H Hoek. Littooij. van De Acta. Littooij. Littooij. School Meliskerke. s y z r t I 1 De verledene week Vrjjdag werd de pas ge bouwde Christelijke School te Meliskerke geopend en in gebruik genomen. Bij deze bljjde gelegenheid sprak na gebed en psalm gezang, de leeraar der Ger. Gemeente, ds. Meulink, die zooveel voor de stichting dezer School deed, een flink, degelijk openingswoord. Daarna sprak de heer Kroeze,hoofd dezer School. Na over het onderwerp opvoeding veel goeds te hebben gezegd, beval hij zich aan allen aan en verklaarde met en voor allen, naar vermogen, te willen arbeiden. Dat Christelijk Onderwijs in de Staatsschool naar de wet, helaas, niet kan en mag gegeven worden, en dat de ouders aan den God des Verbonds, aan de kinderen, aan zich zelven en aan de kerke Gods, ook met het oog op de doopsbelofte, het geven van Christelijk Onder wijs ten duurste verschuldigd zijn, zette schrijver dezes daarop even uiteen. De Burgemeester, die met twee Wethouders de ingebruik-neming vereerden door hunne tegenwoordigheid, sprak eerst een officieel woord, dankend voor de uitnoodiging enz. maar in het daarop gesproken persoonlijke woord deed de heer B. onbewimpeld uit komen, dat hij met ons het heil verwacht van het onderwijs naar den Woorde Gods. De heer Mr. Dieleman, die veel hulp verleende, teneinde de Chr. School er te krjjgen, stelde in het licht dat overheid en onderdaan, dat Land en volk het hoogste belang hebben bij het Chris telijk Onderwijs, en dat daarom behoorde ingezien te worden dat de Christelijke School regel en de Staatsschool aanvulling moest zjjn. De heer van der Welle, hoofd der Chr. School te Grijpskerke, riep het welkom toe aan het De Rechtvaardiging. IV. Nadat bij vernieuwing een en ander door m|j was nagezien, van hetgeen voor en na ge schreven is over de leer der rechtvaardiging dacht ik onwillekeurig aan Salomo’s woord ,Er is niets nieuws onder de Zon”. Immers zoo was en is het ook in betrekking tot deze leer.Zoo- «enoeazaana blükt uit de Heilige Schrift heeft vooral Paulus, tegen de Parizeen aïe deze leer loochenden en door de werken wilden gerechtvaardigd worden, haar verdedigd en in het licht gesteld. Doch daarna ging in de diep verbasterde Roomsche Kerk, de ware leer der rechtvaardiging, helaas, als leer dezer Kerk, zoo goed als verloren. Men kende haar, geljjk de H. Schrift ze ons leert en ze volstrekt noodig is gekend te worden tot zaligheid, niet meer. De vergeving der zonde, uit loutere ge nade, om Christus wil, was bijv, aan Luther, geljjk zijne geschiedenis ons leert, heelemaal onbekend en vreemd. Hoewel de strijd wan Luther, Calvin en vele anderen niet alleen om deze leer ging, toch werd zij in de eerste plaats het schibboleth in het tijdperk der groote reformatie. Weldra moest zjj, behalve tegen de Room sche Kerk, ook verdedigd worden, tegen hen, die mee uitgegaan waren, maar haar misbruik ten tot zorgeloosheid en goddeloosheid. Met de anti-nomianen deden dat meerdere, onder andere namen bekende secten. In den strijd tegen de Remonstranten, die van den Roomschen zuur- deesem, om door de werken der wet gerecht vaardigd te worden, niet gezuiverd waren, was de leer der rechtvaardiging uit loutere genade ook weer betrokken. Ruim een eeuw later werd er in de Gere formeerde Kerken in Nederland weder eenen verontrustenden strijd gevoerd, over de leer der rechtvaardiging, bjjname