voor 0. Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. UIT HET WOORD. I Vrijdag 9 Februari 1906. No 33. 3e Jaargang. Drukkeruitgever ABONNEMENTSPRIJS PRIJS der adyertentien A. Hij verliet de 70 cent. 3 cent. ratis inkt- uw hem op, vast, dat hjj :en Ida ar ida srr. aer ’era jrva- mooi for- ■terf- inen, De van i een lalen le of D. LITTOOIJ Az MIDDELBURG. per half jaar franco per post Enkele nummers tag t. mp age een err. ‘erg t. Lder wien heel de kudde Hem gegeven, ze aan J volg ligt volk aan benarden stond ons ’t goede doen zien Zware druk brengt menigmaal een mensch tot nadenken. Toen ’t hun bang werd, toen zij ingesloten waren aan allen kant, toen ’t gevaar van voren en van achteren dreigde, toen riepen de kinderen Israels tot den Heere. Helaas eerst als ’t water tot aan de lippen is gekomen en de vloed hen dreigt te overstroomen, nemen zij de toevlucht tot den Almachtige en Getrouwe. Waarom niet vroeger zyn aangezicht gezocht, eer de vijanden u van rondsom hadden inge sloten Daarop ontvangen wij geen antwoord. Want wel was Jehovah barmhartig en genadig. Maar Israel wilde niet naar zijn stemme hoo- ren. Des te dieper moet wel de schaamte zijn als ’t volk weer roept tot zijn God. En wat roepen zjj ’t Is een aangrijpende belijdenis, die zjj afleggen Wij hebben tegen U gezondigd en wel hierdoor dat wij onzen God hebben verliten en de Baals gediend hebben* De zonde wordt hier aangeduid als een ver keerde daad waardoor de mensch zijn doel mist. Jehovah had zjjn Israel zich ten eigendom ver koren, om Hem te dienen met ziel en lichaam. Maar jammerlijk heeft Israel dit doel voorbij gezien. Zjj hebben God verlaten, op zijn woord, zijn zieners, zjjn dienst geen acht gehad. De liefde is verkoeld en weldra vergeten, ja in vijandschap verkeerd. En wyl ook in dit volk een drang woonde om op een of andere wijze een god te zoeken, dienden zjj toen de Baals, welke góden hier de algemeene aanduiding zjjn voor den dienst van allerlei afgoden (zie vs. 6). Verschrikkelijk is ’t als het volk des verbonds met zulk eene belijdenis voor God moet ver schijnen. Immers zjj hebben hun eere wegge worpen zjj zijn den onbesnedenen gelijk ge worden. In de benauwdheid zegt nu het hart wij hebben gezondigd. Geroepen om uwen lof te vertellen, roemden zjj de ijdele afgoden der heidenen en stelden in hunnen dienst behagen. Een wederkeerende zoon, hoe ver ook afge dwaald, is Gode welbehagelijk. Keert weder, gij afkeerige kinderen, en ik zal uwe afkeeringen genezen. Hoe is daarmede te rijmen vs. 11—-13? De Heere toch komt opnieuw met vragen. In de oorspronkelijke taal vinden wjj hier een zin, die niet afloopt (anakolouth). Ik wil trach ten dit ook in de vertaling te doen gevoelen. DES HERDERS TEEDERE ZORG. Wat mensch onder u, hebbende hon derd schapen, en een van die verliezende, verlaat niet de negen en negentig in de woestyn en gaat naar het verlorene, totdat hij hetzelve vindt. Luc. XV 4. De Pharizeeën en de Schriftgeleerden mur mureerden zeggendeDeze ontvangt zondaars en eet met hen. Op het gezicht, dat alle de tollenaars en de zondaars naderden om Jezus te hooren, kwamen zy er toe om daarover hunne ontevredenheid te kennen te geven. Zjj mompelden onder elkander en konden zich niet voorstellen, dat Jezus zich niet tegen het na deren van zoodanige menschen verzette. Hoe is het mogelijk, dachten zjj, dat Hjj zulke men- sehen ontvangtweet Hy dan niet, dat Hjj op die wjjze alle eer verliest. Zjj spreken niet luide uit, wat er in hen omgaat, maar zjj achten zich toch verplicht duidelijk elkander kennis te geven van den wrevel, die er by hen ontstaan is. Zy zjjn het hierin met elkander