t e Lama». Kerk- en Schoolnieuws. J. P. Tazelaae. UTT HET LEVET. is Is Is 1 1 INGEZONDEN STUKKEN. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) er rs re rs, 3D 3D ils te lg or ie n, in et id Js in gt it, et e- m m et ns ie e- er b- es 3n se i- le h- e g 1. Bt Ie >r n >r n Door den Kerkeraad der Geref. Kerk van Amsterdam zijn in zjjn laatste vergadering benoemd tot leden van den Raad van Toezicht over het hospitaal te Jogja ds. Bakker, ds. Rujjssenaers, ds. Netelenbos en de heeren Zuidema en Koelewjjn. De leden der Geref. Kerk te Oude- en Nieuwehorne, die tot dusverre bjj Mildam be hoorden, zjjn tot zelfstandige kerkformatie overgegaan. De classis Zierikzee zond aan de classes van de Geref. kerken het bericht dat ds. Esselink, destijds predikant te Zierikzee, door haar weer beroepbaar is verklaard. Aan het begin. Waarom gij en ik, mjjn waarde lezer, den nieuwen jaarkring mochten binnentreden, en Zondag 18 Febr. a. s. hoopt ds. J. Meijer, van Zalt-Bommel, zijn intrede te doen bij de Geref. Kerk te Bierum. In het Kerkblad, officieel orgaan van de Geref. Kerken in Nederland, komt de volgende droeve mededeeling voor: De Raad der Gereformeerde Kerk te Zaan dam (B) geeft kennis aan de Gereformeerde Kerken in Nederland, dat hjj in gecombineerde vergadering met den Raad der Gereformeerde Kerk te Zaandam (A) tot zijn diep leedwezen het besluit heeft moeten nemen om zijnen emeritus-Dienaar, Ds. J. H. Feringa, wegens ernstige overtreding van het Vilde gebod voorloopig te schorsen naar artt. 79 en 80 der Dordtsche kerkenorde, terwjjl hjj bovendien besloot aan de e. k. vergadering der Classe Haarlem voor te stellen, dat deze Dienaar vol gens genoemde artikelen worde afgezet*. Door tusschenkomst van ds. C. Linde boom is, naar De Bazuin meldt, „van een lid der gemeente te Apeldoorn”, een bankbiljet van f 200 bij Prof. Lindeboom te Kampen ingekomen. Volgens bijgaande aanwijzing moet deze „Kerstgave" aldus worden verdeeldf 100 voor de Theol. School en f 100 voor het Studiefonds der Theol. School. anderen in het afgeloopenjaar werden ter ruste I gelegd, is een vraag, die geen bevredigend antwoord ontvangt, of het moest dit wezen het heeft Gode behaagd Menschen, die veel sterker en jonger waren dan wjjmenschen met veel meer talenten en I gavenmenschen, die veel minder konden wor den gemist, zjjn uitgeleid naar het graf. En zoo menig zwak en oud en sukkelend I mensch werd gespaardzoo menigeen, die een plaag voor zjjn omgeving iszoo menigeen, van wien een verderfeljjken invloed uitgaatI zoo menig onaangenaam menschze bleven in het leven. Indien wij over leven en dood te beschikken I hadden, de beminnelijke, nuttige, rjjk begaafde menschen bereikten gewis een hoogen ouder- I domen de onpleizierige, stekelachtige lieden I waren zeker het eerst aan de beurt om te sterven. Maar de beschikking berust, gelukkig, in de handen van Goden Hjj mengt de soorten op een goede wjjze dooreen. Hij neemt niet al de I goeden weg en laat niet enkel de kwaden over, I want dan werd het leven op aarde een helI doch Hjj verwijdert ook niet enkel de kwaden 1 en spaart niet enkel de goeden, want dan ge leek het aardsche leven te veel op een hemel. We dienen het leven te nemen zooals het is, en de Heere verleene maar een iegelijk onzer genade om in dat leven onze roeping te ver vullen Hem tot eere en heerlijkheid. Daar is veel -verdriet en teleurstelling, waar voor we bewaard zouden bljjven, indien we ons niet doorgaans een verkeerde voorstelling vorm den van het leven, We zouden