blijven of dat voor baar de tijd
gekomen is om te verdwijnen. Het komt mij
voor, dat het besluit van de laatste conferentie
den voorzitter en scriba wel nopen zal om ons
samen te roepen. Bouma.
naar de
reinheid van Gods heiligdom. Van wege
onchristelijken wandel en wereldgeljjkvormig-
heid moesten menigmaal jongen en ouden
worden vermaand. Er is een tijd geweest, dat
vooral onder het opkomende geslacht, de ker
missen, die pest voor iedere bevolking, bijna
algemeen werden bezocht, en tengevolge waar
van tientallen lichamelijk en geestelijk verloren
zijn gegaan. Eenmaal moest zelfs een reeds
bejaarde zuster der gemeente gecensureerd
In verband met mijn schrijven over boven
staand onderwerp ontving ik dezer dagen van
een belangstellend lezer een brief, waarin hij
er op wijst, hoe „hier in Zeeland nog vele
dorpen zijn, waar het Woord des Heeren bijna
of geheel niet gehoord of gepredikt wordt”.
Vooral had hjj op het oog enkele plaatsen in
Zeeuwsch-Vlaanderen. En hjj vraagt of er dan
niets aan te doen is, dat ook daar arbeid des
Evangelies wordt verricht.
Op die vraag is het antwoord gemakkeljjk
en ook weer niet gemakkeljjk. Gemakkeljjk is
het, inzooverre denkeljjk wel niemand zal oor-
deelen, dat we ons het lot van dergelijke plaat
sen niet hebben aan te trekken. Maar moei-
Ijjker is het te zeggen, op welke wjjze het
Woord Gods daar kan worden gebracht.
Ook uit een gesprek, dat ik onlangs met ie
mand had bleek mij, dat meer dan één met
ontferming denkt aan dat deel des volks, dat
geheel van God en godsdienst vervreemdt. Maar
de groote vraag is, hoe zullen wjj de mensehen
bereiken. De geschikte krachten zijn reeds zoo
bezet met veel en velerlei werk.
Ge kunt wel een lokaal huren en daar pree-
ken, maar daarmede komen de mensehen nog
niet tot u. Het meeste heil is daarvan te wach
ten, indien wij tot hen gaan. Zjj moeten ons
niet opzoeken, maar wjj moeten hen opzoeken.
En dan vindt ieder een taak in zjjn eigen om
geving. Wjj moeten de aanraking niet mijden,
maar zoeken. Niet zoeken, gelijk sommigen
dit doen, om met hen mee te gaanmaar om
hen mee te voeren op onzen weg. Wjj zjjn het
zout der aarde. De wereld moet, het kunnen
proeven, dat we Christenen zjjn. We zijn ge
woonlijk veel te schuchter om met onze hei
ligste overtuigingen voor den dag te komen, en
voor de mensehen te belijden den naam van
onzen Heere Jezus Christus.
Ge behoeft met een man van de wereld geen
vijf minuten te spreken, of ge weet al hoeda
nig iemand hjj is; zjjn spraak maakt hem open
baar. Wjj daarentegen kunnen dikwjjls genoeg
in het gezelschap van wereldsche lieden ver-
keeren, zonder dat ze begrepen hebben, dat
we „fijn” zjjn.
Dit wil niet zeggen, dat we te pas en te
onpas preeken moeten. Er kunnen omstandig
heden zjjn, dat zwjjgen beter is dan spreken.
Werpt geen paarlen voor de zwjjnen, en geeft
het heilige den honden niet.1 'i
Maar „in het midden Zijns tempels* moet
Gods weldadigheid worden gedacht. En door
die gedachtenis aan deze gewjjde plaats komt
dan ook tot de gemeente een ernstige sprake
Gods. De roepstem van Hem, die in den
braambosch woont, worde gehoord, verstaan,
ter harte genomen. De plaats, waar we ons
hier bevinden, is Gode gewjjd. Dientengevolge
moet ook het leven der gemeente Gode gewjjd
zjjn. Ze moet wandelen waardiglijk der roeping
met welke ze geroepen is.
