I Gods Weldadigheid herdacht. IM I hl n I 7 Gedachtenis^ en Feestrede uitgesproken bjj gelegenheid van het 70-jarig bestaan der Geref. Gemeente te Appelscha, door het (Wordt vervolgdJ Toerekeningsgrond van het Peccatum Origlnans. (Adams bondsbreuk) door Db. S. Gbeijdanus. ze. Ja, van het genade- in welks samenstellend deel Beter en zakeljjker kan bedoeling en inhoud van dit gewichtig en geleerd referaat niet weergegeven dan de schrijver zelf dit in het naschrift doet. Daar toch lezen wjj ,Ik stelde mjj niet tot taak, om de kwestie onzer erfschuld naar haar psycho- logischen (zielkundigen) kant op te lossen, al gaf ik desbetreffend op het laatst puntsgewijze enkele aanduidingen. Mijn bedoeling was, zoo mogelijk, door aan wijzing van het onvoldoende of ook onjuiste der tot dusver gegeven voorstellingen inzake den grond voor toerekening aan ons van Adams bondsbreuk, de noodza kelijkheid te doen gevoelen van verdere, deels gewijzigde, ontwikkeling betreffende dit imputatieprobleem. De redeneering hierbij is de volgendeGod rekent óók ons Adams eerste overtreding als.schuld aan en toe. Dit kan slechts op tweeërlei grond geschiedenóf omdat wjj zelf op zekere, hoewel thans' nog veelszins voor ons onbegrijpelijke en onverklaarbare, wjjze met Adam in zjjne ongehoorzaamheid meegewerkt hebben, óf omdat God naar souvereine beschikking Adams schuld óók op onze rekening stelt (blz. 32, en aant. aar gebruik I eenvoudige wjjze dat onderricht te Dwingeloo gegeven werd, naar ik meen door Albert Kok, een zoon of een kleinzoon van den aldaar wel bekenden .Meister Albert”, werd toch die in richting met den wjjdschen naam van .Hooge- school” bestempeld, en is die gebrekkige ge legenheid ter opleiding van predikanten voor velen tot een rjjken zegen geweest. Treffende bijzonderheden uit dien tjjd worden in de oude Notulen niet gemeld. Alleen nog kunnen we er uit weten dat den 17en Augs. 1840 een Kerkeraadsvergadering gehouden werd te Donkerbroek, ten huize van Foppe Martens ten Hoor, waaruit schjjnt, dat er toen nog een combinatie tussehen Appelscha en Donkerbroek bestond, terwjjl van de combinatie tussehen Appelscha en Haulerwjjk in die dagen geen melding meer wordt gemaakt. Toch ook dit een en ander geeft ons na 70 jaren ruime stof om Gods weldadigheid te ge denken in 't midden Zjjns tempels. En die weldadigheden werden grooter en meerder. Had men altijd nog in eenvoudige woning vergaderd, waarschjjnljjk is het huis thans bewoond door Jan Gorter, beneden het Stokers- verlaat, allereerst, en later ook op Terwisga, en in een sedert afgebroken huis in de zoogenaamde Boerenstreek, tussehen Heerke Gorter en Mar tians Bult den 9en Januari 1841 werd door een groot deel onzes gelooven, indien ze niet hooren, en hoe zullen ze hooren zonder die hun predikt En voor die prediking staan twee wegen open. Er rust op alle geloovigen een profetisch ambt. Laat elk en een ieder geloovige zaaien in zjjn omgeving het goede zaad van Gods Woord. Er zyn zoovele gelegenheden om met de menschen te spreken. Indien we willen, dan kunnen we best een woordje kwjjt. Het ontbreekt maar vaak aan den moed, aan den geestdrift, aan den drang om te getuigen. Als Gods Woord een vuur in onze beenderen is, als het ons vervult, als we den Heiligen Geest in ons werken laten en we onder zjjnen bezielenden invloed verkeeren, dan worden we ook gedreven tot getuigen en redden en zoeken we het verlorene op, gaande in de