11 L l tl Gods Weldadigheid herdacht. I Bü wie het zeggenschap I Gedachtenis^ en Feestrede uitgesproken by gelegenheid van het 70-jarig bestaan der Geref. Gemeente te Appelscha, door I Nieuwe school. UIT BIET EEVEJf. De roede. Ik cursiveer. L. En ons niet verzekerd, de oi (Wordt vervolgd.) maar de lei- ne tei be be d( d( m g' h< oi gf 8< k< sc b( ir et m m ze m m w 1c k< ja g< w dt di ii m VI li P w va br Ui ve: efi tei cc O] VI di w ui de he G< en Tl tei O] di a: k F w w VI g ri n VI dl n d d de dij bo tin mi wo op l am 1 n.l du: wi] vei vat tot te we het nooit bjj van het 64(zie het door m jj ge- pende gedachte! Vergeten het voortsnellen onzer dagen Met vriendschappelijke groetenissen en heil beden, als steeds, Uw toegenegen WILHELMUS. - Dinsdagavond vergaderde de Vereeniging voor Gereformeerd Onderwijs bij vernieuwing. Tegen het bouwen van eene nieuwe school, die van meetaf aan gelegd is op het geven van meer uitgebreid lager onderwijs, waren eerst, naar den opzet te oordeelen van vele sprekers, schier onoverkomelijke bezwaren. Verrassend was daarom voor iedereen de uit slag, wijl men eindigen kon en mocht, met er zoo goed als eenparig voor te stemmen, 57 tegen één. Op de gewensehte wijze voor al onze kin deren gelegenheid te geven voor onderwijs en opvoeding, ziedaar het ideaal van den onder- geteekende, dat, naar hy hoopt, nu zal verwe zenlijkt worden. Littooij. wil. Voor hem is er geen heeft, en dat bewijst weer de vrijzinnigheid in haar slecht hoon en bespotting III. ’t Is voor de Gerei. Kerken in Nederland in de laatste jaren eene groote moeilijkheid ge weest, dat er tweeërlei scherp geaccentueerde overtuigingaangaande dat zeggenschap bestond. Velen zijn de worsteling daarover zóó moede, dat ze zeggen„Iaat maar varen al dien strijd en pas toch op, dat ge die zaak in het publiek niet aanroertwant dat alles zou kunnen ver- deelen en het leven der kerken in opspraak kunnen brengen.' Met volkomene instemming neem ik het vol gende over. Zooals het hier gezegd wordt is het. Een enkele uitzondering bevestigt den regel, dien de Vrijzinnigen volgen. Vry van zin, geen rekening houden met hetgeen de eenige, ware God, de God der Schriften wil en doet, ook in de strafgerichten, zie, dat is naar het richtsnoer dezer landgenooten. .Wilhelmus”, wiens schrijven ik nu over neem, is ook in Zeeland een zeer bekend en geacht man. Littooij. Deze week, zoo wordt in de pers verteld, zal Dr. Kuyper van zijn reis naar het Oosten in ons vaderland terugkeeren. (1) Het schijnt, dat een ongesteldheid van zijn oudste dochter, die in Amerika vertoefde en op weg naar huis is, oorzaak is, dat de oud-minister eerder terug keert, dan hij aanvankelijk het plan had. ’t Is nu anders niet de meest aangewezen tijd, om van een maandelange reis in het warme Zuid- Oosten van ons werelddeel naar onze streken, waar de Maartsche koude nu zeldzaam heftig heerscht, terug te keeren. Alle dagen even schraal en koud. Midden op den dag, wanneer de zon er wat doorkomt, is 't wat genietbaar der, maar tegen den avond knoopt ge uw jas dichter dan in Januari. Sneeuwbuien en hagel jacht, sterke winden, vinnig koud, geven u nog in ’t geheel niet de overtuiging, dat we t (1) Naar de couranten ons mededeelden is Dr. A. Kuyper reeds te ’s Hage gearriveerd, en wel in zeer goeden welstand. Wij heeten Z.H.G. van harte welkom. Het verheugt ons, niet dat om de bekende reden de reis moest worden