volkomen eens, en eenparig zjjn zy van oordeel, dat zy Jezus niet langer hoogachten kunnen. Hadden zjj werkelijk redenen om aan Jezus achting te ontzeggen Om dit te kunnen be- oordeelen moeten wjj naar de wederlegging welke de Heiland geeft, luisteren. Ofschoon de Pharizeeën en de Schriftgeleerden enkel onder elkander hunne ontevredenheid geuit hebben, toch heeft Jezus het gehoord en verstaan, en zender zich lang te bedenken verhaalt Hjj eene gelijkenis. Hy doet daarbij een beroep op het oordeel en het hart der Hem omringende me nigte. Wat mensch onder u hebbende honderd schapen en een van die verliezende verlaat niet de negen en negentig in de woestijn en gaat naar het verlorene, totdat hjj het vindt. Voor ieder onzer is dit duidelijk, hoe veel te meer voor de Israëlieten, die allerwege in hun land dageljjks de herders zagen, die met hunne kudde uitgingen om ze naar grazige weiden te brengen. Licht was er zelfs onder de schare iemand, die zelf zich aan deze taak wjjdde Jezus stelt ons hier voor niet een herders- vorst zooals Job indertijd was geweest, die zeven duizend schapen de zjjne kon noemen, maar een kleine burger, wiens kudde slechts honderd schapen telde, en die deze zelf weidde. Mannen als Job droegen de zorg voor hunne kudde over aan huurlingen, die de koude des nachts en de hitte des daags verduurden, maar iemand, die slechts zulk eene kleine kudde had, kon geen knechien houden. Zjjne inkom sten lieten dit niet toe. Zelf zorgde hy voor zjjn wollig vee. en daardoor geraakte hjj aan de dieren gehecht. Eiken dag ging hjj er mede om, en hjj kende derhalve elk schaap afzon derlijk. Geheel anders staat hjj tegenover de schapen dan de dienstbare, die alleen terwile van het loon zjjn arbeid verricht. Op zekeren dag overziet hy zjjne kudde, telt haar en nu mist hy er één. Zou hjj zich soms ook vergissen Nog eens en nu met de uiterste nauwkeurigheid telt hjj de schapen, doch het is zoo. Moeielyk kan hy het eerst gelooven, maar twjjfel is ten leste niet meer mogeljjk. De treurige zekerheid dringt zich met klem aan hem op, en voor hem staat het eindelijk een schaap verloren heeft. Nu hjj met de grootste zorgvuldigheid de kudde heeft nagegaan, herinnert hjj zich precies, welk schaap afgedwaald is. Hjj kan het zich duidelijk voor den geest plaatsen en tot in het diepst van zjjne ziel gevoelt hy deernis met het arme dier, want het is nu eenmaal zoo, dat als een schaap aan het dwalen geraakt, het niet meer het rechte spoor terugvindt. Het dwaalt steeds verder, totdat het van moeheid en uitputting SCHRIFTBESCHOUWING. Het boek der Biehteren. LXV. Daartoe togen de kinderen Ammons over de Jordaan, om te krjjgen, zelfs tegen Juda, en tege^ Benjamin, en tegen het huis van Efraïm zoodat het Israel zeer bange werd. Toen riepen de kinderen Israels tot den Heere, zeggendeWjj hebben tegen U ge zondigd, zoo omdat wjj onzen God hebben verlaten, als dat wy de Baals gediend hebben. Maar de Heere zeide tot de kinderen IsraelsHeb Ik u niet van de Egyptenaren en van de Amorieten, en van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen. En de Zidoniërs, en Amelekieten, en Maonieten, die u onderdrukten, toen gjj tot Mjj riept, alsdan uit hunne hand ver lost. Richt. 