er wel een I pleiziertocht van willen maken, en alles zou dan moeten samen werken om ons genoegen te doen. We zouden willen, dat we behandeld werden I als gasten, wien men het verblijf zoo aange- I naam mogeljjk maakt. Maar we zjjn geen gas ten, we zjjn dienstknechten het zware werk rust I op ons. Het leven is geen pleizierreishet is een worstelingde mensch heeft een strijd op aarde. Wat zouden we er beter aan toe zjjn, indien we daar altjjd diep van doordrongen waren indien het besef van onze roeping ons immer I vervuldeWat zouden we minder tijd en ge legenheid vinden om te klagen over de onvol maaktheid van anderen, indien we meer aan dacht schonken aan hetgeen van ons wordt verwacht! Wat zouden we meer waardeering en achting hebben voor den naaste, indien we dieper gevoelden, hoezeer wjj zelf te kort schie ten in de volbrenging van de taak, die ons opgelegd is. De opmerking is eens gemaakt, dat de be- I kwaamste menschen het gemakkeljjkst zjjn te I voldoen, en dat er geen lastige lieden zijn dan onder degenen, die zelf het onvruchtbaarst zjjn. En deze opmerking is niet ver bezjjden de waarheid. De kritiek is gemakkeljjk, de kunst moeilijk. De vrijzinnige meerderheid is tegen woordig aardig bezig dit spreekwoord te illu- I streeren. Wjj staan nu weer aan het begin. Er rust een roeping op ons. Van Godswege. Op ieder in het bijzonder. Op allen samen. Op den man I en op de vrouw. Op de ouders en op de kin- I deren. Op den dienstknecht en op den macht hebber. Op arm en rjjk. Een roeping, die we nog niet half genoeg verstaan, maar die we toch kunnen leeren verstaan, indien we met I de bede genaken tot den Heere, die over ons I te gebieden heeft en ook eens ons tot verant woording zal roepen, indien we tot Hem ge- I naken met de bedeHeere, wat wilt Gjj, dat I ik doen zal, en hoe zal ik het doen? Indien wjj ons biddend tot Hem wenden, I dan zal Hjj ons onderwijzen door Zjjn Woord 1 en verlichten door Zjjn Geest, opdat wjj den weg verstaan, dien Hjj wil, dat wjj bewan delen. Zijn heilig Woord is een vraagbaak, I waarin wjj wel niet voor ieder bijzonder geval een voorschrift vinden, maar waarin toch de lijnen der gerechtigheid getrokken zjjn, waar langs wjj ons in ons leven bewegen moeten om Hem welbehageljjk te wandelen. Op wat klare en duidelijke wjjze omschrijft de Bjjbel de roeping van den man tegenover de vrouw en van de vrouw tegenover den man de roeping van ouders en kinderenvan meesters en knechtenvan machthebbers en onderdanenvan rijken en armen. Een kind kan het verstaan. De vele levenskwesties zou- I den zoo ingewikkeld niet zjjn, indien wjj ze niet ingewikkeld maakten. We zouden een heel eind vorderen met het ontwarren van het verwarde kluwen der maatschappelijke verhou dingen, indien we eens hoofd voor hoofd met meer ernst dan tot nog toe beginnen te trachten ons eigen leven te richten naar de eenvoudige voorschriften van Gods Woord. Wat zal het baten, of wjj de schare al lasten opleggen, en we raken ze zelf met den vinger niet aan. Jeruzalems muren verrijzen nooit, als we klagen bjj de puinhoopen, maar we Hooggeachte Redacteur Gelieve mij voor onderstaand stukje een plaats in Uw blad te verleenen. Daar heb je de poppen al aan ’t dansen met je geschrijf in de krant. Zoo kwam mijn vriend mjj jl. Zaterdag, toen ik thuis kwam, tegen, en onder een stortvloed van woorden eindigde hjj metGe zjjt daar wat begonnen, mannetje. Eerljjk gezegd, Mjjnheer de Redacteur, krabde ik mij in de haren, en stond ik te zien, toen ik niemand minder voor mjj