onderbroken, maar wèl dat hjj weer in ons midden is, en ook omdat indien Z H.G. thans in Nederland blijft wy nu weder kans op het genot van zyn hooggewaardeerden arbeid krijgen. Littooij. gelie te dienen. Marten van Buiten werd later predikant en overleed te Houwerzjjlen den 26en Dec. 1841 werd een getuigschrift afge geven aan Sytse Hanzes Barm om te gaan studeeren. Ook deze kwam later tot het predik ambt, en overleed eenige jaren geleden, in Amerika. Nog later werden uit deze gemeente tot het predikambt toegelaten, J. G. W. Wis- sink, thans predikant by de Geref. Kerk te Gasselternyveen en H. N. Boukema, thans predikant te Zweeloo. Veel is in die eerste jaren door de gemeente doorleefdsmaad en verachting heeft zjj ge dragen, doch de belofte van haar Koning werd bevestigd„De poorten der hel zullen mjjne gemeente niet overweldigen.* Des Heeren trouwe zorg werd gedurig ondervonden, en ryke zegeningen werden aan de gemeente ge schonken. En toen het eerste Notulenboek vol was, werden op de laatste bladzijde, op den 14en October 1844, dus juist op den dag van het tweede lustrum „der afscheiding in Neder land,* deze woorden geschreven: „Dit ons Kerkeraadsboek van den eersten aanleg, besluiten wy als Kerkeraad met onze handteekening voor zoover wy dienst baar zyn geweest in de kerk alhier, waar van eenigen van den beginne af, en anderen voor een gedeelte zyn medewerkzaam ge- Toen ik voor veertien dagen mjjn stukje in dit Kerkblad schreef over de rampen, die Zeeland hebben getroffen, vermoedde ik wei nig, dat er zulk een storm over opsteken zou. Het schynt zoo ongeveer, behoorlijk verminkt, in alle bladen een plaatsje te hebben gevonden. Ook brieven en briefkaarten zyn my toege zonden, doch de beide eerste, die ik ontving waren zoo boosaardig gesteld, dat ik besloot, al wat men my verder beliefde te zenden, ongelezen ter zjjde te leggen. En meende ik eerst nog iets in dit blad ter toelichting te schrijven, nadat ik in een paar bladen van onze richting een ingezonden stuk heb geplaatst, ben ik van gedachten veranderd, en zal ik er verder het zwjjgen toe doen. Wat ik schreef, schreef ik ter goeder trouw. En wat men er ook tegen heeft ingebracht, twee dingen staan onveranderlyk vast. Voor eerst dat ons volk in den politieken strjjd der laatste jaren zich bezondigd heeft En ver volgens, dat Gods hand ons sloeg. Of men zich over deze zonde en onder deze roede voor God verootmoedigen zal, ik hoop het, maar weten doe ik het niet. Moge de Heere ons verder genadig voor meerdere rampen behoeden. Want hoe stout de menseh ook spreke, de stoutsten staan machteloos en vermogen niets, wanneer het kwaad ons over komt. Zoo was het vroeger, zoo is het nu, en zoo zal het bljjven. Zoo God vóór ons is, wie zal tegen ons zyn. Maar zoo Hjj ons tegen komt, laat Hy zich noch door onzen mond, noch door onze handen weerhouden. Voorden adem zyner lippen buigt de sterkste als een bieze. Laman. 