10 912. De Ammonieten kunnen hun strijdlust nog niet koelen als zy de stammen aan gene zjjde des Jordaans onderdrukken. Hun onverzadelyke veroveringszucht drjjft hen over de rivier. Zjj willen ook niet Juda en Benjamin, de zuide lijke stammen, en met ’t huis van Efraïm d. i. met de geslachten van Efraïms nakomelingen strjjden. De stammen in ’t midden des lands "komen zeer in ’t gedrang. Het werd Israel zeer bang. Dezelfde woorden als cap. 2 15. Toen was de hand des Heeren overal tegen hen ten kwade en hun was zeer bang. De grondbetee- kenis van het woord hier gebruikt isiets samenbinden, iets nauwer aanhalen. De Israel bond by den uittocht ’tdeeg in een doek om ’top den schouder te dragen Ex. 12 34. Die doek moest nauw aangehaald, anders perste ’t deeg er uit. In Job 26 8 lezen wjjhjj bindt de wateren in eene wolk, nochtans scheurt de wolk daar onder niet. Ook hier weer kan niet anders aan geduid dan zulk een samensnoeren, waardoor aan ’t water iederen uitgang is versperd en eiken doortocht is belet. Wy kunnen ons dus wel tevreden stellen met de overzetting „zoodat Israel zeer bang werd* als wy die woorden maar goed verstaan zoo wy er bjj denken de vjjanden omringden Israel van allen kant, zjj bonden Israel geljjk men ’t deeg perst in een doek, en geljjk God ’t water opsluit in een wolk. Er was nergens hulp of uitkomst. Dat is de oorzaak. En ’t ge- voor de hand. Benauwdheid greep ’t en de vraag reeswie zal in dezen Met medewerking van onderscheidene Predikanten. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. neervalt. Uit zichzelf staat het niet meer op en zal omkomen van gebrek of een prooi wor den van het wild gedierte. Wat zal de herder doen Bjj zichzelf denkenik zal mjj over dat eene niet meer bekommeren, daar ik nog negen en negentig over heb Maar zoo kan iemand niet denken, die een recht herders hart heeft. Ieder zou dan ook handelen, zooals deze herder gedaan heeft. Jezus behoeft geen tegenspraak te vreezen. Wanneer iemand er toe overging, zou hy slechts zjjne eigen on kunde verraden en toonen, dat hy nooit eene ware voorstelling van een herder zich ge vormd had. Wat de herder dan deed? negen en negentig in de woestijn en ging er op uit om het eene verlorene te zoeken. Maar maakte die herder zich niet aan roekeloosheid schuldig, waagde hjj aan dit eene al de overige, had hij slechts een hart voor het afgedwaalde en niet voor de andere? Het verwondert mjj niet, dat die vragen in u oprjjzen, want gjj vermoedt, dat de woestjjn al een zeer onvei lige plaats voor schapen is. Wanneer de herder eerst de kudde naar de kooi gedreven en aan zyne huisgenooten last gegeven had om er voor te zorgen, en hjj was dan uitgetrokken om het vermiste te zoeken, dan zoudt gjj het begrypen. Maar dit komt, omdat gij aan het woord woestijn eene beteekenis hecht, welke het meestal in de H. Schrift en in elk geval hier niet heeft. Voor U is de woestjjn een eindelooze, dorre, doodsche zandvlakte, eene huilende wildernis, waar de verschrikking de heerschappij heeft, doch stel u gerust, hier moet gjj by woestjjn denken aan eene eenzame en onbewoonde streek, waar geen dorpen en steden zjjn, maar uitgestrekte velden, die menigmaal een zeer kostbaar voedsel leveren aan de kudden,die er dan ook vaak heengedreven worden. Neem nu eens aan, dat het midden op den dag was, wanneer de wilde dieren zich schuil houden in hunne holen, was het dan al te gewaagd om de kudde voor eenigen tjjd achter te laten onder de hoede van den trou wen hond, die geheel voor zjjn werk bere kend was Er was geen dreigend gevaar voor de negen en negentig, en daarom moogt gjj den medelydenden herder niet veroordeelen, al zou deze aan het eene al de andere opge offerd hebben Na ernstig overdacht te hebben in welke richting zich het schaap waarschijnlijk verwij derd had, ging de herder heen om het ver lorene te zoeken. In het dal beschenen de felle zonnestralen hem, doch hjj lette er niet op, langs steile bergpaden voerde zjjn weg, en hoe gemakkeljjk kon zyn voet uitgljjden, doch hjj bekommerde er zich niet