0< e. Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie van: Ds. L. BOUMA, Bs. H. W. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. Vrijdag 6 April 1906. No. 41. 3e Jaargang. UIT HET WOORD. n Drukker-Uitgever A. ?en ran r. 3rd. »efd het D- 70 cent. 3 cent. D. LITTOOIJ Az. MIDDELBURG. iet tr ie S- 75 ar- tar >or u’s lei sr- en ABONNEMENTSPRIJS per half jaar franco per post Enkele nummers ken sida err. üda link 1. ner fers 70 =9 Tl Tl "Tf 50 =3 •*3 so Met medewerking van onderscheidene Predikanten. PRIJS DER AD VERTENTIEN van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent digmaking' en .toestandsverandering' als sy nonieme uitdrukkingen. We meenden daarom, dat ds. Littooy in de gewraakte zinsnede het woord toestand als staat opvatte. Dan ontstond er metterdaad een tegenstelling: we zijn van nature in ons zelf en in Adam kinderen des toorns, maar niet in onzen staat, d. w. z. niet zooals we gerekend worden door God. Meenende dat Littooy tegen die stelling opponeerde op grond van Calvin’s exegese, haalden we uit Calvjjn enkele bewijsplaatsen aan, waaruit dui delijk bleek, dat ook deze uitnemende godge leerde hetzelfde onderscheid maakt. Ds. Littooy antwoordt ons nu, dat hij het geheel met onze beschouwing en die van Cal vin eens is. Zijn bedoeling was alleen om klaar te doen uitkomen, dat de dadelijke rechtvaar- digmaking niet alleen bestaat in een zich be wust worden van de reeds geschonken weldaad, maar in een personeele toeëigening en mede- deeling van Holtius e. a. dien zin zjjn die weldaad, gelijk ook Comrie, uitdrukkelijk geleerd hebben. In we het met ds. Littooy van harte eens, al zouden we die .dadelijke rechtvaar- digmaking* liever niet een .toestandsveran dering in den mensch' noemen. Waar over de zaak zelve geen verschil be staat, kan hiermede deze arnica disputatio ge sloten worden. Slechts éen misverstand, nu van de zijde van ds. Littooy, wenschen we uit den weg te ruimen. Wanneer ds. Littooy de woor den van Calvijn, dat wij onder de verdoemenis zyn totdat Christus ons verlost heeft, aldus uitlegttotdat we door het geloof persoonlijk de verlossing deelachtig worden, dan zoo merkten we op vat ds. Littooy dit verlost worden door Christus in subjectieven zin op en niet in objectieven zin van de verlossing op Golgotha teweeggebracht. Hoe ds. Littooy ons nu ten laste kan leggen, dat we de tegenstel ling van objectief en subjectief hier toegepast hebben op het .kinderen des toorns' en het .liggen onder de verdoemenis', is ons een raadsel. We spraken daarvan met niet éen woord. Dit laatste, schreven we, vat ds. Littooy in subjectieven zin op. Het eerste was dus uit gesloten.” Met het oog op hetgeen ik vóór veertien dagen schreef onder het opschrift: .De Heraut en Zeeuwsch Kerkblad*, schrjjft thans de redac teur van De Heraut als volgt „Opgelielderd. Ds. Littooy heeft zich gehaast in het Zeeuwsch Kerkblad ons te antwoorden op de beide door ons gemaakte opmerkingen. Hjj deed dat met een welwillendheid, waarvoor wjj hem gaarne onzen dank bieden. Onze opmerking omtrent het .Lam dat ge slacht is voor de grondlegging der wereld* beaamt ds. Littooy ten volle. We hadden hem op dit punt blijkbaar verkeerd begrepen hjj stemt zelf toe, dat de zin minder duideljjk geformuleerd was en uit zjjn nadere toe lichting blijkt, dat we hem juist het omge keerde lieten zeggen van wat hjj bedoelde. Waar sommigen beweerden, dat de uitdruk kingen .rechtvaardigmaking van eeuwigheid' en .eeuwige schepping' beide op één Ijjn staan en evenzeer verwerpelijk zjjn, was zjjn bedoe ling daartegenover op te merken, dat de Schrift nergens spreekt van .eeuwige schepping', maar