'0. s Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie van: Ds. L. BOUMA, Ds. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. Vrijdag 23 Februari 1906. No. 35. 3e Jaargang. UIT HET WOORD. 146 aad, oen, leer, :RS' iook Drukkeruitgever A. I0F. 1 EN. 70 cent. 3 cent. iing *atie wjji I ang- het lid land- van YPO- Dr. de ABONMENERTSPRIJS per half jaar franco per post Enkele nummers 1 ut. RIN- xEN-, ÏEN. raai k. iger ie. amp aerr. mge Iwi lV een, Berg een. amp ager 36. ilder D. LITTOOIJ Az MIDDELBURG. ABRAM’S STERKTE. Als nu Abram negen-en-negentig jaar oud was, zoo verscheen de Heere aan Abram en zeide tot Hem Ik ben God de Almachtige. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. PRIJS DER AD VERTENTIEN van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. wij bedenken, wat er nog gebeuren moet voor dat de lofzang kan ryzen de koninkrijken dezer wereld zjjn geworden Godes en van Zijnen Christus, dan roepen wij uitwelke wonderen moeten er nog geschieden, maar elke bladzijde uit ’s Heeren getuigenissen spreekt u van dien ontblooten arm, die groote daden doet, en van die hand, die alvermogend is. Gij zoudt nog kunnen zeggendit is zoo, doch vertelden de hemelen aan Abram ook niet de groote macht en had ook hij niet vernomen van de schepping uit niets. Wij spreken het niet tegen. Gewis heeft Abram die sprake gehoord en verstaan. Maar het scheen hem toe, dat er nog eene grootere openbaring van macht noodig was om het doel, waarop de belofte wees, te bereiken en daarom was het wel noodig, dat het hem op indrukwekkende wijze herinnerd werd, dat God de Almachtige is. Het geloof van Abram kon zich weer oprich ten aan deze nadere openbaring, het kon weer nieuw voedsel putten uit deze verklaring het kon zijn wortelen al dieper en breeder uitslaan in den bodem der belofte. Wij zien van nu aan het geloof dan ook al meer zich vertoonen in zijne onvergankelijke kracht en Abram sterken om op hope tegen hope vast te houden. Gaat het u op dezelfde wijze 'Iet is goed, dat gij onderzoekt de openba ring welke God van Zich zelf gegeven heeft vooral als meerder licht u tot vaster geloofs vertrouwen leidt. Dit is het eeuwige leven, dat zij kennen den Vader en Jezus Christus, dien Hpj gezonden heeft Bouma. Daar klinkt het reedsik ben God de Al machtige. De naam El, hier voorkomend, is waarschijnlijk eene verkorting van den naam Elohim, en wjjst aan, dat God groot en vree- seljjk is. Abram wist, dat God geducht is in den raad Zijner heiligen en ontzagwekkend onder de lofzangen Zijns volks en allen, die in Zijne voetsstappen wandelen, behooren even eens daarvan doordrongen te zijn Hij is El- Schaddaïng door de onzen wedergegeven inGod de Almachtige en niet ten onrechte. Het woord geeft te kennen, dat er in God eene volheid van kracht is Hij is de Fontein van alle dors- tigen. Daarom is Hü zich zelf genoeg. Hij is Zich zelf genoeg. Buiten zich zelf heeft Hij niets van noode. Van niemands hulp hangt Hü af. Hij behoeft geenszins de hulp van eenig creatuur. Wü behoeven derhalve ons niet te vermoeien in het uitdenken van middelen waar mede Hy Zün raad zal kunnen volvoeren en Züne beloften vervullen. Saraï heeft eenmaal gemeend Gode de behulpzame hand te moeten bieden, opdat Hü Zün woord zou kunnen ver- wezenlüken en Abram heeft naar haren raad geluisterd, en heel licht vervallen wü in het zelfde euvel, doch beiden en ook wü moeten het verstaan, dat Hü de Almachtige is, opdat gÜ en wü enkel ons vertrouwen op Hem stellen en in alle stilheid wachten op het heil Züner daden. Züne macht heeft geen perken, voor haar bestaan geen grenzen. Voor haar is niets te