voetstappen van Hem, die gekomen is om verlorene te zoeken en zalig te maken. Een ander middel om de schare, die de wet niet kent, te bereiken hebben we in de druk pers. We moeten trachten met onze chris telijke b'aden en blaadjes toegang te krjjgen. In verkiezingsdagen bedekken we de' tafels met strooibiljetten huis aan huis. We deden veel beter dit wat minder te doenmaar in kalmer dagen, wanneer de verkiezingskoorts de menschen niet overstuur maakt, hen aan het lezen te zetten en hen te onderrichten in de eerste beginselen van Gods Woord. De menschen moeten weer leeren, dat er een God is, en wie God is, en hoe wjj tegenover Hem staan. Ze moeten het aardsche leven weer leeren bezien in het licht der Schrift. Ze moeten weer hooren van zonde en verlossing. Van voren aan. Want ze weten er zoo goed als niets van. Ze gaan verloren, omdat ze zonder kennis zijn. En nu heeft de kerk, die het licht der wereld is, in deze duisternis haar stralen te werpen. God heeft zjjn kerk kristallijnen vensteren gegeven, opdat het licht, dat in haar is, vol en breed naar buiten stroome de donkere wereld in. Laten we over dat licht niet zetten den koornmaat van ons kerk gebouw. Laman. Lambert Lefferts Oosterloo grond aangeb(J voor een Kerkgebouw. Van dit aanbod werd danktr maakt, en reeds den 28en Ar _an Hat; klonk het jubellied der geme entevan Appel: in haar nieuw Kerkgebouw duizend gu, en ast' 4) P. K O S T E R. Het kleine getal werd grooter, en niet alleen van Appelscha, maar ook van het drie uren van hier verwijderde Haulerwijk voegden zich en kelen bjj de gemeente. Den 27en September 1837 kwamen twee broeders van Haulerwjjk Auke Alles Hof en Alle Aukes Hof, die met nog enkele anderen van Haulerwjjk de samenkomsten der gemeente alhier bjjwoonden, met het verzoek om mede het Avondmaal te mogen vieren, hetwelk hen ook werd toegestaan. Dit een en ander had echter tengevolge dat reeds den 15en April 1838 ook te Haulerwjjk een Chr. Afgesch. Geref. Gemeente werd gesticht, waar Auke Rinks de Boer als ouderling, en Alle Aukes de Boer als diaken werd gekozen. Vanaf dien tijd was de gemeente te Appelscha met dien van Haulerwijk gecombineerd, en werd de eerste gecombineerde Kerkeraadsver gadering gehouden den óen Mei d. a. v. ten huize van Auke de Boer te Haulerwijk. Na dien tijd schijnt ook Donkerbroek met Appelscha en diende, ja verbeurde. Voorts bljjft Adam evenzeer in zijn albeheersohende, beteekenis en positie voor de gansche* menschheid erkend. Even stellig rusten wjj ook hierbij ten laatste enkel in Gods souvereine welbehagenin ’s Heeren opperhooge vrijmacht n.m.l. om zoodanig verband tussehen Adam en ons te leggen, dat de eerste, zich in de zonde stortende, noodtakelijk ook ons, ofschoon met eigen schuld onzerzijds, neerwierp in de enge, rechtigheid en schuld. Maar dan wordt het rechtsbesef bevredigd, dat er tegen opkomt, dat aan den een de schuld (niet het lijden, maarde straf als straf) van den ander wordt opgelegd, zonder diens vrijwillige aanvaarding (als bij Christus in het pactum salutis of den heils- o! vrederaad), of zijn eigen schuld (als bjj objI Met de genade mag God in zijne somt- reiniteit doen wat Hem belieft. Zjj j enkel de zijne. Maar de schuld is nis van Hem. Daarom staat Hij in zpz souvereiniteit anders tegenover d«seWd dan tegenover zijne genade. Bjj toewyziuj van schuld heeft het altoos naar strikt recht toe te gaan (blz. 45/46). D/j verliest het probleem