wel van ,het Lam Gods, dat voor de zonden der uitverkorenen gegeven en geslacht is vóór de grondlegging der wereld'wat in den grond hetzelfde is als wat met de eeuwige rechtvaar diging wordt bedoeld. Op dit punt gaan we met ds. Littooy dus volkomen akkoord en is er zelfs geen schjjn van verschil. Ook onze tweede opmerking schjjnt na de nadere toelichting door ds. Littooy gegeven, ten deele op een misverstand te berusten. De oorzaak van dit misverstand schuilt wel hierin, dat ds Littooy zich van een dogmatische ter minologie bedient, die wel eenigermate afwjjkt van het gewone spraakgebruik. Geljjk men zich herinneren zal, maakte ds. Littooy bezwaar tegen de uitlegging, die sommigen gaven aan de woorden van den Apostel Paulus, dat zjj van nature kinderen des toorns zjjn. Volgens deze uitleggers beteekehde dit, ,dat wjj dit slechts zjjn in ons zelven en in Adam aange merkt, maar niet in onzen toestand* Tegen die verklaring beriep ds. Littooy zich op de exe gese van Calvjjn, die bjj Ef. 2 3 opmerkt, dat alle menschen zonder onderscheid onder de verdoemenis zjjn tot dat ze door Christus ver lost worden. De onduidelijkheid schuilt hier in het woord toestand, dat ds. Littooy met zekere voorliefde gebruikt. Naar het gewone spraakgebruik staat toestand en staat tegenover elkander en moeten beide scherp onderscheiden worden. Onze toe stand of stand is wat we in ons zelven wer- keljjk zjjn, d. w. z. zondaarsonze staat is wat we door God gerekend worden om Christus wil, d. w. z. rechtvaardigen. Toen David met Bathseba zondigde, was zjjn toestand zeer zon dig, maar daarom hield zjjn staat niet op te zjjn een kind van God. Wanneer dus metterdaad door sommigen be weerd is, dat we wel van nature in ons zelf kinderen des toorns zyn, maar niet in onzen toestand, dan had ds. Littooy kunnen volstaan met op te merken, dat deze uitspraak een lo gische contradictie is. Onzen toestand in tegen stelling met onzen staat is juist wat we in ons zelven zjjn. Ds. Littooy schjjnt echter het woord toestand in een geheel anderen zin te gebruiken. Ook in dit artikel spreekt hjj weer van .rechtvaar* en. imp oje een Wff s. lerg ntv. ntv. des toorns Haast u dan om uw levenswil en zoek den Heiland, terwjjl Hjj te vinden is. Niet eens, maar steeds de toevlucht genomen tot Hem, die nog altjjd de vermoeiden en be- ladenen tot zich roept en hun de rust geeft. Bouma. ure het is, welk een gewicht er aan Zjjne beslissing hangt Welke toekomst zoudt gjj zelf tegengaan, indien de Heiland eens om Zich zelf te sparen u aan uw lot had overge laten? Wat zoudt gjj alsdan moeten zeggen? Aan eeuwige ellende ten prooi zoudt gjj nog geen recht gehad hebben om Hem eenig verwjjt te doen. Luister daarom met diepen eerbied en heilige verwondering naar Hem, als Hjj met Zich zelf overleggende tot een geheel ander besluit komt. Jezus staat hier weer voor de keusZich zelf redden, en daartoe spoort de schrik van het Ijjden Hem aan, maar dan ook ons ge slacht voor eeuwig prjjsgeven aan de ontzet tende vlammen van Gods geduehten toorn, of zich zelf over te geven aan eene ellende, welke geen pen besehrjjven kan, aan een Ijjden, waarvan wjj nooit de diepte peilen kunnen en op die wjjze ons redden, ons verlossen, en daarin den Naam des Vaders verheerljjken» Mag uw oog dan niet met stille aandacht ge richt zjjn op uwen ontroerden Heiland is het niet passend, dat gjj deze klacht, welke van zoo gewichtige zaak getuigenis aflegt, met ernst overweegt? Wat stond er voor u in die ure niet op het spel Had de Heere Jezus Zjjn eigen welzjjn niet mogen kiezen boven uwe redding Gjj kiest zoo menigmaal uw eigen belang boven Zjjn’ Naam en Zjjne