wonderlük. Nooit staat zü voor het onmo- gelüke. Alle hinderpalen, welke zü op haren weg ontmoet, ruimt zü weg, en alle zwarig heden verdwünen, waar zü nadert. Niemand kan haar tegenhouden bü haar werken, niets kan haar belemmeren bü hare taak. Zü spreekt en het is er, zü gebiedt en het staat er. Ziedaar de openbaring, waaraan de aartsva der behoefte had. Aan des Heeren trouw twü- felde hü niet, evenmin aan Züne bereidwillig heid om te vervullen van wat Hü beloofd had. Doch zou het wel mogelü’k zü’n Zou het zelfs niet boven Gods bereik gaan Verwonder er u niet al te spoedig over, ook al meent gü, dat dit voor Abram zoo duidelük had moeten zü'n. Het is zoo, gü zegt bü u zelf, bü mü komt altüd maar de twüfel aan de bereidvaardigheid Gods om mü te helpen, boven. Was er altüd maar een zeker vertrouwen in mü’n hart, dat Hü mij wilde helpen, dat Hü mij genade wilde geven, hoe gemakkelük zou ik het hebben, want het is mü zoo duidelük, dat Zü’ne macht alles vermag, wat Hü mü wil geven. Ik geloof u graag, maar door zoo te redeneeren verliest gü uit het oog het verschil, dat er tus- schen u en Abram bestaat. Naar uw eigen ge tuigenis staat gü bü Abram achter in kinderlük vertrouwen op ’s Heeren genegenheid en dit mag bü u de begeerte naar onbepaalder ge loof in ’s Heeren ontferming wel verlevendigen, want welke vertroosting ligt er in, al weet gü, dat de Heere groot van raad en machtig van daad is, zoolang gü niet in de zekerheid leeft, dat deze almacht ook u ten goede werkt. Is het voor den arme van beteekenis, wanneer hü woont naast iemand, die duizenden guldens bezit, zonder te weten, of hü er wel ooit een enkele van ontvangen zal Zoo heeft de mensch er ook weinig aan, al is hü overtuigd, dat God oneindig in macht is, indien hü geen gegronde hoop bezit, dat deze rükdom aan sterkte hem ten goede komen zal. En nu nog het verschil tussehen u en tusschen Abram. Gü staat ach ter de geschiedenis der eeuwen en kent vele gebeurtenissen, waaruit het gebleken is, dat God machtig ter verlossing is. De zwarighe den, welke vroeger verwüderd zün, waren zoo groot, dat grootere wel niet voorkomen kun nen. Wü willen geenszins de moeilükheden verkleinen, welke de vervulling van ’s Heeren beloften in den weg staan, want waarlük als Brt. >ida err. sida r iner ï«rs De Rechtvaardiging. X. In ons laatste artikel over de rechtvaardi ging gaven wü de grondoorzaken van de recht vaardiging eens zondaars voor God aan. Aan de hand der Hei'ige Schrift zagen wü dat de bewegende oorzaak, m. a. w., de eerste en diepste grond ligt in het welbehagen der uitverkie zingen Gods. Van dat welbehagen des Drieëenigen Gods is de Zoon van God, als Borg en Middelaar, het product, de groote, onnaspeurlüke, eeuwig aan- biddelüke gave. Door en met het oog op de passieve (lüdelü'ke) en actieve (dadelüke) ge hoorzaamheid was en is Jezus Christus, m. a. w., door Züne voldoening aan de gerechtigheid Gods is Hü, en Hü alleen de stoffelijke oorzaak der rechtvaardiging eens „goddelooze” door God. Als de instrumenteele oorzaak is door onze oude, gereformeerde theologen, met recht en reden, steeds genoemd het geloof. Door geheel de Heilige Schrift wordt het geloof in rechtstreeks verband gebracht met de rechtvaardiging. Als instrumenteele oorzaak der rechtvaardiging neemt het geloof eene be- teekenisvolle plaats in. Niet alleen toch worden wjj er ons de rechtvaardiging door en voor God door bewustmaar de rechtvaardiging van eeuwigheid in het verbond der verlossing en die in de opstanding van Hem, die gestorven is, om onze zonden en opgewekt om onze recht vaardiging wordt ons ook persoonlük en dade- lljk deelachtig