Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Bs. H W. LAMAN en Ds. A. LITTOOU.
Vrijdag 12 Januari 1906.
No. 29.
3e Jaargang.
UIT HET WOORD.
Drukker-Uiigever
A.
Bouma.
VARIA.
70 cent.
3 cent.
r
r
r
s
s
I
tt
it
it
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
n
t,
it
'e
a
it
i-
>t
it
4
g
g
r.
t.
It
e
P
P
e
e
n
n
r.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
zich bewust worden, van hetgeen in den raad
des vredes, of, m. a. w., in het verbond der
verlossing, mitsdien van eeuwigheid heeft
plaats gehad. Naar ik meen, werkt de Heilige
Geest door het Evangelie het bewustzijn van
onze rechtvaardiging, krachtens de toerekening
van Christus gerechtigheid in ons, als wij en
naarmate wij gelooven, dat is, als ea naarmate
wij Christus en al Zyne weldaden aannemen”.
Dit aannemen nu geschiedt, zooals voor de
hand ligt, door de geloofsdaden. Doch deze
geloofswerkzaamheid kan er alleen zyn, als het
„oprechte geloof8, d. i. het geloofsleven en
mitsdien het geloofsvermogen, door den Heili
gen Geest ons is ingestort, m. a. w. als wy, daar
wy dood zjjn, door de zonde en de misdaden,
gelijk de ent in den stam, Christus zjjn inge-
Ijjfd. Ja, als wij medelevend gemaakt zyn,
met Christus, en Hy, door het geloof, in onze
DE WEG TOT HET DOEL.
En gij weet, dat Hij geopenbaard is,
opdat Hij onze zonden zou wegnemen
en geen zonde is in Hem,
1 Joh. 35.
Aan Johannes voeten willen wjj ons neder
zetten, ver van het woelige en bedrijvige leven,
om te beluisteren en te overdenken, wat hy
ons zeggen zal betreffende het doel van Jezus’
komst. Welnu leest, wat hy schryftGy weet,
dat Hy geopenbaard is. Hier staan wy even
stil. Kort is deze uitdrukking, maar zy houdt
veel in. Wy mogen er wel rekening mede
houden, want zy kan ons geloofsbewustzijn
verhelderen, en onze liefde aanwakkeren. Ik
weet wel, dat het niet gemakkelyk is haar te
verstaan, maar onze moeite zal rykelyk beloond
worden. Niet, dat ik my voorstel, dat wy haar
tot op den bodem zullen peilen eerder zouden
wy kunnen afdalen tot de diepten des afgronds
en opklimmen tot de hoogten der hemelen.
Neen, van doorgronden is hier geene sprake.
Ook hier kunnen wy zeggen
,Met begrijpen zal ’t niet gaan,
Gryp het onbegrepen aan.“
Al dadelijk valt het ons op, dat hier niet
staatHij heeft geleefd. Zoo zouden wy schry -
ven, als het gold een mensch van gelyke be
weging als wy. Zelfs wordt er niet gezegd
Hy is gekomen, gelyk dit wel op andere plaat
sen geschiedt. Maar bepaaldelijkHy is ge
openbaard. Dit is ook nog wat anders, dan
wanneer er stond, dat Hy geopenbaard heeft.
O zeker, dit mogen wjj ook zeggen, want Hy
is het, die ons den Vader geopenbaard en het
eeuwige leven aan bet licht gebracht heeft.
Van lieverlede waren de wolken, welke voor
ons den Vader verbergden, dunner geworden,
totdat eindelijk by Zyne komst de laatste neve
len vluchtten. Die My gezien heeft, die heeft
den vader gezien, kon Hy zeggen zonder dat
Hy zich aan eenige grootspraak schuldig
maakte. Hier evenwel vestigt de Apostel er
de aandacht op, dat Hy, Hy zelf geopenbaard
is. Wat geopenbaard wordt, bestond vóór het
aan het licht trad, zoodat wy allereerst ge
waarschuwd worden tegen de meening, alsof
de Christus pas by de geboorte het aanzyn
heeft ontvangen. Voor Zjjne geboorte derhalve
bestond Hy, maar toen was Hij nog niet ge
openbaard Hy was wel aanwezig, maar nog
niet verschenen. Wjj verstaan dit nog duide
lijker, als wy ons slechts herinneren, dat deze
zelfde schrijver in zyn Evangelie verklaart:
In den beginne was het Woord, en het Woord
was by God en het Woord was God. Hy, die
de weg, en de waarheid en het leven is, heeft
noch begin noch eindeHy is het afschijnsel
van ’s vaders heerlijkheid en het uitgedrukte
beeld zyner zelfstandigheid, en daarom mogen
wy ook tot Hem zeggen: Heere, gy zyt ons
geweest eene toevlucht van geslacht tot ge
slacht. Eer de bergen geboren waren en Gy
de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja
van eeuwigheid tot eeuwigheid zyt gy God.