over de vraag of de rechtvaardiging van eeuwigheid of in den tijd plaats heeft. En in het begin dezer eeuw ontbrandde, behalve over eenige andere onder werpen ook hierover, tot op de Synode van Utrecht, eenen onaangenamen, noodeloos ver ontrustenden strijd. Ook te dezen opzichte is het: „Er is niets nieuws onder de Zon, wat geweest is, is nu.” Want, geljjk in de achttiende eeuw in de twisten tussehen Comrie, Holtius en anderen, tegen over Brakel en vele anderen, was er ook onder de onzen namen noem ik maar niet o zooveel misverstand. In het wezen der zaak beleden de broederen toen en nu dezelfde waarheden. Hetgeen tot het wezen der recht vaardiging in haar trappen kan en moet ge rekend worden, dus over al wat tot de recht vaardiging in het algemeen genomen, behoort, waren het toen en nu eigenlijk de broederen eens. Met het oog op den strijd, vóór de onlangs Eene doodeljjke zonde. (Slot.) Het veronachtzamen van het Evangelie is niet de zonde van den openbaren vjjand Gods deze veracht de genade, ’t Is ook niet de zonde van den onverschilligen wereldling deze minacht het heil, dat in Christus is. Deze beiden werpen de lamp des Woords aan grui- zels tegen den grond, om bjj de walmende gloeipit van het verduisterd verstand, of bjj den rossen vuurgloed der ontstoken hartstoch ten te leven. ’tls de zonde van alle naamchristenen en bloot uitwendige belijders, die wel een zekeren eerbied hebben voor Gods Woord, maar het toch niet gebruiken, waartoe de Heere het ons gaf. De zonde van hen, die gedoopt zjjn, die later, misschien wel onder tranen van aandoe ning, belijdenis deden, die vrjj geregeld ter kerk gaan, en soms zelfs „veel genoegen* heb ben onder de prediking, maar die bjj dit alles hun hart verre houden van den Heere en heimelijk de wereld en de zonde liefhebben. En wat hun toestand nog tienmaal erger maakt, is de misleiding, waarvoor deze belijders zoo licht bloot staan. Als zjj zien op de schare van ongeloovigen, op de menigte van spotters, zjjn ze geneigd goed en groot van zich zelven te denken. Dan komt er iets in hen op van den Farizeër, die God dankte, dat hij niet was als andere menschen. Schrikkelijk zelfbedrog 1 Zeker, de trotsche godloochenaar, de onbe schaamde spotter, de lichtzinnige wereldling zullen, zoo zjj in hunne zonde volharden, door Gods oordeelen getroffen worden. Maar zjj, die het Evangelie der genade veronachtzamen, zullen evenmin dat oordeel ontvlieden. Wie in den eenigen Zaligmaker, Christus Jezus, niet gelooft, komt om, zoowel hij die van kwaad tot erger voortholde op het pad der zonde, als hjj, die voor het oog der menschen eerbaar en ingetogen heeft gewandeld. Uitdrukkelijk zegt de apostel Paulus aan die van Thessalonica, dat, in den dag der openbaring van Christus, met vlammend vuur wrake zal geschieden over de- I hoofd dezer school, achtte Christelijke concur rentie ook op het gebied van het Onderwjjs goed, zeide tot de kinderen dat zjj niet altjjd chocolade en krentenkoeken krijgen en wenschte den bloei van het Christelijk Onder wijs ook hier te mogen aanschouwen. Met dat welkom en dien wensch vereenigde zich van ganscher harte de heer Wielemaker, hoofd der Chr. School te Biggekerke, ook deze toch verheugde zich over de vermeerdering der Christelijke Scholen zeer en bood zjjne vriend schap gaarne het hoofd dezer nu geopende School aan. Nadat ds. Meulink allen namens