gemaakt, door het geloof. Door het geloof immers worden wü Christus inge plant, volgens Zondag 7 van onzen Heidelb. Catechismus, wat zeggen wil, door het geloofs leven. Door deze inplanting komt de mensch, klein of groot, persoonlük en dadelijk, in eene geheel andere verhouding tot Christus en Zü'n God en Vader, dan waarin wü van nature tot Hem staan. Van nature zün wü kinderen des toorns, gelük ook de anderen. Dat zün wü, wat den dadelüken toestand en de dadelüke ver houding betreft, zoolang wü niet uit den eersten Gen. XVII la. Niet zonder bedoeling vestigt de schrüver de aandacht op den leeftüd van Abram. Hü was nu negen en negentig jaar en bij revolg waren er vier en twintig jaren voorbijgegaan, sedert hü uit Ur geroepen werd naar een land, dat hem gewezen zou worden. Een langen tüd. Wü weten wel, dat de jaren als schaduwen verdwünen, dat ze als met arendsvleugelen weg vliegen, maar ge moogt niet voorbüzien, dat het voor Abram jaren van wachten, van uit zien geweest zün. Heerlüke beloften waren hem geschonken, schoone toezeggingen, die zün oog vestigden op een ver verschiet, waren hem ge daan, doch de vervulling bleef uit. Niets ont ving hü, wat daarop ook maar eenigszins ge leek, en met elk jaar, dat heenvlood, ging ook een deel der mogelükheid heen. Het behoeft derhalve niet te verwonderen, dat ook deze vader der geloovigen oogenblik- ken gekend heeft, waarin hü zwak werd, dat ook deze eikeboom der gerechtigheid ty’den be leefde waarin hü geschud werd. Hü was en bleef een mensch van gelüke beweging als wü. Het komt ons voor dat Abram weer zulk eene ure doorleefde, welke hem behoefte deed hebben aan eene nieuwe versterking zün geloofs. Ofschoon hü vasthield aan de belofte, en zich verliet op de trouw Züns Gods, toch kon hü niet beletten, dat de gedachten zich in hem vermenigvuldigden, en dat de overleggingen züns harten hem schokten. Hoe meer hü na dacht, des te donkerder werd het hem, op welke wüze de Heere volbrengen zou, wat Hü beloofd had, en wie het weet, hoe moeielük het is om zich te verlaten op den Naam des Heeren, als wü in duisternis wandelen, hü zal het verstaan, welk eene zware taak het voor Abram nu was, om gemoedigd te blüven. Ieder die zich eeni- germate verplaatsen kan in zün toestand, zal vol eerbied en verwondering opzien tot dien man, die bü zoo weinig licht en bü zoo zware proef op God heeft vertrouwd. God weet echter, wat maaksel wü zün en dat wü stof van jongsaf zü'n geweest. Het blü'kt ook hier. Hü verschünt aan Abram Zeker op eene zichtbare wüze. Eene nadere verklaring kunnen wü er niet van geven, want geen enkel woord geeft eenige aanwüzing. Zooveel kun nen wü geven, dat zulk eene verschüning niet verward mag worden met wat God ook nu nog aan zijne kinderen somtüds verleent. Wü mogen ook nu nog met Hem gemeenschap oefenen, tot Hem naderen en in Züne nabü'heid vertoe ven Dit geeft een zalige verkwikking, eene nieuwe sterkte, en eene heerlüke vreugde. De Heere daalt dan door Zün’ Geest af in onze ziel, en wü zien door het geloof Zün aangezicht. In züne nabüheid vloeien de gaven Züner ge nade in onze ziel. Doch bü eene verschüning nadert God meer van buiten af, en openbaart Hü zich zichtbaar. Welk eene verrassing voor Abram. Wie zal zeggen, hoelang hü reeds uit gezien had naar eene nadere bekendmaking, die hem helderder licht en nieuwe zekerheid geven zou voor de vorige belofte, opdat hü met moed de toekomst tegemoet zou kunnen gaan. Aan dit verlangen wordt nu bevrediging ge schonken. Zoodra Abram de nadering des Heeren be speurt, vervult eerbied en diep ontzag hem. Al wat in hem is is opmerkzaam geworden. Hü is vatbaar