1. s, Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie van: Ds. L. BOUMA. Os. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. Vrijdag 13 April 1906. NFo. 42. 3e Jaargang. UIT HET WOORD. Drukkeruitgever A. II? Bouma. SCHRIFTBESCHOUWING. Ijip ID. iagd oote 70 cent. 3 cent. rhee ver leed akta geus den dag tek, am} den a/h oot, sprak al zyne woorden voor het aange zicht des Heeren te Mizpa. Rioht. 11 411. iteljn lamp ongb Veen .eerr. Berg ontv. aider lam. Iden B.B rto 1B0RNEMENTSPR1JS per half jaar franco per post Enkele nummers D. LITTOOIJ Az. MIDDELBURG. oren sn. eerr. aken leida .eerr, leida eerr. icher ad. eerr. nner Iffers Met medewerking van onderscheidene Predikanten. PRIJS DER ADVERTENTIEN van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. O dat „Hij is hier niet“ houdt zooveel in. Als ge dat goed verstaat, en door het geloof om helst, dan zyt ge opeens van al uw zorgen en al uw vreezen bevrijd. Immers, waarom is Jezus in den dood gegaan Waarom kreeg de koning der verschrikking macht over Hem Was het niet, omdat Hij zich vrijwillig Borg gesteld had voor al zijn volk was het niet, omdat Hij onze zonden op Zich genomen en in Zijn lichaam op het kruis gedragen heeft? Zeker, zegt ge. Anders zou Hij nimmer tot deze diepte hebben kunnen zinken, anders had hy deze bezoldiging der zonde nimmer kunnen ontvangen. Welnu dan, is Hij overgeleverd om onze zonden, dan is Hij ook opgewekt ter onzer rechtvaardiging. Om onze schuld was Hij in dien bangen Kerker gewor pen, maar deze deuren openden zich voor Hem en Hij ging in volle vrijheid uit. Wat blijkt hieruit Dat Hij die schuld volkomen betaald, brengt het en opgewekt dan te voren zijn weg. Maar dat schoone lenteleven gaat voorbij en ook onze heerlijkheid is als een bloem des velds, die heden door haar geur en kleur het hart in verrukking brengt, maar morgen verwelkt en verdort Daarom begroeten wij met zooveel blijdschap op eene aarde, waar het verschijnen en verdwijnen, het blinken en het zinken ieder cogenblik doorgaat, den schoonen Paascbmorgen, en beklagen wij allen, die zijn taal niet meer verstaan. Hoe ongelukkig is de blinde, die nooit zich verlustigen kan in den groei en den bloei der natuur, en gij hebt deernis met hem, omdat hij dit heerlijk en versterkend genot derven moet, maar hoe diep ongelukkig moet die mensch dan wel zijn, die hier onophoudelijk het luiden der doodsklokken beluistert zonder te kunnen hooren het blijde Paaschgeroep, den overwinningskreet van het geopend graf, den heerlijken psalm, die de vernietiging van de macht des doods bezingt. Welk een heerlijke morgen is het geweest, waarop Jezus de banden des doods verbroken en getriumfeerd heeft over het geweld van het graf, dat alles verslindt en nooit zegthet is genoeg. Onwillekeurig gaan wij in onze gedachten uit naar dien hof van Jozef, waarheen de vrienden en vriendinnen des Vrijdagavonds het dierbaar lichaam gedragen en neergelegd heb ben in de groeve, welke in een rots was uitge houwen. Wij zien als ’t ware die vrouwen, die in gebogen gestalte en vol droefenis nade ren om het lichaam des Heeren nog eens en nu met de uiterste nauwkeurigheid te balse men wij verblijden ons wanneer de Engel hen toeroept: Vreest niet want ik weet, dat Het boek der Bichteren. LXVII. En het geschiedde, na eenige dagen, dat de kinderen Ammons tegen Israël krjjgden. Zoo geschiedde het, als de kinderen Ammons tegen Israël krijgden, dat de oudsten van Gilead heengingen, om Jefta te