het Bestuur, zjjn dank had gebracht, sloot ds. Littooij deze opgewekte, aangename samenkomst met dank zegging. De belangstelling was groot. Het schoolgebouw met zjjne twee flinke, naar de wet gebouwde localen, trok aan. ’t Is doel matig en goed. Alleen zouden m. i. in plaats van Tiuisramen een weinig hoogere sc/ïOoZramen het gebouw, met het oog op zjjn doel, nog beter hebben doen uitkomen. En wat de woning van den Hoofdonderwijzer betreft, het zal, denkt de ondergeteekende, er mee gaan als het met de pastorie gegaan is. Toen hjj vóór nu ongeveer 36 jaren er den arbeid voor eene vrije kerk, in een schuur, be ginnen mochten hjj weldra gelden van de daar en in dien omtrek wonenden gegoede lidma ten (dezen behoorden bjj de Gemeente te Mid delburg) en van de belangstellenden vroeg, teneinde eene kerk en pastorie te doen bouwen, was de sympathie boven verwachting. Eene ruime kerk toch verrees er na zeer korten tjjd en het huis daarnaast was zóó, dat wjj terstond zeiden, de vrienden rekenen er op, dat een tweede geslacht ook wat doen moet. Zeker, met een begin als hier, konden zij en wjj het gerust wagen. Dit jaar werd er eene verdieping op de pastorie gezet. de onzen, en de Roomsgezinden en Re monstranten, en thans ter ongelukkiger uure een zeer berispelyken twist in de Hervormde Kerk geworden is, waar van U Wel-Ed. geen verdere onderrichting nodig heeft. Ik heb dan ’t voorbeeld der Classis gevolgd, en stilgezwegen, genie tende de vergenoeging, dat de Vergade ring zich aan dat protest niet gestoord heeft, gelyk ik my mede niet aan ’t achter afpraten van zommige menschen, die my wel bedoeld, maar niet getroffen hebben.” Dat de toen algemeen bekende godvruchtige Ds. Brahe inzake de rechtvaardiging leerde hetgeen Comrie, Voetius en anderen geleeraard hebben, bljjkt genoegzaam uit deze zjjne woorden „Gelyk in alle Rechtzaken^ zo ook hier, be- hoorlyk onderscheid moet gemaakt worden tussehen het Richterlyk oordeel en deszelfs verklaring: tussehen het vonnis, en des zelfs pronunciatie en exsecutietussehen de toerekening (namelyk in het afge- trokkene als een daad van het oordeel beschouwd) en de uitvoering der toereke ning waar uit ik met rede, zo ik 'meen, besloten heb, dat altoos de eerstgemelde dingen als voorafgaande moeten beschouwd worden. Waarby ik dan XLII getoond hebbe, dat ’er tot de Rechtvaardigmaking met rede door de Classis gebracht wordt, niet alleen de vrijspraak van schuld en straffe, maar ook de toerekening van het recht tot het eeuwige levenwelk recht tot het eenwige leven wy niet door onze werken moeten verkrygen, maar alleen door toerekening der verdiensten van den Borge”. „Wat nu de bewoordingen aangaat, daar zoude ik veel van kunnen zeggenmaar ik zal my alleen tot mjjn Boekje bepalen. Ik heb behoorlyk onderscheid gemaakt tussehen den staat van Rechtvaardigheid voor Gods Vierschaar, waar door wy aldaar verantwoording hebbenen den weg, langs welken wy tot dezen staat gebracht worden. Nu, deze weg is by my Recht vaardiging, of Rechtvaardigmaking, in een Richterljjken zin genomenwelke Rechtvaardiging tweezins by my be schouwd wordt of van de zyde Gods, of van de zyde des menschen. Schoon nu de Rechtvaardiging van de zyde des men schen, die door het gelove geschiedt, vol gens myne stelling, bladz. 