aldus ook zjjn i rakter van onbegrepenheid niet. Devni| wordt alsnuop welke wijze hebber Adams nakomelingen in zjjne eerste over treding ook maar eenigszins kunne: medewerken om zichzelven medeschuldig, en des eeuwigen oordeels waardig tt maken. En al mocht de oplossing hiemi onmogelijk blijken, zoodat wij tot on sterven toe, of tot aan den oordeelsdag, tt zelfs tot in der eeuwigheid, te dezer zak voor het onbegrijpelijke stonden, dan zt dat niet hinderen. Er is dan stol t aanbiddend bewonderen. Het schort di aan ons begrip, dat zoo klein is. Ma ons rechtsbesef weet dan van geen pijnljjl aandoening, al werd ons inzicht ninnoi helder dóórzicht*. Wie dit stuk werk van dezen jongen doek leest, heeft al dadelijk eerbied voor zijn groot belezenheid, en voelt zich op nieuw gedwon gen tot ernstige studie. En ieder die me’ onbevangen blik oordeelt, zal verklaren: eri hier van ketterij of iets dat er naar geljjl, zelfs geen spoor, ’t Is een poging om b Gereformeerde denken tot meerder klaarhf te brengenom den grond waarop Adas zonde ons wordt toegerekend meer bevredigen te maken voor ons rechtsgevoel. Dit is zeker een niet onbeteekenende zaai Want Dr. Greydanus doorwandelt met u groote galerij van getuigenlaat de vadert van ouds spreken in hun eigen taal; sta hunne gedachten er uit. En ontegenzeggelj is er in de Gereformeerde opvatting hier e daar weleens iets onhelders. Of laten wij liever zoo zeggenhun getuigenis is de i» vestiging van Paulüs woord,wif kennen i deele en profeteeren ten deele*. Prof. Bavia zeide eens: .mysterie, in bijbelschen zin, is- blijft de inhoud der Theologie*. Dit ontslaat ons echter niet, om zoo ons inzicht verheldert, en de verborgerjiedi door den arbeid van groote mannen opkta daarvan een dankbaar gebruik te maken. 1 geheel onopzettelijk, zonder pretentie heeft D G. gepoogd dit diepzinnige stuk iets verder brengen in zijne ontwikkeling. In hoever dit gelukt is, valt niet zoo dr^ te zeggen. Het is ook de bedoeling r zegge 1000 gulden b.iad gekost Smidslaan verrezen v „Q_ ,Ik ben verbi jt, wanneer men my Godvruchtig opwektzie wjj staan Gereed naar Q0(jg huis fe g^n. Kom, ga juet on8) en doe aja Jeruz.alem, dat ik bemin, Wjj treden uwe poorten in. Daar staan, o Godsstadonze voeten. Jeruzalem is wèl gebouwd; Wèl saamgevoegd, wie haar beschouwt, Zal haar voor ’s Bouwheers kunstwerk groetet Met de bede van Salomo: ,Nu, mjjn laat toch Uwe oogen open en Uwe ooren o| merkende zjjn tot het gebed dezer plaats”, wet dit eerste en eenvoudige Kerkgebouw aanzi bestemming gewijd, door J. L. Tiesenga, i reeds geruimen tijd, niettegenstaande hjj Dwingeloo studeerde, nochthans des Zond» de gemeente te Appelscha diende. Christelijke religie van Nederlandschen volks. Deze feiten kennen we. En we betreuren Maar verder leggen we er ons bij neer soms zoeken we ook naar de oorzaak, en geven dezen de schuld en schrijven het toe aan de nalatigheid van genen, We zien de menschen voor onze oogen ver drinken in de golven van ongeloof en God verzaking bp honderdtallen drijven ze af en zinken ze wegen als we het zien, dan danken we misschien God, omdat wjj door Gods ge nade niet meegevoerd worden op den stroom, die naar den afgrond voert, en we houden onze kinderen krampachtig vast, opdat ook zij niet meegesleurd worden. Maar wat doen we om de verlorenen te redden? Wat doen we om de roepstem des Evangelies te laten weer klinken in de ooren van hen, die haar