zaak. Gewis er mag wel eene ontroering over uwe ziel komen, waar Hjj deze aarzeling overwint, want Hjj bidt nietVader, verlos Mjj uit deze ure. Wat Hem daarvan afhoudt? wat Hem daarin verhindert? Duideljjk hoort gjj Hem zeggenHierom ben ik in deze ure gekomen. Helder staat Hem thans weer voor den geest, dat Hjj niet in deze ure gekomen is om van den Vader te bidden, dat deze Hem verlosse, en daarom wjjst Hjj de opwelling daartoe af, en sluit Hjj zjjn oor voor deze verzoeking. Hjj is in deze ure gekomen opdat Hjj haar ge willig zou doormaken, zich gewillig aan het Ijjden zou onderwerpen en nog een veel die pere ontroering zou ondergaan. Hjj erkent, dat deze ontroering Zjjner ziel een begin is van het Ijjden, dat Hjj tot het einde toe moet ondergaan, en waaraan Hjj Zich niet onttrekken mag. Hiermede heeft Hjj ook voor zjjn eigen bewustzjjn de volle bereidvaardigheid verkregen en Hjj richt zich wel tot Zjjn’ Vader, maar niet om verlossing voor zich zelf, neen, maar om de verheerljjking van des Vaders Naam in Zjjn Ijjden. Daardoor treedt weder aan het licht, wat Hem eigenljjk sterkt, wat de spjjs is, die Hem de krachten vermenigvuldigt, wat de vreugde is, die Hem voorgesteld is en Hem het kruis doet verdragen en de schande ver achten. Waardeert gjj waarljjk, dat onze Heiland den lijdensweg heeft willen betreden, aan welks einde voor zondaren redding ligt Christus heeft op dien weg de zonden voor Petrus en Johannes, voor Maria en Salomé, ja voor al zjjn volk gedragen. Ook voor u? Zjjn uwe zonden in Hem op dien éénen dag weggenomen Zjjt gjj gevloden tot de schaduwen van Jezus’ Kruis en hebt gjj daar vrede gevonden voor uw eigen hart Dit is noodig, want indien wjj buiten Hem leven en niet door het geloof gemeenschap met Hem oefenen, zullen wjj niet waardeeren de groote verlossing, welke Hjj voor zjjn volk heeft verworven. Bovendien aan welk een ge vaar stellen wjj ons zelf bloot. Als Zjjne heilige ziel gehuiverd heeft tegen het Ijjden, hoe zal het u gaan, als de toorn des Almachtigen tegen u mocht ontbranden o, Het is zoo ontzachljjk, wanneer wjj eens voor eigen rekening mochten staan in den grooten dag der verantwoording, waarin een iegelijk vergolden zal worden naar zjjn eigen werk. Ontroert gjj bjj de gedachte aan dien dag Met vriendeljjken dank aan den hooggeachten Redacteur van De Heraut voor de uitgespro ken instemming met en de verduideljjking, ten behoeve der lezers van De Heraut van hetgeen door mjj geschreven was en is, con stateer ik slechts nog, dat er een klein mis verstand of een klein verschil van inzicht dit laatste hoop ik evenwel niet tussehen ons is overgebleven, waarop naar ik meen nog even de aandacht moet worden gevestigd. Het betreft het woord .toestand* en het woord .staat*. Deze woorden zjjn door mjj niet verwisseld en nu en dan genomen in dezelfde beteekenis. Aan de hand van Comrie voegde ik ze in de artikelen die ik schreef, menigmaal saam doch steeds in verschillende beteekenis. Bjj de toestandsverandering, d. i-, bjj de inplanting van het geloof, dus als wjj van Adam, (in wien wjj onder het doemvonnis der zonde liggen) in Christus over gaan, heeft, geloof ik, ook de subjectieve staatverwisseling plaats. De staal, zooals die in betrekking tot de uitverkorenen voorwerpeljjk in Christus van eeuwigheid is, wordt dan insgeljjks ook onderwerpeljjk. Alles wat wjj in Christus heb ben wordt dan in beginsel toegepast De persoonlijke, dadelijke rechtvaardiging, geljjk ze door Comrie en Holtsius ook worden ge noemd, geschiedt dan. Natuurlijk kan bjj kleine kinderen, aan wie deze rechtvaardiging ook wordt geschonken, van een bewustzjjn er van dan nog geen