Ach, Geliefden met diepen weemoed in het
hart, denken we in deze ure der dankzegging
ook aan zoovelen, die aan deze plaats met het
doopwater werden besprengd, en aan God
Drieëenig werden opgedragen, doch wier namen
uit het Doopboek moesten worden geschrapt,
wjjl ze na alle vermaningen en waarschuwin
gen zich halstarrig bleven verzetten en op den
weg der goddeloosheid en zonde wandelden
naar het goeddunken van hun verdorven hart.
Die met de heiligste en dierbaarste waarheden
hebben leeren spotten, en met den stroom van
ongeloof en socialisme mee- en afgevoerd
werden.
De Heere ontferme zich over hen, grijpe
door de on wederstandelijke kracht des Heiligen
Geestes hen in het hart, en brenge hen nog
terug tot het punt vanwaar zjj zjjn begonnen
te dwalen.
6) P. K O S T E R.
Twee jaren daarna, nadat eerst eenige
vergeefsche roepingen waren uitgebracht, werd
door ds. A. M. Donner van Assen, ds. D.
Vrieling, van Stiens overgekomen, alhier be
vestigd. Onder zijnen dienst werden slappe
handen gesterkt en struikelende knieën opge
richt. De schoolzaak, in 1855 reeds besproken,
werd eens weer ter tafel gebracht, en een
Vereeniging opgericht, die op hare Statuten
de Koninklijke goedkeuring ontving. Doch
slechts kort bleef ds. Vrieling te Appelscha.
Een roeping naar Koevorden werd door hem
afgewezen, maar een later ontvangen roeping
naar Scheemda werd door hem opgevolgd, en
weer was Appelscha herderloos van Juni 1893
tot Jan. 1894.
Menige teleurstelling trof toen de gemeente,
wjjl verschillende roepingen door haar uitge-
braeht, vergeefs bleken te zjjn totdat eindelijk
een roeping, uitgebraeht op den candidaat G.
J. Hekkert, door dezen werd aangenomen.
Bevestigd door ds. H. Djjkstra van Smilde,
Met een dergeljjk verzoek komen de boden
ook tot den koning van Moab. Niet in den
breede deelt Mozes ons deze onderhandeling met
Moab mede. Toch is Deut. 2 29 een afdoend
bewjjs, dat ook Mozes dit alles bekend was.
Daar worden de Edomieten en Moabieten ach
ter elkander genoemd. Ook deze koning is on
willig. Hjj zoekt geen bemiddeling, toont geen
hulpvaardigheid, rekent niet met Israëls be
stemming, maar uit onwil geeft hjj een weige
rend bescheid. En Israël, in plaats van met
de wapenen zich een weg te banen, na zoo
beleedigende behandeling, laat Edom en Moab
met rust, ên blijft te Kades.
Wie vs 1821 recht wil verstaan, leze Num.
20 en 21. De Israëlieten zjjn nu niet ver meer
van Kanaan, kunnen zij den koninklijken weg
gaan door Edoms en Moabs landpale dan kan
in een dagreize wellicht het doel worden be
reikt. Nu dit niet wordt toegestaan, bestaat
tweeërlei mogelijkheid. Israël kan met geweld
door Edom en Moab trekken, of ’t moet een
grooten omweg maken, om dan eindelijk van de
Oostzjjde Kanaan binnen te trekken. Dit laatste
geschiedt. Zjj getroosten zich de moeite om
’t gansche gebied dezer volken te omtrekken.
Zij gaan voorbjj den berg Hor waar Aaron
stierf, legeren zich te Oboth, totdat zjj eindelijk
komen, van den opgang der zon aan ’t land
der Moabieten, d. i. aan de Oostgrens, en zjj
legerden zich op gene zjjde van de Arnon.