niet hooren en die niet komen tot de plaatsen, waar ze gehoord worden kan Dwingen wij de menschen om te hooren De vraag verdient, dunkt mij, wel eens ernstige overweging, wat er gedaan kan worden om het Evangelie te prediken aan alle creatu ren en tot die creaturen behooren niet alleen onze trouwe kerkgangers en tot die creaturen behooren ook niet alleen onze helbewoners en tot die creaturen behooren ook niet slechts de heidenen in Azië en Afrika; maar daar behooren ook toe onze eigen medeburgers van den laagsten tot den hoogsten stand, die zoo goed als niets van den weg der zaligheid weten en hooren, wat daarvan nu ook de oorzaak zij. Moeten we geen pogingen wagen om hen op de eene of andere wijze te bereiken, te bearbeiden Mogen we het lijdelijk aanzien, dat ze in dwalingen onwetendheid wegzinken Kunnen we er ons van afmaken met een hul peloos schouderophalen en met te zeggen wat zullen we daaraan doende menschen willen niet anderser is gelegenheid genoeg om te hooren Zyn we er daarmede van af? Paulus wenschte wel verbannen te wezen van Christus om z(|n broeders naar het vleesch, die ook hij zag vergaan in ongeloof, dwaling en onwe tendheid. En zullen wjj dan 1 jjdelyk toezien, dat het monster des ongeloofs de kinderen onzes volks verslindt Natuurlijk, er zjjn altijd schouders, waarop de last geschoven kan worden. Dat is de roeping van deze en die, is men er al gauw bjj te zeggen, want het dwingen om in te gaan is geen gemakkeljjk werken we zjjn er al spoedig bij met onze critiek, wanneer de een of ander een poging waagt het Evangelie te brengen aan degenen, die wij in onze ge dachten reeds prijsgaven. Denk slechts aan het Leger des Heils. Over het verkeerde in den arbeid van dit Leger zjjn we niet spoedig uitgesproken, maar het goede dat het doet in het zoeken van godsdienstig en maatschappelijk verlorenen, hebben we toch nog niet nagevolgd. Dat het een gemakkeljjk werk is het Evan gelie te brengen aan hen, die het niet willen hooren, zal niemand beweren maar of we het daarom na mogen laten, is een andere vraag. Zou het niet goed zjjn, eens ernstig te over wegen door welke middelen het afgedreven deel onzes volks weer onder het bereik van de roepstem van Gods Woord kan worden gebracht Niet alsof we ons daar gouden bergen van beloven, en we alle onwetenden tot de zalig makende kennis zullen leiden maar opdat het overblijfsel behouden worde. Hoe zullen ze Haulerwijk gecombineerd geweest te zjjn. Al thans den 18en Juli 1838 werd een Kerkeraads vergadering gehouden ten huize van Foppe Henkes Klooster te Donkerbroek, welke broe der ook later als ouderling wordt genoemd. Tot op dien tjjd waren de Kerkeljjke verga deringen in deze omgeving nog altjjd gehouden te Dwingeloo, doch den 7en Augustus 1838 werd de eerste vergadering der Classis Assen te Assen gehouden, waar de gemeenten te Ap pelscha en Haulerwjjk vertegenwoordigd werden door de ouderlingen J. L. Tiesenga en Auke de Boer. Ook te Haulerwjjk ging de gemeente vooruit en werd het getal grooteren voornamelijk ook om den grooten afstand, werd besloten te Hau- lerwjjk zelf godsdienstoefeningen te houden en reeds den 27en Februari 1839 werd uit een te voren gesteld tweetal oefenaars bestaande uit de broeders Marten van Buiten en Fedde Martens, later Riemersma geheeten, en algemeen genoemd .Fedde Preeker”, laatstgenoemde be roepen, welke dat beroep ook aannam, en vanaf dien tjjd de gemeente te Haulerwjjk