Verantwoording van Liefdegaven.
Kerk- en Schoolnieuws.
rid
et
lat
jal
est
=0-
ag
ns
)d,
ge
an
t
nr
Christelijke Jongelingsvereeniging
„Herman Faukeel”.
De Erfzonde.
Officiëele Berichten.
Christelijke School te Appelscha.
INGEZONDEN STUKKEN.
AANGENOMEN
s
te Urkds. Sap
naar
f
om
Wordt vervolgd.
en
it-
te Breda: ds. Meyering
te Vlissingen Bdr.
de
lar
mr
en
it
ik
er
an
ief
srs
>e-
en
en
de
or
oe
iet
en
ior
les
et
re
id,
te
sr-
de
ire
re
un
ite
g.
ke
de
en
id.
en
ijt.
en
ik-
le-
en
rer
en
er-
?e-
ot-
en
tot
en,
>or
i)k
iar
ere
ler
a
i.
a
e
Is
i-
le
r-
m
at
a-
et
r-
en,
eid
al
ijd
ilfs
Vlissingen (B.) Tot Herder en Leeraar van
deze Kerk is beroepen
Dr. J. van Lonkhuizen te Aarlanderveen.
Namens den Kerkeraad,
P. G. Laebnoes, Scriba.
Vergadert Woensdag 31 Januari 1906 des
avonds te 8 uur in de consistorie der Gast
huiskerk.
Bijbelinleiding: Joh. 11:144.
Napoleon Bonaparte.
Terneuzen,
9 Januari 1906.
Zoo van ganseher harte stemde ik in met het
woord van Prof. Honig in de laatste „Bazuin”,
waarin hij aanried toch niet terstond aan de
groote klok te hangen, wat op predikanten
conferenties verhandeld wordt. Wat daar als
een vraagpunt opgeworpen wordt, krjjgt voor
degenen, die buitenstaan, zoo licht het aanzien
De eerstvolgende vergadering der Classis Mid
delburg zal D. V. gehouden worden op Woens
dag 14 Febr. a.s.
Punten voor het agendum gelieve men zoo
spoedig mogelijk te zenden aan den actuarius
ds. H. Meulink.
Namens de roepende Kerk
te Arnemuiden,
J. Boeijenga, Praeses.
C. Steketee, Scriba.
Vlissingen (B.). Van B. B. Collectanten
is ontvangen f3.'‘voor het Orgelfonds.
Namens den Kerkeraad,
P. G. Laeenoes, Scriba.
De Diaconie der Geref. Kerk Middelburg A
vermeldt met dankbaarheid, dat de Winter-Col
lecte dit jaar heeft opgebracht f 180.63, en dat
van iemand die niet genoemd wenscht te wor
den f 100 voor de armen is ontvangen.
Voor de Diaconie,
P. J. de Keuijtbr.
Onder hartelijke dankbetuiging verantwoor
den we bij deze, de giften die we uit Zeeland
ontvingen. Van Mej. H. H. te Middelburg f 1;
P. K. te id. f2.50; N. N. te Anna Jacoba
Polder f 10.W. B. te Terneuzen f 2.
L. te O. V. f2.50; J. G. L. te N. f2.50 J.
M. Kz. te Goes, bijeenverzameld op een zilve
ren bruiloft, f5,50; Mevr. K. R. te M. f 1.
Geref. Kerk te Koudekerke f 2door P. G. L.
te Vlissingen van een lid der gem. f 5.en
van een ander lid f 1.samen f6.Geref.
Kerk te Nieuwerkerk (Duiveland) f3.
Behalve deze giften werden ons ook uit Zee
land nog andere giften toegezegd.
Aanvankelijk worden dus onze pogingen ge
zegend.
Toch moeten we nog veel ontvangen, zullen
we ons doel kunnen bereiken. Doch we heb
ben goede hope, dat velen met onzen toestand
bekend, ons nog wel zullen willen helpen.
Wanneer D. V. op 7 Febr. a.s. de zuster
kerk te Appelscha in behoeftige omstandigheden
haar 70ste jaardag viert, dan zullen zeker nog
wel vele Kerken en particulieren een verja-
ringsgift zenden, ook uit Zeeland, waar
kroonjaren altijd nog grooter beteekenis hebben.