sprake zjjn. Het voorbeeld van David, ter verduideljjking van .toestand* en .staat', door den geachten JEZUS’ AARZELING^ En wat zal Ik zeggen? Vader, verlos mij uit deze ure? Maar hierom ben Ik in deze ure gekomen. Joh. 12 27b. Jezus bevindt zich in den tempel. Eene vraag van enkele discipelen herinnert Hem de ure, welke Hem de heerlijkheid brengen zal. Om evenwel daartoe te komen zal Hij den lijdens weg moeten bewandelen, en nu wordt Zjjn ziel ontroerd. Vóór er van eenig lichamelijk Ijjden nog sprake is, lijdt Hjj reeds naar de ziel. Bange oogenblikken zjjn dat, welke Hjj door leeft. Niemand kan ons volkomen zeggen, wat Hjj ondergaan heeft. Iets er van verstaan wjj door te letten op de vraag: Wat zal Ik zeg gen? Is er aarzeling, verkeert Hjj in twjjfel? Onwillekeurig denk ik bjj deze vraag aan een ander, aan Johannes den Dooper. Welk een indruk maakte zjjn optreden onder Israëlhoe beslist was Hjj in al zjjne woorden. Zjjne machtige prediking greep allen aan en van heinde en ver kwamen zjj om hem te hooren. Steeds wist hjj, wat hjj wilde. Hjj hield het doel in het oog. Niemand kon hem aan het wankelen brengen. Altjjd kloeker werd zjjn getuigenis. Waarljjk, hjj was het, die den weg voordes Heeren aangezicht bereidde. Nochtans, toen hjj in de gevangenis geworpen was en nadacht over al wat hjj gesproken, gedaan en gezien had, kwam het hem voor, dat Jezus, van wien hjj getuigd had Zie, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt, niet wandelde op den weg, die tot de Messiaansche heerlijkheid leiden kon. Allerlei twijfelingen begonnen zjjn arm hart te kwellen en daarom zond hjj enkele discipelen tot Jezus met de vraagZjjt Gjj het, die komen zou of verwachten wjj een anderen In deze voor hem zoo donkere ure kon hjj licht en raad zoeken bjj Jezus, hjj kon zjjne klach ten uitstorten in de hoop, dat de twijfelingen verdwijnen en de nevelen ophelderen zouden. Hjj had iemand, tot wien hjj zich wenden kon. Maar zoo is het bjj Jezus niet. Hjj heeft nie mand op aarde tot wien hjj zich richten kon. Niet één is er, die naar Hem luisteren zal, die Hem verstaan, die Hem uit de verlegen heid redden kan. Ook in dit opzicht is Hjj een eenige, staat Hjj alleen, geheel alleen. En daar komt Hjj voor uit. Valsche schaamte heeft Hjj nooit gekend. Hjj tracht niet te verbergen, wat er in Hem omgaat. Hjj spreekt het uit in ondubbelzinnige bewoordingen of het aanlei ding zal geven tot verkeerde beoordeeling-n, daarover bekommert Hjj zich niet. Het zal zjjne discipelen zelfs verontrusten, doch ook die overweging houdt Hem niet terug. Hjj is van elk masker wars Nu is mjjne ziel ont roerd. En wat zal Ik zeggen Merk het wel op. Jezus overlegt met zich zelf; Hjj raadpleegt zich zelf. Met niemand anders kan Hjj overleggen. Hjj gaat voort. Zal Ik zeggen Vader, verlos mij uit deze ure. Hoort gij dit. Welk een oogenblik in Jezus’ Ijjden. De Vader hoort den Zoon altjjd. Nimmer zal Hjj eene bede afwijzen. Als Hij er toe overgaat om onvoorwaardeljjke verlossing uit deze ure te vragen, geen twijfel, of Hij zal de vervul ling Zijner begeerte erlangen. Hjj kan zonder in Gethsemane te worstelen en zonder op Golgotha te versmachten deze wereld verlaten en daarmede zal Hjj voor altjjd bevrjjd zjjn van al hare ellende, van al Zjjn lijden en nooit zal er eenige klacht over Zjjne lippen behoeven te komen, maar, wanneer Hjj dit doet, zal deze wereld even jammerljjk zjjn als vóór Zjjne komst, ja nog heel wat jammer- Ijjker, want met Hem zal hare laatste hoop verdwjjnen. Verstaat gjj nu, welk een ernstige im jn te ig Zeeuwsch Kerkblad

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1906 | | pagina 1