97, volstrekt aangemerkt, dat Gods werk altoos den voorrang hebben moet voor het onze, om dat onze gerechtigheid niet uit ons, maar uit God is, en het gelove zelve, waar door ze actu, met de daad de onze wordt, mede uit God is, als zyne gave, door Jezus voor ons verdiend.” Over Wilhelmus predikant te Middelburg D. V. de volgende week iets. Extract uit de Handelingen van de Wel-Eerw. Classis van Walcheren, ge houden te Oost-Souburg den 7 Juny 1758. 3. Do. Brahe heeft zjjn uitgegeven Boek 2. van de Classis van Walcheren van den 4 May 1758 vermeldet, aan deze Wel- Eerw. Vergadering opgedragen. Waar voor de .Wel-Eerw. Vergaderinge haar groot genoegen heeft vertoond, met be- migiiig, aai /.e z.eei vexuiju xs, uiu zyï3 Wel-Eerw. zo voor de Waarheid vigileert, en wensch, dat de Geest des Allerhoog- sten niet alleen dat Werk wil zegenen, maar ook zyn Wel-Eerw. bekende talenten hoe langer hoe meer wil opwekken en met heil kronen, om verder als een licht en pylaar voor Waarheid en gerechtig heid tegen alle dwalingen zich te kunnen gedragen, en als een sterre blinken. Voor ’t overige verzoekt de Vergaderinge, dat Do. Praeses uit haar naam zyn Eerw. hartelyk gelieve te bedanken voor de groote beleeftheid aan haar betoond, met verzekeringe van haar genoegen, en wensch, dat zyn Eerw. Talenten hoe langer hoe meerder mogen gezegend zyn Met het oog op deze goedkeuring kon dan ook Ds. Brahe schrijven „Toen men op den 7 Juny op de zo strax gemeldde Resolutie sterk aandrong, open baarden de Eerw. Heeren A. Bruistens en A. van der Sloot, Predikanten te Middel burg, niet onduidelyk hun ongenoegen, dat hun Eerw. tot dus verre verzwegen hadden, protesterende tegen die lofspraak, welke de Classis mjj gaf, wegens myne vigilantie voor de Waarheid en brachten des daags daar na hun protest schriftelijk in, ’twelk echter de confirmatie der Re solutie niet verhinderd heeft. In dit protest wierd niet zo zeer myn persoon, als wel de Eerw. Classis zelve aangetastwaarom ik my dit ook in geenen deele heb aan getrokken”. „En zo lang die twee Heeren niet positive, maar van een schijnen spraken, (geheel anders dan de Voorredenaar der Wolke de menschen wys maakt) vond ik ’t niet noodig, my daar over uit te laten: ver hopende dat hun Eerw., by nauwkeuriger examinatie beter licht omtrent den in houd en rechtzinnigheid mjjner stellingen zouden ontvangen. Te meer, nadien het, (gelyk U Wel-Ed. wel reflecteert) eene afgedane quaestie behoorde te zyn, hoe verre men de vergeving der zonden en Rechtvaardiging, die, ten aanzien der per- soneele toepassing, door ’t gelove als een instrument van onze zyde wordt aange nomen, van Gods zyde voor ’t gelove dient te plaatzen, het welk voor meer dan honderd Jaren een geschil was tussehen De Acta der Gen. Synode van de Gerefor meerde Kerken zjjn heden verschenen. De Acta zjjn in slechts 94 pags. gegevenmaar de Bjjlagen loopen, behalve de Kerkenordening en het Register, van blz. 95 tot blz. 321. ’t Geheel is 350 pag. Rekening houdend met den geheelen omvang, geloof ik niet dat de aangeheven klachten tegenover den uitgever «Arrunnrl wqrpn Do U’og, Ixuar eer te doen verschijnen, is, dunkt mjj, aangewezen, door de Acta eerst en afzonderlijk te laten drukken en de Bjjlagen daarna. Deze wetenschap is te hoog en te wonderlijk voor wie geen troost put uit de leer dat God alle dingen geschapen heeft en nog door Zjjne voorzienigheid onderhoudt. Maar wie zich ge heel en al in Gods hand stelt, hjj weet dat