Gaarne is ondergeteekende ook bereid in de
Zeeuwsche gemeenten op te treden, de ker
keraad van Appelscha gaf hem daartoe verlof,
indien hy bjj die gelegenheid voor Appelseha’s
Chr. School mag collecteeren. Doch dan natuur
lijk, met het oog op de groote reiskosten, hoe
meer beurten hoe liever.
Och, Broeders en Zustershelpt ons, opdat
ook in het donkere Appelscha, door middel
van het Christelijk Onderwas het licht van
Gods Woord worde gebracht.
Alle giften uit Zeeland zullen in dit blad
worden verantwoord.
Met vriendelijk dringende aanbeveling,
Namens het Bestuur,
P. Kostbe, Voorzitter.
Appelscha, 24 Jan. ’06.
Hoort wat my God deed ondervinden,
Wat Hij gedaan heeft aan myn geest.
’k Sloeg heilbegeerig ’t oog naar boven
Ik riep den Heer ootmoedig aan
Ik mocht met mond en hart Hem loven,
Hem, die alleen mij bij kon staan".
Een geheele ommekeer had er toen plaats.
Opgewekt kon ik nu het leven door, doch
en dit zal wel een karaktertrek van mij zijn,
die door de omstandigheden vast geworteld is,
ik had en heb nog met weinig menschen
omgang.
Zoo verliepen enkele jaren. Veel leerde ik
uit Gods Woord, dat ik nu gedurig onderzocht,
en waarvan ik vroeger hoegenaamd niets af
wist. Grietje heeft in dien tyd menig vers uit
Gods woord voor my duidelijk gemaakt. Het
gebeurde wel, dat ik een geheele week ach
tereen niet uitging, en my met het onderzoek
van Gods woord bezig hield.
Op eens scheen echter aan dien toestand een
einde gemaakt te worden.
Op zekeren dag stond op het onverwachte
voor my, myn zwager, Willem Toling, de
eenig overgebleven broeder van myne overle
den vrouw, met een jong meisje, welke hy my
voorstelde als zyne bruid.
terwijl het geven van een ie laag traktement
aan de leeraren, zeer sterk is af te keuren,
bijzondere gevallen natuurlijk uitgezonderd.
Ziedaar, Mynheer de Redakteur, in groote om
trekken en niet dan zeer vluchtig, heb ik ge
tracht een woordje mee te spreken in eene
allerbelangrijkste zaak, die wel de aandacht en
overweging waard is.
Mocht het daarheen worden geleid, dat het
eens werd ingezien dat het schadelijk werkt
aan de goede zaak, dan is myn doel ’bereikt,
en voorzeker, het overwinnen onzer zelfzucht
is de hooge en grootsche, doch zonder twijfel
zeer moeilijk te volbrengen eisch onzer christe
lijke roeping. Hoe geheel anders zou het er in
onze christelijke kringen uitzien, indien ieder
er zich op toelegde, om niet te zoeken het zyne,
maar bovenal de belangen van het Koninkrijk
Gods. Paulus klaagde er reeds over dat er zoo
weinigen aan dezen eisch hunner roeping vol
doen want zoo spreekt hy zij zoeken allen
het hunneen op die allen is Thimotheus de
eenige uitzondering.
En hiermede, Mynheer de Redakteur, eindig
ik, u tevens hartelijk dankzeggende voor de
opname dezer regelen.
Hoogachtend,
Uw Abonné,
W. Bidet.
nesburg, waaraan ook Dr. H. G. Breyer, de
directeur der voormalige mynschool, werk
zaam is.
Benoemd tot onderwijzeres aan de Christ,
school te Vlissingen, Mej. M. Verhage te
Zuidzande.
In de Johannes-stichting te Nieuwveen,
Christelijk Toevluchtsoord voor ouden van da
gen, werden aan het eind van het vorige jaar
verzorgd pl.m. 140 personen, waarvan 72 Ned.
Herv., 55 Geref. en de overigen van andere ker-
kelyke gezindten zyn.
Als nieuwe leden van het Bestuur zyn be
noemd, de heeren Prof. Dr. H. Visscher te
Utrecht en ds. J. W. Gunst, Geref. Pred. te
Woerden.
Een missionaris (zendeling) deelt mede
dat hy op den weg naar Orurotutofagosta eenen
stam Roodhuiden heeft ontdekt, die Bismarck
aanbidden, als eene godheid. Verleden jaar
was hun oogst sterk bedreigd door droogte.