halen uit het land van Tob. Eu zij zeiden tot JefthaKom, en wees on tot een overste opdat wij strij den tegen de kinderen Ammons. Maar Jeftha zeide tot de oudsten van GileadHebt gijlieden mjj niet gehaat, en my uit mijns vaders huis verstooten waarom zijt gij dan nu tot mjj gekomen, terwijl gij in benauwdheid zijt En de oudsten van Gilead zeiden tot Jeftha: Daarom zijn wij nu tot u weder gekomen, dat gij met ons trekt en tegen de kinderen Ammons strjjdten gij zult ons tot een hoofd zijn, over alle inwoners van Gilead. Toen zeide Jeftha tot de oudsten van Gilead Zoo gijlieden mij wederhaalt, om te strijden tegen de kinderen Ammons, en de Heere hen voor mijn aangezicht ge ven zal, zal ik u dan tot een hoofd zijn? En de oudsten van Gilead zeiden tot Jeftha De Heere zij toehoorder tusschen ons, indien wy niet alzoo naar uw woord doen Alzoo ging Jeftha met de oudsten van Gilead, en het volk stelde hem tot een hoofd en overste over zich. En Jeftha gij zoekt Jezus den Nazerener en wij kunnen niet nalaten even tot ons zelf de vraag te richten, of wij ook waarlijk den Heiland zoe ken, of het ons ook alleen om Hem te doen is, of Hij ook voor ons boven allen begeerlijk is. Wanneer wij dan antwoorden kunnen Ja, ons verlangen gaat naar Hem uit, nevens Hem lust on» niets op de aarde noch in den hemel ook al durven wij nog niet verklaren, dat wij Hem alreeds gevonden hebben, dan komt er toch glans in ons oog, als wij den Engel er bij hooren voegen Hij is hier niet, Hij is op gestaan, zie de plaat», waar Hij is gelegd geweest, want nu weten wy toch, dat Hij machtig is om ons uit alle banden te verlossen en ons uit alle onze nooden te redden. Zou Hem iets te wonderlijk te zijn Zou Hij, die den koning der verschrikking aangreep in zijn eigen burcht en hem geheel ten onderbracht, ook niet onze tranen kunnen drogen, onze smarten lenigen en onze droefenis vervangen door ware blijdschap? Gewis Hij beschikt den treurigen Sions-sieraad voor asch, vreugde- olie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwden geest, opdat zij genaamd wor den eikenboomen der gerechtigheid, een plan ting des Heeren, opdat Hij verheerlijkt worde. Wij werpen een blik in het ledige graf en wfj zien daar de doeken liggen, en de Engelen zitteü, waardoor wij overtuigd worden, dat Jezus werkelijk opgestaan is en deze zekerheid is ons meer was rd dan al wat de wereld ons bieden kan, want daarin ligt voor ons het bewijs, dat HÜ nu ook alle steenen, die Hem scheiden van zijne discipelen, zal verwijderen, en alle zegelen verbreken. Hoe gaarne zouden wy tegenwoor dig zijn geweest in het oogenblik, waarin Hij zich aan deze vrouwen openbaarde en met eigen hand het zegel hing aan het woord van zijn’ Engel, want wij kunnen ons voorstellen, dat evenals elke nevel des morgens wegvlucht voor de naderende zon, zoo ook elke droefenis heen- snelde bij het zien van dezen Vorst des levens, en wij zouden zoo gaarne deelen in de blijd schap, welke den voet der vrouwen heeft be vleugeld en heur hart zou bovenmate verruimd. Doch ofschoon Hij thans niet meer lichamelijk op de aarde rondwandelt, en wy Hem niet meer zien kunnen, zooals de vrouwen, wjj be hoeven de hope niet op te geven, wijl Hij nog altijd spreekt tot hen, die voor Hem leven, en t nog altijd schenkt Hij blijde troost en vrede aan hen, die hunne verwachting op Hem ves tigt. Waar blijft het, wat wij zingen Hij is nabij de ziel, die tot Hem zucht Hij troost het hart, dat schreiënd tot Hem [vlucht Dat ongeveinsd in ’t midden der ellenden Zich naar Gods troon met zijn gebeên blijft [wenden Hjj geeft den wensch van allen, die Hem vreezen; Hun bede heeft Hy nimmer afgewezen. PAASCHMORGEN. Hij is hier niet, want Hij is opgestaan. Matth. 