om de stem des Heeren duide lük te vernemen en de woorden Gods nauw keurig te beluisteren. Hü is geheel gehoor. in den tweeden Adam, in Christus, zün over gegaan. De Heilige Schrift leert ons dan ook niet, dat wü ons alleen en zonder meer de recht vaardiging bewust worden, door het geloof. Zü'n er die dit beweren, dan vraag ik vriendelük ons daarvoor de bewüzen te leveren uit de H. Schrift en onze belüdenis. De H. Schrift zegt, dat wü door het geloof gerechtvaardigd worden. Door te gelooren worden wü ons de rechtvaardiging bewust. Objectief zün de uitverkorenen van eeuwig heid in het verbond der verlossing en ook objectief in den tüd in en door Christus dood en opstanding gerechtvaardigd, doch persoon lük en dadelük, als zü door het oprechte geloof Christus worden ingelü'fd. Het is uit kracht van de objectieve recht vaardiging in Christus Jezus, dat zü in den tüd der minne het leven des geloofs ontvangen. Gelük Comrie, Brakel, Dr. A. Kuyper en H. Bavinck leeren, gaat in dezen zin (objectieve) rechtvaardiging vóór het geloof. De voldoening aan de door de zonde geschonden gerechtigheid Gods moet vast staan, zal de Heere, zonder zichzelven te verloochenen, de genade en het leven des geloofs kunnen mede- deelen. Op grond dat Jezus Christus de Heere onze gerechtigheid is en God met ons in Chrtstus verzoend is, kan Hü zich tot ons nederbuigen en ons, goddeloozen, het geloofsleven schenken en persoonlük en dadelük rechtvaardigen. Daarom luidt het: „God was in Christus de wereld met zichzelven verzoenende, hare zonden haar niet toerekenende.” In het stuk der rechtvaardiging is, naar ik meen, door dezen te veel en door anderen te weinig aan het geloof toegekend. Te veel door hen die eene ganseh verkeerde beteekenis hebben gegeven aan de woorden Abraham geloofde God, en het is hem gere kend tot rechtvaardigheid”, Rom. 4 3, of, zoo- als er in Gen. 15:6 staat: tot gerechtigheid”. Deze woorden toch moeten niet zoo worden verstaan en verklaard, dat hier eenige waarde aan het geloof ter rechtvaardiging of eenigen grond voor de rechtvaardiging wordt toegekend. Het geloof is slechts de hand of het instrument, waardoor, naar Gods bestel, uit loutere genade de weldaad der rechtvaardiging, in Christus en om Christus wil, ons wordt geschonken. Het geloof is zelf gave en vrucht van Gods eeuwige verkiezende liefde. Daarom is het: „Het is u uit genade gegeven, in den Heere Jezus Christus te gelooven”; alsmede: „Erge loofden er zoovelen als er verordineerd waren ten eeuwigen leven”. Niet het geloof zelf is Abraham, of wien dan ook, gerekend tot gerechtigheid of rechtvaar digheid, maar wèl hetgeen Hü door de genade des Heiligen Geestes door ’t geloof aannam. Onze randteekenaren zeggen: „Het beloofde zaad, Christus Jezus, is hem uit genade ge schonken”. Professor Dr. H. Bavinck zegt in züne Dog matiek, derde deel, pag. 535 „Afgezien van hen, die Paulus modernisee- ren, het geloof als goede gezindheid opvatten en God den wil laten nemen voor de daad, zün er slechts twee gevoelens mogelü’k. Het eerste is dat van Roomschen, Remonstranten, Mystieken, Ethischen en vele nieuwere Protest, theologen, die zeggen, dat het geloof wel spe ciaal geloof aan Christus is maar het toch op vatten als de gansche of als een stuk van die gerechtigheid, op grond waarvan God den zon daar vrüspreektdat geloof is wel onvolmaakt en niet beantwoordende aan den eisch der wetmaar God houdt het toch voor eene vol maakte gerechtigheid en stelt er zich mede tevreden, hetzü om den wille van Christus, of i fi?; Zeeuwsch Kerkblad './A:

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1906 | | pagina 1