zag, dan den heer Jansen, iemand die gewoon is de pen te han- teeren. Het is dan ook met een zekere beschroomd heid, dat ik het durf onderwinden, den geach- ten schrjjver van antwoord te dienen. Ik begin met den heer Jansen mjjn oprech ten dank te betuigen voor de mededeeling, dat ook hem gevallen bekend zjjn waarin een re denaar, voor zjjn optreden in het belang eener goede zaak, 25 gld. vroeg aan een arme ver- eeniging, er bjjvoegende, daarover is meerma len op afkeurenswaardige wijze gesproken. Voor ieder is het nu duidelijk, dat de heer Jansen zoo iets afkeurt. Toch word ik beschuldigd van overdrijving, omdat ik schreef: het is niet betameljjk voor dergeljjke dingen boven de eigengemaakte kosten, geld te willen aanvaarden. Deze be schuldiging is mjj niet duidelijkimmers toch de heer Jansen doet niets minder dan, de nuch tere feiten, nog met bovengenoemde mededee ling vermeerderen en met mjj afkeuren. Het oordeel den lezer. Met deskundigen heb ik bedoeld, mannen, die kennis hebben van het maken van statuten en reglementen, die voor het oprichten van scholen noodig zjjnin den regel hoofden van scholen. Wist de heer Jansen niet, dat die ook niet vies zjjn van een briefje van 25 gld. dus tamelijk duur betaalden arbeid dan bestaat hier gelegenheid zjjn kennis op dit gebied te verrijken. Hoe heb ik het nu, Mjjnheer de Redacteur zoo roept de heer Jansen triomfantelijk uit Is het christelijk onderwijs soms een zaak ge worden van christelijke philantropie, of be hoort het tot de taak der ouders Ik antwoord voorzeker der ouders, maar hier schjjnt de heer Jansen te vergeten, dat het suppletiefonds een werk van barmhartigheid is, om ouders die gansch niet, of gedeeltelijk betalen kunnen, te helpen, dus philantropie, waar de briefjes van 25 gld. goed te pas komen. Over het pleit dat nu de heer Jansen op zich neemt voor de schoenpassende predikanten want daarvoor heb ik geschreven zooals bjj huisbezoek, het stad en land afreizen voor propaganda, het opwekken van tragen en lau- wen, alsmede het verplicht zjjn, om zich gratis beschikbaar te stellen voor een Unierede, het betalen van contributie, schoolgelden, en dat bjj hun veeltjjds lage traktementen, dikwjjls op de lijst voor collecten bovenaan staan ter aanbeveling over dat alles, behoef ik met den heer Jansen niet van gedachten te wisselen, aangezien het niet op mjjn weg ligt met hem I hierover te debatteeren. Het komt mij dan ook onverklaarbaar voor, hoe de heer Jansen het in het hoofd gekregen heeft, om als advocaat voor de predikanten op te tredenwees gerust mjjn vriend, de verde diging voor hen is in goede handen. Wat de heer Jansen als ervaring geleerd heeft voor de in mijn buurt zjjnde finantieel tobbende school, die als ik goed begrepen heb, zjjn eigen school is, en waarvoor zoowel her-’- vormde als gereformeerde predikanten gratis optreden, nog een enkel woord. Het moet den I heer Jansen weldadig hebben aangedaan, toen genen, die God niet kennen, die het Evangelie I van onzen Heere Jezus Christus niet gehoor- I zaam zjjn geweest. Als gij nu, bjj het licht dezer ernstige ver maning, den toestand der gemeente in onzen tjjd beschouwt, hoe droevig is het dan gesteld. Hoevelen betoonen duidelijk, dat het hun geen ernst is met de middelen der genade. Zjj nemen in huis gedurig den Bjjbel ter hand, maar ne men hem nooit ter hartezjj hooren de predi king des Woords, maar keeren er niet tot zich zei ven mede in. Wordt het geweten ook al I eens geschokt, het hart wordt toch niet ver ontrust, zoodat