Farao, als hjj zjjn hart verhardt, de tuchtroede wordt om Israel uit Egypte te leidendat de zonde van Jozefs broederen dienstbaar wordt aan Israels behoudenis ten tjjde van honger snood. Toch bljjven Jozefs broeders en Farao schuldig. Zij zullen zich voor God te verant woorden hebben. Het woord des Heeren is van zulke voor beelden vol. En wie zal ’t tegenspreken dat ook in onzen tjjd, zoo nu en dan mannen op treden als Gods geeselroede Als Napoleon, de groote keizer der Franschen, geheel Europa beven doet, als hjj Nederland doet zuchten onder de conscriptie, als duizende moeders wee nen over hare dierbare zonen, als Duitschland en Rusland sidderen voor zjjn legerscharen dan vallen wjj elk bjj die een scherp oordeel vel* cverden tyrannieken aard van dezen wereld- veroveraar. Maar tevens rjjst de vraagvolken van Europa, waarom is Gods hand zoo zwaar over u En als Gods Geest ons eens het boek van Gods Raad [opende, konden wjj er wellicht lezen „alzoo deed God op hun hoofd wederkeeren de zonde der Revolutie, en ’t kwaad aan zjjn kerk en volk aangedaan.* Wacht u dan voor den afval van God. En zet uwe treden op de paden der gerechtigheid. Want ’t oordeel zal beginnen van het huis Gods. Hebt ook in dezen tijd acht op uzelven en wandelt in vreeze den tjjd uwer inwoning. De Heere komt om zjjn dorschvloer te doorzuiveren. En de Zoon des menschen, als Hjj komt, zal Hjj ook geloof vinden op de aarde? Geloof, ook bjj u Zw. gehouden Utrechtsche Synode gevoerd, bleek dat öp de Synodeimmers eenzelfde uiteen zetting en verklaring dezer leer werd door allen niet zonder enthousiasme beaamd. En bjj grondige, onpartijdige studie van hetgeen Comrie, Holtius, Brakel en vele anderen schreven en leerden, bljjkt ons, ik durf zeggen, hoe langer hoe meer, dat ook zij dezelfde waar heden van ganscher harte beleden en het verschil dus, voor zoover het er was, meer in het geven van verschillende benamingen zat en in het antwoord op de vraag, wat nu het meeste recht heeft den naam van rechtvaardi ging te heeten, namelijk wat in het verbond der verlossing tussehen Vader en Zoon plaats had, of hetgeen krachtens dat verbond in den tjjd wordt geschonken. Inderdaad men heeft toen en nu het verschil noodeloos vergroot en dientengevolge het volk verontrust. Er was dat is zoo aanleiding, door dat de één het tè veel van dezen en de ander het tè zeer van dien kant beschreef en be sprak. Over de rechtvaardiging van eeuwig heid werd vaak geschreven, alsof daarvoor geen grond, geen recht en reden was, en over de rechtvaardiging in den tjjd, alsof zjj louter bestond in het zich bewust worden van het geen in de eeuwigheid geschiedde. Alles wat de Heilige Schrift ons ook in dezen leert, moet tot haar volle recht komen. Blijk baar was dat ook in de dagen van Comrie, Holtius en Wilhelmus niet altjjd het geval. In het jaar 1558 was in de Classis Walcheren, 8 Juni te Middelburg gehouden, deze quaestie ook al aan de orde. Tegen hetgeen Ds. Brahe, predikant te Vlissingen had geschreven, als aanteekening op de vijf Walchersche artikelen, kwamen twee predikanten der Classis, Bruistens en Van der Sloot te Middelburg, op. Ds. Brahe had geschreven tegen de ketterijen van Prof. Roel en Ds. Vlak en de Classis had dit goedgekeurd. Immers het luidt in een te Utrecht uitge geven werkje I 5 I

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1906 | | pagina 2