over. Hij dacht slechts aan zjjn schaap, dat zoo ellendig was, hy kende slechts een doel, dat hem geheel ver vulde. Hier en daar noodigde de verkwikkende schaduw van het geboomte tot rusten uit, en in andere gevallen zou hjj zich nedergevleid hebben, doch wat gaf hy thans om zyn eigen genot, zoolang zyn schaap verloren was. Altyd verder ging hjj, terwjjl hy overal zyne blikken liet gaan, geen afgrond noch spleet in de rots ontging zjjn oog. Hjj lette op alles. Zjjn deernis scherpte zjjn oog, vermeerderde zyne kracht, vervulde hem met jjver. Velen zouden het op gegeven hebben, denkende, wjj vinden het toch niet, maar deze herder zocht voort en waarljjk ten slotte wordt zjjne moeite beloond. In onzekerheid behoeven wjj niet te ver- keeren bjj de vraag, waarvan deze schoone schilderij ons de afbeelding geeft. Reeds onder den O. Dag hebben de heilige mannen God voorgesteld als den Herder Zyns volks. Wie kent niet den psalm, waarin David zoo roerend zingtDe Heere is myn Herder, mjj zal niets ontbreken, en wie moet niet met den dichter voortkomen zouden. Ver moge zjjn erkennen als een schaap heb ik gedwaald, dat onbedacht zjjn herder heeft verloren. Heeft God zelf niet verklaard, dat Hy de trouwelooze herders straffen zou, die slechts op eigen voor deel bedacht waren en de kudde opofferden aan eigen belang, en dat Hy een eenigen Herder over Israel verwekken zou. Hoe heer lijk is deze belofte vervuld in Hem, die zich zonder aanmatiging noemen kan den goeden Herder. Neen, wjj vergissen ons niet, wanneer wjj in Jezns zelf den Herder zien, die het af gedwaalde en verloorne zoekt. Pharizeeën en Schriftgeleerden, die geen herdershart hebben kunnen niet begrypen, dat Hjj tollenaren en zondaars ontvangt, maar ieder mensch, die het verstaat, dat een herder heengaan zal om het verdoolde schaap te zoeken, hy zal ook ver staan, dat Jezus zich niet verlaagt, indien Hjj de verloren schapen van het huis Israels op zoekt, tot de kudde terug brengt en er voor zorgt. De herder zoekt zjjn eigen schaap. Hjj gaat niet uit met de gedachtehet eerste schaap dat ik ergens aantref, zal ik maar nemen en by de andere eene plaats geven. Zoo is het hier. Jezus zoekt niet zonder een bepaald doel. Neen, Hjj weet, wat Hjj wil. Hy kent de ver- loornen, welke Hjj weder terechtbrengen zal. Aan een ander, die er recht op heeft, wil Hy ze niet ontnemen, Hjj zal geen inbreuk maken op eens anders recht. Zjjn eigen schaap wil Hjj vinden. De Vader aan behoorde, heeft ze aan Hem toevertrouwd van vóór de grondlegging der wereld. En zou hjj dan kunnen toestaan, dat er een aan zyne kudde ontbrak Boven dien heeft Hjj ze gekocht, niet met zilver en goud, niet voor paarlen en edelgesteente, maar tot den prys van zjjn eigen bloed. Hy is er ook ip dit opzicht derhalve de eigenaar van, en daarom kan Hjj ze niet aan eigen dwaling overgeven en aan al de heillooze gevolgen welke daaruit schaap afgedwaald zjjn, zich in de diepste ellende gebracht hebben, hoe treuriger zyn lot is, des te helderder zal Zjjne ontferming uitkomen. Wie kan uitspreken, hoe feeder de zorg is, welke Hy voor Zjjne schapen koestert. Door geen moeite laat Hjj zich afschrikken, door gpen gevaren zich belemmeren, zoolang zal Hy zoeken, totdat Hjj het gevonden heeft. Is die opzoekende liefde ook reeds duidelijk geworden in uw eigen leven, hebt gy die inner lijke erbarming over uwe ellende ook reeds leeren kennen en hebt gy er u reeds over ver wonderd, dat Hjj aan u dacht, naar u zocht, op u zag, en u in Zjjne armen nam Zyt gy waarljjk van Hem gevonden Bouma. I Zeeuwsch Kerkblad

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1906 | | pagina 1