Zy begonnen hunne gewone godheden te aan
bidden, doch niets hielp. Het opperhoofd der
Roodhuiden zag toen by eenen uitgeweken
pachter een portret van den ijzeren kanselier,
uitgeknipt uit een Duitsch geïllustreerd blad.
Hy vroeg den pachter hem dit te schenken.
Deze voldeed aan het verzoek. De Indianen
droegen de plaat processiegewjjs naar hunnen
tempel. Enkele uren daarna kwam een wel
doende regen hunne landerijen besproeien.
Sinds dien tjjd wordt Bismarck door de Rood
huiden aangebeden. Zy noemen hem Bimbarko
en offeren hem alle soorten kruipdieren.
zich te verbergennaast een streven om zich
op den voorgrond te stellen. De herinnering
aan onze oorspronkelijke grootheid in het meer
of minder klare besef van onze diepe vernede
ring worstelen in onze natuur om de overwin
ning. De menseh is niet geschapen voor de
verborg?nheid. Zyn bestemming is een stad op
een berg te wezen en te staan in het onbe
lemmerd gezicht van hemel en aarde. God de
aanvang en oorsprong, hy het middelpunt van
al wat geschapen is. En deze zyn oorspronke
lijke bestemming werkt nog na in de zucht,
die de menseh gevoelt om zich naar voren te
dringen.
Maar tegelijkertijd houdt een gevoel van
schaamte hem ook weer terug. Hy wil wel
aller oogen tot zich trekken, maar hy durft het
toch eigenlijk niet. Hy is er de man niet meer
voor. Hy is niet, die hy was en wezen moest.
Hij is niet meer de kroon der schepping. Hy
is een gevallen grootheid. Niet Naomi maar
Mara. Hy is verlegen met zijn figuur en achter
de vaten verscholen, is hy meer op zyn gemak,
dan wanneer hy aller oogen op zich ziet.
Dat is de schaamtede neiging van het zon
dige menschenhart om zich terug te trekken,
om zich te verbergen, uit verlegenheid over
zyn verlaging. En deze schaamte is nog een
bewys van genade, den zondaar verleendwant
de verachtelykste zondaars zyn de schaamte-
looze, die weigeren schaamrood te worden, en
hunne eere stellen in hunne schande. Zulke
menschen wekken weerzin op, en zyn verre van
de waarachtige bekeering verwijderd, die zonder
schaamte niet tot stand komen kan. Schaamte
immers onderstelt een bewustzijn van ellende
hoe meer de zondaar zyn ellende en verlaging
leert zien, des te meer neemt zyn verlegenheid
toe en wordt zyn beschaamdheid dieper.
Nadat ik myzelven ben bekend gemaakt, zegt
Efraïm, heb ik op de heup geklopt; ik ben
beschaamd, ja ook schaamrood geworden, om
dat ik de smaadheid mijner jeugd gedragen heb.
Het is dan ook de ervaring van allen, die
door Gods Woord en Geest aan zichzelven zyn
ontdekt, dat met de zelfkennis de schaamte
toeneemt, en men meer met zichzelf verlegen
wordt, naarmate men zichzelven beter leert
kennen. De menschen in het algemeen en onze
eigen persoon in het bijzonder vallen ons ge-
woonljjk niet mee, wanneer men wat meer op
de hoogte met hen komt. Wie zich menschen-
kennis vergadert, vergadert zich smarten want
de menseh vertoont gewoonlyk meer dan hy
is en wie den menseh eenigszins leert kennen,
gelijk hy is, heeft wel eenige reden te zeggen
ik schaam my, dat ik een menseh ben. Van
het goed, dat wjj doorgebracht hebben, is ver-
gelykender wyze niet veel meer overgebleven
dan een lompenpak. Waarlijk, er is wel oorzaak
om weg te schuilen, opdat onze schande niet
worde gezienen de schuchterheid, waarmede
iemand zich uit schaamte naar den achtergrond
terugtrekt, is geenszins te misprijzen.
Doch er is ook valsche schaamte. Daarover
evenwel een volgend maal. Laman.
Maar toen op zekeren dag ik in Gods woord
gelezen had want ik las toen reeds gedurig
en getrouw in den Bybel de gelijkenis van
den Farizeër en den Tollenaar, toen werd myn
oog en myn hart beide verlicht door den Hei
ligen Geest.