Zyne geboorte is niet het begin Zyns levens,
maar het oogenblik, waarop Hy vleesch ge
worden is om onder ons te wonen, opdat men-
schen Zyne heerlijkheid zouden zien, eene heer
lijkheid als des Eengeborenen des Vaders, vol
van genade en waarheid. Om deze reden zyn
dan ook allen zoo verkeerd uitgekomen, die
eene geschiedenis van Jezus’ leven willende
hebben, begonnen by het verhaal van Zyne
geboorte. Het is goed, dat wy staan rondom
de kribbe van Bethlehems stal en het kindeke,
dat gewikkeld in doeken daarin nederlag, be
schouwen, maar dit aanschouwen leidt eerst
tot aanbidding, wanneer wij het doen by het
licht, dat Johannes er op vallen laat, wanneer
„Wel Eerwaarde Heer!
Zedert eenige tydt hebbe ik gehoort, en
uit zommige Schriften nader gezien, wat
hooggaande twisten ’er gerezen zyn in de
Walcherse Kerk en Classis, over den ar
tikel der RegtvaardigingInzonderheid
ben ik zeer in het onzekere gebragt door
eenige gerugten en passagien in uitgekome
Schriften, nopens het gene men te Mid
delburg leerde terwjjl men van den eenen
kant scheen te debiteren, dat alle de
Middelburgse Predikanten met elkanderen
volkomen eenstemmig waren, en op den
Predikstoel, als anderzins, de gedagten
van Ds. Brabe veroordeelden, terwjjl egter
dit zelve wederom van eene andere zijde
volstrekt wordt tegengesproken onder
anderen, Wel Eerw. Heer, wordt uw naam
genoemdt onder die gene, die met Ds. van
der Sloot geensins zouden instemmen.
Konde nu U Wel Eerw., (om ons alhier
uit den droom te helpen,) goedvinden, my
eenvoudig te doen weten, wat dezelve
predikte, en
waarheidt,
gevoelde over deze grondt-
zoo zoude U Wel Eerw. my
grootelyk verpligten, die, verlof van deze
vrypostigheid gevraagt hebbende, zig on-
derschryvt na heilbede”.
Ds. Nieuwland.
’s Hage, den 2 Juli 1760.
Uit den langen brief, die door Wilhelmius
hierop is geschreven, bljjkt ontegenzeggeljjk
dat hjj het met Ds. Brahe, Comrie en Holtsius
en niet met de oppositie van Ds. v. d. Sloot
eens was. Maar ook bljjkt er uit, dat er ook
in die dagen waren, die de dadelijke persoon
lijke rechtvaardiging, de rechtvaardiging- dus
die in den tyd geschiedt, te zeer als een louter
harten woont.
Dit geschiedt, door en by de krachtdadige,
onwederstaanbare roeping, in de ure der minne.
Met onze ouden geloof ik, zoowel met het oog
op Christus als op Adam, aan eene directe of
rechtstreeksche en aan eene indirecte of mid-
delyke toerekening, d. i. aan eene toerekening
door geboorte. De natuurlijke geboorte is,
tengevolge van de directe toerekening eene
diep-zondige, en onze dadelijke staat en toe
stand dus eene doem- en vloekwaardige. Van
nature zyn wy kinderen des toorns. Maar
geheel dienovereenkomstig is het, dat wy,
tengevolge van de directe toerekening van
Christus borgtocht in het verbond der verlos
sing, in de ure der minne uit Hem geboren
worden en Zyn leven ontvangen.