Maar zóó kunnen de Israëlieten Kanaan niet
binnen. Want de weg die hen nu nog scheidt
van den Jordaan loopt door ’t land van den
Amoniet, ’t bezit dat hjj voorheen aan Moab
heeft ontroofd.
De vijanden mochten dus Israël wel prijzen
om zjjne bijzonder groote lankmoedigheid en
zeldzame barmhartigheid. Maar de wereld waar
deert de daden van Gods volk niet en heeft er
weinig moeite mede die geheel verkeerd te
verklaren.
Zelfs van den Heiland sprak Israël kwaad.
Het verwondere u niet al te zeer zoo men
ook u niet in alles recht laat wedervaren.
Zw. Hoek.
Alles heeft zjjn bestemden tijd. Daaraan
dacht ik, toen ik het bericht las, dat er ver
andering moet komen, wanneer bovengenoemde
conferentie in ’t leven zal bljjven. Jaren
achter elkander werd zjj gehouden. Steeds
waren er broeders, die zich de moeite wilden
getroosten een of ander onderwerp ernstig te
bestudeeren en de vrucht daarvan aan het
oordeel van anderen onderwerpen. Menige dag
is gezegend geweest. Hoe recht gezellig kon
het er zjjn, hoe aangenaam was het, elkander
te mogen ontmoeten, hoe goed bleef de toon,
ook waar men van elkander in meening ver
schilde. En dat er menig goed werk is gele
verd zouden de verschillende jaargangen van
de „Vrjje Kerk* u nog kunnen zeggen, want
daarin vond vaak een geleverd referaat zjjne
plaats.
dachte, hoe goed is het, dat predikanten
althans eenmaal per jaar eens bjjeen komen
om over actueele punten met elkander te be
raadslagen.
Kan dit niet langer? Mij zou dit spijten.
Doch hoe komt het, dat de jjver verflauwd is
Er zijn toch wel belangrijke onderwerpen,
waarover men elkander eens hooren wil. Het
kamer en rekende en berekende dat, hetgeen
met de boot meekwam, nu niet zoo hoog nood-
zakeljjk was, en ik er nog wel verscheidene
kon helpen. Daarom zonden we Mattheus
(plaatsvervanger van Salomo, die weer naar
Melolo is teruggekeerd,) naar de ellendigsten,
met de mededeeling, dat ze bjj ons hulp kon
den krjjgen. Als een loopend vuurtje ging het
naar alle omliggende kampongs: „Bjj Toean
baroe (dat is: de nieuwe mijnheer) kun je
eten krjjgen.* En toen Donderdag’s de boot
11 zakjes rijst (elk van een i/i mud) bracht,
en we ze ’s avonds hadden, toen hebben we
den volgenden dag de mensehen niet kunnen
tellen, aan wie we rjjst verkochten, en waren
de elf zakjes, plus nog drie uit onze provisie
kamer, verdwenen. We verkochten ze per
kattie, wat meer is als een Holl. pond, voor
tien centen, terwjjl de Chineezen voor dezelfde
hoeveelheid 25 centen vroegen, wat voor de
meesten niet was bjj te brengen. Ds. ging
nog naar Paejtie zien hoe ’t daar was, terwjjl
wjj en Mattheus van ’s morgens acht tot
’s avonds zes, niets deden dan afwegen. Er
kwamen met geld, er kwamen zonder geld,
allen werden geholpen. Mevr, de Bruin moest,
vóór de boot kwam, zelf uitrekenen er te
komen, doch wjj hebben zoo nu en dan nog
al eens eters gehad, echte arme stakkers, zoo’n
kleine honderd in ’t geheel.
Hoe gelukkig, voorraad te hebben om te
kunnen helpen, niet waar? Het is de z.g.n.
regentijd doch tot heden wildeer ir aar geen
water komen, en door de verschrikkelijke
droogte is alles verdord en verbrand, waarvan
deze ellende. Juist heden heeft het eens flink
op z’n Indisch gestort, en geloovig hopen we
nu al weder op betering.*
Deze week werd te Utrecht gehouden de
vergadering van den Gereformeerden Bond tot
vrjjmaking van de Ned. Herv. Kerk.