Toen begreep ik het woord van den Spreu
kendichter: „Goed doet geen nut ten dage
der verbolgenheid, maar de gerechtigheid redt
van den dood".
Teen zag ik, dat ik die Farizeër was, en dat
ik die Tollenaar moest worden. Ach, dat was
een moeielyken strjjd. Maar de Heere werd
my te sterk, en ik de in elk opzicht zoo ryke
Anton Sallis, werd een arm zondaar voor God.
Gods genade daalde nu af in myne ziel, en
Grietje was de eerste, die ik deelgenoot maakte
van de blijdschap, welke toen mijn hart ver
vulde. En toen hebben wy samen gezongen
„Komt maakt God met my groot
Verhoogt, verbreid met hart en stem,
Den nooit volprezen Naam van Hem,
Die ons behoedt in nood".
En aan den avond van dienzelfden dag moest
Grietje by my in de kamer komen, die ik nog
eens weer alles vertellen moest, en meer dan
eenmaal hebben we toen gezongen
„Komt, luistert toe, gij godgezinden,
Gy, die den Heer van harte vreest;
van een leerstellingin de plaats van het
vraagteeken komt zoo gemakkeljjk een uitroep-
teeken te staan. En de persoon, wien het be
treft, wordt er de dupe van er blijft in zyn
deeren meest wel iets hangen van de lucht
van het hout, waarop men ketters verbrandt.
„Die N. N. schynt toch wel met wat vreemde
waar op de markt te zyn gekomenwant het
was een gekakel onder de koopluiEn nu
zeggen ze wel, dat het niets te beteekenen had
maar wy denken er het onze van." Zoo gaat
het gewoonlyk. Men wrijft gemakkelyker
iemand iets aan, dan dat men hem weer ge
heel zal schoonwrijven.
Intusschen komt het bewuste referaat in het
licht, en dan kan ieder er over oordeelen. Maar
de onaangename geschiedenis mane tot voor
zichtigheid. De gemeente heeft gelyk, dat ze
bewaart en bewaakt het pand der leer. Doch
de theologen moeten in engeren kring ook
vrijuit van gedachten kunnen wisselen, zonder
gevaar te loopen van Dollard tot Schelde op
de tong te komen. Het verdient dan ook wel
overweging, wat Prof. Honig in het midden
heeft gebracht, de conferenties van predikanten
het karakter te geven van een gesloten ver
gadering. De vrees van misverstaan te worden
in wyder kring is vaak een belemmering voor
de vrije uiting van meeningen. Laman.
DRIETAL
te Burumds. S. Groeneveld van Winsum-
Obergum
ds. J. van Loo van Winsum (Fr.) en
de. A. Nawyn van Oosterbierum.
BEROEPEN
van Katwijk a/d Ryn
van Lonkhuyzen van
Aarlanderveen
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Hooggeachte Redacteur
Toen ik u myn stukje schreef, door u opge
nomen in uw blad van 15 Dec. jl., lag my niet
alleen op het hart, wat ik aangaande het Christe
lijk Onderwijs aan uwe geëerde aandacht
wenschte te onderwerpen, maar ook nog andere
zaken, die niet minder de uitbreiding van het
Koninkrijk Gods op aarde bedoelen. Deze rege
len zouden u reeds vroeger zyn toegekomen,
had niet een fout van myne zijde hierin ver
traging gebracht. Intusschen zag ik my ge
noodzaakt, den heer Jansen van antwoord te
dienen, zoodat dus nu pas de weg voor my
openligt, nogmaals voor het onderstaande eenige
plaatsruimte in uw geëerd blad te vragen.
Het ligt my nog versch in het geheugen,
hoe op de jongste Zendings-Conferentie, hier te
Terneuzen gehouden, door een der redenaars,
na een kort woord van inleiding, de opmerking
werd gemaakt, hoe op het gebied der Zending
steeds naar eenheid werd gestreefd, zoodat byv.
Hervormden en Gereformeerden, supralapsariers
en infralapsaristen, A. en B.-broeders, voor-
werpelyken en onderwerpelyken, met elkander
broederlijk omgingen en als om stryd trachtten
in praktijk te brengen des Heilands woorden
Beginnende van Jeruzalem.