5) P. K O 8 T E R. Van deze plechtigheid wordt in de oude notulen gemeld, dat ze voor meer dan drie personen tot een rjjken zegen is geweest. De namen dezer personen worden niet genoemd doch laat het ons genoeg wezen te weten, dat ze bij God bekend zyn, en laat ook dit feit voor ons een reden te meer zyn in deze ure, Gods weldaden, toen bewezen, te erkennen, en ze te gedenken in ’t midden Zyns tempels. Een plaats van samenkomst was nu verkre gen en als deurwachter werd benoemd Klaas Hof, tegen een vergoeding van drie gulden per jaar. Doch meer nog dan naar een deurwachter, verlangde men naar een Leeraar, al kon men dien ook niet voor drie gulden per jaar krjjgen. Drie personen beloofden ieder 100 gulden, en één f 150 per jaar, en nu meende men, dat, benevens alle andere uitgaven, men nu ook genoeg had om den Leeraar een „behoorlijk tractement* te kunnen geven. J. L. Tiesenga, die zijne studiën te Dwingeloo voltooid had, reeds lente hebben, zooals de almanak ons verzekert, ’t Ljjkt er niet opZoo’n voorjaar is net een tijd, om overstroomingen te krijgen in onze lage landen. Ge weet wel, dat er veel geschreven wordt van wat in Zeeland plaats vond. De eigenlijke oorzaak is echter nog niet precies aan te geven. Het water rees plotse ling hier en daar twee meter. Stukken klei werden over de dyken heen geworpen. Ik hoorde menschen uit die streken, tot de wetenschap pelijk gevormden kunnen ze gerekend worden, die van oordeel waren, dat de oorzaak in de diepte der zeeën, in de plotselinge opheffing van den zeebodem hier of daar moest gevonden worden. Wellicht zal dit nooit worden opge- helderd. De ramp was plotseling en geheel onverwacht. Wy voor ons, die gelooven dat God ook de krachten der afgronden in Zjjne hand houdt besloten, rekenen zeer stellig wel met al deze verschijnselen, maar ook slechts als zoodaning, achter en boven dit alles staat de besturende hand onzes Gods. Hy houdt de wateren vast in' de afgronden, en als Hij ze loslaat, dan richten ze dood en verderf aan. De winden zyn in Zijn vuist besloten en geeft’ God aan hen vry spel, dan siddert elk schep sel en alle menschenwerk, het sterkste en het hechtste breekt als het glas in scherven. Ik las zoo pas in „Het Volk*, het dagblad der sociaal-democraten, een bittere bespotting van een artikel, dat Ds. Laman van Zierikzee plaatste in het „Zeeuwsch Kerkblad*, overge nomen door „De Zeeuw*, dat als een oproep tot verootmoediging was bedoeld. Ds. Laman wyst er terecht op, dat we ook in deze ram pen, die Zeeland troffen, Gods vinger, Gods straffende hand hebben te zien. Natuurlijk een sociaal-demoeraat begrijpt dat niet. Hy ge looft niet, dat ons geen ding by geval over komt en dat er zelf geen muschje van het dak valt zonder Gods Godsbestuur. Hy hoe verdraagzaam diepste wezen is, over voor dit geloof in Gods Voorzienig be stel. Ik zal die woorden hier niet overnemen, maar ze zyn inderdaad goddeloos ruw. Och, de sociaal-democraten kunnen, gelijk al de andere vrijzinnigen, nog wel dulden, dat ge naar de kerk gaat, dat ge in God gelooft, maar ge moet net doen, alsof in de praktijk die God toch niet bestaat en zich aan heel het leven der natuur niet gelegen laat liggen. Een God even machteloos als de stomme af goden Een Christendom, dat zich geheel binnen de muren van de kerk opsluit Zoodra het daar buiten treedt, kom de ver beten woede los. De vrijzinnigheid en de eerbied voor de per soonlijke overtuiging Hoe dikwijls heeft ze vrijzinnigheid, dat ze eerbied had voor elke overtuiging, voor iedere eerlijke overtuiging, voegde ze er dan gewoonlyk by. En in de praktijk In de dagen der Afscheiding en by de School- vraag zag men, hoe het er met dien eerbied by stond. Ook de vaccinedwang is in dat opzicht leer zaam. En op het stuk der beroemingen. Voor de „fijnen* geen plaats. De grondwet had ons geleerd, dat elke Nederlander voor iedere lands betrekking benoembaar is. Maar in de