28 6a. Geen nevelig duister Bedekt meer het veld, Geen blinkende kluister Die ’t beekje meer knelt. Zoo zingt een onzer dichters en gelukkig wfj kunnen met hem instemmen, want hoe helder is de lucht geweest in de eerste dagen van April, hoe schoon str aide de zon haar licht uit over onze velden, e.Vhoe verdwenen damp en nevel. Hadden ov “vloedige regens menig hart met zorg vervuld, menigen land arbeid verhinderd, thans is er gelegenheid geweest om de schade in te halen. Wel zullen de stormen welke het water tegen onze kusten opjoegen en menigen dyk deden scheuren, waardoor velen groote schade geleden hebben, lang in het geheugen blijven, en het mag ons wel leiden tot verootmoediging onder de slaande hand onzes Gods, toch mogen wij ook niet vergeten Zijn Naam te prijzen, nu de zon eiken morgen vroeger rijst en eiken avond later daalt, en ons een droogte gebracht heeft, die weldadig is voor den akker. Allerwege toont zich weer die werking in de natuur, die het gelaat des aardrijks vernieuwt, die de boomen doet botten en knoppen zwellen, die de lenteboden doet ontwaken, en het zaad uitspruiten, die de bloemen doet bloeien en de vogels zingen, die heel het plantenrijk met nieuwen luister bekleedt en de lammeren dartelen doet. Heel de natuur is bezig met zich weer te tooien en hare versierselen aan te leggen, en met welk een welgevallen kan ons oog rusten op dat eerste groen, en hoe aangenaam stemt ons die schoonheid van het voorjaar. Het is de ontwaking uit den langen winterslaap en het doet zijn invloed overal gelden. Nieuw leven met frisschen moed de mensch gaat weer meer Nu de afkomst en ’t levenslot van Jeftha kortelijk is medegedeeld, zal ’t vervolg doen zien hoe hy tot het Richtersambt kwam. De tijdsbepaling in vs. 4 is zeer algemeen, en *t punt van uitgang niet zoo bijzonder duidelijk. De vraag is toch dezena eenige dagen wil dit zeggen, eenigen tijd na de verstooting van Jeftha of na hetgeen vermeld is Gap. 10:17 en 18? Het laatste is naar mijn gevoelen het geval. Want vers 14 is slechts een tusschenspel om op Jeftha als Richter ’t oog te vestigen. De strijd duurde niet onafgebroken voort. Maar nu doen de Ammonieten weer een inval, ’t Wordt Israel benauwd in dien krijg, want de mannen staan zonder aanvoerder. En dan is een leger zeer zwak. Laat ’t ons eene waar schuwing zijn voor den tegenwoordigen tijd Nooit meene iemand dat dan de zelfstandig heid schoon zal opbloeien, als er geen leids man is. Toen de zaken in Israel zoo stonden, waren er nog oudsten in Gilead, de hoofden, de natuur lijke voormannen, die als Magistraatspersonen eenig gezag hadden. Zij hebben in ieder geval nog een open oog voor ’t dreigend gevaar, en zy gaan Jeitha Baleu uit ’t land Tob. Er is be rouw op te merken bij de oudsten. Blijkbaar kennen zy Jeftha van jaren her. Het waren dagen van koudheid en gevoelloosheid toen men hem verdreef. Nu overwegen zij alrêe, in hoever hun handelen den toets kan doorstaan. Gevolg daarvan is Zy gaan Jeftha halen. Geen brief, geen bode wordt gezonden, maar zelf gaan zy naar Tob, vastbesloten niet zonder Jeftha terug te keeren. De pijnlijke beproevin gen hebben dus ook Gilead’s oudsten aanvan kelijk tot terugkeer gebracht. Hun boodschap iskom en wees ons tot