als oefe naar diende. Aan Marten van Buiten werd drie maanden later, en aan J. L. Tiesenga zes maanden later een getuigschrift gegeven om te gaan studee- ren aan schrik niet aan de Hoogesehool te Dwingeloo. Ofschoon slechts op I 86)1). Tegen dit laatste worden nu in den tekst verschillende redenen ingebracht, om dientengevolge te eoncludeeren tot het eerste. Maar is hier zekere coöperatie onzerzijds met Adam, dan moeten wy zoe ken te verstaan, op welke manier die mogelijk was. Daarmee staat het psycho logisch vraagstuk voor onzen geest Het creatianisme bevredigt niet, omdat het nood’akelyk leiden moet tot de leer eener zoodanige, m. i. door de H. Schrift ver worpen, toerekening, dat wjj, ofschoon in onszelf wezenlijk of eigenlijk aan Adams zonde onschuldig, toch als daaraan schul dig door God beschouwd en behandeld worden. En het traducianisme ofgenera- tianisme moet spaak loopen by onzen Heere Christus. Dies hebben wy een derde te zoeken, dat de waarheidselemen- ten zoowel van traducianisme of genera- tianisme als van creatianisme tot hun volle recht laat komen, en niettemin van die leeringen zakelijk verschilt. Indien nu zekere coöperatie van onzen kant met Adam als grond voor toereke ning aan ons van Adams eerste zonde door de H. Schrift geleerd wordt, dan vervalt daarmee de toerekening niet (aant. 12). Ook volgt dan niet, dat de grond voor toerekening van Christus’ verdienste en gerechtigheid aan zjjne geloovigen dus ook ligt in zekere coöperatie hunnerzijds met Christus. Heel de strekking van het referaat is juist, en dat niet onduidelijk, te betoogen, dat de gronden voor toereke ning, eenerzyds van Christus’ gehoorzaam heid en anderzjjds van Adams ongehoor zaamheid, verschillen (blz 38). Dat ver schil vloeit van zelf uit het verschil van de begrippen schuld en genade voort, en is terstond gegeven met het onderscheid tussehen schuldbesef én de wetenschap, dat ons genade wierd geschonken. De ge rechtigheid van Christus wordt ons toege rekend zonder esnige verdienste onzerzijds (blz. 44/45), want anders was de genade geen genade meer, Rom. 116 Daarmede is alle leer ook maar van eenige eigene gerechtigheid verworpen. Evenmin ver valt ten derde de leer van het werkverbond, daar immers Adam ook voor zichzelf in het werkverbond stond, en ook Christus vol gens de bepaling by het werkverbond (Gal. 3 12) de gerechtigheid en het leven voor ons verworven heeftm a. w. het denkbeeld, dat Adam zonder esnige wezenlijke schuld onzerzijds ook voor ons de schuld des eeuwigen doods verdiende, zoude hoogstens accidenteel (wat gemist kan worden) kunnen zjjn bjj het werk verbond, maar kan daar nimmer een essentieel (onmisbaar) bestanddeel van uitmaken. Nog minder vervalt (als dit mogeljjk ware) de leer verbond, .genade* de gedachte ligt van het onver- 1) Men kan ook construeeren, geljjk dik werf geschiedtGod bepaalt eerst, dat hetgeen Adam doen zou, óók als daad zjjner nakome lingen zou gelden, zoowel in goeden als in kwaden zin. Nu viel hjj. Dus komt deze souvereine beschikking Gods ons thans ten nadeele (blz. 46/47). Doch welk zakelijk verschil dit maakt met het in den tekst ge zegde, is moeilyk in te zien. Kunnen wjj door zulk eene bloot formeels constructie Gods recht vaardigheid handhaven tegen bezwaren, als waaraan Calvjjn en Voetius (blz. 45/46 met bybehoorende aanteekeningen) uiting geven «V

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1906 | | pagina 2