prak tijk Is het dan tegen te spreken, dat het onbeschreven grondwetsartikel der vrijzinnig heid een halve eeuw is geweestelke liberale Nederlander is benoorden den Moerdijk tot elke landsbetrekking benoembaar. Het ministerie-Kuyper, dat dien zoeten waan verstoorde, dat onbeschreven grondwetsartikel niet uitvoerde, werd beschuldigd van partijdige benoemingen. Een beschuldiging, welke reeds nu niet meer zonder blozen zal worden opge rakeld. Wat de vryzinnigheid na 1905 zal doen, is nog niet te zeggen. Niets geleerd en niets vergeten, zal dat ook nogmaals op hen van toepassing zijn De eerste benoemingen, die van de voogdijraden, van het personeel der tuchtscholen, van de leden der staatscommissie voor de grondwetsherziening, van liberale burgemeester te Klundert en Barendrecht, overwegend antirevolutionaire gemeenten, schij nen een eigenaardige verklaring te leveren van de bekende troonverklaring (1905) betref fende de verzoeningsgezindheid van het opge treden kabinet. Moet dat onbeschreven artikel dan nogmaals dienst doen Hier en daar een Christelijk man, vooral geen Kuyperiaan Is dat nu dende gedachte geworden Toen in Frankrijk op de officieren van het leger een stelsel van spionage werd toegepast, of ze soms ook nog eens wel ter vroegmis gingen en of hun vrouw en dochter wel eens ter biecht waren geweest, door de aanhangers van het kabinet-Combus, op ministeriëel aan stoken nog wel, trachtte zelfs „Het Volk* dit nog te verdedigen en werd er ook in de pers der liberalen heel vergoeieljjkend over gespro ken. Eerbied voor elke overtuigingMaar hoe heeft niet schier by elke stembus de „fijnen hetze* dienst gedaan Een speculatie op kerke lijke hartstochten door telkens „de doleerenden* er bij te pas te brengen Elders, waar dit beter kon dienen, werden de „geuzenzonen* en de „papen* in’t geweer gebracht. De martel vuren werden weer voor ’t ontstelde oog van den eenvoudigen kiezer ontstoken, om den liberalen candidaat er door te helpen. Dien eerbied van de vrijzinnigheid voor elke eerlijke overtuiging, hebben we m de praktijk nu juist niet van de aangenaamste zyde leeren kennen Wanneer het er maar op aan komt, dan blykt het, hoe onder allerlei schoonschijnend tooisel diep onder de oppervlakte woelt en kookt de haat tegen den levenden God, van Wien men niet wil, dat Hy over ons Koning zal zyn. Het kan ook niet anders. Christus brengt scheiding. Wie niet voor my is, die is tegen My. Barabbas of Jezus Daar valt nog altyd de beslissing. De wereld kon zich met het Christendom, dat die wereld veroordeelt, nooit verzoenen. De strijd tusschen de beide werelden zal bly- tot Christus in eeuwigheid zal hebben den kop des Satans zal hebben weesten ieder teekent voor zichzelven den tyd zyner werkzaamheden, als alles verricht hebbende, voor zoover ons bekend is, wel in zwakheid, doch naar de over tuiging des harten in waarheid, dankende God, dat wy door Zyne genade bewaard zyn, om altjjd tot hiertoe in vrede met z elkander te mogen samen wonen.