De dadelijke, persoonlijke verhouding, waarin
wy dan en daardoor tot den hoogsten Rechter
staan, is dan eene geheel andere geworden, als
zy van nature is en was. Wat wy naar de
verordineering en den raad Gods in ons ver-
bondshoofd Christus waren en hadden, wordt
door geboorte uit Hem dan in ons verwezen
lijkt, ons toegepast en geschonken. De dade
lijke, persoonlijke rechtvaardiging, de recht
vaardiging in den tyd heeft dan byname
plaats. Geschiedt dat overgebracht worden
van Adam in Christus in de prille jeugd, dan
kan uit den aard der zaak van een zichzelf
bewust worden der rechtvaardiging nog geen
sprake zyn. Sterven deze in Christus wederom
geborenen in die prille jeugd dan gaan ze, als
ook dadelyk en persoonlijk gerechtvaardigden
naar den hemel. Deze weldaad wordt aan
allen geschonken vóór zy sterven en in den
hemel worden opgenomen. Bestaat, hetgeen
ook Comrie en Holtsius de rechtvaardiging in
den tyd, de dadelijke en persoonlijke hebben
genoemd, louter in het zich bewust worden
van de rechtvaardiging in de eeuwigheid, dan
hebben de evengenoemde kinderen de per
soonlijke en dadelijke rechtvaardiging niet
ontvangen, omreden dat bewustzijn in de aller
prilste jeugd nog niet aanwezig is. Maar is
het niet zoo, dat wy kunnen en mogen zeggen,
dat niemand, dus ook geen kinderen, in den
hemel worden opgenomen, zonder eerst, en wel
in het leven, in die omgekeerde, gewenschte
verhouding tot God te zijn gekomen? Niet
als kinderen des toorns immers, maar in den
staat en toestand der met God verzoenden
worden zy, nietwaar, vóór hun sterven gebracht
Maar het bewustzijn van gerechtvaardigd te
zyn in de vierschaar van het geweten, dat toch
alleen door te geloocew verkregen wordt, zyn
zy in die prille jeugd niet deelachtig geworden.
Doch de dadelijke, persoonlijke rechtvaardiging
wèl, doordat zy en toen zy van Adam in
Christus werden overgebracht. Dat behoort
immers tot de uit roering van het vonnis dat
geslagen was. Alleen in Christus toch is de
hoogste Rechter ons een verzoend God
De Rechtvaardiging.
V.
Wilhelmus Wilhelmius, Phil. Doctor en
predikant te Middelburg leefde en predikte
toen Ds. Brahe te Vlissingen stond en Ds. van
der Sloot te Middelburg tegen Ds. Brahe den
strijd aanbond over de leer der rechtvaardi
ging eens zondaars voor God. Den brief van
Wilhelmius, waaruit ik straks wat overneem,
is geschreven op verzoek van Petrus Nieuw
land, predikant te ’s Hage. Uit den brief van
laatstgenoemde blijkt ons by vernieuwing dat
er in dien tyd in de Classes Walcheren heel
wat te doen was over bovengenoemde leer.
Ds. Nieuwland toch schryft aan Ds. Wil
helmius:
wy in gedachtenis houden, dat Hy ons ge
openbaard is in onze menschelyke natuur.
Waar wy\ons hoeden voor de eene klip,
daar mogen Xvy evenmin stranden op eene
andere. By de ’geboorte hebben wy niet te zien
een begin des/levens, maar wy mogen ook niet
denken, dat/aldaar een aflegging van vroeger
leven plaats gehad heeft. Wel is Christus van
den Vader uitgegaan, wel heeft Hy den hemel
der heerlykheid verlaten, wel ging Hy by de
vleeschwording over in den staat der vernede
ring, maar dat wil niet zeggen, dat Hy daar
mede ophield de Zoon van God te zyn, dat de
betrekking, waarin Hy tot den Vader stond
opgeheven werd, neen, Hy bleef ook nu, wat
Hy was, en uit dien hoofde staat er zoo schoon
Niemand heeft ooit God gezien, dan de Eenig-
geborene, die in den schoot des Vaders is, die
heeft Hem ons verklaard.