een overste opdat wij strijden tegen de kinderen Am mons. Zy kenden in hun eigen omgeving nie mand die deze zware taak op zich kon nemen. Een overste, een aanvoerder in den kry'g, een die den oorlog tot een einde zal brengen, is zoo noodig. Maar waarom zoekt gjj die in dit land Waarom juist geroepen een hoerekind, een verstootene? God bereidt zy'ne dienstknechten op wonder lijke, onbegrijpelijke wyze toe tot de diensten welke zy zullen verrichten. En zelfs den smaad hunner geboorte en de rampen huns levens maakt Hy tot bronnen van licht, waaruit de heiligheid en wijsheid Gods den mensch tegen- straalt. Tevens ligt hierin duidelijk uitgesproken, hoe noodzakelyk ’t voor ieder volk is een Overste, een Vorst te hebben. Zonder hen gaat de geheele orde in ’t menschelyk samenleven te gronde. Zoolang een volk nog niet geheel aan den invloed van Gods openbaring is ont zonken, spreekt telkens weer die drang naar een overste. Jeftha heeft de oudsten aangehoord. En wat er omging in zyn hart, valt niet gemakkelijk onder woorden te brengen. Maar een kleine beproeving mag hy niet achterhouden. Oudsten Gileads, hebt gij mij niet gehaat en mij uit mijns vaders huis verstooten Waarom zijt gij dan nu tot mij gekomen, terwijl gij in benaauwdheid zijt 1 Een scherp verwijt is dit niet. Dan zou de toon harder geweest zyn. Maar eene herin nering aan wat er is geschied, is het toch wel. Niet om te grieven, maar om zorg te dragen voor ’t pleisteren met loozen kalk. Over ’t oude zwijgen, is goed, mits wy ook elkander onze misdaden harteljjk beleden hebben. Zwijgen uit vrees, zwjjgen omdat wy ’t niet verdragen kunnen, die zaken nog eens te noemen, is verkeerd. dat Hy de zonde en haar straf ten einde toe heeft gedragen. Alles heeft Hy waarlijk vol bracht en de Vader heeft Hem daarvan een ondubbelzinnig bewys gegeven, doordien Hy Hem het graf heeft ontsloten. De recht vaardigheid Gods heeft niets meer van Hem te eischen. Zy is geheel voldaan met zyn lijden en sterven. Als gij nu overtuigd zyt van uwe schuld, en een open oog voor uwe zonde hebt, zoodat gij verstaat, dat God u recht vaardig van voor Zyn aangezicht verwerpen kan zonder dat gij eenige reden hebt om eene dergelyke handeling onbillijk te achten, dan is er in de opstanding van den Christus een ryke bron van voortdurende vertroosting ont sloten, en gij moogt u daarheen begeven, hoe schuldig gij ook zyt, opdat gij ook voor uw eigen bewustzijn deel erlangt aan die recht vaardiging, welke Hy ontvangen heeft. Zonder angst moogt gij komen, want Hy heeft er lust in gebogenen op te richten en armen met goederen te vervullen. Zocht Hy niet op dien eersten Paaschdag de meest schuldigen en de meest bedroefden op, en Hy doet het nog, overmits Hy gisteren en heden en tot in eeuwigheid dezelfde is. Wend u dan tot Hem met al uwe vreezen, al uwe nooden en al uwe ellende, en Hy zal het licht in uwe donkere ziel doen verrijzen, en in uw leven zal de schoone Paascbmorgen aanbreken als nooit te voren. Zegt gij tegen my, dat is waar, uit eigen ervaring is my dat duidelijk gebleken, dan zeg ik tot uVerblyd u in Hem, die dood is geweest, maar nu leeft, ja leeft tot in eeuwig heid. Hy toch zal over u waken, u behoeden, en in u het nieuwe leven bewaren en meer en meer tot ontwikkeling brengen. Houd uw oog op Hem, en blijft in Zyne nabijheid, opdat uw wandel de kracht Zijner opstanding vertoone. I j ek. Zeeuwsch Kerkblad

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1906 | | pagina 1