Prof. dr. H. Visscher hield een rede over:
De beteekenis der Kerk in het leven onzes tijds.
De bladen geven slechts een kort verslag van
de rede, waaruit echter genoegzaam bljjkt, dat
de inleider spijkers met koppen geslagen heeft.
Zoo zegt hjj o. a. van de zaak-Bahler: „De
Bahlergeschiedenis is niets anders dan een open
barsten van een gezwel, waarvan het bestaan
voor niemand verborgen kon zjjn”. En verder
„mag dat agglameraat, dat onder de Synodale
organisatie huist, als geheel beschouwd nog
Gods Kerk heeten Wjj, Gereformeerden mogen
ons niet, zooals de Confessioneelen, met een
sophisme er af maken. Broodnoodig is een
oplossing van het kerkeljjk vraagstuk. In geen
geval moeten we streven naar een Staatskerk
in welken vorm ook.” Voorts: „wij kunnen
niets verwachten van de organisatie, noch van
de reorganisatie. Een modus-vivendi waarbjj
ook aan ons, Gereformeerden, volledige vrjjheid
zou worden verleend, is niet te wachten of te
vragen. Reorganisatie is verwerpelijker dan de
organisatie zelve. Reorganisatie, zonder dat er
wederkeer is tot de belijdenis, maakt alle min
derheden afhankelijk, niet van waarheid of leu
gen, maar van de helft plus een. Reorganisatie
is de aanvang van de onrechtvaardigste uit
banning, die ooit plaats hebben kan. Wjj be
hoeven er ons geen illusies van te maken wat
dan ons lot zal zijn. Zulk een reorganisatie is
niet anders dan een schijnheilige revolutie. Zjj
verkracht èn de belijdenis èn de Kerk. Wjj
willen geen revolutie tegenover de besturen,
maar ook niet tegenover ons levensbeginsel.
Eu revolutie tegen ons eigen Geref. beginsel
is het, als wij de reorganisatie zouden steunen,
van Kiel-
windeweer
Voor Westerbork: ds. Geerds van Sellingen
voor Beetgum dhr. Brinkman, eand. te Kampen;
voor Utrechtds Landwehr van Rotterdam A
voor DuisburgCand. Rolloos.
Op 82-jarigen leeftijd is overleden ds.
J. J. Kuiper, sinds April 1904 emeritus-predi-
kant te Den Ham, welke gemeente sinds Oct.
van dat jaar bediend wordt door den vroegeren
predikant van Biezelinge, ds. N. G. Kerssies.
Mevr. Wielenga, die al heel wat onder
vonden heeft sinds zjj haar vaderland verliet,
meldt in een schrijven, gedagteekend 25 Febr.
j.l., aan de Kamper Kerkbode het volgende
„We hebben vandaag een boot, die door
duizende oogen van uit de verte met verlangen
bespied werd, want ze brengt rijst, en al eenige
weken heerseht hier bepaald honger. Begin
Februari hoorden we van mensehen die gras
en onrijpe vruchten aten, waardoor velen ziek
werden en niet weinigen stierven. Alleen hier
in den omtrek stierven zestien mensehen van
den honger. Ik keek eens in mijn provisie-
Maar waar de wereld vrijmoedig spreekt over
hetgeen haar interesseert, waarom zullen wij
dan verlegen wezen om onbeschroomd te open
baren, wat onze belangstelling op het hoogste
gaande houdt?
Ook wees ik er op, dat we door middel van
de pers toegang tot de woningen moeten zoe
ken te verkrijgen. Als ge week aan week de
mensehen wat te lezen brengt, zullen ze mis
schien beginnen het weg te werpen en te ver
scheuren, maar een paar weken later zullen
ze het in een vergeten oogenblik eens lezenen
wellicht dat hier en daar een zaadkorrel ont
kiemt. We gelooven immers nog aan de kracht
des II. Geestes
En eindelijk heb ik een voornaam ding de
vorige maal niet genoemd, omdat de tijd mij
ontbrak en mijn stuk reeds lang genoeg was.