Ik herinner mij nog levendig hoe over dit
schoone onderwerp, de eene gedachte na de
andere, met een van ijver trillende stem, over
des referents lippen rolden, en het zal wel geen
betoog behoeven dat deze rede, die met stille
aandacht werd aangehoord, algemeene goed
keuring wegdroeg, zoodat het zelfs, iudien ik
my niet vergis, het bestuur onzer Zendings-
vereeniging aanleiding gaf nader met dezen
gevierden spreker kennis te maken.
Wy hadden dan ook het voorrecht, enkele
maanden na dato, wederom een gloedvolle rede
aan te hooren met de hoofdgedachtePaulus
op den Areopagus.
In dit ernstige en met klem uitgesprokene
woord, werd ons het werk der zending van den
grooten heiden-Apostel voorgestelden in
levendige kleuren schilderde de redenaar „de
plaats”, waar de mannen van Athene samen
kwamen, om wat nieuws te hooren of te zeggen.
Ik twijfel dan ook niet of het bestuur onzer
Zendingsvereeniging zal wel by monde van
haren voorzitter den spreker hartelyk dank
hebben gezegd. Maar, Mynheer de Redakteur,
(en hier komt weer het kardinale punt) wat
viel het mij, en meer anderen tegen, toen bjj
de daaropvolgende Jaarvergadering onzer Zen
dingsvereeniging, de penningmeester een post
van uitgaaf voorlas, dien ik noch in het prak
tijk brengen van „te Beginnen van Jeruzalem,
no<*h op den Areopagus”, hoe ik ook zocht,
ooit heb kunnen vinden.
Zie, Mijnheer de Redakteur, hoe schoon zou
het geweest zjjn, met het oog op de extra
collecte voor de Zending, dat bovengenoemde
post van uitgaaf door den penningmeester nooit
zou zyn geboekt geweest. Het lust my niet,
Geachte Redacteur, nog verder uit te weiden
over dergelyke zaken, hoewel my op het gebied
der Christelijke Jongelings-vereenigingen nog
stof genoeg overblyft. Het smart my te moeten
hooren, van mannen die het weten kunnen, dat
in de laatste jaren, deze manier van zich geld
te laten welgevallen, of rechtaf te vragen, voor
de dingen die tot uitbreiding van het Konink
rijk Gods op aarde behooren, hoe langer hoe
meer op den voorgrond treedt.
Inderdaad, zoo hoor ik my toeroepen, deze
rede is hard en getuigt van eenzijdigheid, want
ook de besturen der verschillende vereenigingen
hebben schuld, alsmede de soms te lage trakte
menten die dergelyke dingen in het leven
roepen, en het is waar, maar men wete dan
dat door my en anderen èn ter plaatse waar
het behoort, èn in particuliere gesprekken, hun
de onverantwoordelijkheid, van het omspringen
met de collecten is onder het oog gebracht,
van Gouda.
Koudekerk a/d Ryn dhr. Huizing, cand.
N. Pekela.
BEDANKT
voor Sauwerd, ’s Gravenmoer, en Scherpenzeel
dhr. Huizing, cand. N. Pekela.
voor Ouderkerk a/d IJselds. van Kasteel van
Oppenhuizen.
Ds. H. de Bruin, dienaar des Woords
by de Geref. Kerk te Oud-Loosdrecht, die het
beroep aannam naar de Geref. Kerk te En
schede, hoopt 28 Januari afscheid van zyne ge
meente te nemen en 4 Februari intrede te doen
te Enschede, na bevestigd te zyn door ds. E.
Prinsen, aldaar.
Aan de Vrye Universiteit, te Amster
dam, slaagde voor het candidaats-examen in
de theologie, de heer J. M. de Jong.
In een algemeene vergadering der Geref.
Gymnasiumvereeniging, gisteren te Groningen
gehouden, waar gesproken werd ov'er de even-
tueele verplaatsing van het Gymnasium van
Kampen naar Groningen, werd besloten om
trent eenige zaken betreffende deze verplaat
sing een nader onderzoek in te stellen.
Dr. H. Reinink, vroeger Leeraar aan de
Theol. School te Kampen, later rector van het
Staatsgymnasium, terwijl hij gedurende de
laatste jaren aan de Eendrachtsehool te Pre
toria als docent in de oude talen verbonden
was, is door het Gouvernement tot docent be
noemd aan het Technisch Instituut te Johan-