* Appelscha, 14 Oct. 1844. (Was geteekend,) J. L. Tiesenga, oud-Ouderling en Leeraar. F. J. Duursma en J. Kalsbeek, Ouderlingen. H. L. Tiesenga en G. J. Jamsma, Diakenen. Doch by de weldaden, die de Heere aan Zyne gemeente alhier schonk, bleven ook de beproevingen niet uit. Na den 28en Sept. 1846, by gelegenheid van een voorbereidiging voor het H. Avondmaal, gepreekt te hebben naar aanleiding van Math. 22813 over „de noodiging tot de bruiloft,* werd ds. Tiesenga krank. Dientengevolge werd het Avondmaal den volgenden Zondag bediend door ds. H. Knol, die zich juist te Smilde bevond en elf dagen daarna ontsliep Appelscha’s eerste leeraar, en werd den 20en October begraven, onder voorgang van ds. Huiskes van Drachten. werd in October 1841 te Groningen geëxami neerd en tot de bediening toegelaten, doch een maand te voren was hjj reeds door de ge meente te Appelscha beroepen. Dat was nu wel in ’t geheel niet kerkrechtelijk, maar men deed dat in die dagen eenvoudig zou, en er scheen ook wel niemand aanmerking op te maken. Tiesenga nam dit beroep aan, en werd den 28en Nov. 1841 te Appelscha bevestigd door ds. Tamme Foppes de Haan, destijds predikant te Wanswerd aan de Streek, later Docent aan de Theologische School te Kampen, met de woorden uit Paulus’ brief aan de Hebreën „Gedenkt uwer voorgangeren, die u het woord Gods gesproken hebben, en volg hun geloof na, aanschouwende de uitkomst hunner wan deling.* Hebr. 137. Een week later, den 5en Dec., hield ds. Tiesenga zyn intreerede, met de woorden uit Ps. 116:10a: „Ik heb geloofd, daarom sprak ik.* Ook de gedachtenis aan dit feit in de geschiedenis der kerk van Appelscha, leidt ons tot erkentenis van Gods weldaden, en doet ons in deze ure uitroepen: „O God! wy ge denken Uwer weldadigheid in het midden Uws tempels.* Eveneens zyn het weldaden des Heeren te noemen, dat ook anderen uit Appelscha zich hebben opgemaakt om den Heere in het Evan- ven, overwonnen, vertreden. Tot u en tot my komt ook persoonlijk de ernstige vraag, aan welke zyde wij staan. Vergeten wy temidden van allerlei beslom meringen in dit leven niet, dat één ding noo- dig is. Ik behoef het u niet te zeggen. Ge weet het, zoo goed als ik. Herinneren we echter elkaar daaraan by den voortduur. Eén ding noodigVoor ouden en jongen, voor ryken en armen, voor de machtigen van geest en voor de meest eenvoudigenAangrjj- Redacteur van De Heraut bygebracht, gaat, in ons geval, dus voor my dan ook niet op. Waarom niet? Wel, omdat David, toen hjj met Bathseba zondigde, reeds lang te voren onderwerpeljjk verkreeg hetgeen hjj voorwer- pelyk in het verbond der verlossing van eeuwigheid had. De persoonlijke, dadelijke rechtvaardiging was hem by de inlijving in Christus geschonken. En uit dien gerecht- vaardigden „stoai* geraakt men niet, als de toestand zelfs zoó beklagenswaardig wordt als deze ten tjjde van zjjne zonde met Bethseba was. Comrie zegt in „De eigenschappen geloof*, pag. 63 en schreven art. VII). „De Apostel beschrijft1) den staat der ge- loovigen van nature als een staat, strijdend met den staat der rechtvaardigmaking, zeggende: Efeze 2 3, dat zjj van nature kinderen des toorns waren, geljjk alle anderen, liggende onder Gods toorn en vloek, geljjk alle men schen, hetgeen strijdig is met den staat der rechtvaardigmaking*. Elders zegt hjj, dat die inljjving plaats heeft by de „krachtige roeping*. Volgens het welbekende, College-dictaat, heeft heeft ook Dr. A. Kuyper Sr. van den 5e trap der rechtvaardiging gezegd: „Als subjectief, potentieel, den uitverkorenen toegeëigend door de inplanting van het geloofsvermogen*. Naar ik hoop is het niet te veel gevraagd, den hooggeachten Redacteur van De Heraut by dezen te verzoeken ons ook op dit punt nog te willen zeggen of wy akkoord gaan. Littooij.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1906 | | pagina 2