zjj worden uitgedreven, om te smeeken om genade en ontferming. Bedenk het toch wel lezer, al zoudt gij alles- zins godsdienstig zjjn, al kendet ge Gods Woord van buiten, al waart ge nog zoo stipt op de uiterlijke plichten, zoo het in u niet komt tot I het oprechte geloof in Christus, ge zult het oordeel Gods niet ontvliedenOm verloren te I gaan denk het u toch ernstig in behoeft ge slechts te bljjven, die ge zjjtgjj hebt alleen stil te zitten, of met den stroom meê af te drjjven, en, eer ge er aan denkt, is de tijd der I genade voorbjj en uw lot voor eeuwig beslist. I Dan zal elke prediking des Evangelies, die ge veronachtzaamd hebt, elke vermaning, die uit Gods Woord tot u kwam, maar door u in den wind geslagen werd, schrikkelijk tegen u ge tuigen. Uw geopende consciëntie zal zjjn als een hamer, die geweldig bonstals een scherpe prikkel, die uw beangst gemoed schrikkelijk openrjjt. Er is vooral in onzen tjjd, waarin het onge loof al stouter optreedt, zooveel gevaar, om aan deze zonde zich schuldig te maken. Gevaar om met een uiterlijke toestemming, of met een bloot Ijjdelijke mee te gaan met een vormelijken godsdienst tevreden te zjjn en alzoo zich zelf voor de eeuwigheid te bedriegen Indien gjj ook tot deze ongelukkigen behoort lezer, moge de Heere dan, als bjj Lydia, uw hart openen, opdat ge in ernst en met oprecht heid leerdet acht geven, op wat u van sabbat tot sabbat wordt verkondigdopdat gjj door den Heiligen Geest ontdekt zjjnde aan de mis leiding, waarin ge leeft, aan het gevaar, datu bedreigt, van ganscher harte den Heere Jezus leerdet zoeken tot uwe redding en zaligheid. Doch deze zonde komt ook nog voor bij ’s Heeren volk, dat toch reeds aanvankelijk leerde achtnemen op het Evangelie der zaligheid, en wier ziel in geloof en gebed ernstig werkzaam er mede werd. De geloovigen nemen vaak niet ernstig in acht, dat de zaligheid in Christus zóó groot, zóó heerljjk is. Zjj denken menigmaal nog zoo klein over de uitnemend groote genade Gods. Immers, die zaligheid is zóó groot, dat het Jezus alleen, Jezus altijd, Jezus alles moet zijn, en hoe dikwjjls worstelen zjj zich moede en tobben zjj zich af, om in eigen gerechtig heid nog eenige sterkte te zoeken. Dit is een groote zonde, die Christus tot diepe smart, en hun zelven tot ernstige schade is. Hoe komt heV dat menig discipel van Jezus zoo weinig vrede en bljjdschap geniet? ’tls wjjl hjj niet ernstig acht nam op de groote zaligheid, die op Golgotha is verworven. Wie ook maar iets leerde kennen van de alles over treffende heerlijkheid van het heil in Christus, stemt met Maria den lofzang aan „Mjjn ziel verheft Gods eer Mjjn geest mag bljj den Heer Mjjn Zaligmaker noemen." Dat de geloovigen zich dan toch schamen over hunne kleine gedachten aangaande den onuitsprekeljjken rjjkdom van Christus’ gena. Dat zjj geloovig en biddend leerden achtnemen op de groote zaligheid, die door Christus is bereid. Hoe meer zjj er acht op nemen, hoe grooter en heerljjker zjj wordt. Dat Gods volk toch in alles zich hield aan het Woord van GodDat Woord is vasthet wjjkt of wankelt niet. Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar van het Woord des Heeren wordt geen titel of jota krachteloos gemaakt, ’t Is immers het Evangelie, dat door den Heere zelf verkondigd, door vele teekenen en won deren en menigerlei krachten des Heiligen Geestes bevestigd is geworden. Aan dat Woord houdt zich al het volk des Heeren, bjj al het vreezen van hun hart, bjj al de beschuldigingen der consciëntie, bij al den smaad der wereld en bjj al de aanvechtingen des satans. Dit is Gode welgevallig en de ziel tot sterkte en troost. De hoogste spanning van des christens geloof bestaat hierin, dat hjj, met ootmoed en in diepen eerbied, den Heere vat op en houdt aan Zjjn eigen woord. Weesp. nemen zwaard en truffel niet ter hand. Wjj I zelf moeten aan het werk. Ieder op de plaats, die hem gewezen wordt. Breken en bouwen. Breken. Er is zooveel te breken. Allereerst en allermeest in ons zelf en in ons huiselijk leven. Er is zooveel, waarin we veroordeeld liggen, als we luisteren naar het Woord van God. I Breken èn bouwen. En wat is er niet te bou- I wen, als we wederom den eisch des Heeren I vernemen. Ook weer in eigen omgeving. Iemand zeide eensik kan het lezen van den Bjjbel wel nalaten, evenals het hooren der prediking, want ik kan het toch niet nakomen. I Ik kan niet laten, wat ik laten moeten ik I kan niet doen, wat ik doen moet. Ik zou juist I anders moeten leven, dan ik tot hiertoe geleefd I heb. En ik gevoel, dat ik het niet kan. Wat hier zoo eerljjk gezegd werd door een enkele, wordt heimelijk door velen gedacht. De strijd des Christens geeft een afschrik van I het leven eens Christens. Als men op het einde de vromen ziet, en men hoort hen roemen in de verlossing door het bloed des Lams, dan wordt men bewogen tot het geloof maar om dat het geloof strijd medebrengt, komt men I toch niet tot het geloof. De „bjjna Christen" I en de „ware Christen" verschillen hierin van elkander, dat de een den strijd vliedt, en dat de ander hem zoekt. Wjj staan weer aan het beginzjj het aan het begin van een met nieuwen moed hervat ten strjjd; een strijd, niet geljjk de wereld dien strjjdt, van den mensch tegen God, maar een strjjd des geloofs, voor God tegen den mensch en wel vooral tegen onzen eigen ouden mensch, tegen de zondige natuur, waarmede 1 we ons leven lang te worstelen hebben. Verleene de Heere ons daartoe veel genade door de gemeenschap met onzen Heere Jezus I Christus. Want de zonde in anderen veroor- deelen is gemakkeljjk genoeg en wjj doen dat, gaarne. De grootste dieven spreken over hun medeplichtigen als schurken. Maar de zonde I in ons zelven te bestrijden, dat is genade van God. Ons vleesch te kruisigen met zjjn be geerlijkheden. Tegen onze booze neigingen in te gaan. Zalig, wie daarin geoefend wordt. I Wie zichzelf het krachtigst bestrijdt, van dien gaat ook de meeste zegen uit in zjjn om geving. In zelfverloochening ligt onze kracht. Maar deze genade wordt het rjjkst geschonken bjj een nauwe en gedurige gemeenschapsoefe ning met God. Napoleon had in zjjn legioenen een garde, van welke men zeidede garde sterft, maar geeft zich niet overHet was een I kleine schare van helden. Maar het was ook zjjn lijfgarde altjjd om en bjj den grooten I veldheer; steeds onder zjjn oog; immer onder den bezielenden invloed van zijn persoonlijkheid. De beste strjjders in Gods krjjgsheir zijn degenen, die het dichtst bjj Hem leven. De geloofskracht en de geloofsmoed zjjn geëven- redigd aan de Godzaligheid. Hoe vromer, hoe I trouwer en dapperder. En als ge dit nu bjj dit nieuwe begin goed ter harte neemt, dan is er hoop, dat ge als een trouw dienstknecht uw Goddelijke roeping kunt en zult vervullen. BEROEPEN te Koudekerk a. d. Rijndhr Huyzing, cand. te N. Pekela te Bellingwoldedhr. Buwalda, cand. teNjjkerk; te Mildamds. Hamming van Schoonebeek. AANGENOMEN naar Schiedamds. Jonkers van Giessen- Oudkerk. I B 1 ir

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1906 | | pagina 3