Ik bedoel het Christelijk onderwijs. Laten we
de deuren van onze Christelijke scholen maar
wijd openzetten. Er is voor ons volk het meest
te hopen onder Gods zegen van den invloed
der Christelijke school. Ik weet wel, dat de
school de kinderen niet bekeeren kan. Dit ei-
schen we van haar ook niet. Maar dit weten
we toch ook, dat de invloed van bekwame èn
waarlijk vrome onderwijzers groot is op het
kinderhart.
En al zijn de finantieële omstandigheden onzer
scholen dermate verbeterd, dat hier en daar
het schoolgeld kon worden verlaagd, toch blijft
er voor de particuliere liefdadigheid een ruim
veld van werkzaamheid over, om ouders, die
ook dit verminderde schoolgeld niet kunnen
betalen, het mogelijk te maken, dat ze hun
kinderen doen opvoeden in de vreeze Gods.
En indien onze hulpe dan maar mag staan
in den Naam des Heeren, dan zal bij veel te
leurstelling, onze arbeid toch zeker niet vruch
teloos zijn. Die zaait, die maait. En die zaait
met tranen, maait met gejuich.
worden, omdat zij bij gelegenheid van een
kermis in de herberg had gedanst.
$?En benevens de openbare, wat al verborgene
zonden zullen er ook aan de hand gehouden
zijnWaarlijk, Toehoorders niet om onzent-
wille werd de gemeente gespaard maar gelijk
Juda’s volk gespaard bleef, omdat het het
Verbondsvolk des Heeren was, zóó ligt ook
den diepsten grond van den zegen waarin
wij tot op deze ure deelden, in de trouw van
Gods Verbond. Ook die Verbondstrouw worde
thans door de gemeente herdacht, en diep
voor God verootmoedigd, belijdende in blanke
oprechtheid alle zonde en schuld, zij het in
deze ure de taal van ons aller hart: „O God
wij gedenken Uwer weldadigheid in het
midden Uws tempels
En door die waarachtige en oprechte ver
ootmoediging voor God, ontwake ook het
besef, dat de dank aan God voor Zijn welda
digheid ook in deze ure voor de gemeente
betamelijk isen in onzer aller ziele leve den
psalm
„Ik zal met vreugd in ’t huis des Heeren gaan,
Om daar met lof U w grooten Naam te danken.
Jeruzalemgij hoort die blijde klanken
Elk hefi’ met mij den lof des Heeren aan
En hoe dieper verootmoedigd, hoe hartelijker
ook onze dankzegging zal zijn.
BEROEPEN
te Urkds. van der Vegte van Dirkshorn
te Dinteloord ds. de Goojjer van Bennekom.
naar Beilen dhr. Brinkman, cand. te Kampen
naar Zaltbommelds. R. Sybrandy te Blokzijl.
BEDANKT
voor Bedum Bds. Oosterheert
arbeidde ds. Hekkert hier tot Oct. 1898, en
vertrok toen naar Baarland.
Na een vacature van ruim 14 maanden
begonnen wij hier den arbeid op Zondag 17
Dec. 1899. „God van den hemel zal het ons
doen gelukken, en wij zijne knechten zullen
ons opmaken en bouwen*, met deze woor
den van Nehemia, vingen wij onzen arbeid in
uw midden aan, na tot dien arbeid ingeleid
te zijn door ds. R. Grunthe van Smilde B.
En wanneer wij u alzoo een kort overzicht
gaven van deze gemeente, zeg mü, Geliefden
is er dan voor ons in deze ure niet een rijke
stof om Gods weldaden te erkennen, en met
den dichter te spreken: „O, God! wij geden
ken Uwer weldadigheid in het midden Uws
tempels
Doch evenals voor Juda’s volk, is ook voor
ons verootmoediging gepast. Niet altoos was
in het midden der gemeente alles
Gods heiligdom.