Bovendien mogen wy ons wel herinneren,
dat er tusschen Hem en onze wereld eene
eigenaardige verhouding bestond, want Hij is
het begin der schepping Gods, de Eerstge
borene aller creaturen. En wanneer wy weten
willen, wat dit beteekent, dan doen wy goed
er op te letten, dat de Evangelist ons toe
roept: alle dingen zyn door den Logos ge
worden, en zonder Hem is geen ding geworden,
dat geworden is. De Schepping is alzoo van
Hem uitgegaan, en nu is het waar, dat zy
door de zonde onder den vloek is gekomen,
en wij weten, dat deze vloek een scheidende
en verdervende macht is, maar toch was de
wereld nog niet uiteengevallen, zy was nog
een éénheid gebleven, ook al waren alle levens
verhoudingen vervalscht. Hy kwam alzoo niet
tot eene wereld, welke Hem vreemd was, en
met welke Hy nooit iets gemeen had gehad.
Zy was door Hem in het aanzyn geroepen,
door Hem was zy versierd. Achter zyne open
baring ligt dus het wonderfeit, dat door Hem
alle dingen geschapen zyn, die in de hemelen
en die op de aarde zyn, die zienlijk en die
onzienlyk zyn, hetzy troonen, hetzy heerschap
pijen, hetzy overheden, hetzy machtenalle
dingen zyn door Hem en tot Hem geschapen.
En Hy is vóór alle dingen en alle dingen
bestaan te zamen door Hem.
In deze zyne wereld is Hy geopenbaard.
Doch ook hier past de noodige omzichtigheid.
In vroegere eeuwen was Hy wel eens versche
nen, had Hy zich wel eens vertoond, maar dat
was iets van voorbygaanden aard. Het ging
alles zeer vluchtig in zyn werk, het was een
lichtstraal, die even onzen nacht verhelderde,
maar daarna keerde de duisternis terug in nog
meer tastbaren vorm als ’t ware. Zulke ver
schijningen brachten ons geen duurzame hulp,
deden den nacht niet vlieden, brachten niet
het licht, dat wy behoefden. Ware hetdaarbjj
gebleven, wy zouden de duisternis, waarin ons
geslacht verzonken lag, des te dieper hebben
gevoeld. Maar in de volheid des tijds ver
schijnt hy niet, om weder te verdwijnen, neen
Hij is geopenbaard. Volkomen en volledig?
Ach hoe zou dit kunnen. Als Hy zich ver
toond had in de heerlijkheid, welke Hy by
den Vader had van vóór de grondlegging der
wereld, meent gy, dat wy dit zouden hebben
kunnen dragen? Er was geen denken aan.
Het zou ons verblind hebben. Plaats eens
iemand, die pas hersteld is van eene zware
oogziekte in het vollle middaglicht, zal hy er
baat van hebben, zal het heilzaam voor hem
zyn Integendeel, het zal zyn oog verderven,
hy moet het licht getemperd genieten en eerst
langzamerhand zal zyn gezicht weer gewoon
raken aan het licht. Of anders stel het u zoo
voor. Gedurende een nacht, die zeer donker is,
komt er onweder opzetten, en niet lang duurt
het of felle bliksemschichten verlichten de aarde.
Kunt gij dit licht zien en nauwkeurig onder-
D. LITTOOU Az.
MIDDELBURG.
scheiden Immers neen, zulk licht verblindt u.—
Wy zouden er dan ook niets aan gehad heb
ben, als ons de gloed van de ongeschapen
heerlijkheid getoond was zonder dat zy getem-
nerd was, en daarom mogen wij het wel als
eene groote genade waardeeren, dat dit licht
ons opgegaan is, omhuld door onze mensche-
lyke natuur. Deze was het kleed, waarachter
het wegschool, en toch konden ook by oogen-
blikken de stralen er voldoende doorbreken om
onze duisternis te verhelderen. De openbaring
was zoo duidelijk, dat de Apostelen vol ver
wondering konden uitroepenWy hebben Zyne
heerlijkheid aanschouwd, eene heerlijkheid als
des Eengeborenen des Vaders, en zy was in
ander opzicht zoo onvolledig, dat zy de be
geerte wekt om Hem eens te mogen zien, gelyk
Hy waarlyk is. Daarom is het zoo troostrijk
voor hen, wier ziel van verlangen schier be
zwijken kan om Hem in Zyne onvergankelijke
glorie te zien, dat zij zingen kunnen Hy komt,
Hy komt om de aard te richten.
Is dit ook uwe hoop
V
I
i
t
L.
tl
I
i
i
1
1
r
;e
l,
e
,r
g
ir
ir
I»
Zeeuwsch Kerkblad
■f